direct naar inhoud van Regels
Plan: Esse Zoom Laag
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BpEsseZoomLaag-On01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Esse Zoom Laag van de gemeente Zuidplas;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1892.BpEsseZoomLaag-On01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 verbeelding:

de plankaart van het bestemmingsplan 'Esse Zoom Laag' bestaande uit de verbeelding met nummerNL.IMRO.1892.BpEsseZoomLaag-On01;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aaneengebouwde woning:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.7 aan-huis-verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, alsmede kappers, schoonheidssalons, hondentrimsalons en pedicures die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;

1.8 aan-huis-verbonden beroep:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied, die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;

1.9 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.10 achtergevel:

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel;

1.11 achtergevellijn:

denkbeeldige lijn die strak langs de achtergevel van een gebouw loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.12 appartementen:

boven dan wel beneden elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.13 archeologisch deskundige:

professioneel archeoloog die op basis van de geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitzondering van onderbouw (kelder), zolder en vliering;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 calamiteitenverkeer:

verkeer ten behoeve van het bieden van hulp bij ongelukken en rampen, zoals brandweer, politie en ambulancediensten;

1.24 extensieve recreatie:

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals varen, wandelen en fietsen;

1.25 gestapelde woning:

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.26 half-vrijstaande woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.27 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.28 kelder:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen;

1.29 kunstwerk:

bouwwerken ten behoeve van weg- en waterbouw;

1.30 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en waarbij de zorg de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.31 object van beeldende kunst:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten;

1.32 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.33 overkapping:

een bouwwerk met een open constructie met maximaal één gesloten wand;

1.34 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.35 peil:
  • voor hoofdgebouwen: het bouwkundig peil dat maximaal 0,25 m1 boven of onder de wegkruin van de voorliggende weg ligt;
  • voor bijbehorende bouwwerken: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw;
  • in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  • indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;
1.36 recreatief medegebruik:

vormen van recreatie (zoals varen en wandelen) waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, doch in hoofdzaak kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn;

1.37 risicovolle inrichting:

een inrichting, waarbij volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.38 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.39 sociale huurwoning:

een huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1 eerste lid sub d van het Besluit ruimtelijke ordening;

1.40 sociale koopwoning:

een koopwoning als bedoeld in artikel 1.1.1 eerste lid sub e van het Besluit ruimtelijke ordening

1.41 sociale woningbouw:

het geheel van sociale huurwoningen en sociale koopwoningen;

1.42 speelvoorzieningen:

een in de openbare ruimte - buiten - gelegen gelegenheid om te kunnen spelen, waaronder mede begrepen trapveldjes;

1.43 Staat van bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uit maakt;

1.44 voorgevel:

de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.45 voorgevelbouwgrens:

de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

1.46 voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen; bij een hoekperceel wordt de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de de zijgevel, die naar de weg of openbaar groen is gekeerd ook beschouwd als voorgevellijn;

1.47 voorziening van openbaar nut:

voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.48 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.49 zeer kwetsbare groepen:

niet of verminderd zelfredzame groepen personen die door jeugdige leeftijd of om een permanente beperking in geval van een calamiteit niet in staat zijn zonder hulp van buitenaf persoonlijk letsel te voorkomen door óf zichzelf in veiligheid te brengen (vluchten) óf bescherming te zoeken (schuilen);

1.50 zijgevel:

een gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw die voor- en achtergevel met elkaar verbindt;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de breedte van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de horizontale bouwdiepte van een gebouw:

een lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer (exclusief isolatiemateriaal), de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 de verticale bouwdiepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting' voor een ontsluitingsroute voor calamiteitenverkeer;

met de daarbij behorende:

