INHOUD VAN DE REGELS
HOOFDSTUK II BESTEMMINGS REGELS
8.4
Afwijken van de bouwregels
9.4
Afwijken van de bouwregels
10.3
Specifieke gebruiksregels
10.4
Afwijken van de bouwregels
11.3
Specifieke gebruiksregels
Artikel 12
Waterstaat - Waterkering
12.3
Afwijken van de bouwregels
Artikel 13
Anti-dubbeltelregel
Artikel 14
Algemene bouwregels
14.1
Hoogteaanduidingen op planverbeelding
14.2
Overschrijding van hoogteaanduidingen op planverbeelding
14.3
Overschrijding bouwvlak / bouwgrenzen
Artikel 15
Algemene gebruiksregels
15.1
Verbod op gebruik van gronden en bouwwerken
Artikel 16
Algemene afwijkingsregels
16.1
Algemene afwijkingsregels
Artikel 17
Algemene wijzigingsregels
Artikel 18
Algemene procedureregels
HOOFDSTUK IV OVERGANGS- EN SLOTREGELS
19.3
Afwijken van het overgangsrecht bouwen
20.1
Vervangen bestemmingsplannen
Bijlage 1.
Beeldkwaliteitsplan duingeest
HOOFDSTUK I
INLEIDENDE REGELS
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan “Duingeest” van de gemeente Westland waarvoor deze
planregels en de daarbij behorende planverbeelding met legenda, het juridische
normenkader vormen;
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.1783.obp00000015-onhe met de bijbehorende regels en bijlagen;
een aparte ruimte die via het hoofdgebouw toegankelijk is en ruimtelijk
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel
van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan;
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een
antenne;
een geometrisch bepaald vlak of bepaalde figuur, waarmee gronden zijn aangeduid,
waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8
aan
huis gebonden onderneming
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch of therapeutisch
gebied of op een daarmee gelijk te stellen
gebied;
1.9
achtergevel, oorspronkelijke-
de achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw;
de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het bij een omgevingsvergunning
afwijken van de planregels van het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.6,
aanhef en onder c., van de Wet ruimtelijke ordening;
1.11
bevoegdheid tot stellen van nadere eisen
de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het stellen van nadere eisen ten
opzichte van in het bestemmingsplan omschreven punten, als bedoeld in artikel
3.6, aanhef en onder d., van de Wet ruimtelijke ordening;
1.12
burgemeester en wethouders
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken,
installeren of inzamelen en verhandelen van goederen.
het op het tijdstip van het in werking treden van het plan aanwezige gebruik;
bouwwerken, die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit
plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens
de Woningwet;
1.17
bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-,
en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen
met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of het
veranderen, en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of
balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggen, het
dient hierbij te gaan om de horizontale bouwlagen;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
het maximale percentage van de oppervlakte van een bouwvlak dat mag worden
bebouwd;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,
die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij
indirect steun vindt in of op de grond;
een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een
gebouw, die vrij ligt in het dakvlak;
een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die, in tegenstelling tot een
dakkapel, niet ondergeschikt is aan het dakvlak. Het plaatsen van een dakopbouw
gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel van het gebouw/de woning.
Een dakopbouw ligt niet vrij in het dakvlak, maar raakt tenminste de nok- of
gootlijn of zijkant van het dakvlak van het betreffende gebouw/de woning;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder
de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan
personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending
anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit,
waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en
supermarkt;
al dan niet
bebouwde gronden die bij de hoofdmassa horen, of een gedeelte daarvan, dat
direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht
ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of
een beheersverordening van toepassing is, deze inrichting niet verbieden;
een gebouw dat - vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd - behoort bij een
hoofdgebouw en dat in functioneel en bouwkundig opzicht is te onderscheiden van
dat hoofdgebouw;
een gebouw dat op een bouwvlak door aard, constructie of afmetingen dan wel
gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
groenschermen van opgaande beplanting, berm-beplantingen en andere beplantingen
voor openbaar of particulier gebruik welke beplanting in planologisch opzicht
een ruimte structurerend effect hebben;
voorzieningen, al dan niet als bouwwerk of meerdere bij elkaar behorende
bouwwerken, ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en
elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut,
waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations,
gemalen, telefooncellen en zendmasten;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten
hoogste één zijde een gesloten wand, welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw;
het grondgebied van de gemeente waarop het bestemmingsplan betrekking heeft.
voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van
de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang. In andere gevallen: de
gemiddelde hoogte van het direct aangrenzende maaiveld, dat niet hoger mag
bedragen dan 1 meter gemeten vanaf de kruin van de aangrenzende weg, tenzij in
de bestemmingsregels anders is gedefinieerd;
bouwwerken voor het openbare gebruik van de ruimte zoals:
-
verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken,
bloembakken, telefooncellen, abri’s, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen,
fietsenrekken en draagconstructies voor reclame;
-
straatverlichting;
-
bouwwerken voor nutsvoorzieningen waaronder begrepen voorzieningen voor
de telecommunicatie, energievoorzieningen, brandkranen en afval-inzamelsystemen;
uitbreiding van een ruimte in het hoofdgebouw tot buiten het bestaande
oorspronkelijke hoofdgebouw (bijvoorbeeld erker) en welke ruimtelijk
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
de naar het openbaar gebied gekeerde zijden van de woning;
een lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare
gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing, en/of waar deze op de
planverbeelding is aangegeven met een aanduiding;
1.44
werken,
geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
werk of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.3, aanhef onder a., van de Wet
ruimtelijke ordening;
de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het wijzigen van het
bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder a., van de Wet
ruimtelijke ordening.
een complex van ruimten dat blijkens indeling en inrichting bestemd is voor de
huisvesting van een gezinshuishouden;
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en)
van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor-
en achtergevel van het hoofdgebouw.
Artikel 2
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
van een bouwwerk wordt de oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
van een bouwwerk wordt de inhoud gemeten tussen de onderzijde van de
begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
van een bouwwerk wordt de goothoogte gemeten vanaf het peil tot aan de
bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te
stellen constructiedeel.
van een bouwwerk wordt de bouwhoogte gemeten vanaf het peil tot aan het
hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen.
van een bouwwerk wordt de dakhelling gemeten langs het dakvlak ten
opzichte van het horizontale vlak.
bij het meten worden afstanden daar gemeten waar deze afstanden het
kleinst zijn.
HOOFDSTUK II
BESTEMMINGS REGELS
Artikel 3
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
B
Bedrijf
(gm) gemaal
De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
ter plaatse van de functieaanduiding “gemaal” (gm), uitsluitend een
gemaal.
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a.
een gemaal ter plaatse van de functieaanduiding ‘gemaal’ (gm).
3.2.2
Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de
functieaanduiding “maximum bebouwingspercentage”, een ander maximum
bebouwingspercentage is aangegeven;
c.
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de
planverbeelding;
d.
de afstand van een bedrijfsgebouw tot aan de bestemmingsgrens bedraagt
minimaal 3 meter;
3.3
Nadere eisen
3.3.1
Nadere eisen voor situering bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de
afmetingen van de bebouwing:
a.
ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden
en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b.
ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van
de naaste omgeving;
c.
ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d.
ter waarborging van de sociale veiligheid;
e.
ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4
Specifieke gebruiksregels
3.4.1
Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan
het gebruik voor:
a.
geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
b.
wonen;
c.
detailhandel;
d.
erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
e.
(permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de
voorgevellijn;
f.
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
g.
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of
vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met
het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 4
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
G
Groen
(evz) ecologische verbindingszone
De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
groenvoorzieningen;
b.
bermen en beplanting;
c.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘ecologische verbindingszone (evz)’
een ecologische verbindingszone;
d.
fietspaden en voetpaden door de groenvoorzieningen;
e.
bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor het gebruik van de
groenvoorzieningen nodig zijn, zoals bruggen, dammen, duikers en
straatmeubilair;
f.
bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor het gebruik van de
fietspaden en voetpaden nodig zijn, zoals verkeersborden en straatverlichting;
g.
(ondergrondse) waterhoudkundige voorzieningen, waterlopen en
waterpartijen;
h.
kunstwerken;
i.
in- en uitritten;
j.
speelvoorzieningen;
k.
nutsvoorzieningen.
4.2.1
Gebouwen
a.
op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van
voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
b.
de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter;
c.
de maximale oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt 15 m2;
d.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘ecologische verbindingszone’ is het
bouwen van gebouwen niet toegestaan.
4.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a.
de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 7 meter;
b.
de maximale bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt 5 meter;
c.
de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
bedraagt 5 meter;
d.
overkappingen zijn niet toegestaan.
Artikel 5
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
V
Verkeer
(evz) ecologische verbindingszone
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het autoverkeer, fietsverkeer en voetgangersverkeer;
b.
verkeerswegen en parkeerplaatsen voor autoverkeer;
c.
in- en uitritten;
d.
fiets- en voetpaden;
e.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘ecologische verbindingszone (evz)’
een ecologische verbindingszone;
f.
bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor de wegenstructuur en de
geleiding van het wegverkeer nodig zijn, zoals bruggen, dammen, duikers,
verkeersborden en straatverlichting;
g.
groenvoorzieningen, watergangen, bermen en taluds;
h.
nutsvoorzieningen.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Gebouwen
a.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘ecologische verbindingszone’ is het
bouwen van gebouwen niet toegestaan.
