Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Geestweg en Floraweg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1884.BPGEESTENFLORAWEG-VAS1

Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw

3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Agrarisch - Glastuinbouw aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het uitoefenen van volwaardige en doelmatige glastuinbouwbedrijven, bollenbroeierijen en vollegrondsteelt;
  2. ondergeschikte detailhandel van op locatie gekweekte of voorgebrachte producten waarbij het verkoopvloeroppervlak niet meer dan 45 m2 mag bedragen;
  3. hoveniersbedrijven waarbij minimaal 25% van het bedrijfsoppervlak wordt aangewend voor eigen teeltactiviteiten;
  4. bestaande aantal legale of reeds vergunde bedrijfswoningen;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - plattelandswoning' een plattelandswoning;
  6. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;  
  7. behoud van de bestaande waterberging en realiseren van een buffer voor toekomstige waterberging;
  8. de daarbij behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de bedrijfspercelen, andere verhardingen ten dienste van het glastuinbouwbedrijf, groenvoorzieningen, waterlopen, waterbergingen, waterbassins en voorzieningen van algemeen nut.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. kassen;
  2. bedrijfsgebouwen, waaronder onder andere bedrijfshal, verwerkingshal, laboratoria, (niet zelfstandige) kantoren, presentatieruimte en onderzoeksruimte;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen watertanks, watersilo's en wkk‑installaties;
  4. werken, geen bouwwerken zijnde, zoals waterbassins.
3.2.2 Kassen, bedrijfsgebouwen en bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen dienen geconcentreerd op de bedrijfsgrond te worden gesitueerd waarbij de voorgevel van het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw dan wel kas zich op een afstand van 25 tot 55 meter uit de as van de weg, vermeerderd met de breedte van de zich eventueel tussen de weg en de woning bevindende waterloop, dient te bevinden;
  2. de maximale goothoogte van kassen bedraagt 8,00 meter;
  3. de maximale bouwhoogte van kassen bedraagt 10,00 meter;
  4. de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, bedraagt 12,00 meter;
  5. bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, mogen in oppervlakte maximaal 250 m2 beslaan dan wel 12,5% van de oppervlakte aan aanwezige kassen indien meer dan 250 m2;
  6. in afwijking van het bepaalde onder e mag het oppervlak bedrijfsgebouwen, ook zijnde kassen, voor hoveniersbedrijven niet meer bedragen dan 500 m2; 
  7. kantoren maken onderdeel uit van een bedrijfsgebouw en/of zijn verbonden met de aanwezige kassen en beslaan in oppervlakte maximaal 1% van de aanwezige kassen met een minimum bruto vloeroppervlak van 75 m2 en een maximum bruto vloeroppervlak van 1.000 m²;
  8. de maximale bouwhoogte van een watertank of een (natte) koeltoren bedraagt 15,00 meter;
  9. de maximale bouwhoogte van een waterbassin bedraagt 2,00 meter;
  10. wkk‑instalatie en/of CO2‑tank of daarmee vergelijkbaar bouwwerk langs een weg moet altijd achter de voorgevelrooilijn van het primaire bedrijfsgebouw gebouwd worden, zodanig dat het bouwwerk een (ondergeschikt) onderdeel uitmaakt van en een eenheid vormt met het primaire bedrijfsgebouw;
  11. de afstand van kassen, bedrijfsgebouwen en overige bouwwerken tot aan de (oorspronkelijke) gevel van een bedrijfswoning moet ten minste 12,50 meter bedragen;
  12. indien de toename van verharding meer bedraagt dan 500 m2 dient in overleg met het Hoogheemraadschap van Rijnland te worden bepaald of voor de toename van verharding compensatie noodzakelijk is.
3.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  1. de naar de weggekeerde gevel van de bedrijfswoning dient zich te bevinden op een afstand van 10 tot 30 meter uit de as van de weg, vermeerderd met de breedte van de zich eventueel tussen de weg en de woning bevindende waterloop;
  2. de goothoogte mag maximaal 6 meter bedragen;
  3. de bouwhoogte mag maximaal 10 meter bedragen;
  4. de inhoud mag niet meer bedragen dan 650 m3;
  5. de afstand van de bedrijfswoning tot aan de bedrijfsgebouwen, kassen en waterbassins dient ten minste 12,50 meter te bedragen.
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd;
  2. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn; 
  3. de maximale goothoogte bedraagt 4 m;
  4. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 m;
  5. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 m2. 
  
