Artikel 25 Lintzone - Uit te werken 2
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Lintzone - uit te werken 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. lintbebouwing in de vorm van bedrijven en bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
-
b. behoud, herstel en ontwikkeling van de waardevolle openheid en structuur van de lintzone (laanstructuur);
alsmede ook voor:
-
c. toegangs- en ontsluitingswegen, woonstraten, fiets- en voetpaden, in- en uitritten;
-
d. (boven – en ondergrondse) parkeervoorzieningen;
-
e. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
-
f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
g. groenvoorzieningen;
-
h. voorzieningen van algemeen nut;
-
i. leidingenstrook (ondergrondse kabels en leidingen) met de daarbij behorende vrijwaringszone('s);
-
j. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende;
-
k. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
l. erven en terreinen;
-
m. verhardingen;
-
n. bermen, bermsloten en greppels;
-
o. (boom)beplanting, oeverbeschoeiingen en overige groen;
-
p. straatmeubilair;
-
q. werken en werkzaamheden alsmede bruggen, duikers, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, ten dienste van de bestemming en wat betreft aard en afmetingen passend bij de bestemming;
met uitzondering van:
-
r. risicovolle inrichtingen, die niet zijn toegestaan;
-
s. verkooppunten voor motorbrandstoffen, die niet zijn toegestaan.
25.2 Dubbelbestemmingen
De voor 'Lintzone - uit te werken' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
-
a. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Brandstof' de bescherming en veiligstelling van een ondergrondse DPO-brandstofleiding als bedoeld in artikel 26;
-
b. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding – Gas' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding als bedoeld in artikel 27;
-
c. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 29;
-
d. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterloop' de bescherming en instandhouding van de watergang als bedoeld in artikel 31.
25.3 Gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend:
-
a. de uitoefening van handel (inclusief detailhandel), nijverheid en dienstverlening (zoals kantoren, horeca, administratieve en publieksgerichte dienstverlening) als bedoeld in 25.1, sub a;
-
b. bedrijven en bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld 25.1, sub a;
-
c. woondoeleinden;
-
d. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
e. een risicovolle inrichting, inclusief propaantanks;
-
f. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (incl. LPG);
-
g. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
-
h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
-
i. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 meter erachter;
-
j. seksinrichtingen;
-
k. de opslag en verkoop van vuurwerk;
-
l. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).
25.4 Bouwen / aanleg van werken en werkzaamheden
-
a. Op de gronden mogen bouwwerken uitsluitend worden gebouwd alsmede werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden worden uitgevoerd in overeenstemming met een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat rechtskracht heeft.
-
b. Zolang het uitwerkingsplan of een gedeelte daarvan nog niet onherroepelijk is, kan worden gebouwd overeenkomstig het ontwerp uitwerkingsplan dat ter visie heeft gelegen en gedurende de termijn van ter visie legging geen zienswijzen tegen het ontwerp uitwerkingsplan zijn ingediend.
-
c. Zolang en voor zover het uitwerkingsplan of een gedeelte daarvan nog niet onherroepelijk is, mogen werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden welke zijn gericht op realisering van de bestemming uitsluitend worden uitgevoerd onder de voorwaarden, dat:
-
1. deze werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in overeenstemming zullen zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kunnen worden ingepast in een daarvoor opgesteld ontwerp uitwerkingsplan, dat ter visie heeft gelegen, en;
-
2. gedurende de termijn van ter visie legging geen zienswijzen tegen het ontwerp uitwerkingsplan zijn ingediend.
25.5 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit in meerdere bestemmingen afgestemd op de geprojecteerde en te realiseren functies op de betreffende gronden in het uitwerkingsgebied en wel overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de volgende bepalingen:
25.5.1 Voorwaarden bij de uitwerking
-
a. bij de uitwerking van de stedenbouwkundige opzet wordt aangesloten bij de bestaande, reeds uitgewerkte of nog uit te werken aangrenzende gebieden. Uitgangspunt vormt een aansluiting bij de identiteit en opbouw van lintstructuur en de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving;
-
b. burgemeester en wethouders stellen het uitwerkingsplan al dan niet gefaseerd (per bouwperceel of groep bouwpercelen), niet vast voordat er een definitief inzicht bestaat over de verkaveling in het gebied;
-
c. de ruimtelijke en architectonische vormgeving en de inrichtingsprincipes van het gebied worden neergelegd in beeldkwaliteitregels. In de beeldkwaliteitregels wordt onderscheid gemaakt in gebieden met een 'zware' en met een 'lichte' regie. Waar bebouwing opvallend in beeld is vanuit de openbare ruimte (langs de hoofdontsluitingsroute), zullen strikte randvoorwaarden aan de architectuur worden gesteld, waaronder begrepen de kleur van de bouwmaterialen, de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
-
d. in het uitwerkingsplan wordt de normering voor het te hanteren vloerpeil opgenomen. Daarbij geldt dat, ter voorkoming van wateroverlast op basis van het waterbergend vermogen van het peilgebied waarin het uitwerkingsgebied is gesitueerd, het te hanteren vloerpeil nader wordt bepaald, met dien verstande dat vooraf het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard schriftelijk heeft ingestemd met de op te nemen normering;
-
e. bij het realiseren van het gebied geldt als doelstelling dat de inrichting zodanig wordt vormgegeven dat optimaal gebruik gemaakt kan worden van duurzaamheidprincipes. In verband hiermee wordt bij de verkaveling uitgegaan van een goed evenwicht tussen intensief gebruik en natuurlijk groene en openbare ruimte, mogelijkheden van natuurlijke zuivering van water en gebruik van duurzame energie. Daarnaast wordt bij de inrichting van het woongebied uitgegaan van emissievrij bouwen en energiezuinig bouwen;
-
f. de te realiseren lintzone dient duurzaam ontwikkeld te worden met inachtneming van de volgende milieukwaliteiten:
-
1. een te realiseren GPR gebouwscore van 7 ten aanzien van duurzaamheid;
-
2. het uitvoeren van de woningen met de vaste- en kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen.
