Type plan: |
projectbesluit |
Naam van het plan: |
Het Oog |
Status: |
vastgesteld |
Plan identificatie: |
NL.IMRO.1884.PBKBHETOOG2010-VAS1 |
6.9 Flora en fauna
De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van de ecologische hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in het streekplan is uitgewerkt.
De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura-2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden.
De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Bij ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen rekening gehouden te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2' en 'tabel 3' van de Flora- en faunawet, en met vogels. Voor deze soorten moet een ontheffing worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de soort of verstoring van leefgebied. Voor soorten van 'tabel 3' en vogels geldt hierbij een strenger afwegingskader dan voor soorten van 'tabel 2'. Voor soorten van 'tabel 2' en vogels geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door LNV goedgekeurde gedragscode. Momenteel zijn echter nog geen algemeen toepasbare gedragscodes voorhanden.
6.9.1 Methode
Op woensdag 10 september 2008 is de projectlocatie bezocht. Het doel van dit verkennende terreinbezoek was een beeld te krijgen van de gebiedskenmerken zoals grondgebruik en ecotopen. Ook zijn mogelijke sporen van dieren, de aanwezige vegetatie en de ecologische samenhang met de omgeving onderzocht. Het verkennende terreinbezoek had tevens tot doel na te gaan of aanvullend veldonderzoek noodzakelijk is in de daarvoor geldende inventarisatieperioden.
Uit de Gebiedendocumenten van Natura 2000 is afgeleid of het plangebied in de buurt van Habitat- of Vogelrichtlijngebieden ligt. In de provinciale uitwerking van de Ecologische Hoofdstructuur is bekeken of het plangebied binnen de EHS valt. Natuurloket is geraadpleegd (
www.natuurloket.nl).
Natuurloket geeft per km² weer welke soortgroepen daar voorkomen en of daarbij wettelijk beschermde soorten en / of soorten van de Rode lijst voorkomen.
Uit de Bodemkaart van Nederland is informatie gewonnen over de bodemsamenstelling van het gebied. Op basis van die informatie is mede afgeleid voor welke beschermde plantensoorten het gebied geschikt is.
De Atlas van de Nederlandse zoogdieren is geraadpleegd voor informatie over de verspreiding van alle inheemse zoogdieren (Broekhuizen et al. 1992). Voor informatie over de verspreiding en leefmilieus van reptielen, amfibieën en vissen is de website van RAVON geraadpleegd. De websites van SOVON en de Vogelbescherming zijn geraadpleegd voor soortinformatie en verspreiding van vogels, evenals de Atlas van de Nederlandse Broedvogels van SOVON (2002).
6.9.2 Natuurwaarden in en rond het projectgebied
Het plangebied ligt in de oksel van de oprit naar de A4 en de Alkemadelaan. In het plangebied ligt een geïsoleerd gelegen U-vormige sloot, die een ruig grasland omsluit. Op het talud van de oprit van de A4 zijn jonge populieren geplant, ze zijn circa vijf jaar oud en hebben een stamdiameter van circa 15 cm. Aan de noordkant van het plangebied ligt een stuk puinverharding en een oprit naar de rotonde op de Alkemadelaan.
Vanaf de westkant van het plangebied loopt een sloot richting het zuiden. In en langs de sloot groeien algemene soorten water- en oeverplanten, te weten Eendenkroos, Riet, Rietgras, Lisdodde, Mattenbies en Moerasbasterdwederik. In het ruige grasland groeien, naast Engels raaigras, zeer algemene soorten, te weten Kropaar, Basterdklaver, Scherpe boterbloem, Akkerkool, Koolzaad, Akkerdistel, Ridderzuring, Waterzuring, Smalle weegbree, Melkdistel en Klein en Groot Hoefblad.
Westzijde sloot en deel bomenrij langs A4 Rietkraag, ruig grasland en reiger. Op de achtergrond kassen
6.9.3 Resultaten gebiedsbescherming
Het projectgebied valt buiten de invloedssfeer van de voor de Natuurbeschermingswet en Ecologische Hoofdstructuur aangewezen gebieden. De Boswet is niet van toepassing en in het projectbesluit worden vanuit natuur ook geen beperkingen opgelegd aan het ruimtelijk plan. Het plan heeft geen effecten op beschermde natuurgebieden.
