direct naar inhoud van Regels
Plan: 1e Herziening Buitengebied Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1884.BP1EHERBUITENGOOST-VAS1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan '1e Herziening Buitengebied Oost' als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1884.BP1EHERBUITENGOOST-VAS1 van de gemeente Kaag en Braassem.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-gebonden beroep

de uitoefening van een beroep door de bewoner op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied in een woning of bijgebouw, waarbij de woning overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; nader te onderscheiden in:

  • a. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee alsmede het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate is toegestaan;
  • b. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond met uitzondering van bosbouw, sier- en bollenteelt, echter met insluiting van een- en tweejarige sierteeltgewassen op open grond (zoals zonnebloem, asters en papavers);
  • c. glastuinbouw: de teelt van tuinbouw- of siergewassen geheel of nagenoeg geheel met behulp van kassen;
  • d. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond; onder fruitteelt wordt mede verstaan het planten van hagen rondom fruitteeltpercelen;
  • e. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en geheel of nagenoeg geheel zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • f. grondgebonden veehouderij zonder weidegang: het houden van melk- en ander vee zonder weidegang, waarbij de grondgebondenheid voortkomt uit het behoud van landbouwareaal en de inzet voor de productie van ruwvoer;
  • g. sierteelt: de teelt van siergewassen, alsmede van sierstruiken en sierbomen al dan niet met behulp van ondersteunend glas, tijdelijke kweektunnels, recirculatiebassins en planttafels doch zonder groot- of detailhandel in sierteeltgewassen;
  • h. bollenteelt: de teelt van bollen;
  • i. bosbouw: de teelt van bomen voor de houtproductie;
  • j. intensieve kwekerij: het kweken van gewassen of vissen, zonder of nagenoeg zonder gebruik te maken van daglicht.
1.8 agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd

een agrarisch bedrijf met een omvang, passend bij minder dan een halve arbeidskracht.

1.9 agrarisch hulp- en nevenbedrijf

een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven, dan wel op het verwerken, opslaan en/of verhandelen van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven.

1.10 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.

1.11 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook de verkoop en/of het leveren – als ondergeschikte nevenactiviteit – van goederen die verband houden met het ambacht zoals een kaasmakerij.

1.12 ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten

het bewerken van agrarische producten die afkomstig zijn van het eigen bedrijf of vanuit de streek, voor zover deze karakteristiek zijn voor de streek.

1.13 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.14 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.15 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.16 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.17 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.18 bed & breakfast

het verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning en bijbehorende bijgebouwen of het hoofdgebouw.

1.19 bedrijf

een inrichting, onderneming of instelling gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.20 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie

het bedrijfsmatig exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.

1.21 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.

of

een woning die fysiek van oudsher behoort bij het op die bestemming aanwezige complex, zoals een voormalige molenaarswoning, pastorie, zomerwoning of een rustende boer-woning, waarbij het gebruik van de woning als zodanig het functioneren van het bedrijf niet mag belemmeren.

1.22 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

legale afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.23 bestaande bouwwerken

legale bouwwerken, die op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmings-plan zijn of worden gebouwd krachtens een rechtsgeldig verleende omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel een bouwvergunning.

1.24 bestaand gebruik

het op het tijdstip van het in werking treden van het plan legaal aanwezige en/of vergunde gebruik.

1.25 bestaande veestapel

het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee in omvang zoals op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan feitelijk legaal aanwezig inclusief de daarvoor aanwezige stalsystemen en voorzieningen ter beperking van de emissie van stikstof. Voor zover op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan vergunningen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 of Wet natuurbescherming aanwezig zijn (dit betreft in ieder geval de vergunning met kenmerk ODH-2014-00575327 d.d. 11 augustus 2014) betreft de omvang van de bestaande veestapel het maximum aantal dieren zoals krachtens de vergunningen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 of Wet natuurbescherming is toegestaan. Indien geen vergunningen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 of Wet natuurbescherming zijn verleend, wordt de omvang bepaald op basis van de feitelijk legaal aanwezige veestapel en de feitelijk aanwezige stalsystemen en voorzieningen ter beperking van de emissie van stikstof op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.26 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.27 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.28 Bevi-inrichting

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.29 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.30 bijbehorende bouwwerken

hieronder worden begrepen:

  • aanbouw/uitbouw: een aan een hoofgebouw aangebouwd gebouw dat functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw is verbonden en door zijn verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt;
  • bijgebouw: een vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.31 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.32 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.33 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.

1.34 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.35 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.36 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.37 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.38 buitenrijbaan

niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem, al dan niet voorzien van een hekwerk, ten behoeve van het berijden, trainen en/of africhten van paarden.

1.39 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van (kleine) etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.40 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.41 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).

1.42 dagrecreatie

activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting en waartoe tevens kleinschalige horeca-activiteiten als bedoeld in 1.63 3e en 5e lid worden gerekend.

1.43 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst, achter de goothoogte.

1.44 dakopbouw

een uitbreiding van het hoofdgebouw als zijnde vergroting van de bestaande ruimten, niet op de begane grond.

1.45 deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake land- en tuinbouw, cultuurhistorie, landschap, natuur en/of archeologie.

1.46 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

1.47 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten en caravans, tuincentra, bouwmarkten detailhandel in grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels die vanwege de omvang en de aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstraling.

1.48 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.49 dierenpension

een tijdelijke opvangplaats voor huisdieren, waar het dier na verloop van tijd weer wordt opgehaald door de eigenaren, bijvoorbeeld na vakantie.

1.50 erf- en terreinafscheiding

een bouwwerk dat dient ter afscheiding van het erf of een terrein.

1.51 evenement

een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en/of cultuur.

1.52 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.53 extensieve recreatie

Extensieve recreatie is recreatie waarbij relatief weinig mensen aanwezig zijn per oppervlakte- of tijdseenheid. Recreatie met weinig dynamiek en die weinig druk uitoefent op de omgeving. Er zijn weinig of geen gebouwen nodig.

1.54 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.55 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.56 gevoelige functie
  • gebouwen waarin gewoond wordt ongeacht of de bewoning legaal of illegaal is;
  • aanwezigheid van kwetsbare groepen, bijvoorbeeld kinderen, ouderen of zieken, in gebouwen zoals scholen, ouderenhuisvesting en ziekenhuizen;
  • plaatsen in de openlucht waar het verrichten van bovengemiddelde fysieke inspanning plaatsvindt, zoals sportvelden;
  • locaties waar tijdelijk wordt verbleven, zoals recreatieterreinen;
  • gevoelige functies zoals bedoeld in het kader van de Wet geluidhinder en de Wet geurhinder en veehouderij.
1.57 gevoelige functies ten opzichte van kassen

gevoelige functies, zoals opgenomen in artikel 29.4, onderverdeeld in de volgende categorieën:

  • a. objecten categorie I:
    • 1. bebouwde kom met stedelijk karakter;
    • 2. ziekenhuis, sanatorium en internaat;
    • 3. objecten voor verblijfsrecreatie;
  • b. objecten categorie II:
    • 1. bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omvang in een overigens agrarische omgeving;
    • 2. objecten voor dagrecreatie;
  • c. objecten categorie III:
    • 1. verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleend;
  • d. objecten categorie IV:
    • 1. woning behorend bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer varkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn;
  • e. objecten categorie V:
    • 1. woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer varkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn.
1.58 hondenpension

een bedrijf gericht op het africhten, fokken en verzorgen van honden.

1.59 hobbymatige agrarische activiteiten

het gebruiken van gronden voor het hobbymatig houden van vee en/of telen van agrarische producten, zonder dat sprake is van een agrarisch bedrijf.

1.60 hobbykas

een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.61 hoofdgebouw

een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.62 hoofdverblijf

plaats waar een persoon zich gevestigd heeft met de bedoeling om daar voor een langere periode te blijven.

1.63 horecabedrijf

een bedrijf dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie. In deze regels worden onder horecabedrijf uitsluitend de volgende specifieke vormen daarvan begrepen:

  • 1. hotel: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en (alcoholische) dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • 2. restaurant: een bedrijf gericht op het voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren alsmede het verstrekken van (alcoholische) dranken; het accent ligt op het ter plaatse nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren;
  • 3. dagzaak: een bedrijf, dat qua openingstijden vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen, althans geen latere sluitingstijd dan 21:00 uur heeft, zoals een dagcafé, lunchroom, koffieshop en ijssalon;
  • 4. afhaalcentrum: een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren; het accent ligt op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren;
  • 5. koffie-/theehuis: een bedrijf gericht op het ter plaatse rechtstreeks aan de verbruiker verstrekken van niet-alcoholische dranken alsmede de verkoop van niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren;
  • 6. cafetaria/snackbar: een bedrijf gericht op het verstrekken aan de verbruiker van en het al dan niet ter plaatse gebruiken van al dan niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren; het accent ligt op de verkoop van al dan niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren;
  • 7. café, bar, avond- en nachtgelegenheid: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waarvan het sluitingsuur later dan 21:00 uur ligt;
  • 8. dancing/discotheek: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en/of het gelegenheid bieden voor dansen en waarvan het sluitingsuur later dan 21:00 uur ligt;
1.64 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting, verfraaing en/of het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.65 huishouden:

een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin of een gezin met inwonende familieleden) die continue een eenheid vormt;

1.66 intensieve kwekerij

een intensieve kwekerij is het kweken van gewassen of vissen zonder of nagenoeg zonder gebruik te maken van daglicht.

1.67 intensieve veehouderij/kwekerij bij wijze van neventak

intensieve veehouderij/kwekerij waarvan de productieomvang in ondergeschikte mate (minder dan de helft) onderdeel uitmaakt van de totale productieomvang van het grondgebonden agrarisch bedrijf.

1.68 intensieve recreatie

Onder intensieve recreatie wordt recreatie verstaan waarbij relatief veel mensen aanwezig zijn per oppervlakte- of tijdseenheid. Recreatie met veel dynamiek en die veel druk uitoefent op de omgeving. In vergelijking met extensieve recreatie is er vaak meer en omvangrijkere bebouwing aanwezig.

1.69 jachthaven

haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van pleziervaartuigen.

1.70 jachtwerf/scheepsreparatiebedrijf

een bedrijf, primair gericht op reparatie en onderhoudswerkzaamheden van schepen.

1.71 kampeerboerderij

een agrarisch gebouw dat aan zijn oorspronkelijke functie onttrokken is of een nieuw gebouw op een voormalig agrarisch bouwvlak dat geschikt is gemaakt voor recreatief nachtverblijf van groepen.

1.72 kampeermiddelen

een niet als een bouwwerk aan te merken, seizoensgebonden verblijfsrecreatief onderkomen, zoals tenten en toercaravans.

1.73 kantoor

voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.74 kas

bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal, met een hoogte van 1,5 m of meer boven het maaiveld, ten behoeve van teelt van gewassen.

1.75 kinderboerderij

een voorziening waar ter wille van kinderen dieren worden gehouden.

1.76 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.77 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.78 kleinschalige horecagelegenheid

een bij een agrarisch bedrijf of een als zodanig op de verbeelding aangeduide voormalige boerderij behorende theeschenkerij of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf, géén café, restaurant of ander horecabedrijf zijnde. Het schenken of nuttigen van alcoholhoudende dranken is niet toegestaan.

1.79 kleinschalig kamperen/kamperen bij de boer

een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen.

1.80 kleinschalige natuurontwikkeling

de aanleg van kleine elementen zoals rietlandjes, schraallanden, moerasjes, plas-draszones, open water en bosschages van een zeer beperkte omvang ten behoeve van de natuur.

1.81 kwetsbaar object

een object als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.82 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, waterhuishouding, terreinvormen, levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en wederzijdse beïnvloeding.

1.83 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.84 mestvergisting

een afgesloten systeem van tanken/silo's dat gebruikt wordt voor de productie van energie uit dierlijke mest.

1.85 mobiel lasbedrijf

een bedrijf waarvan de werkzaamheden (metaalbewerkingsactiviteiten) hoofdzakelijk plaatsvinden op locatie bij de klant.

1.86 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).

1.87 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.88 niet agrarische neventak

onderdelen van een agrarisch bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de neventakken/-activiteiten afzonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen.

1.89 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.90 ondergeschikt gebruik

gebruik dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie.

1.91 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.92 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.93 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van maximaal één wand en een (overwegend) gesloten dak.

1.94 paardenbak/buitenrijbaan

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining ten behoeve van het berijden, trainen en/of africhten van paarden.

1.95 paardenhouderij

een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.

1.96 paardenpension/paardenstalling

het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen, te berijden en te weiden; onder paardenpension/paardenstalling worden geen maneges verstaan.

1.97 paardrijschool

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, eventueel in combinatie met een duidelijk ondergeschikte paardenstalling/pension.

