direct naar inhoud van 6.2 Geluid
Plan: Parkzoom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BPParkzoom-VA01

6.2 Geluid

Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) bepaalT dat er akoestisch onderzoek verricht dient te worden gedurende de bestemmingsplan-procedure, indien het bestemmingsplan het volgende mogelijk maakt:

  • 1. nieuwe infrastructuur;
  • 2. nieuwe geluidsgevoelige functies.

De Wgh geeft aan dat wegen, met een rijsnelheid van 50 km/uur of hoger, wettelijke onderzoekszones heeft. Indien er binnen deze zones een nieuwe geluidgevoelige functie juridisch-planologisch wordt mogelijk gemaakt, dient er een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Als uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevel van een nieuwe geluidsgevoelige functie wordt overschreden, zal er een hogere grenswaarde vastgesteld moeten gaan worden (uitgaande dat er geen maatregelen te treffen zijn, waardoor de gevelbelasting wel aan de voorkeursgrenswaarde voldoet). Dit is een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders. Het ontwerpbesluit van de hogere grenswaarde dient gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd te worden.

Industrielawaai

Op grond van artikel 40 van de Wgh kunnen industrieterreinen een zone hebben. In het gebied waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft is géén industrieterrein gelegen met een zone op grond van artikel 40 Wgh. Op grond van artikel 44 Wgh bedraagt de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai 50 dB(A). Op grond van artikel 45 Wgh kan voor nieuwe woningen een hogere waarde worden vastgesteld van 55 dB(A) en voor bestaande woningen 60 dB(A). In de nabijheid van het bestemmingsplangebied zijn bedrijventerreinen gesitueerd. Deze hebben geen zonegrens.

Railverkeer

Op grond van artikel 1 Wgh hebben spoorwegen een zone. Deze zone is weergegeven op een krachtens artikel 1.3 en 1.4 van het Besluit geluidhinder (Bgh) vastgestelde kaart.

6.2.1 Plangebied

Het bestemmingsplan maakt nieuwe sportgerelateerde buitenschoolse opvang mogelijk. Deze functie wordt niet aangemerkt als geluidsgevoelige functie (conform artikel 1.2 van het Besluit Geluidhinder). Voor de rest is het bestemmingsplan te beschouwen als een conserverend bestemmingsplan: er worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt.

Wegverkeerslawaai

Het bestemmingsplan Parkzoom heeft een overwegend conserverend karakter; er worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. In het kader van de Wet geluidhinder hoeft daarom geen onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai. Op basis van een goede ruimtelijke ordening is de cumulatieve geluidsbelasting van de relevante wegen in de directe omgeving van het plangebied in beeld gebracht. De rekenresultaten zijn weergegeven door middel van contouren (zie bijlage 1). Uit de rekenresultaten blijkt dat met name de geluidsbelasting langs de Hoofdweg relatief hoog is. Er zijn echter geen bezwaren om het bestemmingsplan vast te stellen.

Spoorweglawaai

Binnen het plangebied ligt traject 594, welke een zonebreedte van 600 meter, gemeten van de buitenste spoorstaaf, heeft. Hiermee ligt deze zone voor een groot deel over het plangebied heen. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk. Dit bestemmingsplan hoeft daarmee niet te worden getoetst aan voorkeursgrenswaarde en maximale grenswaarde uit de Wet geluidhinder (68 dB voor bijvoorbeeld woningen en onderwijsgebouwen en 63 dB voor woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonschepen). Er dient wel inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat binnen het plangebied. Dat kan door de geluidsbelasting vanwege de spoorwegenstructuur in het plangebied in beeld te brengen.

Voor het spoorwegtraject Gouda-Rotterdam is berekend wat de geluidsbelasting op het plangebied is (zie bijlage 1). De rekenresultaten zijn weergegeven door middel van contouren. Er is gerekend op een hoogte van 5 meter. De berekeningen zijn uitgevoerd met Geomilieu versie 2.10 van DGMR Raadgevende Ingenieurs BV. De gevolgde rekenmethode voor het bepalen van de geluidsbelasting is conform de Standaard Rekenmethode II van bijlage III van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012. Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van de invoergegevens, zoals deze vanuit het geluidregister van Prorail (ten behoeve van de Geluid Productie Plafond) beschikbaar zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPParkzoom-VA01_0002.png"

Geluidscontouren ten gevolge van de spoorlijn

De geluidsbelasting bedraagt in het deel van het plangebied met bestemming wonen ten hoogste 55 dB. Er zijn daarmee geen bezwaren om het bestemmingsplan vast te stellen.

6.2.2 Cumulatieve geluidsbelasting

Voor het plangebied is de cumulatieve geluidsbelasting berekend. De cumulatieve geluidsbelasting is bepaald volgens de methode “Miedema”. Met deze methode is het mogelijk om voor verschillende bronnen de verwachte (gecumuleerde) hinder te kwantificeren. De methode “Miedema” berekent bij een bepaalde waarde van de geluidsbelasting van een geluidssoort ( weg, rail, industrie) de ervaren geluidshinder die gelijk is aan de hinder door wegverkeer in de stad. De verschillende soorten geluiden worden bij elkaar opgeteld. Vervolgens wordt de te verwachten hinder als cumulatieve geluidsbelasting gekwantificeerd volgens onderstaande tabel.

Gecumuleerde geluidsbelasting
in Lden in dB  
Milieukwaliteitsmaat  
< 50   Goed  
50-55   Redelijk  
55-60   Matig  
60-65   Tamelijk slecht  
65-70   Slecht  
> 70   Zeer Slecht  

Voor het plangebied is de cumulatieve geluidsbelasting op het plangebied bepaald. Voor de berekening van deze cumulatieve geluidsbelasting zijn de volgende bronnen relevant bevonden: wegverkeerslawaai en spoorlawaai.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPParkzoom-VA01_0003.png"

In het overgrote deel van het plangebied waar zich geluidgevoelige bestemmingen bevinden is de milieukwaliteit redelijk tot matig. Er zijn geen bezwaren om het bestemmingsplan vast te stellen.

6.2.3 Conclusie geluid

Het voorliggende bestemmingsplan maakt nieuw gebruik op de sportcomplexen ten behoeve van sportgerelateerde buitenschoolse opvang mogelijk. Buitenschoolse opvang wordt niet aangemerkt als geluidsgevoelige functie. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk. Het aspect 'geluid' levert daarmee geen beperkingen op voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.