direct naar inhoud van 7.1 Flora en fauna
Plan: Parkzoom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BPParkzoom-VA01

7.1 Flora en fauna

De Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) zijn beide Europese richtlijnen. Het doel van de Vogelrichtlijn is het bieden van bescherming en ontwikkelingsperspectief voor leefgebieden van zeldzame en bedreigde vogelsoorten en bescherming van alle vogelsoorten. De Habitatrichtlijn is gericht op de instandhouding van natuurlijke habitats en wilde flora en fauna. De gebiedsbescherming van beide richtlijnen valt in Nederland momenteel onder de Natuurbeschermingswet. De Soortenbescherming is geïmplementeerd in de Flora- en Faunawet.

Met de Flora- en faunawet worden dieren en planten beschermd. De bepalingen ten aanzien van de soortenbescherming uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn overgenomen in de Flora- en Faunawet. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. De Flora- en faunawet gaat uit van het ‘nee, tenzij’-beginsel. Dit betekent dat genoemde handelingen ten aanzien van planten en dieren niet mogelijk zijn, behalve onder strikte voorwaarden. Het beschermingsregime is afhankelijk van de status van de soort. Sinds februari 2005 bestaat vrijstelling voor een lijst van veel voorkomende beschermde soorten (‘tabel 1’). Hiervoor hoeft bij ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing aangevraagd te worden. Bij negatieve effecten op strikt beschermde soorten (‘tabel 3’) is het verplicht voor overtreding van de verbodsbepalingen een ontheffing met een uitgebreide toets van de Flora- en faunawet aan te vragen bij Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. Voor effecten op soorten van ‘tabel 2’ (onder andere alle vogelsoorten) moet worden gewerkt volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode. Zolang deze niet aanwezig is, is voor overtreding van de verbodsbepalingen een toets bij de ontheffingsaanvraag nodig.

7.1.1 Plangebied

Voor dit bestemmingsplan is gekeken welke natuurwetgeving op het plan van toepassing is. Er is geen verkennend ecologisch veldonderzoek verricht. Er worden daarom alleen uitspraken gedaan op basis van literatuur- en verspreidingsgegevens. Op basis van het literatuuronderzoek is een inschatting gemaakt van de eventuele effecten van de voorgenomen activiteiten op mogelijk aanwezige beschermde gebieden. Daar het een overwegend conserverend bestemmingsplan betreft zijn effecten op beschermde soorten (Flora- en faunawet) niet volledig getoetst. Uiteindelijk volgt een conclusie ten aanzien van de aanvaardbaarheid van de effecten of een aanbeveling tot nader onderzoek of vervolgprocedures (zie bijlage 1).

Soortbescherming

Een aantal beschermde soorten, zoals vogels (gierzwaluw en huismus) en vleermuizen (vooral gewone dwergvleermuis) zijn zeer waarschijnlijk in het plangebied aanwezig. Bij alle ruimtelijke ontwikkelingen in de toekomst moet hiermee rekening worden gehouden. Dit geldt ook voor ontwikkelingen die mogelijk zijn binnen dit bestemmingsplan. Daarbij moet in acht worden genomen dat ook kleine ruimtelijke wijzigingen, zoals slopen, bouwen, kappen en snoeien van groen, plaatsen van straatverlichting en profielwijziging van watergangen een overtreding van de Flora- en faunawet kunnen betekenen. In dergelijke gevallen moet door de initiatiefnemer altijd een natuurtoets worden uitgevoerd voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning.

Gebiedsbescherming

Op basis van literatuuronderzoek is bepaald of het plangebied zich in (de nabijheid van) een Natura 2000-gebied bevindt, danwel in een Beschermd Natuurmonument. Tevens is bepaald of het plangebied binnen de groene gebieden van de Provinciale Structuurvisie (EHS, weidevogelgebied) ligt.

Het plangebied ligt op een afstand van tenminste 8 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ('Boezems Kinderdijk'). De Natura 2000-gebieden 'Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein' en 'Donkse Laagten' liggen op respectievelijk 11,5 en 12,5 kilometer afstand van het plangebied (zie bijlage 1). Gezien het feit dat het bestemmingsplan overwegend conserverend van aard is en het plangebied in zijn huidige vorm (met woonblokken en sportvelden) niet of nauwelijks geschikt is voor aangewezen vogelsoorten voor de Natura 2000-gebieden, worden externe effecten met zekerheid uitgesloten. Ook van een toename van stikstof (heeft vaak een grote invloedssfeer) door een grotere verkeersintensiteit wordt uitgesloten. Externe effecten op aangewezen habitattypen worden dan ook eveneens uitgesloten. Vanwege de ligging buiten een Natura 2000-gebied zijn directe effecten op Natura 2000-gebieden ook uitgesloten. Bij dit bestemmingsplan hoeft geen rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet 1998.

Op het moment dat er ruimtelijke ontwikkelingen met een grote invloedssfeer plaats vinden, dienen deze (opnieuw) getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet 1998. Het gaat dan om het mogelijk optreden van externe effecten.

Het plangebied ligt op een afstand van respectievelijk 400 meter en 1800 meter van de dichtstbijzijnde ecologische verbindingszone (evz), onderdeel van de EHS en EHS-gebied (zie bijlage 1). In het plangebied zijn dus geen EHS-gebieden aanwezig.

Op het moment dat er ruimtelijke ontwikkelingen met een grote invloedssfeer plaats vinden, dienen deze getoetst te worden aan de doelstellingen van de EHS. Door de kap van een solitaire boom of de sloop van één woning worden negatieve effecten op de EHS overigens niet direct verwacht, omdat de invloeden van dit soort ontwikkelingen slechts zeer lokaal van aard zijn.

Andere provinciale beschermde gebieden, zoals weidevogelgebied, zijn niet aanwezig nabij het plangebied. Het dichtstbijzijnde weidevogelgebied ligt op circa 1.100 meter afstand (zie bijlage 1). Gezien deze afstand worden effecten hierop uitgesloten.

7.1.2 Conclusie flora en fauna

Omdat het plan overwegend conserverend van aard is, is schade aan door Flora- en faunawet beschermde soorten niet te verwachten. Door het overwegende conserverende karakter van het plan, het type habitat in het plangebied en de relatief grote afstand tot beschermde gebieden zijn ook geen effecten op beschermde gebieden mogelijk. Samengevat zijn er vanuit de discipline ecologie geen planologische bezwaren voor het bestemmingsplan Parkzoom.