5.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen
gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende bepalingen;
a.
de maximale bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en
verkeersregulering bedraagt 7 meter;
b.
overkappingen zijn niet toegestaan;
c.
de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt 5 meter.
Artikel 6
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
WA Water
(evz) ecologische verbindingszone
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
watergangen en (ondergrondse) waterbergingen;
b.
het behoud en herstel van natuurwaarden;
c.
groenvoorzieningen;
d.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘ecologische verbindingszone (evz)’
een ecologische verbindingszone;
e.
infiltratievoorzieningen;
f.
bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor de wegenstructuur en de
geleiding van het wegverkeer nodig zijn, zoals bruggen, dammen, duikers,
verkeersborden en straatverlichting;
g.
keermuren voor de waterbeheersing, over beschoeiingen, duikers, bruggen,
aanlegsteigers en vlonders;
h.
natuurvriendelijk ingerichte oevers.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Gebouwen
a.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘ecologische verbindingszone’ is het
bouwen van gebouwen niet toegestaan.
6.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen
gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende bepalingen;
a.
op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
b.
de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5
meter;
c.
steigers en/of vlonders zijn enkel toegestaan bij de bestemming wonen
direct gelegen aan het water, waarbij steigers en/of vlonders direct boven het
waterpeil worden gerealiseerd met een maximale breedte van 40% van de
kavelbreedte met een maximum van 5 meter.
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding
W
Wonen
(-)
De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het wonen;
b.
een hoofdgebouw als woning;
c.
aan- en uitbouwen van het hoofdgebouw;
d.
bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw;
e.
bouwwerken die geen gebouwen zijn en die noodzakelijk zijn voor het
wonen;
f.
het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep in samenhang met het
wonen.
7.2
Bouwregels
Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende
bepalingen:
a.
het hoofdgebouw mag uitsluitend op het bouwvlak, als aangegeven op de
planverbeelding, worden geplaatst;
b.
het maximale grondoppervlak van bijgebouwen, aan- of uitbouwen en
overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van het
hoofdgebouw, met een maximum van 50 m2; indien het zij- en achtererf
een gezamenlijk grotere grondoppervlak hebben dan 100 m2, dan mag bij
het maximale grondoppervlak van 50 m2 een percentage van 10 van het
meerdere van 100 m2 van het zij- en achtererf worden opgeteld, tot
een maximum van 75 m2;
c.
de maximale diepte van een aan- of uitbouw, gemeten vanuit de
oorspronkelijke achtergevel waaraan wordt gebouwd, bedraagt 3 meter;
d.
de minimale afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
achter de voorgevel van het woongebouw bedraagt 2 meter;
e.
de maximale bouw- en goothoogte is weergegeven op de planverbeelding;
f.
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 5 meter;
g.
de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 meter boven
de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende
gronden.
Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw voor de
uitoefening van een aan huis gebonden onderneming toegestaan mits:
a.
de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
b.
het vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan huis gebonden
onderneming niet groter is dan 25 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw,
tot een maximum van 50 m2;
c.
het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de
verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
d.
geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
e.
het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;
f.
er geen vergunning plichtige activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de
Wet milieubeheer; en
g.
er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden.
7.3.1
Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend
het gebruik voor:
a.
permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen
betreft;
b.
een aan huis gebonden onderneming in vrijstaande gebouwen gelegen achter
de achtergevellijn;
c.
kamerbewoning;
d.
detailhandel;
e.
horeca.
Artikel 8
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
WG-1 Woongebied 1
(swg-1.1) specifieke vorm van woongebied-1.1
(swg-1.2) specifieke vorm van woongebied-1.2
(swg-1.3) specifieke vorm van woongebied-1.3
(swg-1.4) specifieke vorm van woongebied-1.4
8.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Woongebied 1” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het wonen;
b.
een hoofdgebouw als woning;
c.
aan- en uitbouwen van het hoofdgebouw;
d.
bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw;
e.
bouwwerken, geen gebouwen zijn die noodzakelijk zijn voor het wonen;
f.
het uitoefenen van een aan huis gebonden onderneming in samenhang met het
wonen;
met daarbij behorende:
g.
verkeersverbindingen;
h.
verblijfsgebied;
i.
groenvoorzieningen;
j.
waterlopen en waterpartijen
k.
voet- en fietspaden;
l.
bouwwerken voor algemeen nut;
m.
speelvoorzieningen.