  • d. wegen, paden en in- en uitritten;
  • e. voorzieningen van openbaar nut;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. objecten van beeldende kunst;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. tuinen
  • j. kunstwerken.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut en overige bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 m¹;
  • b. de oppervlakte bedraagt maximaal 25 m².
3.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 m1;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 6 m1;
  • c. de hoogte van objecten van beeldende kunst bedraagt maximaal 6 m¹;
  • a. de hoogte van kunstwerken (waaronder duikers en bruggen) bedraagt maximaal 6,5 m¹
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 m¹.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 14, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. een jongerenontmoetingsplaats.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin bij het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw;
  • b. water en kunstwerken;
  • c. toegangspaden en in- en uitritten;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. objecten van beeldende kunst.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bestemming 'Wonen' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de breedte bedraagt maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. de bouwhoogte bedraagt de eerste volledige bouwlaag vermeerderd met 0,50 m¹, met een maximum van 4 m1;
  • c. de diepte bedraagt maximaal 25% van de diepte van de gronden met de bestemming 'Tuin', met een maximum van 1 m¹.
4.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 m¹;
  • b. de bouwhoogte van objecten van beeldende kunst bedraagt maximaal 6 m1;
  • c. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 2,5 m¹.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;

en de daarbij behorende:

  • b. voet- en fietspaden en in- en uitritten;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. voorzieningen van openbaar nut;
  • g. straatmeubiliair;
  • h. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;
  • i. niet overdekte terrassen;
  • j. water;
  • k. objecten van beeldende kunst;
  • l. kunstwerken.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw voor een voorziening van openbaar nut bedraagt maximaal 3 m¹;
  • b. het oppervlakte van een gebouw voor een voorziening van openbaar nut bedraagt maximaal 25 m² per gebouw;
  • c. de bouwhoogte van overige gebouwen bedraagt maximaal 3 m1.
5.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 10 m¹;
  • b. de hoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 6,5 m¹;
  • c. de hoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 m¹;
  • d. de hoogte van straatmeubilair bedraagt maximaal 3 m¹;
  • e. de hoogte van objecten van beeldende kunst bedraagt maximaal 6 m1;
  • f. de hoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 5 m¹.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  • c. bermen en groenvoorzieningen;
  • d. kruisende wegen, straten en paden;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. kunstwerken;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting' voor een ontsluitingsroute voor calamiteitenverkeer.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

6.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van kunstwerken (waaronder duikers en bruggen) bedraagt maximaal 6,5 m¹;
  • b. de hoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 2 m¹.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 14 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. woonschepen en drijvende woningen als ligplaats.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m²;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen;
  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. fiets- en voetpaden en in- en uitritten;
  • g. speeltoestellen;
  • h. water;
  • i. kunstwerken;
  • j. objecten van beeldende kunst.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • c. splitsing van een bouwperceel ten behoeve van nieuwbouw van een woning is niet toegestaan. Hier geldt de situatie op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan als uitgangspunt;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m1;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m1;
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gronden, gelegen buiten het bouwvlak mogen voor maximaal 50% bebouwd worden met een maximum van 50 m². Voor bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² mag het oppervlakte van 50 m² vermeerderd worden met 10% van het oppervlakte dat het bouwperceel groter is dan 500 m², tot een maximum van 120 m²;
  • c. de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 1 m¹;
  • d. de maximale goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt de eerste volledige bouwlaag vermeerderd met 0,50 m¹, met een maximum van 4 m1;
  • e. de maximale bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt 5 m1;
  • f. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 m¹;
  • g. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5 m¹.
7.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden, voor zover vallend/passend binnen het bepaalde in 7.2.3, onder b, de volgende bepalingen:

  • a. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m¹;
  • b. het bebouwde oppervlakte bedraagt maximaal 25 m².
7.2.5 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m1;
  • b. de bouwhoogte van masten bedraagt maximaal 7 m1;
  • c. de bouwhoogte van pergola's bedraagt maximaal 3 m1;
  • d. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 m1;
  • e. de hoogte van objecten van beeldende kunst bedraagt maximaal 3 m¹;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 1 m¹.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Parkeren

Ten behoeve van de woningen dienen ten minste 2,6 parkeerplaatsen per woning te worden gerealiseerd. Ten behoeve van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf' dienen ten minste 1,3 parkeerplaatsen per bedrijf te worden gerealiseerd.

7.3.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in 14, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, behalve wanneer dit mantelzorg betreft;
  • b. horeca;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. zelfstandige 'niet-woon-functie', waarbij de functie wonen niet meer aanwezig is.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Afwijking aan huis verbonden bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1, sub a, teneinde de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend afgeweken wordt van het bestemmingsplan voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die valt in milieucategorie 1 of 2 van de als bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. de bedrijfsactiviteit de parkeerdruk op de openbare ruimten niet nadelig beinvloedt;
  • c. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit;
  • d. maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijven en aan-huis-verbonden beroepen in gebruik mag zijn, zulks met een gezamenlijk oppervlakte van maximaal 75 m²;
  • e. een seksinrichting niet toegestaan is.

