Plan: | Stationsomgeving Sittard |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1883.BPStationSittard-VA01 |
In opdracht van de gemeente Sittard-Geleen is door Buro4 een cultuurhistorische verkenning van de binnenstad en de zogenaamde uitlopers Sittard uitgevoerd. De rapportage inclusief de historische waardenkaart is in de Bijlagen Waardestellend cultuurhistorisch gebiedsonderzoek opgenomen (in de analoge versie van de toelichting op cd-rom bijgevoegd). Deze wordt bij het nadere invullen van het toetsingskader in het bestemmingsplan als leidraad gehanteerd.
In het navolgende is een samenvatting van dit onderzoek opgenomen.
Sittard is als nederzetting ontstaan bij een doorwaadbare plaats in de Geleenbeek, aan de belangrijke handelsroute tussen Keulen en Vlaanderen. De eerste vermelding dateert uit 1157 . Er is dan sprake van Siter, wat in de literatuur wordt aangeduid als 'terrein tegen de helling'.
Sittard was in de Middeleeuwen omgeven door een dubbele gracht en een aarden wal, aanvankelijk voorzien van een houten palissade die echter al snel werd vervangen door een stenen muur. Uit zestiende en zeventiende-eeuwse bronnen is bekend dat Sittard in meerdere of mindere mate een rol heeft gespeeld in een aantal internationale oorlogen.
In de eerste helft van de zeventiende eeuw vonden omvangrijke herstelwerkzaamheden plaats aan de verdedigingswerken van Sittard. Tussen het einde van de achttiende eeuw en het einde van de negentiende eeuw werden de stadspoorten afgebroken en de buitenwallen (gedeeltelijk) afgegraven.
Vanaf de jaren twintig van de twintigste eeuw volgden de ruimtelijke ontwikkelingen zich in hoog tempo op. Dit had te maken met de snel groeiende bevolking van de westelijke mijnstreek in het algemeen en van Sittard in het bijzonder. Tussen 1917 en 1940 werden vooral nieuwe wijken gebouwd ver buiten het stadscentrum, in de nabijheid van de industrie en de belangrijkste infrastructuur (spoorlijn, rijksweg). De zuidrand van de binnenstad, langs de tegenwoordige Engelenkampstraat, kwam daarbij eveneens tot ontwikkeling. In de jaren kort na de Tweede Wereldoorlog werden de open plekken tussen het centrum en de buitenwijken geleidelijk opgevuld. De binnenstad met omliggende wallen en schootsvelden bleven vooralsnog voor het overgrote deel nog steeds 'buiten schot'.
De belangrijkste bebouwing van de uitvalswegen vond in westelijke richting vanuit de stadkernplaats. Het plangebied is hier gelegen en vormt tot op de dag van vandaag de uitvalswegen vanuit het centrum. Dit werd met name veroorzaakt doordat hier geen natuurlijke barrière aanwezig was zoals bij de Putstraat. Zeker na de aanleg van het spoor en de rijksweg in de 19e eeuw was het logische dat de stad in deze richting zou groeien.
Er was echter al vroeg sprake van een bebouwingscluster aan de westelijke uitvalsweg aan de overzijde van de Geleenbeek. Deze bebouwingscluster werd Voorstad genoemd. In 1666 woonde in de Voorstad 57 gezinnen. In 1723 waren dit er 64. Vaak woonden er meerdere gezinnen in een huis. Rond 1800 stonden er in de Voorstad 56 huizen. Nadat de defensieve functie van de schootsvelden was vervallen groeiden de stad en Voorstad in de negentiende eeuw naar elkaar toe. Er ontstond een aaneengesloten bebouwingslint langs de route die nu Brandstraat wordt genoemd.
Door de aanleg van de nieuwe Rijksweg Maastricht-Nijmegen in 1844 en de bouw van het spoorwegstation langs de lijn Maastricht-Venlo in 1865 kwam de ontwikkeling van dit deel van Sittard in een stroomversnelling. De oorspronkelijke uitvalsweg verliep via de Brandstraat, Voorstad, Steenweg en de Stationsdwarsstraat in noord-westlijke richting naar Limbricht. Na de aanleg van de spoorlijn Maastricht-Venlo, werd deze oude verbindingsroute doorsneden. De huidige Stationsweg 30 werd opgewaardeerd en vormde vanaf dat moment de verbinding tussen het station en de binnenstad. In 1896 was er sprake van 205 huizen in het gebied. In de 19e en 20e eeuw vond verdere verdichting van dit lint plaats.