8.2
Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend woningen met de
daarbij behorende bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende bouwregels ten
aanzien van:
8.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende
bepalingen:
a.
het maximaal aantal woningen binnen de bestemming ´Woongebied 1´ bedraagt
131 woningen;
b.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-1.1
(swg-1.1)’ dienen minimaal 12 rijwoningen en 10 vrijstaande woningen te worden
gerealiseerd;
c.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-1.1
(swg-1.1)’ mogen maximaal 24 rijwoningen en 24 tweekappers worden gerealiseerd;
d.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-1.2
(swg-1.2)’ dienen minimaal 12 rijwoningen en 8 vrijstaande woningen te worden
gerealiseerd;
e.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-1.2
(swg-1.2)’ mogen maximaal 24 rijwoningen en 14 tweekappers worden gerealiseerd;
f.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-1.3
(swg-1.3)’ dient minimaal 1 vrijstaande woning te worden gerealiseerd;
g.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-1.3
(swg-1.3)’ mogen maximaal 10 rijwoningen worden gerealiseerd;
h.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-1.4
(swg-1.4)’ dienen minimaal 2 tweekappers en 2 vrijstaande woningen te worden
gerealiseerd;
i.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-1.4
(swg-1.4)’ mogen maximaal 8 rijwoningen worden gerealiseerd;
j.
geschakelde woningbouw dient plaats te vinden in de vorm van rijen met
maximaal 5 aaneengesloten woningen waarvan maximaal 2 rijen naast elkaar mogen
worden gerealiseerd;
k.
in uitzondering van het bepaalde in lid j is ter plaatste van de
functieaanduiding (swg-3) één rij geschakelde woningen toegestaan met maximaal 6
aaneengesloten woningen;
l.
de oppervlakte van het hoofdgebouw van een vrijstaande woning bedraagt
maximaal 85 m²;
m.
de oppervlakte van het hoofdgebouw van een tweekapper bedraagt maximaal
75 m²;
n.
de oppervlakte van het hoofdgebouw van een rijwoning bedraagt maximaal 70
m²;
o.
de goothoogte van het hoofdgebouw van een rijwoning bedraagt maximaal 6
meter, de maximale bouwhoogte bedraagt 11 meter;
p.
de goothoogte van het hoofdgebouw van een vrijstaande woning en/of
tweekapper bedraagt maximaal 8 meter;
q.
de dakhelling bedraagt minimaal 40 graden;
r.
de minimale afstand van het hoofdgebouw tot de zijerfgrens bedraagt 3,5
meter bij vrijstaande woningen en tweekappers;
s.
de minimale afstand van het hoofdgebouw tot de zijerfgrens bedraagt 1,5
meter bij rijwoningen;
t.
het maximale grondoppervlak van bijgebouwen, aan- of uitbouwen en
overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van het
hoofdgebouw, met een maximum van 50 m2;
u.
de goothoogte van aan- , uit - en/of aangebouwde bijgebouwen mag ten
hoogste 3 meter – of 0,3 meter boven de eerste verdieping van het hoofdgebouw,
met een maximum van 4 meter – bedragen, de maximale bouwhoogte is 5 meter;
v.
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter
bedragen, de maximale bouwhoogte is 5 meter;
w.
een aan- uitbouw of bijgebouw mag in de erfgrens worden geplaatst;
x.
de maximale bouwhoogte van overkappingen is 3 meter;
y.
een uitbouw aan een voorgevel van het hoofdgebouw dient ten minste 0,5
meter uit de zijgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, waarbij de breedte
ten hoogste 50% van de breedte van het hoofdgebouw mag zijn en de diepte ten
hoogste 1 meter mag bedragen;
z.
een uitbouw als bedoeld in lid y mag worden voorzien van een
balkonbalustrade met een maximale hoogte van 1,5 meter gemeten vanaf de goot van
het aan-, uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw;
aa.
bij rijwoningen dienen 1,5 parkeerplaats per woning aanwezig te zijn
welke, in de vorm van een gezamenlijke parkeerhof, onafhankelijk vanaf het
openbaar gebied toegankelijk moeten zijn;
bb.
de maximale diepte van een aan- of uitbouw, gemeten vanuit de
oorspronkelijke achtergevel waaraan wordt gebouwd, bedraagt 3 meter;
cc.
de minimale afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
achter de voorgevel van het woongebouw bedraagt 2 meter;
dd.
de bouwhoogte van aan-en uitbouwen bedraagt ten hoogste 4 meter;
ee.
de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 meter boven
de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende
gronden.