1.98 partycentrum

een gebouw met meerdere zalen, die hoofdzakelijk gebruikt en/of verhuurd worden ten behoeve van feesten, partijen, discoavonden en dergelijke met de daarbij behorende faciliteiten zoals toiletten, een kleine horecagelegenheid etc.

1.99 peil
  • a. ten opzichte van gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.100 perceel

gronden die bij elkaar horen, omdat zij aan elkaar grenzen en in het gebruik een eenheid vormen, doordat zij uitsluitend bij hetzelfde bedrijf, dezelfde woning of instelling behoren.

1.101 permanente bewoning

het gebruiken van een gebouw als hoofdverblijf, zijnde de vaste woon- en verblijfsplaats, waarbij de woning voor de bewoners het reële hoofdverblijf vormt en derhalve niet een adres is waar men tijdelijk recreatief verblijft.

1.102 pleziervaartuig

elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, watersport of andere recreatie op het water niet zijnde een woonschip.

1.103 poldersport

dagrecreatieve activiteiten op agrarische gronden met vaste voorzieningen, zoals hindernisbanen en teambuilding.

1.104 praktijkuitoefening

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.105 recreatief medegebruik

gebruik van gronden gericht op (extensieve) dagrecreatie waarbij het gebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de gronden.

1.106 recreatieseizoen

voor parken met recreatiewoningen het hele jaar en voor het overige periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.107 recreatiewoning/zomerhuis

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.

1.108 recreatief nachtverblijf

het exploiteren van recreatieve verblijven/appartementen binnen de bedrijfsgebouwen.

1.109 reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met een omvang, passend bij ten minste een halve tot een volledige arbeidskracht, met aannemelijk perspectief op volwaardigheid.

1.110 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.111 rooilijn
  • a. de grens tussen de het bouwvlak en het bestemmingsvlak;
  • b. in overige gevallen; de lijn evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de voorgevel van het gebouw (niet zijnde een bijgebouw) dat het dichtst bij de weg is gelegen dan wel (indien de voorgevel niet evenwijdig is aan de weg) de lijn evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van zij- en voorgevel van het gebouw (niet zijnde een bijgebouw) dat het dichtst bij de weg is gelegen.
1.112 ruwvoedergewassen

gewassen, zoals olifantengras, maïs, voederbieten, luzerne, die in de volle grond worden geteeld en waarvan de opbrengst is bestemd als voer voor landbouwhuisdieren, niet zijnde weidegras.

1.113 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.114 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.115 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.116 standplaats voor kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.117 steiger

een bouwwerk in en boven het water bedoeld als aanlegplaats voor vaartuigen (aanlegsteiger) of als kleinschalige dagrecreatieve voorziening, zoals een zwem- en/of vissteiger.

1.118 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en/of de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

1.119 verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.

1.120 verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie in ruimten, waarbij het recreatieve gebruik een bestendig karakter draagt zoals bij een logeergebouw, pension of recreatieverblijf of bij kampeermiddelen die langer dan gedurende het zomerseizoen een standplaats innemen op hetzelfde terrein, door personen die elders een vaste woon- of verblijfplaats hebben, hetgeen onder meer kan blijken uit het feit dat zij elders zijn ingeschreven in de administratie als bedoeld in de wet Basisregistratie Personen.

1.121 verblijfsrecreatief onderkomen

een onderkomen bedoeld voor tijdelijk recreatief verblijf van personen die elders hun hoofdverblijf hebben; hieronder vallen onder andere kampeermiddelen, stacaravans, chalets en recreatiewoningen. De verblijfsrecreatieve onderkomens worden onderverdeeld in de volgende categorieën:

  • a. categorie 1: een kampeermiddel, geen gebouw zijnde (bijv. tenten of caravans op seizoensplaatsen);
  • b. categorie 2: een verblijfsrecreatief hoofdgebouw inclusief bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken tot 36 m² (bijv. stacaravans, trekkershutten, chalets en recreatiewoningen);
  • c. categorie 3: een verblijfsrecreatief hoofdgebouw inclusief bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken tot 60 m² (bijv. stacaravans, chalets, recreatiewoningen op daarvoor bestemde terreinen);
  • d. categorie 4: een verblijfsrecreatief hoofdgebouw inclusief bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken tot 90 m² (bijv. vrijstaande recreatiewoningen).
1.122 verkoop streekeigen producten

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de regio zijn verwerkt of bewerkt.

1.123 vervolgfunctie

de nieuwe bestemming van het bouwperceel indien het aldaar gevestigde agrarische bedrijf opgeheven is.

1.124 vloeroppervlak voor (neven)activiteiten

de totale oppervlakte van een (neven)activiteit, zoals een aan-huis-gebonden beroep, een ambachtelijke of nijverheidsactiviteit, een kapper-aan-huis, lesinstituut of (kleinschalige) horecagelegenheid met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, keukens, toiletten en overige dienstruimten.

1.125 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.126 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met een omvang, passend bij ten minste één volledige arbeidskracht.

1.127 voorgevel

de naar de weg of waterweg gekeerde zijde van een gebouw of in het geval van hoeksituaties de twee of drie zijden van een gebouw die naar de weg of waterweg zijn gekeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1884.BP1EHERBUITENGOOST-VAS1_0001.png"

1.128 voorgevelrooilijn

de lijn die - evenwijdig aan de openbare weg - in het verlengde ligt van de voorgevel van het gebouw, dat het dichtst bij de weg is gelegen, gebouwen kleiner dan 6 m² niet meegerekend.

1.129 voormalig agrarisch bedrijf

voormalig agrarisch bouwblok waar het agrarisch gebruik reeds is gestaakt.

1.130 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.131 wonen

het gehuisvest zijn in een woning.

1.132 woning

een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.133 woonschip

een drijvend bouwwerk van enige omvang die, gezien de constructie en/of inrichting, hoofdzakelijk bestemd is ten behoeve van (recreatieve) bewoning, die op de plaats van bestemming direct of indirect met de grond verbonden is en bedoeld is om ter plaatse te functioneren, met uitzondering van een schip als bedoeld in artikel 1, lid 7, van de Woningwet.

1.134 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.135 zorgboerderij

bedrijf met als hoofd- of nevenactiviteit het verlenen van zorg en begeleiding middels dag- en/of nachtopvang aan mensen waarbij het meewerken aan agrarische activiteiten in, bij en rond het bedrijf een wezenlijk onderdeel kan zijn van resocialisatie of therapie.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met uitzondering van dakkapellen.

2.5 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 breedte van een woonschip

de breedte wordt gemeten op de plaats waar het vaste deel van de romp het breedst is, inclusief gangboorden en balkons.

2.7 hoogte van een woonschip

vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.

2.8 lengte van een woonschip

de lengte wordt gemeten op de plaats waar het vaste deel van de romp het langst is, inclusief gangboorden en balkons, ondergeschikte buiten de romp uitstekende delen zoals rondhouten en roerbladen niet meegerekend.

2.9 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 breedte, lengte en diepte van een steiger
  • a. breedte: de afstand tussen de uiteinden van de steiger op het kortste deel;
  • b. lengte: de afstand tussen de uiteinden van de steiger op het langste deel, bij meerdere steigeronderdelen, het totaal van de verschillende lengten;
  • c. diepte: de afstand van de oever tot het uiterste punt van de steiger, gemeten loodrecht op de oever.

afbeelding "i_NL.IMRO.1884.BP1EHERBUITENGOOST-VAS1_0002.png"

2.11 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken, het hart van de scheidingsmuren en/of de buitenwerkse maten van de draagconstructie, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.12 oppervlakte van een woonschip

tussen de buitenzijde van de zijwanden of de uiterste randen van gangboorden en/of balkons, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.

2.13 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals genoemd in lid 1.7 onder c;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt': tevens de uitoefening van een sierteeltbedrijf zoals genoemd in lid 1.8 onder g;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wandel-, fiets-, en ruiterpaden;
  • d. kleinschalige natuurontwikkeling;
  • e. teeltondersteunende voorzieningen, groen, nutsvoorzieningen, windturbines, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, bruggen, dammen, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen van water;

met dien verstande dat:

  • f. erfontsluitingswegen ten behoeve van gronden anders dan gronden met de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw, tevens zijn toegestaan, doch uitsluitend met een zo kort mogelijke lengte, met zo min mogelijk doorsnijding van het landschap.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. kassen;
  • b. gebouwen, niet zijnde kassen, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en windmolens ten behoeve van de waterhuishouding mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. per bouwvlak is 1 bedrijfswoning toegestaan tenzij met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c is ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen bedrijfswoning toegestaan;
  • e. overigens geldt het volgende;
  max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen)   750 m3     6 m   10 m (12 m bij inpandige bedrijfs- woning)  
- aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen behorende bij de bedrijfswoning       de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m   5 m  
- vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen behorende bij de bedrijfswoning     50 m2   3 m   5 m  
bedrijfsgebouwen       6 m   12 m  
kassen       6 m   9 m  
silo's         12 m  
erf- en terrein- afscheidingen:
- voor de voorgevelrooilijn
- buiten het bouwvlak
- binnen het bouwvlak  
     
1 m
1,5 m
2 m  
- windturbine
- windmolen buiten het bouwvlak, ten behoeve van waterhuishouding  
      15 m
6 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (geen erf- of terreinafscheidingen)         3 m  
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Grotere goot- en bouwhoogte kassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.2 onder e ten behoeve van een grotere goot- en bouwhoogte van de kassen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goot- en bouwhoogte mogen respectievelijk maximaal 10 m en 12 m bedragen;
  • b. afwijken wordt uitsluitend toegestaan indien de grotere goot- en bouwhoogtes noodzakelijk zijn voor meerlagenteelt;
  • c. afwijking wordt niet verleend indien:
    • 1. dit leidt tot een onevenredige toename van verkeerstromen en lichtoverlast voor omwonenden;
    • 2. er sprake is van een onevenredige aantasting van het landschap.
3.3.2 Laad-/losinrichting

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.2 onder b ten behoeve van de overschrijding van bouwvlakken ten behoeve van een laad-/losinrichting indien de vergroting noodzakelijk is voor de aanleg van een laad-/losinrichting, waardoor de verkeersdoorstroming ter plaatse wordt verbeterd.

3.3.3 Overschrijden bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.2 onder b ten behoeve van de overschrijding van het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maken; deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is om aan milieuvoorschriften of aan regelgeving met betrekking tot dierwelzijn te kunnen voldoen;
  • b. het bouwvlak mag eenmalig en aan één zijde met niet meer dan 10 m worden overschreden;
  • c. van de bevoegdheid mag alleen gebruik worden gemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
3.3.4 Ten behoeve van extra woonruimte

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de voor de bedrijfswoning geldende maximale inhoudsmaat, teneinde het mogelijk te maken de inhoud van de woning te vergroten tot 900 m³, zulks ten behoeve van de inwoning van een tweede arbeidskracht of inwoning van een rustende boer met inachtneming van het volgende:

  • a. de initiatiefnemer dient met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat er sprake is van een duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf en of de extra woonruimte noodzakelijk is voor de huisvesting van een tweede arbeidskracht of een opvolger van de rustende boer;
  • b. de omgevingsvergunning wordt niet verleend indien op het bouwvlak reeds een woning aanwezig is die voor de bedoelde huisvesting geschikt is of geschikt te maken is;
  • c. indien de woning deel uitmaakt van een groter gebouw, vindt uitbreiding van de woning plaats door gebruik te maken van ruimten binnen dat grotere gebouw; alleen indien dit niet mogelijk of doelmatig is kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken voor uitbreiding van de woning door middel van nieuwbouw of, indien ook dat niet mogelijk is, door gebruik van een (deel van een) ander gebouw;
  • d. indien de ruimte van 150 m³ wordt gerealiseerd in een ander gebouw dan de woning, is de afwijking voor bewoning strikt persoonsgebonden;
  • e. de extra woonruimte dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • f. ter plaatse van de extra woonruimte dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
3.3.5 Ten behoeve van een bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder d ten behoeve van de bouw van een agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien sprake is van duurzame, volwaardige agrarische bedrijven; daarbij dient de bedrijfswoning noodzakelijk te zijn voor een persoon die daadwerkelijk en duurzaam met bedrijfsvoering is belast;
  • b. permanent toezicht dient noodzakelijk te zijn;
  • c. een verzoek tot afwijking voor een agrarische bedrijfswoning wordt ter toetsing voorgelegd aan een agrarisch deskundige, omtrent de vraag of aan de in dit lid onder a en b genoemde voorwaarden is voldaan;
  • d. de bedrijfswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • e. de bedrijfsvoering van de naastgelegen (agrarische) bedrijven mag niet worden beperkt.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1 Vergroten bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het agrarische bouwvlak te vergroten tot maximaal 2 ha, met inachtneming van het volgende;

  • a. uitbreiding is alleen toegestaan indien het een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
  • b. de bedrijfseconomische noodzaak van de uitbreiding dient door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aangetoond te worden;
  • c. de uitbreiding van het agrarische bedrijf dient milieu-hygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • e. bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden niet onevenredig te worden aangetast;
  • f. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder e wordt voldaan;

met dien verstande dat het agrarische bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 2,5 ha indien sprake is van verbredingsactiviteiten bij agrarische bedrijven, waaronder zorg, recreatie, energieopwekking tot middel van biomassavergisting en de verkoop van producten uit eigen teelt, mits de agrarische functie de hoofdfunctie blijft en de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet wordt belemmerd.