Het bebouwingslint aan route Brandstraat, Voorstad, Steenweg en Stationsdwarsstraat bestaat uit voornamelijk uit bebouwing uit het einde van de 19e en begin 20e eeuw. In de jaren 30 en 60 van de vorige eeuw heeft verdere verdichting en vernieuwing plaatsgevonden.
Ook zijn in de jaren tachtig enkele grootschalige appartementencomplexen gerealiseerd, welke voor wat betreft schaal en stedenbouwkundige korrel niet passen binnen de straatwanden. Desondanks is het 19e en begin 20e eeuwse ensemble van woonhuizen en winkel-woonhuizen in deze voormalige uitvalsweg grotendeels gaaf bewaard gebleven en is er sprake van cultuurhistorische waarden. Om deze waarden niet verloren te laten gaan is besloten om het gebied aan te wijzen tot gemeentelijk beschermd stadsgezicht.
Na de aanleg van de Rijksweg in 1844 ontstond aan weerszijde van de weg veelal statige bebouwing, welke voor een groot deel dateert uit omstreeks 1900. Een gedeelte van deze bebouwing heeft inmiddels plaatsgemaakt voor nieuwe vaak grootschalige complexen.
De Wilhelminastraat vormt een prachtige laan met veel beeldbepalende bebouwing uit de jaren 30. Ook aan de Walramstraat is zij het in meer aangesloten vorm, bebouwing uit de jaren 30 te vinden. Hier ligt ook het Frans Klooster, dat in 1905 werd gebouwd, maar uitgroeide tot een regio-ziekenhuis. Het ziekenhuis is inmiddels gesloopt.
Het Franse Klooster, naar ontwerp van architect Hubert Vertrams uit Roermond, is aangewezen tot gemeentelijk monument. Het klooster is opgetrokken in traditionele bouwstijl met neorenaissance elementen (hoofdgebouw en vleugels) en traditionalisme (kapel en mortuarium).
Algemeen
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het rijksbeschermd stadsgezicht dat Sittard kent. De begrenzing van dit beschermde gezicht is op de cultuurhistorische waardenkaart aangegeven. Het gebied kent echter wel diverse cultuurhistorische waarden, met name de oude invalswegen naar het kernwinkelgebied.
Om deze reden wil de gemeente de belangrijkste historisch invalsweg vanuit het westen (Brandstraat, Voorstad, Steenweg, Stationsstraat en Stationsdwarsstraat) aan wijzen als gemeentelijk beschermd gezicht. Daarmee wordt beoogd om de cultuurhistorische waardevolle ruimtelijke structuur te beschermen. De begrenzing van dit aan te wijzen beschermde gezicht is op de cultuurhistorische waardenkaart aangegeven. Tot slot komen verspreid in het gebied nog enkele waardevolle elementen voor die afzonderlijk zijn aangeduid en eveneens een bescherming zullen krijgen in het bestemmingsplan.
Zichtlijnen
De skyline van Sittard wordt gekenmerkt door de torenspitsen van de vele kerken en kapellen die de stad rijk is. Uitzicht op deze torenspitsen versterkt de oriëntatie in de binnenstad. Er ontstaat meer samenhang tussen de verschillende deelgebieden.
Straten
De gebogen en organische structuur van het stratenpatroon van de binnenstad, vormt een belangrijke cultuurhistorische kwaliteit. De (historische) straten richting het stadshart van Sittard onderstrepen het historisch karakter van het centrum.
Perceel indeling en open ruimten
In een groot deel van het plangebied is de middeleeuwse indeling van percelen, zoals deze voorkwam op de eerste kadastrale minuutkaart, nog aanwezig of herkenbaar. Deze perceelindeling vindt zijn vertaling in de breedte van historische gevelwanden. Het is wenselijk om de historische perceelindelingen zoveel mogelijk te respecteren. Ook zijn in de historische binnenstad een groot aantal plekken onbebouwd gebleven. Enkele hiervan hebben een groen karakter. Het is mede op de leefbaarheid van de binnenstad wenselijk om deze open plekken waar mogelijk onbebouwd te laten en te voorzien van beplanting (groene longen).
