direct naar inhoud van Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie
Plan: Stationsomgeving Sittard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1883.BPStationSittard-VA01

Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de cultuurhistorische waarden, meer in het bijzonder voor:

  • a. het behoud, herstel en versterken van de aanwezige ruimtelijke historische structuur en het ruimtelijk historische beeld en ruimtelijk historische belevingswaarden van het beschermde gezicht en de hierin aanwezige bebouwing;
  • b. het behoud, herstel en het versterken van de karakteristieke hoofdvormen, de geveltypen, de geleding, het materiaal, het kleurgebruik en ornamenten van gebouwen alsmede het behoud van de historisch waardevolle rooilijn, het herstel en versterken van het ruimtelijk historisch beeld en belevingswaarde van de gevelwand ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' en 'Specifieke vorm van waarde - historisch waardevolle gevel(wand)';
  • c. het behoud van de historisch waardevolle rooilijn, het herstel en versterken van het ruimtelijk historisch beeld en belevingswaarde van de gevelwand ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van waarde - historisch waardevolle rooilijn';
  • d. het behoud, herstel en versterken van de ruimtelijke historische belevingswaarden en cultuurhistorische waarden van gebouwde elementen ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van waarde - waardevol gebouwd element';
  • e. het behoud en versterken van de aanwezige cultuurhistorische en/of natuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduidingen 'Beeldbepalende boom/monumentale boom' en 'Specifieke vorm van waarde - historisch waardevolle hagen'.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Bouwwerken

In afwijking van het bepaalde in artikel 3 tot en met 24 van deze regels, dienen bouwwerken te voldoen aan de volgende regels.

  • a. Nieuwbouw van hoofdgebouwen is niet toegestaan, tenzij een sloopvergunning op basis van dit artikel is afgegeven;
  • b. De voorgevel van een hoofdgebouw welke is gekeerd naar de openbare weg of openbare ruimte mag uitsluitend worden gebouwd in de bestaande voorgevelrooilijn;
  • c. De goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • d. De kapvorm en kaprichting van hoofdgebouwen, waarvan de voorgevel is gekeerd naar de openbare weg, mogen niet afwijken van de kapvorm en kaprichting ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan dan wel de kapvorm en kaprichting zoals die krachtens een vóór het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden gebouwd;
  • e. De schuine daken (vijfde gevel) moeten in geval van vervanging worden voorzien van leien of een keramische dakbedekking;
  • f. De breedte en de parcellering van hoofdgebouwen, waarvan de voorgevel is gekeerd naar de openbare weg, niet afwijken van de breedte en de parcellering ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan dan wel zoals die krachtens een voor het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning vóór het bouwen mag worden gebouwd; het geveltype en de geleding, het materiaal, kleurgebruik en ornamenten van hoofdgebouwen, waarvan de voorgevel is gekeerd naar de openbare weg mogen niet afwijken van het geveltype en de geleding, het materiaal, kleurgebruik en ornamenten ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan dan wel zoals die krachtens een voor het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning voor het bouwen mogen worden gebouwd;
  • g. Bij verbouwing van een pand dat van vóór 1800 dateert, dient voorafgaande aan de planvorming een onderzoek plaats te vinden naar de bouw- en cultuurhistorische waarden van het pand. Indien blijkt dat sprake is van:
    • 1. zijmuren die van vóór 1800 dateren, dan is samenvoeging van panden en algehele doorbraken in zijmuren tussen panden niet toegestaan, tenzij het een beperkte doorbraak betreft waarbij het overgrote deel van de bestaande zijmuren gehandhaafd blijft, de parcellering gehandhaafd blijft en de structuur van de panden zichtbaar blijft;
    • 2. kelders, balklagen muur- en kapconstructies die van vóór 1800 dateren, dan moeten deze behouden blijven, tenzij de door het college van Burgemeester en Wethouders aangewezen commissie van terzake deskundigen van oordeel is dat wijziging met het oog op herbestemming nodig is en de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. een achtergevel die van vóór 1800 dateert, dan zijn samenvoeging met een achterbouw en algehele doorbraken in de achtergevel niet toegestaan, tenzij het een beperkte doorbraak betreft waarbij het overgrote deel van de bestaande achtergevel gehandhaafd blijft;
  • h. Balkons en erkers aan de van de openbare weg zichtbare gevels zijn uitsluitend zijn toegestaan, ingeval en voor zover deze aanwezig waren ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan dan wel zoals die krachtens een vóór het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning voor het bouwen mogen worden gebouwd;
  • i. Voor dakterrassen, welke zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, geldt, dat deze uitsluitend zijn toegestaan, zoals deze aanwezig waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • j. De gebouwde elementen ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van waarde - waardevol gebouwd element' dienen in de bestaande omvang gehandhaafd te blijven en mogen niet worden gewijzigd;
  • k. Ter plaatse van de aanduidingen 'Beeldbepalende boom/monumentale boom', 'Specifieke vorm van waarde - gebieden met een van oudsher open en groen karakter' en 'Specifieke vorm van waarde - historisch waardevolle hagen' alsmede binnen een afstand van 5 meter uit deze aanduiding mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
28.2.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen
  • a. Een omgevingsvergunning voor bouwwerkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van de werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieken en/of cultuurhistorische waarden, zoals aangegeven in artikel 28.1 en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.2.2 sub a wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen bij de door het college van Burgemeester en Wethouders aangewezen commissie van terzake deskundigen .
28.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, alsmede de opbouw en indeling van bestaande gevels ten behoeve van behoud en versterking van de cultuur- en bouwhistorische waardevolle karakteristieke verschijningsvorm van de cultuurhistorische waardevolle bebouwing.

