direct naar inhoud van Artikel 23 Glastuinbouwbedrijvenlandschap - Uit te werken 3
Plan: Zuidplas Noord
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BP00200-On02

Artikel 23 Glastuinbouwbedrijvenlandschap - Uit te werken 3

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Glastuinbouwbedrijvenlandschap - Uit te werken 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een grootschalig gesloten glastuinbouwgebied met volwaardige tuinbouwbedrijven en sierteeltbedrijven voor alle typen glastuinbouwteelt (groenten, bloemen, substraat, belicht en niet-belicht), met de daarbij behorende kassen, klimaathallen, warenhuizen, of andere opstallen van glas, alsmede hulpgebouwen, stookhuizen en/of ketelhuizen;
  • b. uitsluitend ten behoeve van dubbel ruimtegebruik met glastuinbouwbedrijven, bedrijfsbebouwing niet zijnde kassen behorende bij de glastuinbouwbedrijven, waaronder begrepen vernieuwing van bestaande bedrijfsbebouwing met inbegrip van een (her)in-deling van de percelen, met dien verstande dat:
    • 1. de bedrijven of bedrijfsactiviteiten direct of indirect verbonden zijn aan de glastuinbouw danwel het agrogerelateerde bedrijvigheid betreft;
    • 2. de bedrijven of bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 t/m 3 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
  • c. uitsluitend ten behoeve van dubbel ruimtegebruik met glastuinbouwbedrijven, bedrijven, direct of indirect verbonden of ten dienste aan de glastuinbouw, waaronder in elk geval begrepen logistieke bedrijvigheid, voor zover deze voorkomen in milieucategorie 1 t/m 3.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
  • d. bedrijven, of bedrijfsactiviteiten, voor zover deze voorkomen in milieucategorie 2 t/m 4.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 4;

alsmede ook voor:

  • e. gietwaterbassins en overige waterberging;
  • f. ondergrondse leidingenstrook;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. ontsluitingswegen (bedrijfsstraten), in- en uitritten;
  • i. parkeervoorzieningen
  • j. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. voorzieningen van algemeen nut behorende bij de glastuinbouwbedrijven als bedoeld in sub a, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  • m. de ontwikkeling en aanleg van collectieve energievoorzieningen, collectieve voorzieningen ten aanzien van KWO's alsmede collectieve voorzieningen ten aanzien van inzameling en verwijdering van afval;

met de daarbij behorende;

  • n. gebouwen en bouwwerken;
  • o. verhardingen;
  • p. bermen, bermsloten en greppels;
  • q. (boom)beplanting, oeverbeschoeiingen en overig groen;
  • r. werken en werkzaamheden alsmede bruggen, duikers en/of dammen, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen ten dienste van de bestemming en wat betreft aard en afmetingen passend bij de bestemming.

23.2 Dubbelbestemmingen

De voor 'Glastuinbouwbedrijvenlandschap - Uit te werken 3' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Brandstof' de bescherming en veiligstelling van een ondergrondse DPO-brandstofleiding als bedoeld in artikel 26;
  • b. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding – Gas' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding als bedoeld in artikel 27.

23.3 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. andere bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 23.1, sub a tot en met sub c;
  • b. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. woondoeleinden;
  • d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 meter erachter;
  • g. seksinrichtingen;
  • h. de opslag en verkoop van vuurwerk;
  • i. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

23.4 Bouwen / aanleg van werken en werkzaamheden
  • a. Op de gronden mogen bouwwerken uitsluitend worden gebouwd alsmede werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden worden uitgevoerd in overeenstemming met een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat rechtskracht heeft.
  • b. Zolang het uitwerkingsplan of een gedeelte daarvan nog niet onherroepelijk is, kan worden gebouwd overeenkomstig het ontwerp uitwerkingsplan dat ter visie heeft gelegen en gedurende de termijn van ter visie legging geen zienswijzen tegen het ontwerp uitwerkingsplan zijn ingediend.
  • c. Zolang en voor zover het uitwerkingsplan of een gedeelte daarvan nog niet onherroepelijk is, mogen werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden welke zijn gericht op realisering van de bestemming uitsluitend worden uitgevoerd onder de voorwaarden, dat:
    • 1. deze werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in overeenstemming zullen zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kunnen worden ingepast in een daarvoor opgesteld ontwerp uitwerkingsplan, dat ter visie heeft gelegen, en;
    • 2. gedurende de termijn van ter visie legging geen zienswijzen tegen het ontwerp uitwerkingsplan zijn ingediend.

