direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen
Plan: Chrysantenstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.pbp00000034-VA01

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen en water.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. voor hoofdgebouwen geldt de bouwwijze grondgebonden aaneengesloten woningen;
  • c. het maximum aantal grondgebonden woningen bedraagt ten hoogste 22;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • f. aaneengebouwde woningen binnen hetzelfde bouwvlak dienen in dezelfde rooilijn gebouwd te worden.
5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. het gezamelijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het erf (zij-, achter- en voorerf) bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m²;
  • b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m² mag bij de maximale oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m²;
  • c. indien niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter;
  • d. de diepte van een aan- en uitbouw, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt: bij aaneengebouwde en half vrijstaande woningen, 3 meter, en bij vrijstaande woningen, 5 meter;
  • e. de breedte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (gezien vanaf de voorzijde) op een zijerf dat grenst aan openbaar toegankelijk gebied mag ten hoogste 3,5 meter bedragen;
  • f. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  • g. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 meter;
  • h. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • i. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • j. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • k. er zijn geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevel van de woning toegestaan;
  • l. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden tenminste 2 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw gebouwd;
  • m. in afwijking van lid l is een erker toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  • 1. de erker wordt gesitueerd tenminste 0,5 meter uit de zijgevel van het hoofdgebouw en tenminste 0,5 uit de kap;
  • 2. de diepte van de erker bedraagt ten hoogste 1/3 van de afstand van de voorgevel tot de voorste perceelsgrens met een maximum van 1,5 meter;
  • 3. de breedte van de erker bedraagt ten hoogste 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
  • 4. de goothoogte van de erker bedraagt ten hoogste 3 meter of 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  • 5. de bouwhoogte van de erker bedraagt ten hoogste 4 meter.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. erfafscheidingen tussen de openbare weg en 2 meter achter de voorgevelrooilijn: 1 meter;
  • b. erfafscheidingen elders: 2 meter.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 meter in de zijerfafscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf net onevenredig worden geschaad;
  • b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 meter;
  • c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 5.2.2 onder a of b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels

5.4.1 Afwijking vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder b, ten behoeve van het oprichten van twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen, al dan niet als toekomstig aaneengebouwde woning in afwachting van nog aan te bouwen woning(en), onder de volgende voorwaarde:

  • a. de doelgroepen die wij voor de Chrysantenstraat voor ogen hebben eerst de kans hebben gekregen om een kavel te kopen. Als blijkt dat de verkoop tegen valt, dient eerst geëvalueerd te worden waar dit door komt. Duidelijk moet zijn welke belemmeringen de woonconsument ervaart die zich richt op het “goedkope” en “bereikbare” segment. Indien de verkoop hierna nog steeds tegen valt kan pas gebruik gemaakt worden van deze afwijkingsmogelijkheid voor een andere (ruimere) verkaveling;
  • b. indien niet grondgebonden aaneengebouwd, dan ten minste 3 meter uit zijdelingse perceelsgrens die grenst aan naastgelegen woonperceel binnen hetzelfde bouwvlak.
5.4.2 Afwijking patiowoningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder a, dan wel van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder a en b, ten behoeve van het oprichten van patiowoningen waarbij het hoofdgebouw in één laag wordt gebouwd waardoor deze (deels) buiten het aangegeven bouwvlak valt dan wel er een 2e bouwlaag van beperkte omvang gerealiseerd wordt waardoor de oppervlakte aan bijgebouwen overschreden wordt, onder de volgende voorwaarde:

  • a. bij verlenen van de afwijking moet in ogenschouw worden genomen dat het resterende deel van het betreffende bouwvlak nog goed verkaveld kan worden (conform de geldende bestemming), dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige;
  • b. de aangegeven bouwhoogtes mogen niet overschreden worden;
  • c. de 2e bouwlaag mag niet buiten het huidige bouwvlak worden gebouwd;
  • d. minimaal 50% van het resterende zij- en achtererf dient onbebouwd te blijven;
  • e. erkers (aan de voorzijde) bij patiowoningen zijn uitgesloten;
  • f. de overige bepalingen in artikel 5.2.2 blijven van toepassing;
  • g. er zich geen stedenbouwkundige redenen mogen verzetten tegen toepassing van deze afwijking;
  • h. er moet voldaan worden aan de parkeernorm, zoals opgenomen in het Westlands Verkeer en Vervoerplan. De voorkeur gaat uit naar parkeren op eigen terrein;
  • i. de afwijking er niet toe mag leiden dat de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende erven in onevenredige mate worden aangetast;
  • j. doelgroepen die wij voor de Chrysantenstraat voor ogen hebben eerst de kans hebben gekregen om een kavel te kopen. Als blijkt dat de verkoop tegen valt, dient eerst geëvalueerd te worden waar dit door komt. Duidelijk moet zijn welke belemmeringen de woonconsument ervaart die zich richt op het “goedkope” en “bereikbare” segment. Indien de verkoop hierna nog steeds tegen valt kan pas gebruik gemaakt worden van deze afwijkingsmogelijkheid voor een andere (ruimere) verkaveling;
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Aan-huis-gebonden ondernemingen

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaand het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen, mits:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het nette vloeroppervlak in gebruik voor de aan-huis-gebonden onderneming niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²;
  • c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
  • e. de onderneming uitsluitend door een van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
  • f. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  • g. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
  • h. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.