3.4.2 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' op te nemen, teneinde het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bedrijfswoning in gebruik is als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak ontstaat geen mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in lid 3.2 blijven van toepassing op de plattelandswoning.
3.4.3 Verhogen bouwhoogte kassen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de toegestane goot- en bouwhoogte van kassen te verhogen van respectievelijk 6 en 9 meter naar 8 en 10 meter, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfseconomische noodzaak van de verhoging dient met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aangetoond te worden;
  • b. een schriftelijk advies van de provincie Zuid-Holland moet worden aangeleverd;
  • c. de bedrijfsbebouwing dient landschappelijk inpasbaar te zijn.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals genoemd in lid 1.7 onder a en als (mede)bestemming agrarisch bedrijf als genoemd in lid 1.7 onder b;
  • b. het uitoefenen van een bestaand volwaardig agrarisch bedrijf zoals genoemd in lid 1.7 onder f;
  • c. het behoud en herstel van het karakteristieke en cultuurhistorische open weidelandschap, dat gevormd wordt door het nagenoeg ontbreken van bebouwing in de polders;
  • d. een intensieve kwekerij als ondergeschikte productietak en binnen bestaande bebouwing binnen het bouwvlak tot een maximum grondoppervlakte van 2.000 m2;

alsmede voor:

  • e. het hobbymatig houden van vee;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. wandel-, fiets-, en ruiterpaden;
  • g. kleinschalige natuurontwikkeling;
  • h. de in tabel 4.1 genoemde nevenfuncties met de daarbij behorende maximaal te bouwen/gebruiken vloeroppervlaktes aan gronden en gebouwen; bij een combinatie van nevenfuncties mag ten hoogste 400 m2 aan gebouwen worden gebouwd/gebruikt;
  • i. voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen en voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, windturbines, bruggen, dammen, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen van water;

met dien verstande dat:

  • j. erfontsluitingswegen ten behoeve van gronden anders dan gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden', tevens zijn toegestaan, doch uitsluitend met een zo kort mogelijke lengte, met zo min mogelijk doorsnijding van het landschap.

Tabel 4.1 Toegestane nevenfuncties

nevenfunctie   max. oppervlak grond te gebruiken voor de nevenfunctie   max. vloeroppervlak (in bebouwing) voor de nevenfunctie  
veehandelsbedrijven; africhtingsbedrijven voor paarden   -   400 m²  
veearts; hoefsmederij   -   400 m²  
paardenhouderij   binnen het bouwvlak: een paardenbak met een afmeting van 1.200 m2   500 m²  
paardenstalling/paardenpension   binnen het bouwvlak: een paardenbak met een afmeting van 1.200 m2   500 m2  
recreatief nachtverblijf (bed & breakfast)   -   200 m2  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten   -   400 m²  
verkoop streekeigen producten, boerderijwinkel   -   100 m²  
kinderboerderij   -   400 m²  
kano-, roeiboot- of fietsenverhuur   -   400 m²  
kleinschalig kamperen   2.500 m² binnen het bouwvlak   50 m2, uitsluitend ten behoeve van sanitair/opslag  
kampeerboerderij   -   400 m²  
kleinschalige horecagelegenheid, zoals bedoeld in artikel 1.63, 3e of 5e lid   -   100 m²  
museum/tentoonstellingsruimte   -   100 m²  
kunst- of antiekhandel   -   400 m²  
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en windmolens ten behoeve van de waterhuishouding mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bouwvlakken mogen geheel bebouwd worden;
  • c. per bouwvlak is 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c is ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen bedrijfswoning toegestaan;
  • e. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2) voor recreatieve activiteiten' mag het maximum bebouwd oppervlak voor recreatieve nachtverblijven niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • f. overigens geldt het volgende:
  max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen)   750 m3     6 m   10 m (12 m bij inpandige bedrijfs- woning)  
- aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen behorende bij de bedrijfswoning       de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m   5 m  
- vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen behorende bij de bedrijfswoning     50 m2   3 m   5 m  
bedrijfsgebouwen       6 m   12 m  
silo's         12 m  
erf- en terrein- afscheidingen:
- voor de voorgevelrooilijn
- buiten het bouwvlak
- binnen het bouwvlak  
     
1 m
1,5 m
2 m  
- windturbine
- windmolen buiten het bouwvlak, ten behoeve van waterhuishouding  
      15 m
6 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (geen erf- of terreinafscheidingen)         3 m  
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Overschrijden bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.2 onder a ten behoeve van de overschrijding van het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maken; deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is om aan milieuvoorschriften of aan regelgeving met betrekking tot dierwelzijn te kunnen voldoen;
  • b. het bouwvlak mag eenmalig en aan één zijde met niet meer dan 10 m worden overschreden;
  • c. van de bevoegdheid mag alleen gebruik worden gemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. de overschrijding van het bouwvlak geen onevenredige afbreuk doet aan de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden;
  • e. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder d wordt voldaan.
4.3.2 Ten behoeve van extra woonruimte

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de voor de bedrijfswoning geldende maximale inhoudsmaat, teneinde het mogelijk te maken de inhoud van de woning te vergroten tot 900 m³, zulks ten behoeve van de inwoning van een tweede arbeidskracht of een rustende boer, met inachtneming van het volgende:

  • a. de initiatiefnemer dient met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat er sprake is van een duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf en of de extra woonruimte noodzakelijk is voor de huisvesting van een tweede arbeidskracht of een opvolger van de rustende boer;
  • b. de omgevingsvergunning wordt niet verleend indien op het bouwvlak reeds een woning aanwezig is die voor de bedoelde huisvesting geschikt is of geschikt te maken is;
  • c. indien de woning deel uitmaakt van een groter gebouw, vindt uitbreiding van de woning plaats door gebruik te maken van ruimten binnen dat grotere gebouw; alleen indien dit niet mogelijk of doelmatig is kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken voor uitbreiding van de woning door middel van nieuwbouw of, indien ook dat niet mogelijk is, door gebruik van een (deel van een) ander gebouw;
  • d. indien de ruimte van 150 m³ wordt gerealiseerd in een ander gebouw dan de woning, is de afwijking voor bewoning strikt persoonsgebonden;
  • e. de extra woonruimte dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • f. ter plaatse van de extra woonruimte dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel waarbij sprake is van een toename van stikstofemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, dit geldt niet voor het gebruik waarvoor conform de Wet natuurbescherming de vergunning met kenmerk ODH-2014-00575327 d.d. 11 augustus 2014 is afgegeven;
  • b. faciliteiten ten behoeve van paarden, zoals paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten, zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak:
  • c. ten behoeve van de in tabel 4.1 en 4.2 genoemde nevenfuncties gelden de volgende gebruiksregels:
    • 1. het oprichten van lichtmasten, lichtbakken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan;
    • 2. voor de nevenfunctie kleinschalig kamperen gelden de volgende regels:
      • kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst gedurende het recreatieseizoen;
      • het aantal kampeermiddelen mag ten hoogste 25 bedragen;
      • het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
    • 3. opslag van stoffen en producten die gevaar of milieuoverlast kunnen opleveren, is in geen geval toegestaan;
    • 4. buitenopslag buiten het bouwvlak is in geen geval toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder i, ten behoeve van het toestaan van de in tabel 4.2 genoemde niet-agrarische nevenfuncties binnen het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • b. bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals bedoeld in lid 4.1 onder c, in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder b wordt voldaan;
  • d. voor de in tabel 3.2 genoemde nevenfuncties mogen de in de tabel genoemde maximale vloeroppervlaktes aan gronden en gebouwen gebouwd/in gebruik genomen worden; bij een combinatie van nevenfuncties mag ten hoogste 400 m2 aan gebouwen worden gebouwd/gebruikt;
  • e. een buitenrijbaan of een uitloop is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • f. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken;
  • g. er dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid voor de betreffende functie;
  • h. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien de nevenfunctie geen onevenredig grote verkeersaantrekkende werking heeft en er geen verslechtering optreedt in de verkeersafwikkeling ter plaatse;
  • i. de nevenfunctie dierenpension is uitsluitend toegestaan indien de afstand van de nevenfunctie tot woningen van derden ten minste 100 m bedraagt;
  • j. de bodem dient geschikt te zijn voor de voorgenomen nevenfunctie.

Tabel 4.2 Toegestane nevenfuncties na afwijking bij een omgevingsvergunning

nevenfunctie   max. oppervlak grond te gebruiken voor de nevenfunctie   max. vloeroppervlak (in bebouwing) voor de nevenfunctie  
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 t/m 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   -   500 m², uitsluitend in bestaande gebouwen  
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   -   400 m², uitsluitend in bestaande gebouwen  
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   -   400 m², uitsluitend in bestaande gebouwen (niet zijnde kassen)  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   -   400 m², uitsluitend in bestaande gebouwen  
mestvergisting   1.800 m²   400 m²  
poldersport   buiten, maar aansluitend aan het bouwvlak 2 ha   400 m²  
verhuur/gebruik van ruimten voor sociaal maatschappelijke activiteiten, zoals workshops, verenigingen en ateliers   -   100 m²  
sociale nevenfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg, kinderopvang)   -   400 m²  
dierenpension   -   400 m²  
4.5.2 Algemene bevoegdheid tot afwijking ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de typen nevenfuncties zoals genoemd in tabel 4.1 en 4.2, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de in tabel 4.1 en 4.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 4.5.1.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren (>50 cm);
  • b. dempen, graven, vergroten of herprofileren van waterlopen;
  • c. aanbrengen opgaande beplantingen;
  • d. aanleggen van verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden en (half)verhardingen >50 m² (niet zijnde kavelpaden);
  • e. aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren;
  • g. aanleggen van oeverbeschoeiingen.
4.6.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 4.6.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  • b. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • e. het dempen van dwarssloten (breedtesloten) betreffen;
  • f. de aanleg van dammen en onderbemaling betreffen.
4.6.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals bedoeld in lid 4.1 onder c, in de directe omgeving niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen door de initiatiefnemer aangetoond dient te worden.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Vergroten bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het agrarische bouwvlak te vergroten tot maximaal 2 ha, met inachtneming van het volgende;

  • a. uitbreiding is alleen toegestaan indien het een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
  • b. de bedrijfseconomische noodzaak van de uitbreiding dient door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aangetoond te worden;
  • c. de uitbreiding van het agrarische bedrijf dient milieu-hygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • e. bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals bedoeld in lid 4.1 onder c, in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • f. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder e wordt voldaan;
  • g. er wordt voldaan aan het bepaalde onder 4.4 onder a;

met dien verstande dat het agrarische bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 2,5 ha indien sprake is van verbredingsactiviteiten bij agrarische bedrijven, waaronder zorg, recreatie, energieopwekking tot middel van biomassavergisting en de verkoop van producten uit eigen teelt, mits de agrarische functie de hoofdfunctie blijft en de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet wordt belemmerd.

4.7.2 Vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' zodanig te wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf – de in tabel 4.3 genoemde vervolgfuncties toegestaan zijn, met dien verstande dat:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is en is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
  • b. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • c. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder a en b wordt voldaan;
  • d. er na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd en bestaande gebouwen niet mogen worden uitgebreid;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d geldt dat indien bestaande vrijkomende bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, niet geschikt zijn voor de vervolgfunctie, de huidige bebouwing gesloopt mag worden en maximaal 50% van het gesloopte bebouwingsoppervlak mag worden teruggebouwd tot een maximum van 200 m² in totaal;
  • f. na de bestemmingswijziging dient de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf' te worden opgenomen;
  • g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag;
  • h. bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals bedoeld in lid 4.1 onder c, in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • i. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder h wordt voldaan;
  • j. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • k. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • l. het aantal woningen niet mag toenemen;

Tabel 4.3 Toegestane vervolgfuncties 

vervolgfuncties  
wonen, hobbyboerachtige activiteiten  
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 en 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden  
hoefsmederij, veearts  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten  
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
opslag/stalling van goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bestaande gebouwen, niet zijnde kassen  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (onder andere aannemersbedrijf, schildersbedrijf, meubelstoffeerderij, pottenbakkerij)  
jachtwerf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
watersportbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
recreatiebedrijven, horeca (zoals bedoeld in lid 1.63 lid 1 t/m 6), verblijfsrecreatie  
kinderboerderij  
manege  
paardenstalling, paardrijactiviteiten  
verblijfsrecreatieve appartementen  
kampeerboerderij  
sociale vervolgfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg, kinderopvang)  
museum, tentoonstellingsruimte  
kunst- of antiekhandel  
4.7.3 Algemene bevoegdheid tot afwijking ten behoeve van vervolgfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de typen vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 4.3, teneinde vervolgfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de in tabel 4.3 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 4.7.2.