8.2.2
Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a.
de afstand van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot aan de
erfafscheiding moet ten minste 1,5 maal de bouwhoogte bedragen;
b.
de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5
meter;
8.3
Specifieke gebruiksregels
Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw voor de
uitoefening van een aan huis gebonden onderneming toegestaan mits:
a.
de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
b.
het vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan huis gebonden
onderneming niet groter is dan 25 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw,
tot een maximum van 50 m2;
c.
het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de
verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
d.
geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
e.
het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;
f.
er geen vergunningsplichtige activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de
Wet milieubeheer; en
g.
er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden;
h.
bij vrijstaande woningen en tweekappers dienen twee parkeerplaatsen per
woning op eigen terrein aanwezig te zijn welke onafhankelijk van het openbaar
gebied toegankelijk moeten zijn;
i.
bij rijwoningen dienen 1,5 parkeerplaats per woning aanwezig te zijn
welke, in de vorm van een gezamenlijke parkeerhof, onafhankelijk vanaf het
openbaar gebied toegankelijk moeten zijn.
8.3.1
Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend
het gebruik voor:
a.
afhankelijke woonruimte;
b.
permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen
betreft;
c.
kamerbewoning;
d.
detailhandel;
e.
horeca.
8.4
Afwijken van de bouwregels
8.4.1
Afwijkingsbevoegdheid voor realiseren meer of minder woningen per
woningtype
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in artikel 8.2.1 lid b, d, f en h voor het realiseren van minder of
meer woningen per woningtype, met dien verstande dat:
a.
Het aantal woningen in het plangebied in totaal maximaal 279 woningen
bedraagt;
b.
het plan voldoet aan de stedenbouwkundige kwaliteitseisen betreffende de
ligging en de massa van de woningen, zoals deze voor de uitwerking van de
vrijstaande woningen, tweekappers en rijwoningen zijn opgenomen in het
beeldkwaliteitsplan Duingeest, zoals weergegeven in Bijlage 1 van de regels;
c.
de gemeentelijke stedenbouwkundige kan instemmen met het plan;
d.
de gemeentelijke deskundige op het gebied van volkshuisvesting kan
instemmen met het plan.
8.4.2
Afwijkingsbevoegdheid voor vergroting van de oppervlakte van het
hoofdgebouw
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in artikel 8.2.1 lid l, m, en n voor vergroten van de maximale
oppervlakte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
a.
het plan voldoet aan de stedenbouwkundige kwaliteitseisen betreffende de
ligging en de massa van de woningen, zoals deze voor de uitwerking van de
vrijstaande woningen, tweekappers en rijwoningen zijn opgenomen in het
beeldkwaliteitsplan Duingeest, zoals weergegeven in Bijlage 1 van de regels;
b.
de gemeentelijke stedenbouwkundige kan instemmen met het plan.
8.4.3
Afwijkingsbevoegdheid voor het doorbreken van de voorgevelrooilijn op de
planverbeelding
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning ten behoeve van de
plaatsing van de woningen afwijken van de op de planverbeelding opgenomen
voorgevelrooilijn door dit bouwvlak te doorbreken, met dien verstande dat:
a.
Het doorbreken van de voorgevelrooilijn vanuit stedenbouwkundig oogpunt
noodzakelijk is voor de plaatsing van het hoofdgebouw;
b.
Het doorbreken van de voorgevelrooilijn voldoet aan de stedenbouwkundige
kwaliteitseisen betreffende de ligging en de massa van de woningen, zoals deze
voor de uitwerking van de vrijstaande woningen, tweekappers en rijwoningen zijn
opgenomen in het beeldkwaliteitsplan Duingeest, zoals weergegeven in Bijlage 1
van de regels;
c.
De totale lengte van het bouwvlak voor maximaal 20% doorbroken mag
worden;
d.
de gemeentelijke stedenbouwkundige kan instemmen met het plan.
8.4.4
Afwijkingsbevoegdheid voor dakkapellen opgetrokken uit de voorgevel
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in artikel 8.2.1 lid p door de goothoogte van het hoofdgebouw te
verhogen, om de bouw van dakkapellen welke zijn opgetrokken uit de voor- of
achtergevel van het hoofdgebouw mogelijk te maken, met dien verstande dat:
a.
een ondergeschikt deel van de totale breedte van de gevel opgetrokken mag
worden;
b.
de maximale hoogte van de dakkapel, gemeten vanuit de oorspronkelijke
goothoogte, maximaal 1,5 meter bedraagt.
Artikel 9
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
WG-2 Woongebied 2
(swg-2.1) specifieke vorm van woongebied-2.1
(swg-2.2) specifieke vorm van woongebied-2.2
(swg-2.3) specifieke vorm van woongebied-2.3
(swg-2.4) specifieke vorm woongebied-2.4
9.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Woongebied 2” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het wonen;
b.
een hoofdgebouw als woning;
c.
aan- en uitbouwen van het hoofdgebouw;
d.
bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw;
e.
bouwwerken, geen gebouwen zijn die noodzakelijk zijn voor het wonen;
f.
het uitoefenen van een aan huis gebonden onderneming in samenhang met het
wonen;
met daarbij behorende:
g.
verkeersverbindingen;
h.
verblijfsgebied;
i.
groenvoorzieningen;
j.
waterlopen en waterpartijen
k.
voet- en fietspaden;
l.
bouwwerken voor algemeen nut;
m.
speelvoorzieningen.
