Plan: | Neede, Woongebieden 2011 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1859.BPNDE20090016-1000 |
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang.
Deze ongevallen kunnen worden onderscheiden in ongevallen met:
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen moeten tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt. Daarvoor zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regels gesteld.
Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen moet onderzocht worden:
Voor het plangebied is één inrichting belangrijk: Esso tankstation aan de Rondweg. Het gaat om een tankstation met een lpg-installatie.
Van de regionale brandweer (VNOG) is een advies ontvangen op 20 juli 2011. Zij kunnen zich vinden in de uitgangspunten en de uitvoering van de berekeningen. Ook vinden zij geen knelpunten ten aanzien van de zelfredzaamheid van burgers en de bestrijding van incidenten. Zie ook paragraaf 8.2.
Plaatsgebonden risico
In verband met het plaatsgebonden risico en gelet op de doorzet lpg (minder dan 1.000 m3) moeten de volgende afstanden tot de (beperkt) kwetsbare objecten in acht worden genomen:
15 meter vanaf de afleverzuil;
25 meter vanaf het ondergrondse reservoir;
35 meter vanaf het vulpunt.
De ligging van deze contouren zijn op de afbeelding in Bijlage 3 Externe veiligheid Esso tankstation aangegeven. Het blijkt dat bij het Esso-station de PR-veiligheidscontouren precies buiten de plangrens vallen. Het invloedsgebied voor het berekenen van het groepsrisico valt wel binnen het plangebied.
Groepsrisico
Conform artikel 13 lid 1 Bevi wordt hierna ingegaan op de volgende aspecten:
Esso Tankstation aan de Rondweg
ad a en b.
Voor standaardsituaties kan het groepsrisico bij lpg-tankstations berekend worden met behulp van de berekeningsmodule van www.groepsrisico.nl. Deze rekentool vervangt de tabel met kengetallen voor personendichtheden bij lpg-tankstations, zoals is opgenomen in de "Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico" van augustus 2004 en de update van 2007. Onder standaardsituaties wordt verstaan een lpg-tankstation waarbij het lpg-vulpunt op minder dan 50 meter van de (al dan niet ondergrondse) lpg-voorraadtank is gelegen en in de omgeving (in een straal van 150 meter rondom het tankstation) uitsluitend woningen, woongebouwen, kantoren, scholen en bedrijven zijn gelegen.
De rekentool heeft als basis het "Stappenplan Groepsrisicoberekening lpg-tankstations" van het Centrum voor Externe Veiligheid (RIVM) van 6 juni 2008.
Uit de berekening blijkt dat binnen de contour rond het vulpunt in de dagsituatie er sprake is van de aanwezigheid van 54 personen en in de nachtsituatie van 108 personen. Binnen de contour rond de opslagtank is in de dagsituatie sprake van de aanwezigheid van 35 personen en in de nachtsituatie van 70 personen. Zie Bijlage 4 EV-berekeningen Esso tankstation.
De rapportage laat ook zien dat de berekende FN-curve nog ruim onder de oriëntatiewaarde blijft.
ad c.
In het Besluit lpg-tankstations milieubeheer zijn voorschriften opgenomen voor de exploitatie van het tankstation. De exploitant heeft hieraan te voldoen. Verder is van belang dat de lpg-branche thans maatregelen voorbereidt die tot vermindering van het groepsrisico zullen leiden. Het gaat om de volgende maatregelen:
ad d.
In het invloedsgebied zijn bestemmingsplannen geldend. Dit zijn gedetailleerde bestemmingsplannen, die bij recht nauwelijks tot geen ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen. De personendichtheden zijn daarmee indirect verankerd in het bestemmingsplan.
De maximale doorzet tot 1.000 m3 wordt in het onderhavige bestemmingsplan vastgelegd.
ad e.
In de milieuvergunning is de lpg-doorzet inmiddels begrensd tot 1.000 m3 per jaar. De feitelijk verkochte hoeveelheid ligt een stuk onder die hoeveelheid.
ad f.
Ruimte is schaars en de invulling van de ruimte wordt door tal van factoren bepaald. Het groepsrisico als gevolg van een lpg-tankstation is er daar één van. Het gemeentelijke beleid richt zich in beginsel op de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Onder omstandigheden kan een toename onder de oriëntatiewaarde onaanvaardbaar worden gevonden. Dat is in de onderhavige situatie niet het geval, mede gelet op alle andere factoren die de invulling op de onderhavige locatie bepalen, waaronder de stedenbouwkundige inpassing.
ad g en h.
Een belangrijk aspect betreft bestrijdbaarheid. Bestrijding van de direct optredende effecten is in het geval van een BLEVE niet realistisch, omdat een BLEVE zich te snel ontwikkelt. De inzet van de brandweer zal derhalve voornamelijk gericht zijn op het bestrijden van secundaire branden. Bronbestrijding ligt -indien mogelijk- in de regel in het blussen van het object dat de lpg-tankauto aanstraalt.
In geval van een dreigende BLEVE kan de brandweer bij tijdige aankomst trachten de lpg-tankwagen te koelen. Zijn ze niet tijdig aanwezig dan gaat de brandweer op afstand staan en wordt de inzet met name op de bescherming van de omgeving gericht. Om te koelen is bluswater nodig en de bluswatervoorziening in de directe omgeving zal daar op afgestemd moeten zijn. Tevens kan een sprinklerinstallatie voor koeling zorgen. Hierdoor wordt drukopbouw in de tank, die tot een BLEVE leidt voorkomen.
ad i.