28.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 28.2.1 sub a voor nieuwbouw ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van waarde - historisch waardevolle rooilijn', mits de gevelbreedte, het geveltype, de gevelgeleding, het materiaal- en kleurgebruik worden afgestemd op de historische maatvoering, historische verhoudingen en het beeld zoals deze van oudsher in het beschermde gezicht voorkomen.
  • b. lid 28.2.1 sub b voor zover er geen sprake is van een historische voorgevelrooilijn en de bebouwing terug wordt geplaatst in de historische voorgevelrooilijn;
  • c. lid 28.2.1 sub c voor zover de huidige goot- en bouwhoogte lager zijn dan de historische goot- en bouwhoogte en de historische maten en verhoudingen worden hersteld;
  • d. lid 28.2.1 sub d voor zover er sprake is van een plat dak of de huidige dakvorm en/of dakrichting afwijkt van de historische dakvorm en de dakvorm in overeenstemming wordt gebracht met de historische dakvorm en richting;
  • e. lid 28.2.1 sub e voor zover er sprake is van een ander gebouwenmateriaal dat zich voegt in de historische context;
  • f. lid 28.2.1 sub f voor zover de gevelbreedte en de parcellering van hoofdgebouwen afwijkt van de historische gevelbreedte en parcellering en de historische gevelbreedte en de historische parcellering worden hersteld;
  • g. lid 28.2.1 sub g mits de wijzigingen betrekking hebben op het opheffen van verstoringen aan deze gevel en de gevel door de wijziging in overeenstemming wordt gebracht met het historische beeld;
  • h. lid 28.2.1 sub h indien reeds eerder een bouw- en cultuurhistorisch onderzoek heeft plaatsgevonden naar het pand en op basis hiervan voor de verbouwing voldoende informatie voorhanden is over de bouw- en cultuurhistorische waarden;
  • i. lid 28.2.1 sub j, voor het realiseren van nieuwe dakterrassen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de dakterrassen zijn niet zichtbaar vanaf de openbare weg;
    • 2. de hoogte van afscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 meter, gemeten ten opzichte van de vloer waarop wordt gebouwd en de afscheidingen worden uitgevoerd in een open transparante constructie;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische waarden.
  • j. lid 28.2.1 sub k, voor het veranderen van de als 'Specifieke vorm van waarde - waardevol gebouwd element' aangeduide bouwwerken, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden;
  • k. lid 28.2.1 sub a t/m lid 28.2.1 sub g indien er sprake is van een hoogwaardig architectonisch ontwerp met een eigentijds integrerend contrast en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieken en/of cultuurhistorische waarden, zoals aangegeven in lid 28.1.
28.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. een pand of gronden te gebruiken of laten te gebruiken op een dusdanige wijze dat de cultuurhistorische waarden worden ontsiert of in gevaar worden gebracht.
28.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:

