De stichting Staring Advies uit Zelhem heeft een Quickscan Natuurtoets (projectnummer: 1912; rapportnummer: 1239; datum: juni 2012) uitgevoerd met als doel te inventariseren of door de geplande werkzaamheden schade kan ontstaan aan populaties van beschermde soorten flora en/of fauna en hoe deze schade beperkt of gecompenseerd kan worden. Tijdens de uitvoering van het onderzoek is het voorkomen van beschermde soorten planten en dieren op de locatie nagegaan. Daarnaast is onderzocht op welke wijze de plannen voor de locatie in overeenstemming kunnen worden gebracht met hetgeen bepaald is in de Flora- en faunawet.
Literatuuronderzoek
Door middel van literatuuronderzoek is het voorkomen van verschillende (licht) beschermde planten- en diersoorten in het plangebied of de directe omgeving aangetoond. Hiervoor zijn verschillende bronnen geraadpleegd zoals de natuurdatabank KISAL, de Atlas van de Flora van Oost-Gelderland, de Atlas van Nederlandse Broedvogels van SOVON, de zoogdierenatlas van Gelderland en de site van RAVON.
Tijdens het veldbezoek is een inschatting gemaakt of deze beschermde soorten daadwerkelijk voor kunnen komen in het plangebied of de directe omgeving.
Veldonderzoek
Flora
Er zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen tijdens het veldbezoek. Het graslandperceel en de randen hiervan zijn ongeschikt als groeiplaats voor de, in de literatuur aangetroffen, licht beschermde gewone vogelmelk (Flora- en faunawet, tabel 1). De opgaande beplanting is geschikt voor de in KISAL aangetroffen licht beschermde brede wespenorchis (Flora- en faunawet, tabel 1). De streng beschermde plantensoorten steenbreekvaren en zwartsteel (Flora- en faunawet, tabel 2) beschreven in de literatuur worden niet verwacht, door het ontbreken van geschikte groeiplaatsen. Ook gezien de voedselrijkdom van de bodem worden geen groeiplaatsen van bijzondere of streng beschermde plantensoorten verwacht. De samenstelling van de aangetroffen flora en vegetatie en de daarvan afgeleide inschatting van de voedselrijkdom en bodemgesteldheid bevestigen dit.
Vogels
Een volledige broedvogelkartering heeft niet plaatsgevonden. Tijdens het veldbezoek zijn in het plangebied en omgeving (overvliegend) verschillende vogelsoorten aangetroffen, waarvan een deel mogelijk broedt in het plangebied. Verder is het gebied geschikt als foerageergebied voor diverse vogelsoorten. De intensief beheerde, open vegetatie in het plangebied is ongeschikt als broedgebied voor grondbroeders, zoals fazant en patrijs.
Het plangebied is ongeschikt als broedplaats of vaste verblijfplaats voor soorten, waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, zoals buizerd, boomvalk, huismus, gierzwaluw, torenvalk, steenuil en/of kerkuil. De te slopen agrarische bedrijfsgebouwen en het boerderijtje bieden geen geschikte nestgelegenheden voor deze soorten. Er zijn geen verblijfssporen (braakballen, prooiresten, uitwerpselen) van deze soorten aangetroffen. Door de ligging van het plangebied nabij woonhuizen, schuurtjes en de bebouwde kom van Gelselaar zijn foeragerende huismussen en mogelijk ook een enkele foeragerende kerkuil en steenuil in het plangebied te verwachten. Door de aanwezigheid van voldoende alternatieve foerageergebieden in de directe omgeving van het plangebied en de geplande inrichting van het terrein, waarbij er sprake is van ontwikkeling van ruim voldoende groenelementen, zal de sloop van de agrarische bedrijfsgebouwen en het boerderijtje geen negatief invloed hebben op deze soorten.
Zoogdieren
Tijdens het veldbezoek zijn sporen van twee licht beschermde soorten aangetroffen: konijn en veldmuis (Flora- en faunawet, tabel 1). Mogelijk wordt het plangebied gebruikt als foerageergebied door overige algemene, licht beschermde soorten als bunzing, egel en mol. In het plangebied zijn verschillende (verse) sporen van de streng beschermde steenmarter (Flora en faunawet, tabel 2) aangetroffen. De aanwezigheid van uitwerpselen, prooiresten (veren en eierschalen), latrines en sporen van afgeknabbeld isolatiemateriaal duiden op de aanwezigheid van een vaste rust- en verblijfplaats van de steenmarter in één van de te slopen panden.
Het voorkomen van andere beschermde diersoorten (zoals vleermuizen, amfibieën, reptielen en vissen) wordt door het ontbreken van geschikt leefgebied niet verwacht.
Toetsing aan de Flora- en faunawet
De effecten op de flora en fauna en de wettelijke consequenties zijn ingeschat aan de hand van de geplande werkzaamheden. Sinds 1 maart 2005 is de AMvB van kracht waarin de vrijstellingen worden geregeld met betrekking tot artikel 75 van de Flora- en faunawet. Deze AMvB bestaat uit 3 tabellen waarbij tabel 1 soorten de lichtste bescherming en tabel 3 de zwaarste bescherming genieten. Voor tabel 1 soorten betekent dit dat voor ruimtelijke ontwikkelingen als de op deze locatie geplande werkzaamheden, geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft te worden aangevraagd. Voor tabel 2 en 3 soorten dient overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen te worden door het nemen van mitigerende maatregelen. Als dit niet mogelijk is dient een ontheffing aangevraagd te worden, in combinatie met het nemen van compenserende maatregelen.
Flora
In het plangebied wordt enkel de licht beschermde plantensoort brede wespenorchis (Flora- en faunawet, tabel 1) verwacht. Bij ruimtelijke ingrepen geldt voor licht beschermde soorten automatisch de vrijstellingsregeling.
Vogels
Alle aangetroffen en te verwachten vogelsoorten zijn beschermd krachtens de Flora- en faunawet en de Vogelrichtlijn. Ontheffing voor deze diergroep is niet mogelijk. Dit betekent dat het verstoren, verontrusten, doden en anderszins nadelig beïnvloeden van deze soortgroep niet is toegestaan. Voor vogels geldt dat deze tijdens de broedperiode het meest gevoelig zijn voor verstoring. Hierdoor is het raadzaam met de werkzaamheden te starten buiten het broedseizoen of, voorafgaand aan het broedseizoen het gebied ongeschikt maken als broedplek.
Zoogdieren
Tijdens het veldbezoek zijn (sporen van) zoogdieren waargenomen. De aangetroffen en de te verwachten soorten zijn, met uitzondering van de steenmarter, licht beschermd (Flora- en faunawet, tabel 1). Bij ruimtelijke ingrepen geldt voor licht beschermde soorten automatisch de vrijstellingsregeling.
Het voorkomen van de strenger beschermde steenmarter (Flora- en faunawet, tabel 2) is alleen ontheffingsplichtig wanneer er vaste verblijfplaatsen aanwezig zijn. Hiervan is sprake in het plangebied. De aanwezigheid van verschillende (verse) sporen duiden op de aanwezigheid van een vaste rust- en verblijfplaats.
Conclusie
Een ontheffing is noodzakelijk voor het verwijderen van de vaste verblijfplaats van de steenmarter in één van de te slopen agrarische bedrijfsgebouwen. In combinatie met de ontheffingsaanvraag zullen mitigerende en compenserende maatregelen getroffen moeten worden. Deze maatregelen worden getoetst en waar nodig aangevuld door Dienst Regelingen.
Aanvullend onderzoek of een het aanvragen van ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is voor de overige soortgroepen niet noodzakelijk.