9.2
Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend woningen met de
daarbij behorende bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende bouwregels ten
aanzien van:
9.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende
bepalingen:
a.
het maximaal aantal woningen binnen de bestemming 'Woongebied 2' bedraagt
28 woningen;
b.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-2.1
(swg-2.1)’ mogen maximaal 8 geschakelde woningen worden gerealiseerd;
c.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-2.2
(swg-2.2)’ mogen maximaal 6 geschakelde woningen worden gerealiseerd;
d.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-2.3
(swg-2.3)’ mogen maximaal 8 geschakelde woningen worden gerealiseerd;
e.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-2.4
(swg-2.4)’ mogen maximaal 6 geschakelde woningen worden gerealiseerd;
f.
maximaal 50 m2 en niet meer dan 40% van het bouwvlak mag
bebouwd worden tot een maximale bouwhoogte van 8 meter met een bijhorende
goothoogte van 6 meter. Het overige deel van het bouwvlak mag bebouwd worden tot
een maximale bouwhoogte van 4 meter;
g.
de dakhelling bedraagt minimaal 40 graden;
h.
de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt 125 m².
9.2.2
Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a.
de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5
meter.
9.3
Specifieke gebruiksregels
Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw voor de
uitoefening van een aan huis gebonden onderneming toegestaan mits:
a.
de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
b.
het vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan huis gebonden
onderneming niet groter is dan 25 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw,
tot een maximum van 50 m2;
c.
het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de
verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
d.
geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
e.
het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;
f.
er geen vergunningsplichtige activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de
Wet milieubeheer; en
g.
er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden;
h.
bij patio woningen dient één parkeerplaatsen per woning op eigen terrein
aanwezig te zijn welke onafhankelijk van het openbaar gebied toegankelijk moet
zijn.
9.3.1
Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend
het gebruik voor:
a.
afhankelijke woonruimte;
b.
permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen
betreft;
c.
kamerbewoning;
d.
detailhandel;
e.
horeca.
9.4
Afwijken van de bouwregels
9.4.1
Afwijkingsbevoegdheid voor vergroting van de oppervlakte van het
hoofdgebouw
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in artikel 9.2.1 lid h voor vergroten van de maximale oppervlakte van
het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
a.
het plan voldoet aan de stedenbouwkundige kwaliteitseisen betreffende de
ligging en de massa van de woningen, zoals deze voor de uitwerking rijwoningen
zijn opgenomen in het beeldkwaliteitsplan Duingeest, zoals weergegeven in
Bijlage 1 van de regels;
b.
de gemeentelijke stedenbouwkundige kan instemmen met het plan.
Artikel 10
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
WG-3 Woongebied 3
(-)
10.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Woongebied 3” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het wonen;
b.
een hoofdgebouw als woning;
c.
aan- en uitbouwen van het hoofdgebouw;
d.
bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw;
e.
bouwwerken, geen gebouwen zijn die noodzakelijk zijn voor het wonen;
f.
het uitoefenen van een aan huis gebonden onderneming in samenhang met het
wonen;
met daarbij behorende:
g.
verkeersverbindingen;
h.
verblijfsgebied;
i.
groenvoorzieningen;
j.
waterlopen en waterpartijen
k.
voet- en fietspaden;
l.
bouwwerken voor algemeen nut;
m.
speelvoorzieningen.
10.2
Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend woningen met de
daarbij behorende bouwwerken worden gebouwd;
en gelden de volgende bouwregels ten aanzien van:
10.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende
bepalingen:
a.
het aantal woningen binnen de bestemming woongebied 3 bedraagt maximaal 9
woningen;
b.
binnen de bestemming ‘woongebied 3’ zijn minimaal 5 vrijstaande woningen
en maximaal 4 tweekappers toegestaan;
c.
de goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 8 meter bedragen, de
maximale bouwhoogte is maximaal 11 meter;
d.
de oppervlakte van het hoofdgebouw van een vrijstaande woning bedraagt
maximaal 85 m²;
e.
de oppervlakte van het hoofdgebouw van een tweekapper bedraagt maximaal
75 m²;
f.
de dakhelling bedraagt minimaal 40 graden;
g.
de minimale afstand van het hoofdgebouw tot de zijerfgrens bedraagt 3,5
meter bij vrijstaande woningen en tweekappers;
h.