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
  1. bij erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
  2. bij erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
  3. bij overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 2 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken t.b.v. bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouder kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 sub e ten einde meer bedrijfsgebouwen toe te staan, met dien verstande dat op basis van een agrarisch advies wordt aangetoond dat:
  1. maximaal 50% van het betrokken perceel bebouwd mag worden met bedrijfsgebouwen niet zijnde kassen;
  2. het meerdere aan bedrijfsgebouwen noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  3. gemeentelijke plankosten zijn geborgd;
  4. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.
3.3.2 Afwijken t.b.v. inpandige bedrijfswoningen
Burgemeester en wethouder kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.3 sub e ten einde een inpandige bedrijfswoning toe te staan, met dien verstande dat:
  1. de woning milieutechnisch inpasbaar is;
  2. er een positief advies is van een agrarische deskundige.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  2. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  3. seksinrichtingen.
3.4.2 Aan huis verbonden beroep
Gebruik van ruimten binnen de woning ten behoeve van de uitoefening van aan huis verbonden beroep wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste 30 m² wordt gebruikt voor het aan-huis-verbonden beroep;
  2. degene die het aan-huis-verbonden beroep in de woning uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. door degene die het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  4. voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  5. er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Nevenactiviteiten
Burgemeester en wethouder kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 ten einde nevenactiviteiten toe te staan naast het bepaalde onder artikel 3 lid 1 sub a onder voorwaarde dat:
  1. het betreft glastuinbouw gelieerde bedrijvigheid, dan wel;
  2. het betreft recreatieve bedrijvigheid;
  3. met dien verstande dat uitsluitend bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan;
  4. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.
3.5.2 Tijdelijke huisvesting arbeidmigranten
Burgemeester en wethouder kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 ten einde een tijdelijke logiesfunctie ten behoeve van arbeidsmigranten toe te staan onder voorwaarde dat:
  1. de logiesfunctie binnen de bestaande bedrijfswoning wordt gerealiseerd;
  2. niet langer dan 6 aangesloten maanden huisvesting aan tijdelijke arbeidsmigranten wordt geboden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden binnen de gronden met de bestemming “ Agrarisch - Glastuinbouw" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
  1. het graven van sloten, vijvers en andere wateren.
3.6.2 Uitzonderingen
Het in artikel 3 lid 6.1 vervatte verbod geldt niet voor:
  1. werken en werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen;
  2. werken en werkzaamheden, indien en voorzover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  3. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  4. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;
  5. werken en werkzaamheden die ecologisch onderzoek betreffen;
  6. vijvers en wateren die niet in verbinding staan met het overige oppervlaktewater.
3.6.3 Criteria
Een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 3 lid 6.1, kan worden verleend mits:
  1. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Rijnland of diens rechtsopvolger;
  2. de agrarische functie van de grond niet langer noodzakelijk is;
  3. de ligging van het werk niet zodanig is dat hierdoor toekomstige reconstructie alsmede huidige omliggende agrarische bedrijfsuitoefening kan worden belemmerd.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Ten behoeve van het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw, ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning te wijzigen in Wonen, mits op basis van een agrarisch advies wordt aangetoond dat:
  1. er schaalvergroting of reconstructie heeft plaatsgevonden;
  2. de agrarische functie van de bedrijfswoning niet langer noodzakelijk is;
  3. de ligging van de af te splitsen bedrijfswoning niet zodanig is dat hierdoor toekomstige reconstructies alsmede huidige omliggende agrarische bedrijfsuitoefening kunnen worden belemmerd;
  4. per glastuinbouwbedrijf tenminste 1 bedrijfswoning aanwezig blijft;
  5. de af te splitsen kavel niet groter is dan 1.000 m2;
  6. ter plaatse van de woning moet sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  7. de nieuwe functie uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee brengt voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven.
3.7.2 Ten behoeve van vervolgfuncties
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw, te wijzigen ten einde vervolgfuncties toe te staan, mits op basis van een agrarisch advies wordt aangetoond dat:   
  1. het betreft glastuinbouw gelieerde bedrijvigheid, dan wel;
  2. het betreft recreatieve bedrijvigheid;
  3. met dien verstande dat uitsluitend bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan;
  4. in afwijking op het gestelde in lid c is bedrijvigheid in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten mogelijk mits middels maatregelen de maatgevende hinder (geur, stof, geluid, gevaar) wordt terug gebracht wordt naar categorie 1 of 2;
  5. de ligging van het perceel niet zodanig is dat hierdoor toekomstige reconstructies alsmede huidige omliggende agrarische bedrijfsuitoefening kunnen worden belemmerd;
  6. de nieuwe functie uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee brengt voor de omliggende woningen en de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven.
3.7.3 Ten behoeve van het omzetten van een bedrijfswoning naar een plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw, ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning te wijzigen en de nadere aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - plattelandswoning’ op te nemen, mits:
  1. er schaalvergroting of reconstructie heeft plaatsgevonden;
  2. de agrarische functie van de bedrijfswoning niet langer noodzakelijk is;
  3. de ligging van de af te splitsen bedrijfswoning niet zodanig is dat hierdoor toekomstige reconstructies kunnen worden belemmerd;
  4. per glastuinbouwbedrijf tenminste 1 bedrijfswoning aanwezig blijft;
  5. de af te splitsen kavel niet groter is dan 1.000 m²;
  6. er sprake is van een aanvaardbaar woon en leefklimaat;
  7. het glastuinbouwbedrijf aantoonbaar functioneert als volwaardig agrarisch bedrijf.