direct naar inhoud van Artikel 31 Algemene aanduidingsregels
Plan: Harnaschpolder-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1842.bp12HP01-va01

Artikel 31 Algemene aanduidingsregels

31.1 Molenbiotoop
31.1.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop 100

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 100' de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a indien:
    • 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
    • 2. toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;
  • c. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a en b, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

31.1.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop 400
  • a. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a indien:
    • 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
    • 2. toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;
  • c. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a en b, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

31.2 Reclamemast
31.2.1 Reclamemast - 1

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'reclamemast - 1' de volgende regels:

  • a. het oprichten van maximaal 1 reclamemast voor algemene commerciële doeleinden is toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van de reclamemast bedraagt ten hoogste 25 m;
  • c. de diameter van een reclamemast bedraagt ten hoogste 2 meter;
  • d. het aantal reclamevlakken bedraagt ten hoogste 3;
  • e. de bouwhoogte van een reclamevlak bedraagt ten hoogste 10 m;
  • f. de breedte van een reclamevlak bedraagt ten hoogste 12m;
  • g. de verlichting dient uitgeschakeld te zijn tussen 0.00 en 6.00 uur;
  • h. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a en toestaan dat er één extra reclamemast wordt opgericht, met in achtneming van de regels zoals gesteld in b tot en met g.

31.2.2 Reclamemast - 2

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'reclamemast - 2' de volgende regels:

  • a. het oprichten van maximaal 1 bedrijfsgebonden reclamemast is toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van de reclamemast bedraagt ten hoogste 25 m;
  • c. de diameter van een reclamemast bedraagt ten hoogste 2 meter;
  • d. het aantal reclamevlakken bedraagt ten hoogste 3;
  • e. de bouwhoogte van een reclamevlak bedraagt ten hoogste 10 m;
  • f. de breedte van een reclamevlak bedraagt ten hoogste 12m;
  • g. de verlichting dient uitgeschakeld te zijn tussen 0.00 en 6.00 uur.