Artikel 30 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
-
a. de bestemmingen te wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredige worden geschaad.
-
b. het plan te wijzigen en op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' en 'Wro-zone - wijzigingsgebied 3' 1 woning per wijzigingsgebied te bouwen en ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2' 3 woningen te bouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
1. op de verbeelding worden de bouwgrenzen ingetekend waarbinnen de gebouwen mogen wordenn opgericht;
-
2. de planregels behorende bij de bestemming 'Wonen' worden van toepassing verklaard met uitzondering van de regel dat de realisatie van nieuwe hoofdgebouwen niet is toegestaan ten behoeve van nieuwe zelfstandige woningen;
-
3. uit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het betreffende gebruik;
-
4. indien voor de wijziging van de bestemming noodzakelijk, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid;
-
5. indien de betreffende locatie op de kaart "indicatieve archeologische waarden" van de provincie Limburg (1999) een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde kent, dient voorafgaand aan nieuwe bouwontwikkelingen een archeologisch onderzoek te worden verricht om eventuele archeologische waarden in kaart te brengen, met dien verstande dat een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is indien:
- het plangebied kleiner is dan 2500 m2, en;
- het plangebied is gelegen op minimaal 50 m afstand van een archeologische vindplaats;
-
6. de ontwikkeling valt niet binnen een stankcirkel van een agrarisch bedrijf;
-
7. de onwikkeling levert geen onevenredige belemmering op voor de uitoefening van bestaande bedrijven en hun bedrijfsvoering;
-
8. de onwikkelingen passen in de omgeving en de parkeerbalans wordt niet onevenredig aangetast;
-
9. de woningen passen binnen de regionale afspraken over de verdeling van woningbouw;
-
10. er vindt overleg plaats met het waterschap in het kader van de watertoets;
-
11. de belangen van derden worden niet onevenredig aangetast.