A. Het bepaalde in deze planregels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.
B. Het bepaalde in dit artikel onder A. is niet van toepassing op gronden gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven bestemmingen “leidingen” en “bescherming archeologische waarden”. Op en in die gronden is ondergronds bouwen niet toegestaan.
C. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in dit artikel onder B., voor ondergronds bouwen in overeenstemming met het bepaalde in dit artikel onder A.
D. Een ontheffing als bedoeld in dit artikel onder C. wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van:
1. de beheerders van de ondergrondse leidingen (hogedruk gastransportleiding en hogedruk gasvoedingsleiding);
2. de provinciaal archeoloog (archeologische waarden).