4.7.4 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' op te nemen, teneinde het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bedrijfswoning in gebruik is als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak ontstaat geen mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in lid 4.2 blijven van toepassing op de plattelandswoning.
4.7.5 Ruimte voor Ruimteregeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van de Ruimte voor Ruimteregeling de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Wonen ten behoeve van de bouw van een extra woning in ruil voor de sloop van alle op het bouwvlak aanwezige bedrijfsbebouwing, met inachtneming van het volgende:

  • a. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen, 5000 m2 kassen of iedere 2,25 ha boom- en sierteelt, of een combinatie naar rato daarvan, mag één compensatiewoning worden gebouwd;
  • b. het aantal compensatiewoningen mag maximaal drie bedragen;
  • c. de te slopen gebouwen of kassen dienen opgericht te zijn voor de peildatum van 1 januari 2007;
  • d. de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse dient duurzaam verbeterd te worden;
  • e. de nieuwe woningen dienen voorzien te worden van een goede landschappelijke inpassing;
  • f. de nieuwe woningen dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).
4.7.6 Nieuwe landgoederen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Wonen en Natuur ten behoeve van de realisatie van een nieuw landgoed, met inachtneming van het volgende:

  • a. de realisatie is uitgesloten in het Natuurnetwerk Nederland en gerealiseerde recreatiegebieden, zoals opgenomen in de Provinciale Verordening Zuid-Holland;
  • b. in nog niet gerealiseerde ecologische verbindingen van het Natuurnetwerk Nederland is realisatie alleen toegestaan als het huiskavel buiten de verbinding wordt gerealiseerd;
  • c. de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse wordt duurzaam verbeterd;
  • d. het landgoed wordt minimaal 5 ha groot en is nagenoeg aaneengesloten;
  • e. minimaal 90% van het gebied is voor het publiek toegankelijk;
  • f. maximaal 10% van het gebied behoort tot het private deel, deze huiskavel mag voor maximaal 20% worden bebouwd, waarbij 1 landhuis met maximaal 3 wooneenheden is toegestaan;
  • g. het gebied genoemd onder e mag niet worden bebouwd en dient ingericht te worden met groene en/of blauwe functies die aansluiten bij het bij het gebied passende natuurdoeltype;
  • h. het landgoed dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).
4.7.7 Verhogen bouwhoogte bedrijfsbebouwing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de toegestane goot- en bouwhoogte van agrarische bedrijfsbebouwing te verhogen van respectievelijk 6 en 12 meter naar 8 en 14 meter, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfseconomische noodzaak van de verhoging dient met een schriftelijk advies van de Stichting Agrarische Beoordelingscommissie (ABC) aangetoond te worden;
  • b. een schriftelijk advies van de provincie Zuid-Holland moet worden aangeleverd;
  • c. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals genoemd in lid 1.7 onder a;
  • b. behoud en herstel van de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden, bestaande uit de openheid, het verkavelingspatroon, graslandkarakter, slotenpatroon, kleine landschapselementen, de aanwezigheid van weidevogels en kenmerkende oever- en slootvegetaties;
  • c. een intensieve kwekerij zoals bedoeld in artikel 1.66 als ondergeschikte productietak of binnen bestaande bebouwing binnen het bouwvlak tot een maximum grondoppervlakte van 2.000 m2;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' uitsluitend voor een plattelandswoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is het gebruik als gevoelige functie niet toegestaan, met dien verstande dat het gebruik als gevoelige functie wél is toegestaan mits maatregelen zijn getroffen en in stand worden gehouden waarbij:
    • 1. in de bouwkundige constructie die een ruimte in het betreffende deel van de woning scheidt van de buitenlucht (daaronder begrepen het dak) alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;
    • 2. de in lid 1 bedoelde bouwkundige constructie een in de NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering van minimaal 45 dB bezit.

alsmede voor:

  • f. het hobbymatig houden van vee;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. wandel-, fiets-, en ruiterpaden;
  • h. kleinschalige natuurontwikkeling;
  • i. de in tabel 5.1 genoemde nevenfuncties met de daarbij behorende maximaal te bouwen/gebruiken vloeroppervlaktes aan gronden en gebouwen; bij een combinatie van nevenfuncties mag ten hoogste 400 m2 aan gebouwen worden gebouwd/gebruikt;
  • j. voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, windturbines, in- en uitritten, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en voet- en fietspaden, bruggen, dammen, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen van water;

met dien verstande dat:

  • k. erfontsluitingswegen ten behoeve van gronden anders dan gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden tevens zijn toegestaan, doch uitsluitend met een zo kort mogelijke lengte, met zo min mogelijk doorsnijding van het landschap alsmede tuinen behorende bij aangrenzende woonbestemmingen.

Tabel 5.1 Toegestane nevenfuncties

nevenfuncties   max. oppervlak grond te gebruiken voor de nevenfunctie   max. vloeroppervlak (in bebouwing) voor de nevenfunctie  
veearts, hoefsmederij   -   400 m²  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten   -   400 m²  
verkoop streekeigen producten, boerenwinkel   -   100 m²  
kano-, roeiboot- of fietsenverhuur   -   400 m²  
recreatief nachtverblijf (bed & breakfast)   -   200 m²  
kleinschalige horecagelegenheid, zoals bedoeld in artikel 1.63 horecabedrijf, 3e of 5e lid   -   100 m²  
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en windmolens ten behoeve van de waterhuishouding mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bouwvlakken mogen geheel bebouwd worden;
  • c. voor zover het figuur 'gevellijn' is opgenomen dient de voorgevel van het hoofdgebouw op het figuur 'gevellijn' te worden georiënteerd;
  • d. overigens geldt het volgende;
      max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
    bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen)   750 m3     6 m   10 m (12 m bij inpandige bedrijfs- woning)  
    - aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen behorende bij de bedrijfswoning       de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m   5 m  
    - vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen behorende bij de bedrijfswoning     50 m2   3 m   5 m  
    bedrijfsgebouwen       6 m   12 m  
    silo's         12 m  
    erf- en terrein- afscheidingen:
    - voor de voorgevelrooilijn
    - buiten het bouwvlak
    - binnen het bouwvlak  
         
    1 m
    1,5 m
    2 m  
    - windturbine
    - windmolen buiten het bouwvlak, ten behoeve van waterhuishouding  
          15 m
    6 m  
    overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (geen erf- of terreinafscheidingen)         3 m  
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c is ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen bedrijfswoning toegestaan.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Overschrijden bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 5.2 onder a ten behoeve van de overschrijding van het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maken; deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is om aan milieuvoorschriften of aan regelgeving met betrekking tot dierwelzijn te kunnen voldoen;
  • b. het bouwvlak mag eenmalig en aan een zijde met niet meer dan 10 m worden overschreden;
  • c. van de bevoegdheid mag alleen gebruik worden gemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. de overschrijding van het bouwvlak geen onevenredige afbreuk doet aan de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden;
  • e. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder d wordt voldaan.
5.3.2 Ten behoeve van extra woonruimte

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de voor de bedrijfswoning geldende maximale inhoudsmaat, teneinde het mogelijk te maken de inhoud van de woning te vergroten tot 900 m³, zulks ten behoeve van de inwoning van een tweede arbeidskracht of een rustende boer met inachtneming van het volgende:

  • a. de initiatiefnemer dient met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat er sprake is van een duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf en of de extra woonruimte noodzakelijk is voor de huisvesting van een tweede arbeidskracht of een opvolger van de rustende boer;
  • b. de omgevingsvergunning wordt niet verleend indien op het bouwvlak reeds een woning aanwezig is die voor de bedoelde huisvesting geschikt is of geschikt te maken is;
  • c. indien de woning deel uitmaakt van een groter gebouw, vindt uitbreiding van de woning plaats door gebruik te maken van ruimten binnen dat grotere gebouw; alleen indien dit niet mogelijk of doelmatig is kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken voor uitbreiding van de woning door middel van nieuwbouw of, indien ook dat niet mogelijk is, door gebruik van een (deel van een) ander gebouw;
  • d. indien de ruimte van 150 m³ wordt gerealiseerd in een ander gebouw dan de woning, is de afwijking voor bewoning strikt persoonsgebonden;
  • e. de extra woonruimte dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • f. ter plaatse van de extra woonruimte dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel waarbij sprake is van een toename van stikstofemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf;
  • b. de teelt van maïs ten dienste van het eigen bedrijf is toegestaan voor maximaal 20% van het bedrijfsoppervlak;
  • c. faciliteiten ten behoeve van paarden, zoals paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten, zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;
  • d. ten behoeve van de in tabel 5.1 en 5.2 genoemde nevenfuncties gelden de volgende gebruiksregels:
    • 1. het oprichten van lichtmasten, lichtbakken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan;
    • 2. voor de nevenfunctie kleinschalig kamperen gelden de volgende regels:
      • kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst gedurende het recreatieseizoen;
      • het aantal kampeermiddelen mag ten hoogste 25 bedragen;
      • het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan.
    • 3. opslag van stoffen en producten die gevaar of milieuoverlast kunnen opleveren, is in geen geval toegestaan;
    • 4. buitenopslag buiten het bouwvlak is in geen geval toegestaan.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder h, ten behoeve van het toestaan van de in tabel 5.2 genoemde niet-agrarische nevenfuncties binnen het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • b. bestaande cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden, zoals bedoeld in 5.1 onder c, in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder b wordt voldaan;
  • d. voor de in tabel 5.2 genoemde nevenfuncties mogen de in de tabel genoemde maximale vloeroppervlaktes aan gronden en gebouwen gebouwd/in gebruik genomen worden; bij een combinatie van nevenfuncties mag ten hoogste 400 m2 aan gebouwen worden gebouwd/gebruikt;
  • e. een buitenrijbaan of een uitloop is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • f. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken;
  • g. er dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid voor de betreffende functie;
  • h. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien de nevenfunctie geen onevenredig grote verkeersaantrekkende werking heeft en er geen verslechtering optreedt in de verkeersafwikkeling ter plaatse;
  • i. de nevenfunctie dierenpension is uitsluitend toegestaan indien de afstand van de nevenfunctie tot woningen van derden ten minste 100 m bedraagt;
  • j. de bodem dient geschikt te zijn voor de voorgenomen nevenfunctie.

Tabel 5.2 Toegestane nevenfuncties na afwijking bij een omgevingsvergunning

nevenfunctie   max. oppervlak grond te gebruiken voor de nevenfunctie   max. vloeroppervlak (in bebouwing) voor de nevenfunctie  
veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden   -   400 m², uitsluitend in bestaande gebouwen  
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bestaande gebouwen   -   400 m², uitsluitend in bestaande gebouwen (niet zijnde kassen)  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   -   400 m2, uitsluitend in bestaande gebouwen  
mestvergisting   1.800 m2   400 m2  
paardenhouderij   binnen het bouwvlak: een paardenbak met een omvang van 1.200 m2    500 m2  
paardenstalling   binnen het bouwvlak: een paardenbak met een afmeting van 1.200 m²    500 m²  
kinderboerderij   -   400 m2  
kleinschalig kamperen   2.500 m² binnen het bouwvlak   50 m2, uitsluitend ten behoeve van sanitair/opslag  
kampeerboerderij   -   400 m²  
verhuur/gebruik van ruimten voor sociaal maatschappelijke activiteiten, zoals workshops, verenigingen en ateliers   -   100 m²  
sociale nevenfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg, kinderopvang)   -   400 m²  
museum, tentoonstelling   -   100 m²  
kunst- of antiekhandel   -   400 m²  
dierenpension   -   400 m²  
5.5.2 Algemene bevoegdheid tot afwijking ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de typen nevenfuncties zoals genoemd in tabel 5.1 en 5.2, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de in tabel 5.1 en 5.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 5.5.1.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren (>50 cm);
  • b. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • c. aanbrengen opgaande beplantingen;
  • d. verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien van houtopstanden;
  • e. aanleg van verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden, kavelpaden en overige (half)verhardingen > 50 m²;
  • f. aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren;
  • h. aanleg oeverbeschoeiingen.
5.6.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 5.6.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  • b. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • e. de aanleg van dammen en onderbemaling betreffen.
5.6.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning
  • a. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals bedoeld in lid 5.1 onder c, in de directe omgeving niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen door de initiatiefnemer aangetoond dient te worden.
  • b. Voor het dempen van (lengte)sloten geldt bovendien dat dit alleen mogelijk is als sprake is van een groot maatschappelijk belang en het veenweideverkavelingspatroon niet in onevenredige mate wordt aangetast.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Vergroten bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het agrarische bouwvlak te vergroten tot maximaal 2 ha, met inachtneming van het volgende;

  • a. uitbreiding is alleen toegestaan indien het een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
  • b. de bedrijfseconomische noodzaak van de uitbreiding dient met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aangetoond te worden;
  • c. de uitbreiding van het agrarische bedrijf dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • e. bestaande cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden, zoals bedoeld in lid 5.1 onder c, in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • f. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder f wordt voldaan.
  • g. voldaan wordt aan het bepaalde onder lid 5.4 onder a;

met dien verstande dat het agrarische bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 2,5 ha indien sprake is van verbredingsactiviteiten bij agrarische bedrijven, waaronder zorg, recreatie, energieopwekking tot middel van biomassavergisting en de verkoop van producten uit eigen teelt, mits de agrarische functie de hoofdfunctie blijft en de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet wordt belemmerd.