het maximale grondoppervlak van bijgebouwen, aan- of uitbouwen en
overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van het
hoofdgebouw, met een maximum van 50 m2; indien het zij- en achtererf
een gezamenlijk grotere grondoppervlak hebben dan 100 m2, dan mag bij
het maximale grondoppervlak van 50 m2 een percentage van 10 van het
meerdere van 100 m2 van het zij- en achtererf worden opgeteld, tot
een maximum van 75 m2;
i.
de goothoogte van aan- , uit - en/of aangebouwde bijgebouwen mag ten
hoogste 3 meter – of 0,3 meter boven de eerste verdieping van het hoofdgebouw,
met een maximum van 4 meter – bedragen, de maximale bouwhoogte is 4 meter;
j.
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter
bedragen, de maximale bouwhoogte is 5 meter;
k.
de oppervlakte van overkappingen mag maximaal 50 m2 bedragen;
l.
de maximale bouwhoogte van overkappingen is 3 meter;
m.
een aan- uitbouw of bijgebouw mag in de erfgrens worden geplaatst;
n.
uitbouwen aan de voorkant van het hoofdgebouw dienen ten minste 0,5 meter
uit de zijgevel van de hoofdgebouw te worden gebouwd, waarbij de breedte ten
hoogste 2/3e deel van de breedte van het hoofdgebouw mag zijn en de diepte ten
hoogste 1,5 meter mag bedragen;
o.
de maximale diepte van een aan- of uitbouw, gemeten vanuit de
oorspronkelijke achtergevel waaraan wordt gebouwd, bedraagt 3 meter;
p.
de minimale afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
achter de voorgevel van het woongebouw bedraagt 2 meter;
q.
de maximale goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal het
aantal meters zoals deze is weergegeven op de planverbeelding;
r.
de bouwhoogte van aan-en uitbouwen bedraagt ten hoogste 4 meter;
s.
de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 meter boven
de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende
gronden.
10.2.2
Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a.
de afstand van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot aan de
erfafscheiding moet ten minste 1,5 maal de bouwhoogte bedragen;
b.
de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5
meter.
10.3
Specifieke gebruiksregels
Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw voor de
uitoefening van een aan huis gebonden onderneming toegestaan mits:
a.
de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
b.
het vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan huis gebonden
onderneming niet groter is dan 25 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw,
tot een maximum van 50 m2;
c.
het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de
verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
d.
geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
e.
het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;
f.
er geen vergunningsplichtige activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de
Wet milieubeheer;
g.
er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden;
h.
bij vrijstaande woningen en tweekappers dienen twee parkeerplaatsen per
woning op eigen terrein aanwezig te zijn welke onafhankelijk van het openbaar
gebied toegankelijk moeten zijn.
10.3.1
Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend
het gebruik voor:
a.
afhankelijke woonruimte;
b.
permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen
betreft;
c.
kamerbewoning;
d.
detailhandel;
e.
horeca.
10.4
Afwijken van de bouwregels
10.4.1
Afwijkingsbevoegdheid voor dakkapellen opgetrokken uit de voorgevel
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in artikel 8.2 lid k door de goothoogte van het hoofdgebouw te
verhogen, om de bouw van dakkapellen welke zijn opgetrokken uit de voor- of
achtergevel van het hoofdgebouw mogelijk te maken, met dien verstande dat:
a.
een ondergeschikt deel van de totale breedte van de gevel opgetrokken mag
worden;
b.
de maximale hoogte van de dakkapel, gemeten vanuit de oorspronkelijke
goothoogte, maximaal 1,5 meter bedraagt.
10.4.2
Afwijkingsbevoegdheid voor vergroting van de oppervlakte van het
hoofdgebouw
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in artikel 10.2.1 lid d en e voor vergroten van de maximale oppervlakte
van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
a.
het plan voldoet aan de stedenbouwkundige kwaliteitseisen betreffende de
ligging en de massa van de woningen, zoals deze voor de uitwerking van de
vrijstaande woningen en tweekappers zijn opgenomen in het beeldkwaliteitsplan
Duingeest, zoals weergegeven in Bijlage 1 van de regels;
b.
de gemeentelijke stedenbouwkundige kan instemmen met het plan.
Artikel 11
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
WG-4 Woongebied 4
(pg) parkeergarage
11.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Woongebied 4” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het wonen;
b.
een hoofdgebouw als appartementencomplex;
c.
bouwwerken, geen gebouwen zijn die noodzakelijk zijn voor het wonen;
d.
het uitoefenen van een aan huis gebonden onderneming in samenhang met het
wonen;
e.
ter plaatse van de functieaanduiding ‘parkeergarage’ (pg), een
parkeergarage;
met daarbij behorende:
f.
verkeersverbindingen;
g.
groenvoorzieningen;
h.
waterlopen en waterpartijen
i.
voet- en fietspaden;
j.
bouwwerken voor algemeen nut;
k.
speelvoorzieningen;
l.
keerwanden.