Artikel 8 Woongebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m²;
  • c. verblijfsgebied en bijbehorende voorzieningen, zoals wegen, straten en paden, voet- en fietspaden, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, bermen, taluds, water en kunstwerken;
  • d. groen, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'groen' ten minste 6.000 m2 groen gerealiseerd dient te worden;

met de daarbij behorende:

  • e. erven en tuinen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. straatmeubilair;
  • h. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;
  • i. objecten van beeldende kunst;
  • j. kunstwerken.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming, waarbij voldaan dient te worden aan de stedenbouwkundige- en kwaliteitseisen zoals omschreven in het Stedenbouwkundig plan & beeldregie Esse Zoom Laag zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels.

8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen de bestemming 'Woongebied' mogen maximaal 550 woningen worden gebouwd;
  • b. van de onder a. genoemde woningen worden 112 sociale woningen gebouwd en voor de overige woningen geldt een verdeling van:
    • 1. circa 70% als aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
    • 2. circa 20% als half-vrijstaande woningen worden gebouwd;
    • 3. circa 10% als vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • c. gestapelde woningen / appartementen zijn niet toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 11 m1;
  • e. hoofdgebouwen dienen te worden voorzien van een kap, waarvan de hellingshoek ten minste 35° betreft;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geen gesloten wand' zijn evenwijdig aan de plangrens, grenzend aan de bestemming 'Groen' geen gesloten gevelwanden toegelaten met een grotere lengte dan 50 m1.
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. het achtererfgebied bij een hoofdgebouw mag voor maximaal 50% bebouwd worden met een maximum aan bijbehorende bouwwerken van 50 m². Voor bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² mag het oppervlakte van 50 m² vermeerderd worden met 10% van het oppervlakte dat het bouwperceel groter is dan 500 m², tot een maximum van 120 m²;
  • b. de minimale afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevellijn bedraagt 1 m¹;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt de eerste volledige bouwlaag vermeerderd met 0,50 m¹, met een maximum van 5 m1;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m1, in geval van een doorgetrokken dakvlak van het hoofdgebouw. In alle andere gevallen is de maximale bouwhoogte gelijk aan de maximale goothoogte;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 m¹;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5 m¹.
8.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden, voor zover vallend/passend binnen het bepaalde in 8.2.3, onder a, de volgende bepalingen:

  • a. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m¹;
  • b. het bebouwde oppervlakte bedraagt maximaal 25 m².
8.2.5 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 m¹ voor de (verlengde) voorgevellijn;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m1 achter de (verlengde) voorgevellijn;
  • c. de hoogte van masten bedraagt maximaal 7 m¹ ;
  • d. de hoogte van pergola's bedraagt maximaal 3 m¹;
  • e. de hoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 m¹;
  • f. de hoogte van objecten van beeldende kunst bedraagt maximaal 6 m1;
  • g. de hoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 1 m¹.
8.2.6 Voorwaardelijke verplichting

De woningen als bedoeld in lid 8.2.2 onder a, die zijn gelegen binnen de aanduiding 'geluidzone - spoor 1' danwel 'geluidzone - spoor 2' mogen slechts worden gebouwd nadat een geluidscherm met een hoogte van 2 meter is opgericht ten zuiden van de spoorlijn Gouda-Rotterdam.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken van woningaantallen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de in artikel 8.2.2 onder a en b genoemde aantallen woningen en percentages onder voorwaarde dat het totaal aantal woningen met maximaal 2% toeneemt, onder de voorwaarde dat:

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.3.2 Afwijken van voorwaardelijke verplichting

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.6 en toestaan dat binnen de aanduiding 'geluidzone - spoor 2' woningen worden opgericht alvorens het geluidscherm is opgericht, onder voorwaarde dat:

  • a. de gevelwering van de te bouwen woningen dusdanig dient te zijn dat de binnenwaarde maximaal 33 dB is. Dit dient te worden aangetoond middels een bouwakoestisch onderzoek (waaruit blijkt dat de binnenwaarde voldoet aan het Bouwbesluit), bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor de woningen die worden gerealiseerd. De gevelbelasting, uitgesplitst per dB, in de huidige situatie is weergegeven in Bijlage 3.