23.5 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit in een bestemming 'Glastuinbouwbedrijvenlandschap' overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijk ordening en met inachtneming van de volgende bepalingen:

23.5.1 Voorwaarden bij de uitwerking
  • a. bij de uitwerking van het glastuinbouwbedrijvenlandschap wordt rekening gehouden met de daarbij behorende stedenbouwkundige opzet (ruimtelijk/functioneel) alsmede de milieukwaliteiteisen die toegepast zullen worden op het gebied van energie, duurzame ontwikkeling en ruimtegebruik;
  • b. het te ontwikkelen glastuinbouwbedrijvenlandschap dient duurzaam en hoogwaardig ingericht te worden. De duurzame inrichting betreft zowel een duurzame glastuinbouwontwikkeling (duurzaam in relatie tot thema's energie, waterhuishouding, afval) als een duurzame inpassing (duurzaam in relatie tot natuur, landschap, woon- en leefomgeving en ruimtegebruik);
  • c. gestreefd wordt naar een flexibel en gefaseerd te ontwikkelen duurzaam glastuinbouwbedrijvenlandschap mede om in te kunnen spelen op de technische ontwikkelingen in de glastuinbouw;
  • d. de ontwikkeling van het glastuinbouwbedrijvenlandschap wordt afgestemd op de marktontwikkelingen, uitgangspunt daarbij is in elk geval een de mogelijkheid van ontwikkeling per kavel met dien verstande dat gestreefd wordt naar een geclusterde ontwikkeling van de glastuinbouwbedrijven, niet per kavel;
  • e. burgemeester en wethouders stellen het uitwerkingsplan niet vast voordat een definitief inzicht bestaat over de te realiseren ruimtelijke-functionele invulling;
  • f. burgemeester en wethouders stellen het uitwerkingsplan niet vast voordat de volledige Rottelaan (N245) als ontsluitingstructuur is aangelegd danwel vaststaat, door middel van een bestuurlijk besluit, dat de volledige Rottelaan (N245) zal worden aangelegd;
  • g. de ligging van de ontsluitingswegen en woonstraten vastgelegd wordt in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3-' als bedoeld in artikel 12;
  • h. het water wordt vastgelegd in de bestemming 'Water' als bedoeld in artikel 13.

23.5.2 Inrichtings- en milieukwaliteitbepalingen

Bij de inrichting van het gebied wordt met de volgende inrichtings- en milieukwaliteit-bepalingen rekening gehouden:

Algemeen

  • a. bij de inrichting van het glastuinbouwbedrijvenlandschap worden de gunstige eigenschappen van het gebied en de directe omgeving zoals schaal, rationele ligging, ligging ten opzichte van bestaande en nieuw aan te leggen infrastructuur en het potentieel om warmte en koude op te slaan in de bodem, geothermie, restwarmte en externe levering van CO2, zoveel mogelijk benut;
  • b. voor vaststelling van de uitwerking van het gebied worden beeldkwaliteitregels opgesteld, waarin bepalingen voor de ruimtelijke en architectonische vormgeving en de inrichtingsprincipes voor het gebied zijn neergelegd, die van toepassing worden verklaard bij de uitwerking van dit gebied;
  • c. het gebied kan door middel van één of meerdere uitwerkingsplannen tot ontwikkeling gebracht worden al dan niet per kavel of op clusterniveau;
  • d. bij de inrichting van het glastuinbouwbedrijvenlandschap wordt rekening gehouden met de aanleg, instandhouding en bescherming van een buisleidingenstrook met een breedte van maximaal 15 meter;
  • e. bij de ontwikkeling en inrichting van het glastuinbouwbedrijvenlandschap dient rekening gehouden te worden met een duurzaam gebruik van de ondergrond;
  • f. bij de ruimtelijke inrichting van het gebied dient uitgegaan te worden van duurzaam ruimtegebruik. Dit betekent, dat ten minste 20% van het gebied als (intensief) meer-voudig ruimtegebruik (dubbel ruimtegebruik) wordt ingericht, in de vorm van verticale stapeling van functies onder elkaar. Hierbij kan gedacht worden aan:
    • 1. waterberging in of onder de kas;
    • 2. opslagruimten in of onder de kas;
    • 3. bedrijven of bedrijfsfuncties in of onder de kas;
    • 4. loodsen met een grotere hoogte zodat efficiënt gestapeld kan worden;
    • 5. combi van bedrijven, waarbij beschikbare ruimte voor meerdere functies gezamenlijk worden gebruikt;
  • g. in het gebied dient ruimtebesparing plaats te vinden door uit te gaan van clustering van bedrijvigheid en voorzieningen. Hierbij kan gedacht worden aan:
    • 1. de aanleg en het gebruik van collectieve en/of individuele voorzieningen ten aanzien van de inzameling en afvoer van vrijkomende afvalstromen;
    • 2. de aanleg en het gebruik van collectieve energiesystemen zoals warmtekracht-koppelingen (wkk) of Koude/Warmteopslag (KWO);
    • 3. de aanleg en gebruik van gezamenlijke gietwaterbassins;
    • 4. clustering van kassen;
  • h. gestreefd wordt naar een flexibele inrichting van het glastuinbouwbedrijvenlandschap, waarbij met inachtneming van de dynamische technische ontwikkelingen kleinere kassenunits geclusterd kunnen worden tot grotere kassen en grotere kassen gesplitst kunnen worden in kleinere kassen;
  • i. de verkaveling wordt afgestemd op de rationele vormgeving van de kassen en de ruimtelijke duurzaamheid inrichtingsprincipes (een zo klein mogelijke afwijking ten aanzien van de situering van kassen in noord-zuid richting;
  • j. nieuwe kassen dienen te voldoen aan de Groen Label Kas;