  • a. de volgende andere-werken uit te voeren:
    • 1. het verven, verwijderen en wijzigen van verflagen, van gevels, ramen, deuren, luiken en/of sierdelen van hoofdgebouwen, voor zover deze werkzaamheden ingevolge Het Besluit omgevingsrecht niet vergunningsvrij zijn;
    • 2. het wijzigen van gevels, ramen, deuren, luiken, sieronderdelen en/of dakbedekking van hoofdgebouwen, voor zover daarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist;
    • 3. het bepleisteren, het verwijderen en wijzigen van pleisterwerk van gevels van hoofdgebouwen;
    • 4. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
    • 5. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden;
    • 6. het wijzigen van weg- of straatprofielen en/of oppervlakteverhardingen;
    • 7. het graven en/of dempen van waterlopen en waterpartijen;
    • 8. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.

28.6.2 Weigeren
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het ander-werk, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieken en/of cultuurhistorische waarden, zoals aangegeven in lid 28.1 en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.6.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen bij de door het college van Burgemeester en Wethouders aangewezen commissie van terzake deskundigen.

28.6.3 Niet van toepassing

De verbodsbepaling van lid 28.6.1 a geldt niet voor normale onderhoudswerkzaamheden noodzakelijk in verband met het beheer of de voltooiing van werken die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen, alsmede werken en/of werkzaamheden die worden of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende of nog te verlenen vergunning; hieronder wordt mede verstaan:

  • a. het normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. het onderhoud en herstel van oeverbeschoeiingen;
  • c. het onderhoud van bestaand houtgewas door snoeien en verwijderen van dood hout;
  • d. werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of het herstel van de cultuurhistorische, landschaps- of natuurlijke waarden.

28.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
28.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in lid 28.1 bedoelde gebouwen aangeduid als geheel of gedeeltelijk te slopen anders dan ter vernieuwing van onderdelen, welke uit oogpunt van onderhoud noodzakelijk is.

28.7.2 Verlenen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.7.1 mag alleen worden verleend, indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristiek, archeologische, bouw- of cultuurhistorische waarden;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
  • c. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • d. het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
  • e. er een omgevingsvergunning voor vervangende nieuwbouw of herinrichting van de vrijkomende gronden kan worden verleend en voldoende is aangetoond dat de vergunde werkzaamheden binnen een termijn van vijf jaar na verlening van de sloopvergunning gerealiseerd zullen zijn.
28.7.3 Advies

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.7.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen bij de door het college van Burgemeester en Wethouders aangewezen commissie van terzake deskundigen.

28.7.4 Onderzoeksplicht en voorwaarden omgevingsvergunning
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.7.1 kan slechts worden verleend nadat:
    • 1. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische en bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
    • 2. naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, in welk geval het sub a. genoemde rapport niet nodig is.
  • b. In de omgevingsvergunning kunnen nadere voorwaarden worden opgenomen in het belang van handhaving van en onderzoek en documentatie van archeologische en bouwhistorische zaken.

28.7.5 Niet van toepassing

De verbodsbepaling van lid 28.7.1 geldt niet voor werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan of die konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.