direct naar inhoud van Artikel 7 Tuin
Plan: 't Woudt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1842.bp12BG04-vs01

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. tuin;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hooiberg' een hooiberg.

7.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van ondergeschikte betekenis worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan om ten behoeve van de bestemming Maatschappelijk:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - 2' één gebouw van ten hoogste 12 m² met een goothoogte van ten hoogste 2,5 m te bouwen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - 3' één gebouw van ten hoogste 75 m² met een goothoogte van ten hoogste 2,5 m te bouwen.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Tuin' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de gronden te bestraten en te verharden voor zover de bestrating of de verharding een groter oppervlak dan 30 m² beslaat.

7.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 7.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. zijn aan te merken als normaal onderhoud;
  • b. krachtens enige wettelijke regeling een vergunning is verleend, waarbij de historische karakteristieken van het beschermd dorpsgezicht (mede) onderwerp van overweging moest zijn.

7.3.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de Commissie beschermd dorpsgezicht omtrent de vergunning is gehoord;
  • b. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de historische karakteristieken van het beschermd dorpsgezicht dan wel anderszins het landschappelijk aanzien van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.