5.7.2 Vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' zodanig te wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf – de in tabel 5.3 genoemde vervolgfuncties toegestaan zijn, met dien verstande dat:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is en is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
  • b. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • c. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder a en b wordt voldaan;
  • d. er na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd en bestaande gebouwen niet mogen worden uitgebreid;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d geldt dat indien bestaande vrijkomende bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen. niet geschikt zijn voor de vervolgfunctie, de huidige bebouwing gesloopt mag worden, waarbij geldt dat maximaal 50% van het gesloopte bebouwingsoppervlak mag worden teruggebouwd tot een maximum van 200 m² in totaal;
  • f. na de bestemmingswijziging dient de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf' te worden opgenomen;
  • g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de bebouwing plaatsvinden;
  • h. bestaande cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden, zoals bedoeld in lid 5.1 onder c, in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • i. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder h wordt voldaan;
  • j. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • k. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • l. het aantal woningen niet mag toenemen.

Tabel 5.3 Toegestane vervolgfuncties 

Vervolgfuncties  
wonen, hobbyboerachtige activiteiten  
veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden  
hoefsmederij, veearts  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (onder andere aannemersbedrijf, schildersbedrijf, meubelstoffeerderij, pottenbakkerij)  
jachtwerf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
watersportbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
recreatiebedrijven, horeca (zoals bedoeld in lid 1.63 lid 1 t/m 6), verblijfsrecreatie  
kinderboerderij  
paardenstalling, paardrijactiviteiten  
verblijfsrecreatieve appartementen  
kampeerboerderij  
sociale vervolgfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg, kinderopvang)  
museum, tentoonstellingsruimte  
kunst- of antiekhandel  
5.7.3 Algemene bevoegdheid tot afwijking ten behoeve van vervolgfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de typen vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 5.3, teneinde vervolgfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de in tabel 5.3 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 5.7.2.

5.7.4 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' op te nemen, teneinde het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bedrijfswoning in gebruik is als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak ontstaat geen mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in lid 5.2 blijven van toepassing op de plattelandswoning.
5.7.5 Ruimte voor Ruimteregeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van de Ruimte voor Ruimteregeling de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming Wonen ten behoeve van de bouw van een extra woning in ruil voor de sloop van alle op het bouwvlak aanwezige bedrijfsbebouwing, met inachtneming van het volgende:

  • a. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen, 5000 m2 kassen of iedere 2,25 ha boom- en sierteelt, of een combinatie naar rato daarvan, mag één compensatiewoning worden gebouwd;
  • b. het aantal compensatiewoningen mag maximaal drie bedragen;
  • c. de te slopen gebouwen of kassen dienen opgericht te zijn voor de peildatum van 1 januari 2007;
  • d. de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse dient duurzaam verbeterd te worden;
  • e. de nieuwe woningen dienen voorzien te worden van een goede landschappelijke inpassing;
  • f. de nieuwe woningen dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).
5.7.6 Nieuwe landgoederen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigingen in de bestemming Wonen en Natuur ten behoeve van de realisatie van een nieuw landgoed, met inachtneming van het volgende:

  • a. de realisatie is uitgesloten in het Natuurnetwerk Nederland en gerealiseerde recreatiegebieden, zoals opgenomen in de Provinciale Verordening Zuid-Holland;
  • b. in nog niet gerealiseerde ecologische verbindingen van het Natuurnetwerk Nederland is realisatie alleen toegestaan als het huiskavel buiten de verbinding wordt gerealiseerd;
  • c. de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse wordt duurzaam verbeterd;
  • d. het landgoed wordt minimaal 5 ha groot en is nagenoeg aaneengesloten;
  • e. minimaal 90% van het gebied is voor het publiek toegankelijk;
  • f. maximaal 10% van het gebied behoort tot het private deel, deze huiskavel mag voor maximaal 20% worden bebouwd, waarbij 1 landhuis met maximaal 3 wooneenheden is toegestaan;
  • g. het gebied genoemd onder e mag niet worden bebouwd en dient ingericht te worden met groene en/of blauwe functies die aansluiten bij het bij het gebied passende natuurdoeltype;
  • h. het landgoed dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).
5.7.7 Verhogen bouwhoogte bedrijfsbebouwing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de toegestane goot- en bouwhoogte van agrarische bedrijfsbebouwing te verhogen van respectievelijk 6 en 12 meter naar 8 en 14 meter, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfseconomische noodzaak van de verhoging dient met een schriftelijk advies van de Stichting Agrarische Beoordelingscommissie (ABC) aangetoond te worden;
  • b. een schriftelijk advies van de provincie Zuid-Holland moet worden aangeleverd;
  • c. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een bedrijf uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend een nutsvoorziening;

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - lasbedrijf': tevens een mobiel lasbedrijf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - smederij': een smederij, lasinrichting en bankwerkerij;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, windturbines, water en toegangswegen.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn tevens bijgebouwen toegestaan;
  • c. met de maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' is aangegeven hoeveel m² aan gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak gebouwd mag worden, indien geen aanduiding is opgenomen, mag het gehele bouwvlak bebouwd worden;
  • d. per bouwvlak mag 1 bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) gebouwd worden, tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is weergegeven;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder e is ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen bedrijfswoning toegestaan;
  • f. overigens geldt het volgende, tenzij de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen:
  max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen)

inpandige bedrijfswoning  
750 m3     6 m




gelijk aan bedrijfsgebouwen  
8 m




gelijk aan bedrijfsgebouwen  
- aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen behorende bij de bedrijfswoning       de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m   5 m  
- vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen behorende bij de bedrijfswoning     50 m2   3 m   5 m  
bedrijfsgebouwen en overkappingen       4 m   8 m  
overige erf- en terreinafscheidingen:
- voor de voorgevelrooilijn
- elders  
     
1 m
2 m  
windturbine         15 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde         6 m  
6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. nieuwe Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. nieuwe Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van goederen is buiten het bouwvlak toegestaan met een totale stapelhoogte van maximaal 4 m;
  • e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 2.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  • f. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • g. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel behorende bij de bedrijfsactiviteiten;
  • h. bedrijven zoals genoemd in onderdeel D, Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht worden uitgesloten;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - las- en metaalbewerkingsactiviteiten' is het niet toegestaan om las- en overige metaalbewerkingsactiviteiten uit te oefenen.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 6.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 6.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 6.1 genoemd.

Artikel 7 Bedrijf - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een bedrijf uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangsinstallatie': een zend- en ontvangstinstallatie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel': een groothandel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': tevens een verkooppunt voor vloeibare brandstoffen en lpg;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' uitsluitend voor een bedrijf tot en met categorie 3.1 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, windturbines, water en toegangswegen;

met dien verstande dat:

  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning is uitgesloten.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. met de maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven hoeveel procent van het bouwvlak bebouwd mag worden, indien geen aanduiding is opgenomen, mag het gehele bouwlvak bebouwd worden;
  • c. met de maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' is aangegeven hoeveel m² aan gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak gebouwd mag worden, indien geen aanduiding is opgenomen, mag het gehele bouwvlak bebouwd worden;
  • d. in aanvulling op hetgeen gesteld onder b, mag het opgenomen bebouwingsoppervlak binnen het bouwvlak met 10% worden uitgebreid;
  • e. per bouwvlak mag 1 bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) gebouwd worden, tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is weergegeven;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e is ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen bedrijfswoning toegestaan;
  • g. overigens geldt het volgende, tenzij de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen:
  max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen)

inpandige bedrijfswoning  
750 m3     6 m




6 m  
8 m




gelijk aan bedrijfsgebouwen  
- aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen behorende bij de bedrijfswoning       de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m   5 m  
- vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen behorende bij de bedrijfswoning     50 m2   3 m   5 m  
bedrijfsgebouwen en overkappingen       4 m   8 m  
overige erf- en terreinafscheidingen:
- voor de voorgevelrooilijn
- elders  
     
1 m
2 m  
windturbine         15 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde         6 m  
7.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. nieuwe Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. nieuwe Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van goederen is buiten het bouwvlak toegestaan met een totale stapelhoogte van maximaal 4 m;
  • e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 2.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  • f. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • g. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel behorende bij de bedrijfsactiviteiten.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 7.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 7.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 7.1 genoemd.

Artikel 8 Centrum

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbaar bestuur, dienstverlening (van overheidswege), kantoren met een baliefunctie, het sociale en culturele leven, godsdienstuitoefening, volksgezondheid/praktijkruimten en daarmee gelijk te stellen functies;
  • b. detailhandel;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. (ontsluitings)wegen en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. tuinen, water, terreinen en erven;
  • i. luifels;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van hoofdgebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • c. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 60% van de oppervlakte van het perceel;
  • d. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan de zijde waar hoofdgebouwen niet aaneengebouwd zijn niet minder bedragen dan 3 m;
  • e. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd, dan wel het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak of op het achtererfgebied;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • f. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (uitgezonderd overkappingen) bedraagt 20 m2:
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a mogen aan- en uitbouwen (erkers) voor de voorgevel worden gebouwd, onder voorwaarde dat:
    • 1. de voorgevelbouwgrens van het hoofdgebouw met maximaal 1 meter mag worden overschreden;
    • 2. de breedte van aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
8.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het bijgebouwen betreft;
  • b. seksinrichtingen.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen ten behoeve van landschappelijke inpassing;

met daarin:

  • b. wandel- en fietspaden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. bij de bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend terreinafscheidingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 m.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nader eisen te stellen aan speelvoorzieningen en voet- en fietspaden ten einde te waarborgen dat deze geen afbreuk doen aan de landschappelijke inpassing van de recreatieve voorzieningen die met de groenvoorzieningen is beoogd.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Groen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning opgaande beplanting te verwijderen of houtopstanden te rooien dan wel te vellen.

9.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 9.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
9.4.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschappelijke inpassing niet onevenredig wordt aangetast, hetgeen door de initiatiefnemer aangetoond dient te worden.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van activiteiten gericht op maatschappelijke en culturele voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen en paden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. met de maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' is aangegeven hoeveel m² aan gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak gebouwd mag worden, indien geen aanduiding is opgenomen mag het gehele bouwvlak bebouwd worden;
  • c. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van hoofdgebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • d. in aanvulling op hetgeen gesteld onder b, mag het opgenomen bebouwingsoppervlak met 10% worden uitgebreid, binnen het bouwvlak;
  • e. voor zover gebouwen en overkappingen niet op de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot deze grens tenminste 2 m te bedragen.

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, bescherming en beheer van aanwezige natuur- en landschapswaarden in de vorm van waardevolle sloot- en oevervegetaties en weidevogels;
  • b. water, plassen en oevers;
  • c. (recreatie)vaart;
  • d. bruggen en dammen;
  • e. recreatieve wandelpaden binnen het gemeentelijk wandelpadennetwerk;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': extensieve dagrecreatie met kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, waar tevens tijdens het recreatieseizoen niet-bedrijfsmatige overnachtingen op een pleziervaartuig zijn toegestaan alsmede tuinen behorende bij aangrenzende woonbestemmingen.
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.2.1 Algemeen

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan tot een hoogte van 2 m, met dien verstande dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde op een afstand van minimaal 3 m tot de weg dienen te worden gebouwd;

11.2.2 Ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie'

Ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' geldt in afwijking en in aanvulling op het gestelde in lid 11.2.1 dat:

  • a. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, geen steiger zijnde en geen bergkisten, gebouwd mogen worden tot een hoogte van 1 m;
  • b. een terras is toegestaan met een oppervlak van maximaal 20 m2.
11.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 11.1 onder a ten behoeve van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, met dien verstande dat het oprichten van de voorzieningen geen onevenredige afbreuk doet aan de in lid 11.1 onder a genoemde waarden. 