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - spoor 1' geldt deze afwijkingsbevoegdheid niet.

8.3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de aanduidingen 'geluidzone - spoor 1' en 'geluidzone - spoor 2' geheel of gedeeltelijk van de kaart wordt verwijderd, indien:

  • a. het geluidscherm ten zuiden van de spoorlijn Gouda-Rotterdam is opgericht, en/of;
  • b. een hogere waardenbesluit Wet geluidhinder is verleend.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Parkeren

Ten behoeve van woningen dient tenminste het volgende aantal parkeerplaatsen per woning te worden gerealiseerd:

  • a. 2,1 parkeerplaats voor vrijstaande en twee-aaneen woningen;
  • b. 1,9 parkeerplaats voor rijwoningen;
  • c. 1,7 parkeerplaats voor sociale woningen.
8.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in 14 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van mantelzorg;
  • b. horeca;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. zelfstandige 'niet-woon-functie', waarbij de functie wonen niet meer aanwezig is.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Afwijking aan huis verbonden bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1, sub a, teneinde de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend afgeweken wordt van het bestemmingsplan voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die valt in milieucategorie 1 of 2 van de als bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. de bedrijfsactiviteit de parkeerdruk op de openbare ruimten niet nadelig beinvloedt;
  • c. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit;
  • d. maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijven en aan-huis-verbonden beroepen in gebruik mag zijn, zulks met een gezamenlijk oppervlakte van maximaal 75 m²;
  • e. een seksinrichting niet toegestaan is.

Artikel 9 Waarde - Archeologisch terrein

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch terrein' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

9.2 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Waar een enkelbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming, zoals aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen met betrekking tot de enkelbestemming zijn uitsluitend van toepassing/toelaatbaar voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming en het voor zover zulks, gehoord een archeologisch deskundige, verenigbaar is met het belang van het waardevol gebied.

9.3 Bouwregels

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels indien:

  • a. uit een archeologisch onderzoek blijkt dat het oprichten van een bouwwerk, waarvoor afgeweken wordt van het bestemmingsplan, niet zal leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal; en
  • b. wordt voldaan aan de bepalingen van andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen ontheffingsregels.
9.4.2 Voorwaarden

Indien het oprichten van het bouwwerk waarvoor afgeweken wordt, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning toch verlenen indien:

  • a. uit nader onderzoek zodanig geringe archeologische waarden zijn gebleken dat bescherming daarvan in het bestemmingsplan redelijkerwijs niet langer noodzakelijk is; of
  • b. indien wel zodanige waarden zijn gebleken:
    • 1. door het opstellen van een nadere eis aan de plaats van (bouw)werken het archeologisch materiaal niet zal worden verstoord; dan wel
    • 2. aan de afwijkingsbevoegdheid een of meer van de volgende regels worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of
      • de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of
      • de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. en wordt voldaan aan de bepalingen van andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen ontheffingen.
9.4.3 Beoordeling

Indien burgemeester en wethouders niet beschikken over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen.

9.4.4 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het ontheffingsverzoek als bedoeld in 9.4.1 laten burgemeester en wethouders zich adviseren door een archeoloog conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologisch terrein zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of bouwhoogte dan 30 centimeter, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen en verharden van bedrijfswegen, paden en andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
9.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 9.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. van ondergeschikte betekenis zijn dan wel die toebehoren tot het op de bestemming van de gronden gerichte normale onderhoud en beheer;
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarvoor afgeweken wordt van het bestemmingsplan, zoals bedoeld in 9.4;
  • c. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m²;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • f. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
9.5.3 Advies

De omgevingsvergunning als bedoeld in 9.5.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarden van het terrein waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologisch terrein' geheel of gedeeltelijk van de kaart wordt verwijderd, indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
  • b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.

Artikel 10 Waarde - Archeologie hoge verwachting

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

10.2 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Waar een enkelbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming, zoals aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen met betrekking tot de enkelbestemming zijn uitsluitend van toepassing/toelaatbaar voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming en het voor zover zulks, gehoord een archeologisch deskundige, verenigbaar is met het belang van het waardevol gebied.

