Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van het beschermde dorpsgezicht, wat tot uitdrukking komt in de structuur en de ruimtelijke kwaliteit van het beschermde dorpsgezicht.
10.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de hoofdvorm van de gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, de gevelbreedte, de goot- en bouwhoogte, de dakhelling en de nokrichting, zoals die bestond ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan gehandhaafd moet worden, met dien verstande dat een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, de nokrichting van de kappen van gebouwen, de gevelindeling en het materiaal- en kleurgebruik ten behoeve van het behoud, de versterking en/of het herstel van het beschermde dorpsgezicht.
10.3.1 Procedure
Voor een besluit tot nadere eis geldt de in
artikel 15 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels in
artikel 10 lid 2 en toestaan dat de hoofdvorm van de gebouwen, zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan niet wordt gehandhaafd.
10.4.2 Afwegingskader
- voor zover de gebouwen voldoen aan de regels van de basisbestemming;
- het beschermde dorpsgezicht niet onevenredig wordt aangetast;
- nadat een onafhankelijke, deskundige instantie daar omtrent is gehoord.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het vellen, rooien, zaaien of aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de gemeentelijke bomenverordening of de Boswet is geregeld, zoals deze regelingen luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
- het planten van bomen;
- het ontgronden, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;
- het verharden van de openbare ruimte, alsmede de onbebouwde ruimte vóór de voorgevelrooilijnen;
- het wijzigen van de aard van de oppervlakteverhardingen.
10.5.2 Uitzondering vergunningplicht
- voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffende;
- voor werken en werkzaamheden die al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
- voor werken en werkzaamheden waarin de Monumentenwet 1988 voorziet.
10.5.3 Beoordelingscriteria
Voor de onder
artikel 10 lid 5.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
- de vergunning kan slechts worden verleend als door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen gevaar of onevenredig nadeel ontstaat voor het beschermde dorpsgezicht;
- en alleen nadat een onafhankelijke, deskundige instantie daaromtrent is gehoord.
10.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
10.6.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.
10.6.2 Beoordelingscriteria
De in
artikel 10 lid 6.1 genoemde omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk wordt slechts verleend:
- als door het geheel of gedeeltelijk slopen geen gevaar of onevenredig nadeel ontstaat voor het beschermde dorpsgezicht;
- nadat een onafhankelijke, deskundige instantie daaromtrent is gehoord.