11.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 11.2.2 onder a ten behoeve van de bouw van:

  • a. een gebouw (zoals een berging of hobbykas) of overkapping met een oppervlak van maximaal 10 m2, een goothoogte van 2 m en een bouwhoogte van 2,5 m;
  • b. erf- of terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 1 m en pergola's met een hoogte van maximaal 2 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van maximaal 1 m;

met inachtneming van de bepaling dat de omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend indien de bouw van de bouwwerken niet leidt tot onevenredige aantasting van de ter plaatse voorkomende natuurwaarden.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • d. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • e. het verwijderen, kappen of rooien of beschadigen van bomen of andere opgaande beplanting;
  • f. aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. aanleggen van oeverbeschoeiingen.
11.5.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 11.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. de aanleg van natuurvriendelijke oevers;
  • b. werken of werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
11.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden als bedoeld in lid 11.1 onder a niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 12 Recreatie - Dagrecreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van activiteiten gericht op dagrecreatie;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ligweiden': uitsluitend zon- en ligweiden, dagcamping, speelvoorzieningen en voorzieningen voor de kleine watersport.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. voor zover gebouwen en overkappingen niet op de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot deze grens ten minste 2 m te bedragen;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • d. met de maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' is aangegeven hoeveel m² aan gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak gebouwd mag worden, indien geen aanduiding is opgenomen, mag het gehele bouwvlak bebouwd worden;
  • e. met de maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven hoeveel procent van het bouwvlak bebouwd mag worden;
  • f. overigens geldt het volgende, tenzij een maatvoeringsaanduiding is opgenomen:
  max. inhoud   max. aantal   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen       50 m2   3 m   5 m  
overige gebouwen en overkappingen         4 m   8 m  
erf- en terreinafscheidingen:
- voor de voorgevelrooilijn
- buiten het bouwvlak
- elders  
       
1 m
1,5 m
2 m  
windturbine ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenpension'           15 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Erf- en terreinafscheiding

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak zoals opgenomen in lid 12.2 onder d, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding buiten het bouwvlak mag verhoogd worden tot maximaal 2 m;
  • b. de omgevingsvergunning wordt alleen verleend als de hogere bouwhoogte landschappelijk aanvaardbaar is.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. het is niet toegestaan om de gebouwen te gebruiken voor permanente bewoning;
  • b. voor detailhandel geldt een vloeroppervlakte van ten hoogste 50 m2.

Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - categorie 1': uitsluitend voor verblijfsrecreatieve onderkomens zoals genoemd in lid 1.121 onder a;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - categorie 2': uitsluitend voor verblijfsrecreatieve onderkomens zoals genoemd in lid 1.121 onder b;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - categorie 3': uitsluitend voor verblijfsrecreatieve onderkomens zoals genoemd in lid 1.121 onder c;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - categorie 4': uitsluitend voor verblijfsrecreatieve onderkomens zoals genoemd in lid 1.121 onder d;
  • e. sanitaire voorzieningen ten dienste van de hoofdfunctie;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen, steigers en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;
  • g. met dien verstande dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan, tenzij de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen.
13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen': mogen tevens bijgebouwen worden gebouwd;
  • c. het aantal toegestane bedrijfswoningen per bestemmingsvlak bedraagt één, tenzij met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is bepaald;
  • d. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van hoofdgebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • e. per bouwvlak mag 1 insteekhaven met steiger gebouwd worden, waarbij voor de steiger de volgende maatvoering geldt: maximale breedte 1 m, maximale lengte 5 m en maximale diepte 3 m;
  • f. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal verblijfsrecreatieve onderkomens' is het toegestane maximum aantal verblijfsrecreatieve onderkomens aangeduid, zoals aangeduid in artikel 1.121 onder a;
  • g. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal gebouwen' is het toegestane maximum aantal hoofdgebouwen/verblijfsrecreatieve onderkomens aangeduid, zoals aangeduid in artikel 1.121 onder b, c en/of d;
  • h. het maximale bebouwd oppervlak mag niet bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de maatvoeringsaanduidig 'maximum bebouwd oppervlak';
  • i. voor zover gebouwen en overkappingen niet op de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot deze grens ten minste 2 m te bedragen;
  • j. overigens geldt het volgende, tenzij met een maatvoeringsaanduiding anders is aangeduid:

  max. vloeroppervlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen)     750 m3   6 m   8 m  
verblijfsrecreatieve onderkomens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - categorie 2'   36 m2 (incl. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)     2,5 m   3,3 m  
verblijfsrecreatieve onderkomens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - categorie 3'   60 m2 (incl. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)     3 m   4 m  
verblijfsrecreatieve onderkomens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - categorie 4'   90 m² (incl. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)     3,5 m   6 m  
bijgebouwen bij verblijfsrecreatieve onderkomens (niet zijnde categorie 1 of woonboot)   50% van het hoofdgebouw     3 m   gelijk aan of lager dan het hoofdgebouw, tot maximaal 5 m  
overkappingen       de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m   3 m  
aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen         5 m  
vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen       3 m   5 m  
erf- of terreinafscheidingen
- voor de voorgevelrooilijn
- elders  
     
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde         3 m  

13.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat het verboden is verblijfsrecreatieve onderkomens dan wel andere gebouwen te (laten) gebruiken voor permanente bewoning met uitzondering van bedrijfswoningen.

Artikel 14 Tuin

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. insteekhavens;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen aan- en uitbouwen (erkers) bij de op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen worden gebouwd, onder voorwaarde dat:
    • 1. de voorgevelbouwgrens van het hoofdgebouw met maximaal 1 meter mag worden overschreden;
    • 2. de breedte van aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
14.2.3 Overkappingen

Het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, alsmede opstelstroken, in- en uitvoegstroken, op- en afritten, rotondes, bus- dan wel doelgroepenstroken, kunstwerken, beeldende kunst, bushaltevoorzieningen, straatmeubilair, (ongelijkvloerse) voet- en fietspaden, de daarbij behorende bermen en taluds een en ander hoofdzakelijk gericht op de doorstroomfunctie van het verkeer;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2 x 2 rijstroken': uitsluitend 2 x 2 rijstroken;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, straatmeubilair en water.
15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden zonder aanduiding mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt op gronden zonder aanduiding ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van wegmeubilair bedraagt ten hoogste 10 m.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de uiterlijke verschijningsvorm en inrichting van:

  • a. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen en verhardingen;
  • c. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

Deze nadere eisen kunnen alleen gesteld worden met het oog op de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de beeldkwaliteit, danwel het behoud en de versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. (recreatie)verkeer te water;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur;
  • d. ondergeschikt groen;
  • e. bruggen, dammen en duikers ten behoeve van (langzaam) verkeer;
  • f. beschoeiingen;
  • g. steigers;
  • h. beroepsvisserij;
  • i. het aanleggen van veerponten;
  • j. ter plaatse van de aanduding 'ligplaats': aanlegplaatsen ten behoeve van het naastgelegen bedrijf.
16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de waterbeheersing en scheepvaartbegeleiding met een hoogte van maximaal 3 m;
  • b. voor (natuurvriendelijke) oeverbeschoeiingen geldt een maximale hoogte van 30 cm;
  • c. bruggen, dammen en duikers mogen alleen worden gebouwd bij kruisingen met wegen en watergangen of indien noodzakelijk voor de ontsluiting van een (agrarisch) perceel.
  • d. per (bedrijfs)woning of verblijfsrecreatief onderkomen, waarvan het bouwvlak aansluit op de bestemming 'Water', mag maximaal 1 steiger gebouwd worden;
  • e. de maximum breedte van de steiger bedraagt 1,2 m, mits de doorvaarbaarheid van het water niet wordt beperkt;
  • f. de maximum lengte van de steiger bedraagt 7,0 m, mits de doorvaarbaarheid van het water niet wordt beperkt;
  • g. de steiger mag niet meer dan 5,0 m vanaf de kade het water insteken, mits de doorvaarbaarheid van het water niet wordt beperkt;
  • h. de steiger dient aan te sluiten op het bouwvlak van de betreffende woning/verblijfsrecreatief onderkomen.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Maatvoering steigers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 16.2 onder e en f, met inachtneming van het volgende:

  • a. de lengte mag vergroot worden tot ten hoogste 15 m;
  • b. de diepte mag vergroot worden tot ten hoogste 7 m;
  • c. de steiger mag geen afbreuk doen aan de bestaande landschaps- en natuurwaarden;
  • d. de doorvaarbaarheid mag niet in het geding zijn.
16.3.2 Locatie steigers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 16.2 onder h, ten behoeve van steigers voor bouwvlakken, waarbij het bouwvlak niet aansluit op de bestemming Water, maar gescheiden is van het water door een weg en/of een dijklichaam, met inachtneming van het volgende:

  • a. voor het overige gelden de voorwaarden van artikel 16.2;
  • b. de steiger dient in het verlengde van het bouwvlak gebouwd te worden;
  • c. de steiger mag de landschappelijke en natuurlijke waarden van de oevers en de aangrenzende gronden niet onevenredig aantasten;
  • d. de steiger of het gebruik ervan mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;
  • e. de doorvaarbaarheid mag niet in het geding zijn.
16.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. een steiger mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van het gebruik op de aangrenzende gronden;
  • b. het afmeren/aanleggen van (plezier)vaartuigen bij wijze van opslag langer dan 1 week is niet toegestaan, met uitzondering van ten hoogste 2 vaartuigen per (bedrijfs)woning of recreatieonderkomen aangrenzend aan het betreffende perceel.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1 Afmeren/aanleggen vaartuigen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 16.4 onder b, teneinde het afmeren/aanleggen van (plezier)vaartuigen bij agrariërs en openbare recreatieve doeleinden toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. het afmeren/aanleggen betreft een nevenactiviteit bij de bestaande hoofdfunctie;
  • b. het afmeren/aanleggen mag geen onevenredige negatieve effecten hebben op het water/recreatieverkeer;
  • c. er mogen ten hoogste 15 (plezier)vaartuigen afmeren/aanleggen aan 1 of meerdere steigers;
  • d. parkeren ten behoeve van het gebruik van de afmeerplaatsen vindt plaats op eigen terrein;
  • e. de steiger mag uitsluitend parallel aan de oever gerealiseerd worden;
  • f. het afmeren/aanleggen mag de landschappelijke en natuurlijke waarden van de oevers en de aangrenzende gronden niet onevenredig aantasten.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf': bebouwing behorende bij een voormalig agrarisch bedrijfscomplex alsmede een windturbine, waarbij tevens de in tabel 17.1 genoemde nevenfuncties zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. in tabel 17.1 is aangegeven tot welk oppervlak de gronden en de bebouwing ten hoogste mag worden gebruikt ten behoeve van de nevenfunctie;
    • 2. bij een combinatie van nevenfuncties ten hoogste een oppervlak van 400 m2 aan bebouwing worden gebruikt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijfscomplex met als nevenfunctie kantoor' uitsluitend een voormalig agrarisch bedrijfscomplex met als nevenfunctie kantoor met een maximum vloeroppervlak van 300 m2 alsmede een windturbine;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats': uitsluitend een woonwagenstandplaats;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, steigers, toegangswegen en paardenbakken.

