Plan: | Chrysantenstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1783.pbp00000034-VA01 |
In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
De gemeente Westland is op het moment bezig met het vaststellen van een archeologiebeleid. Dit beleid wordt gebaseerd op de archeologische beleidsadvieskaart met toelichting die in 2012 door Archeologie Delft is opgesteld.
Hierop vooruitlopend wordt in dit bureauonderzoek gebruik gemaakt van de concept beleidsadvieskaart. Om de omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden goed, maar ook zinvol te laten verlopen, wordt volgens in de gemeente Westland alleen archeologisch (voor)onderzoek vereist wanneer de aard van de bodemingrepen dusdanig is dat er daadwerkelijk schade aan het bodemarchief kan optreden. De verschillende beleidszones vereisen dan ook elk een eigen benadering voor wat betreft de vrijstelling van archeologisch onderzoek voor bodemverstoringen tot een bepaalde diepte en omvang.
Het plangebied ligt volgens de concept beleidskaart in verwachtingszone I. Deze bestaat uit een buffer rondom de locaties waar Romeinse wegen worden vermoed. Voor deze gebieden geldt een zeer hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit de Romeinse tijd. Hierbij wordt vastgehouden aan de wettelijke grens van 100 m² voor de oppervlakte van het plangebied. Omdat de vindplaatsen uit de Romeinse tijd in het merendeel van deze verwachtingszone bedekt zijn geraakt door de afzettingen van de Laag van Poeldijk, liggen de vindplaatsen niet direct onder het maaiveld. In deze zone worden bodemingrepen dan ook vrijgesteld van archeologisch onderzoek tot een diepte van 50 cm –mv.
Uit het onderzoek van april en juli 2012 (uitgevoerd door Delftse Archeologische Notitie 22) is gebleken dat binnen het plangebied een zeer hoge verwachting voor de aanwezigheid van archeologische waarden geldt. Er dient derhalve rekening te worden gehouden met (een) archeologische vindplaats(en). Als advies is dan ook opgenomen dat deze verwachting en de bodemgesteldheid van het plangebied dient te worden getoetst door middel van een verkennend booronderzoek.
Bij uitvoering van dit booronderzoek is gebleken dat er binnen het plangebied geen archeologische indicatoren aanwezig zijn. Er wordt daarom geadviseerd om geen archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren.
Conclusie
Vanwege het ontbreken van aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen wordt geadviseerd geen archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren. Indien bij werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen dienen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53 bij het Rijk gemeld te worden.