direct naar inhoud van Artikel 7 Algemene bouwregels
Plan: Chrysantenstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.pbp00000034-VA01

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 overschrijding van hoogte-aanduidingen op de planverbeelding

7.1.1 ondergeschikte bouwdelen

De in artikel 5.2.1 sub c bedoelde hoogte mag worden overschreden door antenne installaties, mits deze voldoen aan het bepaalde in artikel 7.2 en door schoorstenen, trappenhuizen, alarminstallaties en andere ondergeschikte bouwdelen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

7.1.2 liftkokers

De in artikel 5.2.1 bedoelde hoogte mag worden overschreden door liftkokers, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt, tenzij hoofdstuk 2 anders bepaald.

7.2 algemene hoogtematen

Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende maten, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald:

- erfafscheidingen tussen de openbare weg en 2 meter

achter de voorgevelrooilijn 1,00 m

- erfafscheidingen elders 2,00 m

- overkappingen 3,00 m

- straatmeubilair 3,00 m

- lichtmasten 20,00 m

- antennes ten behoeve van telecommunicatie 5,00 m

niet zijnde schotelantennes

- overige bouwwerken 2,00 m

- vlaggemasten 6,00 m

7.3 overschrijding bouwgrenzen

De op de plankaart aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;
  • b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
  • c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
  • d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
  • e. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen; hijsinrichtingen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt.
7.4 ondergrondse bouwwerken
  • a. De regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a. mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen hoofdgebouw.
7.5 parkeernormering

Bij elke ontwikkeling wordt de normering vanuit het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP) toegepast.

7.6 Dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:

Maatvoering achterzijde:

  • a. de dakkapel ligt aan alle zijde tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak;
  • b. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
  • c. de dakkapel mag niet meer dan 1 meter uit de onderkant van het dakvlak staan.

Maatvoering voorzijde:

  • a. de dakkapel is niet breder dan 50% van de breedte van het dakvlak;
  • b. de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak;
  • c. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
  • d. de dakkapel mag niet meer dan 1 meter uit de onderkant van het dakvlak staan.