Duurzame milieukwaliteit

Milieukwaliteitaspect – energie

  • k. er dient gebruik gemaakt te worden van duurzame kasdeksystemen, die zorgen voor meer licht in de kas en minder emissies;
  • l. indien van toepassing wordt gebruik gemaakt van energiezuinige kassystemen met gevelventilatiesystemen in combinatie met een (semi)gesloten kasventilatiesysteem;
  • m. gestreefd wordt naar een zo laag mogelijke verhouding tussen kasomtrek en kasinhoud;
  • n. bij de ontwikkeling van het glastuinbouwbedrijvenlandschap in het gebied dient een Energie prestatie op locatie (EPL) behaald te worden van minimaal 7,0;
  • o. er wordt naar gestreefd om optimaal gebruik te maken van duurzame energiebronnen, waarbij tenminste 10% van het energieverbruik afkomstig dient te zijn van duurzame energiebronnen;
  • p. de mogelijkheden die Koude/Warmteopslag (KWO) biedt zullen optimaal worden benut, op basis van een hiervoor opgesteld masterplan KWO met een daarvoor voorgesteld grid voor een collectieve KWO, bij voorkeur op grootschalig clusterniveau;
  • q. er wordt naar gestreefd zoveel mogelijk aan te sluiten op het energieweb;
  • r. alle economisch-haalbare mogelijkheden betreffende het gebruiken van restwarmte van industriële bedrijvigheid in de omgeving dienen te worden benut;
  • s. de mogelijkheden die geothermie en externe levering van CO2 kunnen bieden, zullen optimaal worden benut;

Milieukwaliteitaspect – (grond)watersysteem

  • t. gestreefd wordt naar de ontwikkeling en aansluiting op een decentrale waterketensluiting (gesloten waterkringloopsysteem) voor de glastuinbouwbedrijven in het gebied. De uitvoering ervan wordt gebaseerd op een ontwikkelingsconcept waterketensluiting voor de Zuidplaspolder;
  • u. de bergingscapaciteit van de gietwaterbassins is minimaal 500 m³;
  • v. de gietwaterberging dient zoveel mogelijk onder de kas aangebracht te worden of opgeslagen in het eerste watervoerend pakket, bij voorkeur op clusterniveau;
  • w. gestreefd wordt het gietwater voor 100% uit hemelwater en condenswater te laten bestaan, waardoor geen aanvullend grondwater gebruik plaats hoeft te vinden;
  • x. de gietwaterbassins worden voorzien van folie, zodat zoutrijke kwel en infiltratie van zoet hemelwater wordt tegengegaan;
  • y. het benodigd oppervlak open water ten gevolge van de ontwikkeling van het glastuinbouwbedrijvenlandschap in het gebied bedraagt ten minste 7% van het totale oppervlak van het uitwerkingsgebied (procenten steeds berekend ten opzichte van de bruto-oppervlak van het totale wijzigingsgebied);
  • z. het te realiseren oppervlaktewater dient zoveel mogelijk gerealiseerd te worden binnen de gebiedsaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kwaliteitszone' of direct daarachter en/of in groen- en/of natuurzones en (te verbreden) watergangen en infrastructuur;
  • aa. bij het toepassen van grondgebonden teelt dient het volgende in acht genomen te worden:
    • 1. de bestaande ecologische toestand van het watersysteem mag niet verslechteren (standstill);
    • 2. de teelt mag het realiseren van een goede ecologische (grond)water- en bodemkwaliteit niet in de weg staan;
    • 3. de teelt mag niet een toename van de zoute kwel tot gevolg hebben;
    • 4. er dient geen onderbemaling noodzakelijk te zijn;
    • 5. de teelt mag niet leiden tot een grote en sterk verdunde drainwaterstroom;
  • ab. indien bestaande watergangen ten behoeve van de aanleg van kassen worden gedempt, worden de daarin aanwezige waterbodemverontreinigingen, indien die er zijn, verwijderd en afgevoerd;

