Artikel 10 Sport
10.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en de daarbij behorende voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 32.
10.2 Bouwregels
10.2.1.Op de tot Sport aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
- één bedrijfswoning per bouwperceel, tenzij anders aangeduid op de betreffende kaartuitsnede,
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:
-
a. gebouwen uitsluitend in het op de desbetreffende kaartuitsnede aangeduide bouwvlak mogen worden gebouwd;
-
b. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 10.00 m mag bedragen;
-
c. gebouwen met een kap van ten minste 30° zullen en ten hoogste 45° mogen worden afgedekt:
-
d. een bedrijfswoning in ten hoogste 2 bouwlagen mag worden gebouwd, ieder afzonderlijk met een hoogte van ten minste 2.60 m en ten hoogste 3.50 m;
-
e. de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 900 m3 mag bedragen;
-
f. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 5.50 m mag bedragen, met uitzondering van:
- de hoogte van voorzieningen voor verlichting en vlaggenmasten, welke ten hoogste 20.00 m mag bedragen.
10.2.2.Het bepaalde onder 10.2.1. omtrent de situering van bouwwerken is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat:
-
a. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5.00 m mag bedragen.
10.3 Nadere eisen
10.3.1.Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- de verkaveling, percelering en terreininrichting;
- de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen,
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp).
10.3.2.de onder 10.3.1. genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
- ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1.Gebruiksregels gronden.
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 27 wordt ten minste verstaan het gebruik van de grond voor en/of als:
-
a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
-
b. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
-
c. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
-
d. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
10.4.2. Gebruiksregels opstallen.
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 27 wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:
-
a. woondoeleinden, anders dan in bedrijfswoningen;
-
b. horecadoeleinden, anders dan ondergeschikt aan het toegelaten gebruik;
-
c. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
-
d. opslag van brandgevaarlijke en giftige stoffen.