Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
alsmede voor:
- erven;
- nutsvoorzieningen;
- water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
- hoofdgebouwen;
- bijgebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1 omschreven doeleinden en met in acht name van de volgende bepalingen:
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
- de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 15 m bedragen;
- het hoofdgebouw mag worden afgedekt met een plat dak of kap, met dien verstande dat het hellingspercentage van de kap minimaal 40º bedraagt;
- hoofdgebouwen afgedekt met een kap mogen maximaal uit twee bouwlagen bestaan. Hoofdgebouwen afgedekt met een plat dak mogen maximaal uit drie bouwlagen bestaan, met dien verstande dat de derde bouwlaag minimaal 2,5 meter terugliggend van de voorgevel dient te worden gesitueerd.
- bijgebouwen mogen niet voor de voorste bouwgrens of voor de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd.
- bijgebouwen dienen aan de noordzijde van de hoofdbouwmassa, of, indien het een vrijstaand bijgebouw betreft, achter de hoofdbouwmassa op de noordelijke helft van het bouwperceel te worden opgericht.
- de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrenzen bedraagt minimaal 2,5 m;
- het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 40% bedragen tot een oppervlak van maximaal 70 m2;
- bijgebouwen mogen worden afgedekt met een plat dak of kap;
- de goot- en/of bouwhoogte van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
| | |
aangebouwde bijgebouwen | hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw + 0,25 m | goothoogte + afstand tot bouwperceelsgrens, tot maximum van 5 m |
vrijstaande bijgebouwen | 3 m | goothoogte + afstand tot bouwperceelsgrens, tot maximum van 5 m |
Bouwwerken geen gebouwen zijnde voor voorste bouwgrens | - | 1 m |
erfafscheidingen in of achter voorste bouwgrens | - | 2 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | 5 m |
nutsvoorzieningen mogen binnen of buiten een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2;
- de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en werkklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de sociale veiligheid;
- ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- artikel 3.2 onder b ten behoeve de realisatie van erkers, afdaken, balkons, entreeportalen en veranda’s buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
- de overschrijding van de voorste bouwgrens maximaal 1 m mag bedragen;
- de bouwhoogte van erkers, afdaken, entreeportalen en veranda’s maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw mag bedragen;
- de breedte van erkers, afdaken, balkons, entreeportalen en veranda’s maximaal 3/5 deel van de breedte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
- de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 2 m dient te bedragen;
- artikel 3.2 onder g voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik wordt ten minste verstaan het gebruik van de opstallen voor:
- het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte;
- de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
- ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
- groothandel;
- detailhandel;
- dienstverlening.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5 onder a, mits:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
- het gebruik beperkt blijft tot de in artikel 3.2 onder f t/m k genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
- de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad;
- de afwijking van de omgevingsvergunning wordt geacht door burgemeester en wethouders te zijn ingetrokken op het moment dat de noodzaak tot mantelzorg (als gevolg van verhuizen of overlijden) is komen te vervallen.
3.6.2 Uitoefening aan huis gebonden beroep
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5 sub b voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits;
- de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:
- in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;
- op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;
- het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
- het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
- geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;
- de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
3.6.3 Uitoefening aan huis gebonden bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5 sub b voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits;
- de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf plaatsvindt:
- in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;
- op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning.
- het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
- het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in milieucategorie 1 of 2 in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
- het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
- geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf;
- de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.