direct naar inhoud van 5.2 Het plangebied
Plan: Esse-Kleinpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BpEsseKleinpolder-Va01

5.2 Het plangebied

Waterkwantiteit
In het bestemmingsplan is een aantal waterlopen aanwezig. Het gaat om een deel van de Ringvaart welke binnen het plangebied sterk gekanaliseerd is. De waterloop is als 'Water' bestemd in dit bestemmingsplan. In het bestemmingsplan wordt niet voorzien in de demping van water of in een toename van verharding. Het bestemmingsplan heeft derhalve geen gevolgen voor de waterkwantiteit.


Waterkwaliteit

In het bestemmingsplan wordt niet voorzien in maatregelen die gevolgen kunnen hebben voor de waterkwaliteit omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd.


Riolering
Het algemeen beleid is dat schoon- en vuilwaterstromen worden gescheiden en gescheiden blijven tot aan het overnamepunt op de perceelsgrens. Schoon regenwater van gevels en daken dient bij voorkeur te worden benut (toiletspoeling, daktuinen e.d.) of te worden afgevoerd naar de bodem (infiltratie) en indien dit niet mogelijk of gewenst is dan rechtstreeks afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater via een regenwaterriool.

Binnen het plangebied liggen een aantal riooltransportleidingen welke verbonden zijn met de rioolzuiveringsinstallatie ten noordoosten van het plangebied. Het planvoornemen betreft enkel de actualisatie van een aantal vigerende bestemmingsplannen en recente individueel getoetste ontwikkelingen. In het plangebied komen geen ontwikkelingen welke gevolgen hebben voor het rioleringsstelsel of de afvoercapaciteit.


Grondwater

Een eigenaar van een erf mag geen hinder aan eigenaren van andere erven toebrengen in de loop, hoeveelheid of hoedanigheid van over het erf stromend water of van het grondwater en dergelijke. Binnen dit plangebied verdient dit extra aandacht door de bijzondere lage ligging van de woonwijken.

In geval van bouwactiviteiten dient er rekening mee gehouden te worden dat het niet is toegestaan om grondwateroverlast te veroorzaken door het aanbrengen van ondergrondse constructies en dat het verboden is om grondwater te onttrekken met als gevolg dat er sprake is van een grondwaterstandverlaging in de omgeving.


Belangrijk is dat ruimtelijke ontwikkelingen geen verslechtering van de oorspronkelijke grondwaterstand en -stroming mag veroorzaken (bodemdaling, grondwateroverlast en - onderlast, paalrot, zettingen). Daarom is versnelde afvoer van grondwater naar oppervlakte (permanente drainage) in principe niet toelaatbaar. De sponswerking van de bodem dient zoveel als mogelijk te worden benut. Het gebruik van kunstmatige ontwateringmiddelen (drains en grindkoffers) is in principe niet toegestaan. Het grondwaterpeil is daarom bepalend voor de landgebruikfunctie. Dit betekent dat het landgebruik zo wordt ingericht dat de actuele grondwatersituatie gunstig is voor de betreffende landgebruikfunctie (natuur voor hoge grondwaterstand, stedelijk gebied voor lagere grondwaterstanden).

Onderhavig planvoornemen is gelegen in op een voor grondwater gevoelige locatie. Het planvoornemen voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen, slechts enkele individueel getoetste ontwikkelingen welke in voorliggende actualisatie worden meegenomen. Door het uitblijven van nieuwe ontwikkelingen en de conserverende aard van een actualisatie heeft het planvoornemen geen invloed op het grondwater of de grondwaterstand.