Voor de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten en berekend:
De bouwhoogte van een antenne-installatie
Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; indien de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antenne-installatie.
De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
Tussen de bovenkant van het bouwwerk en het peil.
De bouwhoogte van een gebouw
Tussen de bovenkant van het gebouw, met uitzondering van antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen, en het peil.
De goot (-of boeiboord)hoogte van een gebouw
Tussen de snijlijn van het gevelvlak en dakvlak, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel en het peil, waarbij de laagste hoogte maatgevend is.
De inhoud van een gebouw en overkapping
Tussen de bovenkant van de laagste grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.
De oppervlakte van een gebouw en overkapping
Tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.