Milieukwaliteitaspect – afval

  • ac. afvalverwerking mag op kavelniveau opgelost worden via de reguliere afvalverwerkingsinstallatie ofschoon een oplossing op clusterniveau via een decentrale afvalwaterzuiveringsinstallatie de voorkeur verdient, eventueel met aansluiting op een biovergassingsinstallatie;

Milieukwaliteitaspect – lichthinder

  • ad. bij toepassing van assimilatiebelichting in de kassen dienen de lichtuitstralingsbepalingen worden toegepast als weergegeven in bijlage 5.
  • ae. gestreefd wordt naar een optimale toepassing van LED-verlichting;

Ontsluiting

  • af. de ontsluiting van het glastuinbouwbedrijvenlandschap vindt plaats via aan te leggen interne bedrijfsstraten die aanhaken op een gebiedsontsluitingsweg die extern wordt ontsloten op de bestaande infrastructuur, met uitzondering van de Knibbelweg, en/of nieuw te realiseren (regionale) infrastructuur.

23.5.3 Bouwregels
  • a. In het uitwerkingsplan worden de minimale en/of maximale hoogten, de maximale bouwdiepte, minimale en maximale bebouwingspercentages alsmede de overige maatvoeringeisen en de situering van de op te richten gebouwen vastgelegd, met inachtneming van de bepalingen als verwoord in de navolgende regels;
  • b. géén kassen mogen gebouwd worden binnen het vlak met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kwaliteitszone';
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, waaronder begrepen kassen bedraagt maximaal 15 meter, die opgericht worden uit een oogpunt van meervoudig ruimtegebruik, toepassing van meerlaagse teelt en optimale afscherming assimilatiebelichting en klimaatregeling bij verticale lichtafscherming bedekking;
  • d. voor bedrijfsgebouwen anders dan bedoeld in sub d, alsmede voor bedrijfsgebouwen te bouwen binnen het vlak met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kwaliteitszone' bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 10 meter;
  • e. de afstand tussen (bedrijfs)woning en kassen bedraagt tenminste 25 meter.

23.5.4 Ontheffing bouwregels

In het uitwerkingsplan kunnen regels opgenomen worden waarbij burgemeester en wethouders bevoegd zijn ontheffing te verlenen voor:

  • a. een kleinere afstand van gebouwen tot de watergang, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot de watergang tenminste 2 meter dient te bedragen;
    • 2. de ontheffing niet wordt verleend indien daardoor het belang dat met het vrijhouden van bebouwing binnen de betreffende strook wordt gediend, onevenredig wordt geschaad;
    • 3. het college schriftelijk advies inwint bij de watergangbeheerder omtrent de toelaatbaarheid van de ontheffingsverlening.
  • b. het bouwen van kassen in de gebiedsaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – kwaliteitszone', indien dit vanuit bedrijfseconomisch oogpunt noodzakelijk is en aangetoond kan worden dat de ruimtelijke kwaliteit, in relatie tot de ringvaartzone, niet wordt aangetast.
    Dit zal getoets worden aan, in het kader van de na te streven beeldkwaliteit in het gebied geformuleerde beeldkwaliteitregels, met betrekking tot onder meer de presentatie (vormgeving) en bebouwingsopzet van de ter plaatse op te richten kassen.

23.5.5 Nadere eisen

Ter uitvoering van de doeleinden en milieukwaliteiteisen zijn burgemeester en wethouders bevoegd in het uitwerkingsplan een nadere eisenregeling op te nemen ten aanzien van maatvoeringeisen en inrichtingeisen (waaronder begrepen lichtafschermende afdekking) indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit.

23.5.6 Wijzigingsbevoegdheid - Bedrijven

In het uitwerkingsplan wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het plan te wijzigen ten behoeve van de vestiging van bedrijven, of bedrijfsactiviteiten uit het Nijverheidscentrum, voor zover deze voorkomen in milieucategorie 2 t/m 4.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 4;

met dien verstande dat:

  • a. bij vestiging er sprake moet zijn van een streven naar dubbel ruimtegebruik met glastuinbouwbedrijven;
  • b. de vestiging gewenst is ter uitvoering en realisering van duurzaam meervoudig ruimtegebruik, in de vorm van verticale stapeling van bedrijfsfuncties in of onder de kas;
  • c. de vestiging noodzakelijk is ter accommodatie van het te verplaatsen bedrijf uit het Nijverheidscentrum.