25.5.2 Inrichtingsbepalingen
-
a. de situering alsmede de aard en omvang van (ontsluitings)wegen, fietspaden en de overige inrichting van het openbaar gebied wordt afgestemd op de omgeving;
-
b. in het uitwerkingsplan wordt de exacte ligging van de (ontsluitings)weg(en) en langzaamverkeersverbindingen vastgelegd met inachtneming van het bepaalde in sub a;
-
c. de bouwpercelen worden in ieder geval aan de voorkanten begrensd met watergangen, en worden van de openbare weg ontsloten door middel van bruggen over de bermsloten/bestaande watergangen;
-
d. in het uitwerkingsplan wordt de exacte ligging van de waterstructuur vastgelegd, daarbij dient de waterstructuur aan te sluiten op de waterstructuur van de aangrenzende percelen;
-
e. water op het bouwperceel dient aaneengesloten aangelegd te worden (d.w.z. niet doodlopend en geen afzonderlijke waterpartijen) en zoveel mogelijk aan de voorzijde (naar de naar weg georiënteerde zijde) van het bouwperceel gesitueerd te worden;
-
f. in het uitwerkingsgebied wordt tenminste 10% aan water gerealiseerd (procenten steeds berekend ten opzichte van de bruto-oppervlakte van het totale uitwerkingsgebied);
-
g. de lokale (dwars)ontsluitingen hebben een rijloper van tenminste 3,50 meter breedte;
-
h. de parkeervoorzieningen dienen te worden gerealiseerd op eigen terrein;
-
i. in het kader van de na te streven beeldkwaliteit in het gebied worden strenge eisen gesteld aan de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
-
j. voorzieningen van algemeen nut en dienen zo mogelijk zodanig te worden gesitueerd en/of door beplanting te worden afgeschermd, dat de directe (woon)omgeving in voldoende mate wordt gevrijwaard van visuele en andere hinder;
-
k. bij de inrichting van het gebied wordt uitgegaan van emissievrij bouwen en energiezuinig bouwen;
-
l. in het uitwerkingsplan wordt de ligging van de (ontsluitings)wegen en langzaamverkeersverbindingen vastgelegd in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3' als bedoeld in artikel 12;
-
m. in het uitwerkingsplan worden de groenvoorzieningen vastgelegd in de bestemming 'Groen' als bedoeld in artikel 5;
-
n. in het uitwerkingsplan wordt het water vastgelegd in de bestemming 'Water' als bedoeld in artikel 13.
25.5.3 Bouwregels
-
a. in het uitwerkingsplan worden de minimale en/of maximale bouwhoogten, het maximale bebouwingspercentages de overige maatvoeringeisen en de situering zoals onder meer de voorgevelrooilijn/voorgevelbouwgrens van de op te richten gebouwen vastgelegd, met inachtneming van de uitgangspunten als verwoord in de navolgende bepalingen;
-
b. in het uitwerkingsplan worden bouwvlakken opgenomen waarbinnen de (bedrijfs)gebouwen dienen te worden gebouwd;
-
c. het bouwperceel voor de bedrijfsbebouwing mag tot maximaal 30% bebouwd worden met gebouwen;
-
d. de gebouwen moeten worden gebouwd in of achter de voorgevelrooilijn, die gesitueerd is op een afstand van 10 meter uit de as van de (aanliggende) weg;
-
e. de onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen dient minimaal 10 meter te bedragen;
-
f. de afstand van nieuw op te richten bebouwing tot bestaande bebouwing op de naastliggende kavel bedraagt ten minste 10 meter;
-
g. de bouwhoogte gebouwen bedraagt ten hoogste 10 meter;
-
h. in het uitwerkingsplan kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn onder voorwaarden ontheffing te verlenen voor verhoging van de maximaal toegestane hoogte van bouwwerken met ten hoogste 3 meter, mits:
-
1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet wordt aangetast;
-
2. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van een doelmatig en/of efficiënt gebruik van de bebouwing op het bouwperceel;
-
i. de bouwhoogte van bouwwerken, geen bouwwerken zijnde vóór de voorgevel en tot 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1 meter;
-
j. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2 meter;
-
k. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vanaf 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal bedraagt maximaal 3 meter.
-
l. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 5 meter;
-
m. ter uitvoering van de bestemmingsdoeleinden zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 48 van het plan.