Een belangrijk aspect in het kader van het groepsrisico dat bestaat ten gevolge van het lpg-tankstation betreffen de mogelijkheden ten aanzien van de zelfredzaamheid van de bevolking. De tijd tussen het begin van een brand en een BLEVE (een explosie van een lpg-tankwagen) varieert tussen circa 10 en 30 minuten. De beschikbare tijd voor personen om zichzelf in veiligheid te brengen is dus slechts kort. Aangezien het evacueren van de bevolking in zo'n korte tijd organisatorisch naar alle waarschijnlijkheid niet realiseerbaar is, wordt verondersteld dat het merendeel van de aanwezigen in de omgeving zichzelf in veiligheid kan brengen. Het verloop van de wegenstructuur rond het lpg-station is zodanig dat een ieder zich bij een (dreigende) explosie in veiligheid kan brengen (binnen 150 meter is het advies vluchten en schuilen en daarbuiten is het schuilen). In veiligheid brengen is vluchten en dat betekent weg van de brand.
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van dit lpg-station het groepsrisico binnen aanvaardbare grenzen zal blijven.
Overige stationaire risicobron
Aan de Moeshof is een gasdrukregel en –meetstation gevestigd. Deze valt onder de werkingssfeer van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Volgens dit besluit (artikel 3.12) moet bij de capaciteit van dit station rekening worden gehouden met een 10-6-veiligheidsafstand van 15 meter tot kwetsbare objecten (zoals woningen) en 4 meter tot beperkt kwetsbare objecten als sporthallen, winkels, bedrijven met meer dan 50 personen et cetera. Aangezien deze contour voor een deel buiten de inrichting valt wordt dat deel op de verbeelding aangegeven met de gebiedsaanduiding "veiligheidszone".
Op 17 september 2010 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) gepubliceerd en op 1 januari 2011 in werking getreden.
Het Besluit is gebaseerd op de artikelen 5.1, eerste lid, 5.2, eerste lid, en 5.3, eerste en tweede lid, en 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 3.37 en 4.3, eerste en tweede lid van de Wet ruimtelijke ordening. Deze AMvB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.
In het plangebied ligt één buisleiding waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Het is de gasleiding N-569-83 met een uitwendige diameter van 4,25 inch en een werkdruk van 40 bar. De PR-contour ligt op 0 meter en het groepsrisico zal niet toenemen, omdat er in de directe omgeving van deze leiding geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.
In het kader van het nieuwe Besluit is voor deze leiding een berekening uitgevoerd met behulp van het programma Carola.
Omdat het onderhavige plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt wordt uitgegaan van de bestaande situatie.
Uit deze berekeningen blijkt, dat de 10-6-contour op 0 meter ligt van de leiding en dat de FN-curve zodanig ver van de oriëntatiewaarde vandaan blijft, dat de gemeente Berkelland de ligging van de leiding acceptabel vindt. Zie Bijlage 5 EV Buisleiding.
Volgens het nieuwe Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt in het bestemmingsplan de ligging weergegeven van de aanwezige buisleidingen en ook de volgens artikel 14 lid 1 Bevb daarbijbehorende belemmeringenstrook voor onderhoud van de buisleiding. Deze belemmeringenstrook bedraagt bij 40 bar en meer 5 meter aan weerszijden van een buisleiding, gemeten uit het hart van de leiding. De gronden die binnen deze strook zijn gelegen krijgen de dubbelbestemming "Leiding – Gas”.
In de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (2005) wordt een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen aangekondigd, dat naar verwachting in de loop van 2011 wordt voorzien van een wettelijke basis. In dat kader zijn op 4 december 2008 de ontwerpen voor de Basisnetten Water en Weg, alsmede het conceptontwerp Basisnet Spoor aan de Tweede Kamer aangeboden.
Daarna is in oktober 2009 door de Basisnet-werkgroep Weg de definitieve eindrapportage "Voorstel Basisnet Weg" gepresenteerd. Op 18 februari 2010 is het ontwerp-Basisnet Spoor naar de Tweede Kamer gestuurd en dat is inmiddels op 9 juli 2010 als definitief vastgesteld.
In deze stukken wordt ook aandacht besteed aan het begrip "Plasbrandaandachtsgebied" (PAG). Onder een PAG wordt verstaan het gebied tot 30 meter van de weg. Hierbinnen moet bij realisering van kwetsbare objecten, rekening worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Een plasbrand is verbranding van een door bijvoorbeeld lekkage ontstane plas van brandbare vloeistof. Een PAG geldt alleen voor nieuw te bouwen kwetsbare objecten. Bestaande objecten binnen de PAG hoeven niet te worden gesaneerd.
Op dit moment wordt het beleidskader nog gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RNVGS, 4 augustus 2004) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS, 1995/96). De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota. Op basis van deze beleidsstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
In en bij het plangebied vinden incidenteel vervoersbewegingen met gevaarlijke stoffen plaats. Het gaat daarbij in hoofdzaak om de bevoorrading van bedrijven in of bij het plangebied (bijvoorbeeld levering van benzine, gasflessen en bestrijdingsmiddelen). De aard en omvang van deze transporten is uiterst beperkt, zodat met inachtneming van de vuistregels uit de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen duidelijk sprake is van verwaarloosbare risico's. In het plangebied zijn naast de N315 geen (water)wegen of spoorwegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.