In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
De Cultuur Historische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Delfland en Schieland (Provincie Zuid-Holland 2003) laat zien dat het plangebied is gesitueerd in een gebied met een grote verwachting voor archeologische sporen uit de Romeinse tijd.
Het inventariserend veldonderzoek heeft geen aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen opgeleverd. De gevonden (sub)recente aardewerkfragmenten zijn afkomstig uit verstoorde contexten en hun aanwezigheid is het resultaat van grondophogingen en verstoringen.
Ondanks dat er tijdens het karterend booronderzoek geen aanwijzingen zijn gevonden voor de aanwezigheid van Romeinse sporen, bestaat er een zeer goede mogelijkheid dat zich in de ondergrond nog sporen van het Romeinse verkavelingpatroon bevinden, het gaat hierbij dan om greppels en sloten. Een andere mogelijkheid is dat zich nog off-site sporen in de ondergrond van plangebied bevinden. Het karterend booronderzoek is echter geen goede methode om beide categorieën sporen aan te tonen. De sterke verstoring van de bovenste bodemlagen, verkleint de kans om deze sporen aan te treffen echter sterk.
Conclusie
Er hoeven geen bijzondere voorzieningen te worden getroffen om de archeologische waarden te behouden of te ontzien. Zonder nader uit te voeren archeologisch onderzoek kan worden gestart met de bouw van de geplande huizen. Minimaal een week voor aanvang van de grondwerkzaamheden dient de gemeentelijk archeoloog te worden ingelicht over de start.
Men dient rekening te houden met toevalsvondsten. Hiervan dient men onmiddelijk de gemeentelijk archeoloog, dan wel de provinciaal archeoloog te informeren.