10.3 Bouwregels

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 3 meter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels indien:

  • a. uit een archeologisch onderzoek blijkt dat het oprichten van een bouwwerk, waarvoor afgeweken wordt van het bestemmingsplan, niet zal leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal; en
  • b. wordt voldaan aan de bepalingen van andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen ontheffingsregels.
10.4.2 Voorwaarden

Indien het oprichten van het bouwwerk waarvoor afgeweken wordt, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning toch verlenen indien:

  • a. uit nader onderzoek zodanig geringe archeologische waarden zijn gebleken dat bescherming daarvan in het bestemmingsplan redelijkerwijs niet langer noodzakelijk is; of
  • b. indien wel zodanige waarden zijn gebleken:
    • 1. door het opstellen van een nadere eis aan de plaats van (bouw)werken het archeologisch materiaal niet zal worden verstoord; dan wel
    • 2. aan de afwijkingsbevoegdheid een of meer van de volgende regels worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of
      • de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of
      • de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. en wordt voldaan aan de bepalingen van andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen ontheffingen.
10.4.3 Beoordeling

Indien burgemeester en wethouders niet beschikken over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen.

10.4.4 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het ontheffingsverzoek als bedoeld in 10.4.1 laten burgemeester en wethouders zich adviseren door een archeoloog conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA.

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie hoge verwachting zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of bouwhoogte dan 3 meter, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen en verharden van bedrijfswegen, paden en andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
10.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 10.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. van ondergeschikte betekenis zijn dan wel die toebehoren tot het op de bestemming van de gronden gerichte normale onderhoud en beheer;
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarvoor afgeweken wordt van het bestemmingsplan, zoals bedoeld in 10.4;
  • c. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • f. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
10.5.3 Advies

De omgevingsvergunning als bedoeld in 10.5.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarden van het terrein waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

10.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' geheel of gedeeltelijk van de kaart wordt verwijderd, indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
  • b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. waterkeringen;
  • b. waterstaatkundige voorzieningen;
  • c. het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
  • d. watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen.

11.2 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Waar een enkelbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming, zoals aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van deze dubbelbestemming.
De bepalingen met betrekking tot de enkelbestemming zijn uitsluitend van toepassing/toelaatbaar voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van deze dubbelbestemming en het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering, verenigbaar is met het belang van de waterkering/het waterstaatsbelang.

11.3 Bouwregels
11.3.1 Bouwen, algemeen

Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals bedoeld in 11.1, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

11.3.2 Uitzondering

Ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

11.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.3.1 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waterstaat - Waterkering zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen (bijv. damwanden);
  • e. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
11.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 11.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
11.5.3 Advies

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 11.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering/het waterstaatsbelang;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Toegestane overschrijding

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

13.2 Toelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • 1. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • 2. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in het voorgaande lid van dit artikel uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Algemene gebruiksregels

Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 11 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de doeleinden. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. risicovolle inrichtingen.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

15.1 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' is binnen de bestemming 'Woongebied' de vestiging van functies of objecten voor 'zeer kwetsbare groepen' niet toegestaan.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • 2. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouwgrenzen met maximaal 3 m1, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • 3. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m1;

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m1 mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.

Artikel 18 Overige regels

18.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

18.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. bestaande ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn nieuwe afvalinzamelpunten en randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding buiten bouwvlakken toegestaan binnen de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Woongebied';
  • c. bij het berekenen van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen voor zover deze buiten de buitenwerkse gevelvlakken van een bovengronds gebouw gelegen zijn.

18.3 Zwembaden

Voor het bouwen van zwembaden gelden de volgende voorwaarden:

  • a. een zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevellijn en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
  • b. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorende bouwwerken in acht wordt genomen;
  • c. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  • d. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
  • e. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
  • f. bij het berekenen van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.

18.4 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken -geen bouwwerken zijnde- en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

19.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 19.1 met maximaal 10 %.

19.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Bepaling 19.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvóór geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

19.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 19.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

19.6 Afwijking

Indien het gebruik, bedoeld in 19.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

19.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 19.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Esse Zoom Laag van de gemeente Zuidplas.