Tabel 17.1 Toegestane nevenfuncties bij voormalig agrarisch bedrijf

Nevenfunctie   max. oppervlak gronden in gebruik voor de nevenfunctie   max. vloeroppervlak (in bebouwing) voor de nevenfunctie  
veehandelsbedrijven; africhtingsbedrijven voor paarden   -   400 m²  
veearts; hoefsmederij   -   400 m²   
recreatieve paardenhouderij   1.200 m² voor een paardenbak binnen het bouwvlak   400 m²   
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten   -   400 m²  
verkoop streekeigen producten, boerderijwinkel   -   100 m²  
kinderboerderij   -   400 m²  
kano-, roeiboot- of fietsenverhuur   -   400 m²  
kleinschalig kamperen   2.500 m² binnen het bouwvlak   50 m2, uitsluitend ten behoeve van sanitair/opslag  
recreatief nachtverblijf (bed & breakfast)   -   200 m²  
kampeerboerderij   -   400 m²  
kleinschalige horecagelegenheid   -   100 m²  
museum/tentoonstellingsruimte   -   100 m²  
kunst- of antiekhandel   -   400 m²  
kantoor ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijfscomplex met als nevenfunctie kantoor'     300 m2  
hobbymatig houden van vee ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf'   -   50 m2  
17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal toegestane woningen per bestemmingsvlak bedraagt één, tenzij met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangeduid;
  • c. het bouwvlak mag in geen geval voor meer dan 50% bebouwd worden;
  • d. voor zover gebouwen niet op de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot deze grens ten minste 2 m te bedragen;
  • e. bijgebouwen, aanbouwen en overkappingen bij de woning dienen ten minste 1 m terugliggend op de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen': mogen tevens bijgebouwen worden gebouwd;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping': mag tevens een overkapping worden gebouwd;
  • h. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • i. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'uitgesloten - buitenopslag/ -stalling' is de buitenopslag van roerende zaken en de stalling van voertuigen uitgesloten;
  • j. overigens geldt het volgende, tenzij met een maatvoeringsaanduiding anders is aangegeven:
  max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
woningen, niet zijnde woonschepen (inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen)   750 m³
 
  6 m   10 m  
- aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen behorende bij de woning     50 m2   de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m   5 m  
- vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen behorende bij de woning
 
    3 m   5 m  
gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf'   bestaand   bestaand   bestaand   bestaand  
erf- en terreinafscheidingen:
- voor de voorgevelrooilijn
- elders  
     
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen en geen lichtmasten zijnde         3 m  
windturbine ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' en 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijfscomplex met als nevenfunctie kantoor'         15 m  

met dien verstande dat:

  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' het volgende geldt:
    • 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
    • 2. nieuwbouw van bijgebouwen is in geen geval toegestaan;
    • 3. het gebruik van kassen, niet zijnde een hobbykas, is in geen geval toegestaan;
    • 4. van het bepaalde onder 2 kan worden afgeweken indien bebouwing, niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 200 m².
  • l. voor zover de bestaande inhoudsmaat van een woning, inclusief inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen, afwijkt van de norm van maximaal 750 m3, geldt de bestaande inhoudsmaat van alle gebouwen als maximale inhoudsmaat;
  • m. de maximum oppervlakte aan bijgebouwen mag niet meer zijn dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak aan bijbehorende bouwwerken (m2)'.
17.3 Specifieke gebruiksregels
17.3.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. ten behoeve van de in tabel 17.1 en 17.2 genoemde nevenfuncties gelden de volgende gebruiksregels:
    • 1. het oprichten van lichtmasten, lichtbakken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan;
    • 2. voor de nevenfunctie kleinschalig kamperen gelden de volgende regels:
      • kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in het recreatieseizoen;
      • het aantal kampeermiddelen mag ten hoogste 15 bedragen;
      • het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
  • b. faciliteiten ten behoeve van paarden, zoals paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten, zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak, waarbij ten behoeve van paardenbakken tevens de volgende regels gelden:
    • 1. per bouwvlak is ten hoogste één paardenbak toegestaan;
    • 2. de afmeting van de paardenbak bedraagt maximaal 20 bij 40 m;
    • 3. lichtmasten zijn niet toegestaan.
  • c. een steiger mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van het gebruik op de aangrenzende gronden.
17.3.2 Voorwaardelijke verplichting bodem

Een omgevingsvergunning voor het uitbreiden en/of het wijzigen van het gebruik van gebouwen en gronden op grond van de bestemming als bedoeld in lid 17.1 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Voorwaardelijke verplichting bodem', wordt uitsluitend verleend indien aanvullend bodemonderzoek is verricht en hieruit blijkt dat geen belemmeringen bestaan voor het toekomstige gebruik.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 17.2 onder k ten behoeve van lichtmasten, waarbij de hoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 6 m.

17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Nevenfuncties bij voormalig agrarisch bedrijf

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1 onder b, ten behoeve van het toestaan van de in tabel 17.1 en 17.2 genoemde nevenfuncties binnen het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • b. bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals bedoeld in artikel 4.1 onder c en artikel 5.1 onder d, in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder b wordt voldaan;
  • d. voor de in tabel 17.2 genoemde nevenfuncties mogen de in de tabel genoemde maximale vloeroppervlaktes aan gronden en gebouwen gebouwd/in gebruik genomen worden; bij een combinatie van nevenfuncties mag ten hoogste 400 m2 aan gebouwen worden gebouwd/gebruikt;
  • e. een buitenrijbaan of een uitloop is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • f. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken;
  • g. er dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid voor de betreffende functie;
  • h. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien de nevenfunctie geen onevenredig grote verkeersaantrekkende werking heeft en er geen verslechtering optreedt in de verkeersafwikkeling ter plaatse;
  • i. de nevenfunctie dierenpension is uitsluitend toegestaan indien de afstand van de nevenfunctie tot woningen van derden ten minste 100 m bedraagt.

Tabel 17.2 Toegestane nevenfuncties na afwijking bij een omgevingsvergunning

nevenfunctie   max. oppervlak in gebruik voor de nevenfunctie   max. vloeroppervlak (in bebouwing) voor de nevenfunctie  
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   -   400 m²  
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bestaande gebouwen   -   400 m²  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   -   400 m²  
paardenstalling   binnen het bouwvlak: een paardenbak met een afmeting van 1.200 m²   500 m²  
poldersport   buiten, maar aansluitend aan het bouwvlak 2 ha   400 m²  
verhuur/gebruik van ruimten voor sociaal maatschappelijke activiteiten, zoals workshops, verenigingen en ateliers   -   100 m²  
sociale nevenfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg, kinderopvang)   -   400 m²  
dierenpension   -   400 m²  
17.5.2 Algemene bevoegdheid tot afwijking ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in tabel 17.1 en 17.2, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de in tabel 17.1 en 17.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 17.5.1.

17.5.3 Lichtmasten bij paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 17.3.1 onder b punt 3 teneinde lichtmasten bij paardenbakken toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de lichtbundel van de lichtmasten dient volledig op de paardenbak gericht te zijn;
  • b. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 75 m.
17.6 Wijzigingsbevoegdheid
17.6.1 Wijziging naar agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen naar 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' ten behoeve van het omzetten van een burgerwoning naar een agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omzetting mag uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van een bestaand en naastgelegen veehouderijbedrijf;
  • b. de burgerwoning mag uitsluitend omgezet worden naar een 1e of 2e bedrijfswoning, op het naastgelegen bedrijf mag maximaal reeds 1 bedrijfswoning aanwezig zijn;
  • c. de wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).
17.6.2 Ruimte voor ruimteregeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van de Ruimte voor ruimteregeling de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' zonder aanduiding, ten behoeve van de bouw van een extra woning in ruil voor de sloop van alle op het bouwvlak aanwezige voormalige bedrijfsbebouwing, met inachtneming van het volgende:

  • a. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen of 5000 m2 kassen of iedere 2,25 ha boom- en sierteelt, of een combinatie naar rato daarvan mag één compensatiewoning worden gebouwd;
  • b. het aantal compensatiewoningen mag maximaal drie bedragen;
  • c. de te slopen gebouwen of kassen dienen opgericht te zijn voor de peildatum van 1 januari 2007;
  • d. de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse dient duurzaam verbeterd te worden;
  • e. de nieuwe woningen dienen voorzien te worden van een goede landschappelijke inpassing;
  • f. de nieuwe woningen dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).

Artikel 18 Leiding - Brandstof

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een kerosineleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - brandstof' met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

18.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 18.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

18.3 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m en een oppervlakte van ten hoogste 10 m2;
  • b. overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit het oogpunt van externe veiligheid.
18.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 18.3 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) voor zover:

  • a. de bouwwerken de veiligheid van de brandstofleiding en de energieleveringszekerheid niet schaden;
  • b. geen kwetsbaar object wordt toegelaten;
  • c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of de bouwwerken de belangen, bedoeld onder a, schaden, en welke beperkingen en voorschriften bij de omgevingsvergunning dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.5.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

In het belang van het bepaalde in lid 18.1 is het verboden op of in de in lid 18.1 bedoelde gronden zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen en rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting en bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen en/of stoffen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
18.5.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in lid 18.5 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden uitgevoerd ten dienste van de in lid 18.1 bedoelde bestemming;
  • b. normaal onderhoud, beheer en agrarisch gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • e. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten betreffen.
18.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor de werken en werkzaamheden bedoeld in lid 18.5 kan slechts worden verleend indien en voor zover:

  • a. de werken of werkzaamheden de veiligheid van de brandstofleiding en de energieleveringszekerheid niet schaden;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of de werken en werkzaamheden de belangen, bedoeld onder a, schaden, en welke beperkingen en voorschriften dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 19 Leiding - Gas 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

19.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 19.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

19.3 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m en een oppervlakte van ten hoogste 10 m2;
  • b. overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit het oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
19.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 19.3 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) voor zover:

  • a. de bouwwerken de veiligheid van de (aard)gastransportleiding en de energieleveringszekerheid niet schaden;
  • b. geen kwetsbaar object wordt toegelaten;
  • c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of de bouwwerken de belangen, bedoeld onder a, schaden, en welke beperkingen en voorschriften bij de omgevingsvergunning dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.5.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

In het belang van het bepaalde in lid 19.1 is het verboden op of in de in lid 19.1 bedoelde gronden zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen en rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting en bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen en/of stoffen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
19.5.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in lid 19.5 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden uitgevoerd ten dienste van de in lid 19.1 bedoelde bestemming;
  • b. normaal onderhoud, beheer en agrarisch gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • e. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten betreffen.
19.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor de werken en werkzaamheden bedoeld in lid 19.5 kan slechts worden verleend indien en voor zover:

  • a. de werken of werkzaamheden de veiligheid van de (aard)gastransportleiding en de energieleveringszekerheid niet schaden;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of de werken en werkzaamheden de belangen, bedoeld onder a, schaden, en welke beperkingen en voorschriften dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 20 Leiding - Gas 2

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een CO2-leiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - co2' met daarbij behorende belemmeringenstrook.

20.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 20.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

20.3 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
20.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid  20.3 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.5.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
20.5.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 20.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 20.4 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
20.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 20.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad, het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

Artikel 21 Leiding - Hoogspanning

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een hoogspanningsleiding met de daar bijbehorende bouwwerken en andere werken ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning' met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

21.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 21.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

21.3 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
21.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid  21.3 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
21.5.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 21.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 21.4 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
21.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 21.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad, het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

Artikel 22 Leiding - Riool

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van een rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool' met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

22.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 22.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

22.3 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
22.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.3 onder b., indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
22.5.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 22.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
22.5.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 22.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 22.4 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. een geringere diepte betreffen dan 8 meter beneden maaiveld en waarover vooraf overleg is gevoerd met de betreffende leidingbeheerder;
  • d. graafwerkzaamheden vormen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
22.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 22.5.1 genoemde werken en werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien en voorzover geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingen ontstaat of kan ontstaan.

22.5.4 Advies

Een omgevingsvergunning voor het toestaan van de werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 22.5.1, wordt pas verleend nadat schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 23 Leiding - Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van een waterleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water' met daarbij behorende belemmeringenstrook.

23.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 23.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

23.3 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
23.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 23.3 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad; ter beoordeling dient de aanvrager hiertoe een schriftelijk advies van de leidingbeheerder aan te leveren.

23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
23.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 23.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 23.4 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
23.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 23.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad; ter beoordeling dient de aanvrager hiertoe een schriftelijk advies van de leidingbeheerder aan te leveren.

Artikel 24 Waarde - Archeologie - 1

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwplan met een oppervlakte van ten hoogste 150 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
24.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 24.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 24.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 150 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
24.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  24.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 25 Waarde - Archeologie - 2

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwplan met een oppervlakte van ten hoogste 500 m2;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
25.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 25.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 25.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m2;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
25.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  25.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in d e bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 26 Waarde - Archeologie - 3

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

26.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwplan met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m2;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
26.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 26.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 26.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m2;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
26.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  26.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in d e bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 27 Waterstaat - Waterkering

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - primair bestemd voor de waterkering.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Dubbelbestemming

Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in artikel 27.1 bedoeld, geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

27.2.2 Primaire bestemming

Voor het bouwen op deze gronden ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd conform een schriftelijke toestemming dan wel een watervergunning van het hoogheemraadschap van Rijnland.