Stedenbouwkundige korrel
Het huidige beeld van de binnenstad wordt met name bepaald door een aantal grotere religieuze gebouwen, waaronder de vele kerken, kapellen en kloosters die de stad rijk is. De aanloopstraten zijn daarnaast opgebouwd uit vele woonhuizen vaak met een winkelfunctie op de begane grond. Deze woon- en winkelgebieden hebben een fijnmazige stedenbouwkundige korrel die zijn basis vindt in de middeleeuwse oorsprong van de stad. Belangrijk en van ruimtelijk historische waarde hierbij zijn de perceelbreedte, goothoogte, nokhoogte en dakrichting. Waar nog aanwezig dient deze fijnmazige ruimtelijk historische structuur behouden te blijven.
Monumenten en cultuurhistorisch beeldbepalende gebouwen.
Een groot aantal panden in de binnenstad, aan de uitvalswegen van de binnenstad en in het overige deel van het gebied zijn aangewezen tot monument. Deze objecten zijn van algemeen belang is wegens de schoonheid, de betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Daarbij dient onderscheidt te worden gemaakt tussen rijksmonumenten die van nationaal belang zijn en zijn aangewezen op grond van de Monumentenwet 1988 en gemeentelijk monumenten, welke door de zijn aangewezen op grond van plaatselijke cultuurhistorische verordening. Deze gemeentelijk monumenten zijn weliswaar niet van rijksbelang maar wel van belang als uiting van de plaatselijk bouwtrant en historie.
Behoudens de op grond van Monumentenwet en plaatselijke verordening aangewezen monumenten zijn er ook andere gebouwen die van cultuurhistorisch belang zijn. Het betreft objecten, die niet in aanmerking komen voor aanwijzing tot gemeentelijk monument, maar waarvan het straatbeeld zowel op zichzelf als in zijn ruimtelijke context markante (bouw)historische kenmerken vertoont en vaak een belangrijk onderdeel vormt van de historisch gegroeide structuur. Deze cultuurhistorische beeldbepalende panden dragen evenals rijks- en gemeentelijke monumenten bij aan de beleving en identiteit van de gebouwde omgeving. Het is dan ook wenselijk om deze cultuurhistorische beeldbepalende panden in het bestemmingplan een bescherming te geven, zodat de ruimtelijke historische aspecten van deze waardevolle objecten bewaard blijven.
Middeleeuwse bebouwing en bouwhistorische waarden
Vele van de aanwezige bebouwing is van middeleeuwse oorsprong en bezit achter de vaak 19e of begin 20e eeuwse voorgevel een middeleeuwse kern met kelders, middeleeuws muurwerk en historische balk- en kapconstructies, welke van zeer hoge bouwhistorische waarden zijn. Over grote delen van de binnenstad weten we op (bouw)historisch gebied eigenlijk nog heel weinig. Deze onwetendheid kan, met name bij panden zonder monumentenstatus leiden tot verlies aan (onbekende) historische waarden. De gemeente wil door inzet van bouwhistorisch onderzoek de kennis over de geschiedenis vergroten en voorkomen dat er onbedoeld belangrijke zaken in de container verdwijnen.
Historische rooilijnen en gevelwanden
Het huidige gevelbeeld van de westelijke invalsweg van de stad wordt met name bepaald door 19e en begin 20e eeuwse gevels. De percelering van de middeleeuwse stad is herkenbaar in de gevelbreedte. De gevelcompositie zijn veelal opgebouwd volgens de historische verhouding-reeks van de gulde snede. Ook is er sprake van een afwisselend beeld van kop- en lijstgevels. In de winkelstraten is de compositie van de winkel door het aanbrengen van winkelpuien vaak verstoord. Het is wenselijk om bij wijziging van de winkelpuien de compositie van de gevel (in moderne materialen) te herstellen.
Monumentaal groen en bomen
Rondom de historische binnenstad komen zowel solitaire bomen en boomclusters voor die van cultuurhistorische en/of beeldbepalende waarden zijn. Deze bomen, die op de cultuurhistorische waardenkaart zijn aangegeven, zijn belangrijk voor de herkenbaarheid en oriëntatie, het leefklimaat en de belevingswaarde. Daarnaast zijn verspreid over het plangebied een groot aantal solitaire bomen en of kleinere clusters aanwezig die monumentale of beeldbepalende waarden hebben en zijn aangegeven op de waardenkaart.