Type plan: projectbesluit
Naam van het plan: Zuideinde 16 - 18 te Roelofarendsveen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1884.PBZUIDEINDE162011-VAS1

4.8 Archeologie

Door ondertekening van het Verdrag van Malta (Valletta, 1992), dat vertaald is in de wet op de archeologische Monumentenzorg, heeft Nederland zich verplicht tot het beschermen van het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologische erfgoed waar mogelijk te behouden.
In de Monumentenwet is geregeld hoe met archeologische vindplaatsen en zichtbare monumenten moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij de planvorming te betrekken. In dit verband moet een verkenning worden gedaan om archeologische potentie in te schatten. Deze verkenning zal worden gedaan aan de hand van:
  1. De cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS);
  2. Geldend bestemmingsplan 'Braassemerland'.
 
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)
De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) geeft een overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland. De CHS bestaat uit kaarten voor de drie onderdelen van de cultuurhistorie: archeologie, historische stedenbouw en historisch landschap.
 
Volgens de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland (zie afbeelding 10) kent het plangebied een hoge archeologische trefkans.
 
  
Afbeelding 10: uitsnede kaart Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland
    
Geldend bestemmingsplan 'Braassemerland' 
In het geldend bestemmingsplan is voor de betrokken gronden de dubbelbestemming 'Archeologisch onderzoeksgebied' opgenomen.
 
Afbeelding 11: Uitsnede geldende bestemmingsplankaart met ligging archeologisch onderzoeksgebied
 
Ten aanzien van de dubbelbestemming 'Archeologisch onderzoeksgebied' geldt, relevant voor onderhavig plan, het volgende:
  • Het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakte verharding, mits de aan te brengen verharding meer dan 100 m² bedraagt;
  • Het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 meter zijn niet toegestaan.
Conclusie
Uitgaande van de CHS van de provincie Zuid-Holland en de geldende bestemmingsplankaart geldt voor de betrokken gronden een hoge archeologische verwachting. De beoogde verharding ten behoeve van het aanleggen van de parkeergelegenheid, de nieuwe bergingen en de tuinverharding omvat echter niet meer dan de gestelde 100 m². Voor de realisatie van de nieuwe bergingen zijn bodemverstorende werkzaamheden noodzakelijk. Deze werkzaamheden beperken zich echter tot een maximale diepte van 30 cm. Daarbij zal een deel van de bergingen wordt gebouwd op de gronden waarop de bestaande loods is gesitueerd, voor deze gronden geldt dat er in het verleden reeds bodemverstorende werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Het beoogde initiatief heeft geen negatieve effecten op de mogelijk aanwezige archeologische waarden. Nader archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk. Vanuit het aspect archeologie bestaat er geen bezwaar tegen onderhavig initiatief.