27.3 Afwijken van de bouwregels
27.3.1 Ten behoeve van de genoemde bestemming

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 27.2.1 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijn, die noodzakelijk zijn in het kader van waterstaatsbelang.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden met de bestemming Waterstaat - Waterkering zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen:

  • a. ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren;
  • b. aanbrengen opgaande beplantingen;
  • c. aanleg van verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden en (half)verhardingen >50 m2 (niet zijnde kavelpaden);
  • d. dempen, graven, vergroten of herprofileren van waterlopen.
27.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 27.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
27.4.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 27.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor het waterkeringsbelang, zoals bedoeld in lid 27.1, niet onevenredig wordt of kan worden aangetast; ter beoordeling dient de aanvrager hiertoe een schriftelijk advies van het hoogheemraadschap aan te leveren.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene bouwregels

29.1 Parkeren

Voor parkeren gelden de volgende bepalingen:

  • a. parkeren moet binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  • b. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a. indien parkeren binnen bouwvlak aantoonbaar niet mogelijk is.
29.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
29.3 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien gebruik wordt gemaakt van de saneringsregeling zoals opgenomen in:
    • 1. artikel 4, lid 4.7.2 onder e;
    • 2. artikel 5, lid 5.7.2 onder e;
    • 3. artikel 17, lid 2 onder l, sub 4.
29.4 Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen

Onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste de volgende afstand in acht genomen te worden tussen kassen en gevoelige objecten, zoals genoemd in lid 1.57:

soort objecten   aan te houden afstand  
  indien glastuinbouwbedrijf voor 1 mei 1996 is opgericht (met inbegrip van eventuele uitbreidingen)   indien bedrijf na 30 april 1996 is opgericht  
categorie I: bijvoorbeeld aaneengesloten woonbebouwing, gevoelig object   25 m   50 m  
categorie II: bijvoorbeeld niet aaneengesloten woonbebouwing, restaurant   10 m   25 m  

 

29.5 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen bouwvlakken;
  • b. ondergrondse bouwwerken worden niet meegeteld bij bepaling van de inhoudsmaat van woningen;
  • c. de onderkant van het bouwwerk (inclusief fundering) bedraagt ten hoogste 3,2 m onder het peil;
  • d. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde onder c, indien het hydrologisch belang niet wordt geschaad, hetgeen door de initiatiefnemer wordt onderbouwd met een schriftelijk advies van het waterschap en de provincie.
29.6 Dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen dient voldaan de worden aan de volgende bepalingen:

  • a. gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag deze niet hoger zijn dan 1,75 m;
  • b. de onderzijde van de dakkapel dient meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet gesitueerd te worden;
  • c. de bovenzijde van de dakkapel dient meer dan 0,5 m onder de daknok gesitueerd te worden;
  • d. de zijkanten van de dakkapel dienen meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak gesitueerd te worden.

Artikel 30 Algemene gebruiksregels

  • a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning, zelfstandig recreatief onderkomen of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan, tenzij anders bepaald in hoofdstuk 2;
  • b. het gebruik van bed & breakfastkamers en kampeerboerderijen voor permanente bewoning is niet toegestaan;
  • c. het gebruik van recreatieve onderkomens voor permanente bewoning is niet toegestaan;
  • d. buitenopslag binnen het bouwvlak hoger dan 4 m is niet toegestaan, buitenopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald;
  • e. het afmeren/aanleggen van (plezier)vaartuigen bij wijze van (tijdelijke) opslag langer dan 1 week is niet toegestaan, met uitzondering van ten hoogste 2 vaartuigen per (bedrijfs)woning of recreatieonderkomen aangrenzend aan het betreffende perceel;
  • f. kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis zijn toegestaan, voor zover:
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van deze activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen;
    • 2. ten behoeve van deze activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
    • 3. deze activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  • g. per bouwvlak is ten hoogste 1 insteekhaven met steiger toegestaan;
  • h. reclameborden, neonverlichting, lichtmasten en lichtbakken zijn niet toegestaan;
  • i. faciliteiten ten behoeve van paarden, zoals paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten, zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak, tenzij in deze regels anders is aangegeven;
  • j. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen is niet toegestaan.

Artikel 31 Algemene aanduidingsregels

31.1 vrijwaringszone - molenbiotoop

Gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn bedoeld voor bescherming en behoud van vrije windvang van en het zicht op de molen.

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de volgende regels:

  • a. binnen een straal van 100 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, wordt geen nieuwe bebouwing opgericht of beplanting aangebracht, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een straal van 100 tot 400 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, gelden de volgende hoogtebeperkingen voor bebouwing en beplanting:
    • 1. voor zover dit gebied is gelegen buiten bestaand stads- en dorpsgebied bedraagt de maximale hoogte niet meer dan 1/100ste van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek;
    • 2. voor zover dit gebied is gelegen binnen bestaand stads- en dorpsgebied bedraagt de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet meer dan 1/30ste van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.
  • c. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a en b, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2;
  • d. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en/of b is het oprichten van nieuwe bebouwing mogelijk ten behoeve van:
    • 1. een ontwikkeling binnen een molenbiotoop waarin vrije windvang en het zicht op de molen al zijn beperkt door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, of zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd; of
    • 2. een ontwikkeling binnen een bijzondere molenbiotoop, mits de molen en de molenbiotoop op een goede manier ruimtelijk worden ingepast.
31.2 vrijwaringszone - vaarweg

Gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn bedoeld voor bescherming van de vaarweg.

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' kan worden voorzien in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mits rekening wordt gehouden met het voorkomen van belemmeringen voor:

  • a. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
  • b. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
  • c. de toegankelijkheid van de provinciale vaarweg voor hulpdiensten vanaf de wal, en
  • d. het uitvoeren van beheer en onderhoud aan de provinciale vaarweg.

Voor de beoordeling of sprake is van belemmeringen als bedoeld onder a t/m d wordt advies gevraagd aan de vaarwegbeheerder.

31.3 overige zone - natuurwaarden
31.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - natuurwaarden' zijn de gronden primair bestemd voor het behoud en herstel van de aanwezige natuurwaarden en is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het bodemverlagen of afgraven, ophogen of egaliseren;
    • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het aanleggen of inrichten van speelterreinen, dagcampings en lig- of speelweiden;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    • 5. het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge hebben;
  • b. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op
    • 1. normaal onderhoud en beheer;
    • 2. werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.
  • c. Een vergunning wordt verleend indien de natuurwaarden niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
31.3.2 Gebruiksregels

Ter plaatse is ieder gebruik dat schade kan toebrengen aan de bestaande natuurwaarden verboden.

31.4 overige zone - voorkeurstracé buisleiding

Binnen het voorkeurstracé voor buisleidingen is niet toegestaan een omgevingsvergunning te verlenen waardoor nieuwe, voor de aanleg van buisleidingen belemmerende, activiteiten uitgevoerd kunnen worden. Het gaat hierbij om activiteiten zoals genoemd in Barro art. 2.9.2, 2e lid. Op de verbeelding is rekening gehouden met een voorkeurstracé van 70 m breed. Indien de opgenomen breedte leidt tot knelpunten is het, in overleg met het rijk, mogelijk om de strook te versmallen naar bijvoorbeeld 30 of 40 m.

31.5 Veiligheidszone LPG
31.5.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding Veiligheidszone LPG zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG-installatie.

31.5.2 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in artikel 31.5.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

31.5.3 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in artikel 31.5.1 genoemde andere bestemmingen.

31.5.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikel 31.5.2 en artikel 31.5.3 voor het toestaan van de in artikel 31.5.1 genoemde andere bestemmingen en het bouwen van gebouwen ten behoeve van die bestemmingen voor zover in overeenstemming met de andere bestemming, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

31.5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  • a. het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingsvlak veiligheidszone - lpg in verband met het verplaatsen van het LPG-vulpunt c.q. het verkleinen van de LPG-doorzet als aangeduid op de verbeelding, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  • b. het verwijderen van het aanduidingsvlak veiligheidszone - lpg, mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de LPG-installatie wordt beëindigd.
31.6 Luchtvaartverkeerzone
31.6.1 Aanduidingsomschrijving

Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de bestemmingsbepalingen zijn gelegen in zone 4 van het Luchthavenindelingbesluit, gelden beperkingen. Hiervoor gelden de bepalingen gesteld in artikel 2.2.1 van het "Luchthavenindelingbesluit Schiphol" (Stb. 2002, nr. 591).

31.6.2 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

31.7 Geluidzone - industrie
  • a. Ter plaatse van de aanduidingen 'Geluidzone - industrie' ligt de zone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
  • b. Ten aanzien van de gronden met de aanduidingen 'Geluidzone - industrie' geldt dat geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogen worden gebouwd.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b is realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten, waaronder zowel bouwen als gebruiken wordt begrepen, binnen de geluidzones alleen mogelijk, indien voldaan wordt aan:
    • 1. de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel;
    • 2. de bij het besluit hogere waarden vastgestelde hogere waarden inclusief de daarbij gestelde voorwaarden/maatregelen.

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels

32.1 Overschrijding bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

32.2 Herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande fundamenten

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 35.1 onder a lid 3 ten behoeve van de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande fundamenten met inachtneming van het volgende:

  • a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
  • b. de nieuwe situering dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen milieutechnische beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • c. ter plaatse van de nieuwe woning dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • d. de herbouw is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.
32.3 Baggerdepots

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in hoofdstuk 2 ten behoeve van het aanleggen van tijdelijke baggerdepots, met inachtneming van het volgende:

  • a. de situering van een baggerdepot is niet toegestaan binnen de bestemming Natuur;
  • b. de noodzakelijkheid van het baggerdepot wordt door de initiatiefnemer aangetoond;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. het gebruik dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • e. de natuur- en landschapswaarden op het perceel en in de directe omgeving mogen niet onevenredig geschaad worden;
  • f. de waterstaatsdoeleinden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de initiatiefnemer dient aan de hand van een schriftelijk advies van de waterbeheerder aan te tonen dat aan het gestelde onder f wordt voldaan.
32.4 Parkeerplaatsen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in hoofdstuk 2, ten behoeve van de aanleg van parkeerplaatsen op agrarische gronden buiten het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. ten behoeve woningen onder of boven een dijk worden langs een weg respectievelijk op of onderaan een dijk parkeerplaatsen gerealiseerd
  • b. de parkeerplaatsen mogen uitsluitend gerealiseerd worden indien op het eigen erf geen beschikbare ruimte aanwezig is;
  • c. per woning mogen ten hoogste twee parkeerplaatsen gerealiseerd worden;
  • d. de parkeerplaatsen dienen uitgevoerd te worden met grastegels.
32.5 Ten behoeve van openbare recreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in hoofdstuk 2, ten behoeve van de realisatie van openbare recreatieve voorzieningen, zoals vis-, zwem- of aanlegsteigers, picknickplaatsen, speelvoorzieningen, informatiepanelen, fietsenrekken en soortgelijke bouwwerken, met inachtneming van het volgende:

  • a. de voorzieningen mogen geen afbreuk doen aan de bestaande landschaps- en natuurwaarden;
  • b. de voorzieningen mogen geen onevenredig grote verkeersaantrekkende werking hebben en er mag geen verslechtering optreden in de verkeersafwikkeling ter plaatse;
  • c. de voorzieningen dienen openbaar toegankelijk te zijn.
32.6 Splitsing monumenten

Het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de bouwregels teneinde het aantal wooneenheden in het hoofdgebouw van een rijks- of gemeentelijk monument te vermeerderen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijziging wordt uitsluitend toegepast indien de woningsplitsing bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
  • b. de totale inhoud van het hoofdgebouw dat gebruikt wordt voor de woningsplitsing dient ten minste 1.000 m³ te bedragen;
  • c. na splitsing bedraagt het aantal wooneenheden maximaal 2;
  • d. het gebouw dient na woningsplitsing door één aaneengesloten dak afgedekt te blijven;
  • e. het hergebruik dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume: het uitwendige karakter van het hoofdgebouw - zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - dient behouden te blijven;
  • f. de splitsing mag niet leiden tot beperkingen voor omliggende (agrarische) bedrijven (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).
32.7 Algemene randvoorwaarden

Afwijken is slechts mogelijk mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. blijkens een beeldkwaliteitsparagraaf of motivering voldaan wordt aan de richtpunten van de kwaliteitskaart als bedoeld in de provinciale Omgevingsverordening;
  • c. dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op:
    • 1. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van het betreffende perceel en de aangrenzende percelen en bouwwerken;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het milieu;
  • d. de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • f. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.

Artikel 33 Algemene wijzigingsregels

33.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

33.2 Waarde archeologie
33.2.1 Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen één of meer bestemmingsvlakken van de bestemming 'Waarde - Archeologie' (1, 2 of 3) geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 34 Overige regels

34.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

34.2 Relatie

Indien blijkens het figuur 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, dan zijn voor het gebruik, het bouwen, bevoegdheid tot afwijken en wijzigingsbevoegdheden, de bepalingen met betrekking tot een 'enkel' bouwvlak van overeenkomstige toepassing, als waren de gekoppelde bouwvlakken tezamen één bouwvlak.

34.3 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  • a. Voor zover in hoofdstuk 2 geen specifieke parkeernormen zijn opgenomen, dient bij het wijzigen van het bestaande gebruik en/of het bouwen op grond van de regels in hoofdstuk 2, voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen 2018', of de rechtsopvolger daarvan.
  • b. Van het bepaalde onder a. kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

35.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
    • 3. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit de algehele herbouw van (bedrijfs)woningen uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat legaal bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
35.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

In afwijking van het bepaalde in artikel 35.1 onder c en 35.2 onder d is op de adressen zoals opgenomen in bijlage 3 de bij dat adres aangegeven functie toegestaan op basis van persoons- en/of objectgebonden overgangsrecht, met dien verstande dat:

  • a. het persoonsgebonden overgangsrecht niet kan worden overgedragen aan of overgaan op een andere natuurlijke of rechtspersoon.

Artikel 36 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan 1e Herziening Buitengebied Oost'.