6.9.4 Resultaten soortenbescherming
In het onderstaande wordt een inschatting gegeven van de aanwezige beschermde soorten. Dit is gedaan op basis van de waargenomen omstandigheden in het plangebied en de verspreidingsgegevens van planten en dieren, zoals hierboven omschreven.
Algemene soorten
De verwachting is dat er enkele zeer algemene soorten planten en dieren in het plangebied voorkomen, zoals muizen, mollen en algemeen voorkomende amfibieën. Voor deze soorten geldt dat ze niet of slechts algemeen beschermd zijn en dat er bij ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing van de Flora- en Faunawet hoeft worden aangevraagd.
Vleermuizen
Alle in Nederland voorkomende vleermuizen, hun verblijfplaatsen en leefgebied zijn beschermd volgens het strengste beschermingsniveau van de Flora- en Faunawet. In het plangebied zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. Het plangebied is, vanwege de ligging tussen de snelweg en de Alkemadelaan en de continu aanwezige straat- en gebouwverlichting, slechts marginaal geschikt als jachtgebied (foerageergebied) voor vleermuizen. In de directe omgeving zijn grotere en beter geschikt foerageergebieden aanwezig, zoals (de oevers van) het Braassemermeer en de Kagerplassen. Effecten op het foerageergebied van vleermuizen zijn daarom niet te verwachten. Er is een kleine kans dat de aanwezige bomenrij wordt gebruikt als vliegroute voor vleermuizen. Zolang deze bomenrij gehandhaafd blijft of wordt vervangen door een nieuwe bomenrij, zijn er geen effecten op vliegroutes te verwachten.
Vogels
In het plangebied zijn geen vaste verblijfplaatsen van vogels aangetroffen. De aanwezige bomen en de locatie lenen zich niet voor soorten als spechten, uilen en roofvogels. Tijdens het veldbezoek zijn in en rond het projectgebied drie Wilde eenden, twee Meerkoe-ten en een Blauwe reiger aangetroffen. Deze en andere algemene soorten vogels broeden mogelijk in de aanwezige sloot. Voor werkzaamheden die broedende vogels kunnen verstoren wordt geen ontheffing verleend. Dergelijke werkzaamheden dienen namelijk te worden uitgevoerd, wanneer er geen vogels in of nabij het plangebied broeden. Daarom moet vóór werkzaamheden aan de sloot gecontroleerd worden of er nesten aanwezig zijn. Indien dit het geval is, moet gewacht worden tot het broeden voorbij is en de jongen zijn uitgevlogen. De kans op broedende vogels is het kleinst buiten de periode maart-augustus.
Vissen en amfibieën
De sloot ligt geïsoleerd van andere oppervlaktewateren. Aangezien de sloot pas enkele jaren geleden gerealiseerd is, zijn er alleen zeer algemene en kleine vissoorten te verwachten, zoals stekelbaarzen en rietvoorns. Beschermde vissoorten zijn niet te verwachten. Wel kunnen er algemene amfibieën voorkomen, zoals Middelste groene kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander. Vanwege de Zorgplicht (artikel 2 van de Flora- en Faunawet) is de initiatiefnemer bij werkzaamheden aan de sloot verplicht om de aanwezige dieren te verplaatsen naar nabijgelegen geschikt oppervlaktewater, dat gehandhaafd blijft.
Overige soorten
Op basis van het veldbezoek is geconstateerd dat er in het plangebied geen potentiële leefmilieus aanwezig zijn voor beschermde planten, reptielen en ongewervelde diersoorten. De benodigde leefomstandigheden voor deze soorten, zoals de juiste bodemgesteldheid, de juiste waterkwaliteit, de aanwezigheid van waardplanten en een zekere mate van rust, ontbreken namelijk in het projectgebied.
Conclusie
Wat wetgeving en beleid op het gebied van natuur betreft kan de ontwikkeling in de huidige vorm doorgang vinden, mits bij werkzaamheden aan de sloot de aanwezige dieren worden overgezet naar een ander geschikt oppervlaktewater en broedende vogels niet worden verstoord. In bovenstaande paragrafen ‘Vogels’ en ‘Vissen en amfibieën’ zijn hierover aanbevelingen opgenomen. Vanwege vleermuizen wordt aanbevolen om de aanwezige bomen in het plan te handhaven of een nieuwe bomenrij te planten. Als dit niet mogelijk is, is onderzoek nodig naar verstoring van vleermuizen.