11.2
Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend woningen met de
daarbij behorende bouwwerken worden gebouwd;
en gelden de volgende bouwregels ten aanzien van:
11.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende
bepalingen:
a.
het minimaal aantal appartementencomplexen binnen de bestemming
‘Woongebied 4’ bedraagt 3 waarbinnen in het totaal maximaal 103 appartementen
aanwezig dienen te zijn;
b.
de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 15.5 meter bedragen,
gemeten vanaf de kruin van de aangrenzende weg;
c.
over ten hoogste 30% van het te bouwen oppervlak is een extra bouwhoogte
toegestaan van maximaal 18.5 meter.
11.2.2
Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a.
de afstand van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot aan de
erfafscheiding moet ten minste 1,5 maal de bouwhoogte bedragen;
b.
keerwanden mogen tot maximaal 0.5 meter boven het direct aangrenzend
maaiveld worden gerealiseerd;
c.
de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5
meter.
11.3
Specifieke gebruiksregels
Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw voor de
uitoefening van een aan huis gebonden onderneming toegestaan mits:
a.
de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
b.
het vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan huis gebonden
onderneming niet groter is dan 25 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw,
tot een maximum van 50 m2;
c.
het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de
verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
d.
geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
e.
het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;
f.
er geen vergunningsplichtige activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de
Wet milieubeheer; en
g.
er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden.
11.3.1
Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend
het gebruik voor:
a.
permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen
betreft;
b.
een aan huis gebonden onderneming in gebouwen gelegen achter de
achtergevellijn;
c.
detailhandel.
Artikel 12
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Dubbelbestemming:
Functieaanduiding:
WS-WK Waterstaat – Waterkering
(-)
De voor “Waterstaat - Waterkering” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar
voorkomende bestemming, mede bestemd voor de inrichting en het onderhoud van
waterstaatkundige werken, in het bijzonder een primaire waterkering.
Op en in gronden als bedoeld in 12.1 gronden mogen uitsluitend worden opgericht
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, nodig voor het behoud en onderhoud van de
waterkering, met een hoogte van maximaal 3 meter.
12.3
Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de waterkering,
kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 12.2 voor
het oprichten van bouwwerken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a.
bebouwing is mogelijk op grond van de onderliggende bestemming;
b.
burgemeester en wethouders winnen advies in bij de waterkering beheerder.
Artikel 13
13.1
Anti-dubbeltelregeling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de
beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14
14.1
Hoogteaanduidingen op planverbeelding
Indien op de planverbeelding geen hoogteaanduiding is aangegeven, dan gelden
voor de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de
algemene hoogtematen zoals verwoord in de bijhorende bouwvoorschriften van de
bestemming.
14.2
Overschrijding van hoogteaanduidingen
op planverbeelding
De op de planverbeelding aangegeven hoogteaanduidingen mogen worden overschreden
door:
a.
antenne-installaties, mits de hoogte daarvan voldoet aan de algemene
hoogtematen als gegeven onder 14.4 van dit artikel;
b.
schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen, dakkapellen, alarminstallaties en andere ondergeschikte
bouwdelen.
tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald.
14.3
Overschrijding bouwvlak / bouwgrenzen
De grenzen van het bouwvlak, zoals die zijn gegeven op
de planverbeelding, mogen uitsluitend worden overschreden door:
a.
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;
b.
bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor
hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen,
indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,00 meter bedraagt;
c.
gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voor zover de
overschrijding niet meer dan 0,50 meter bedraagt;
d.
rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 meter bedraagt;
e.
putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de
afvoer of verzameling van water-rioolstoffen;
f.
hijsinrichtingen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan
1,00 meter bedraagt.
Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn,
gelden de volgende maten, tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald:
a.
de regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op
ondergrondse bouwwerken.
b.
in aanvulling op het bepaalde onder a. mogen ondergrondse ruimten slechts
worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels
van het bovengronds gelegen hoofdgebouw.
Bij elke ontwikkeling wordt de normering vanuit de
Westland Verkeers en vervoerplan 2005 toegepast. Het parkeren dient deels op
eigen terrein geregeld te worden.
Algemene gebruiksregels
15.1
Verbod op gebruik van gronden en bouwwerken
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van
de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c. van de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
a.
het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats
van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren
en/of dranken;
b.
het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats
voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van
niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk)
verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of
voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan
te merken;
c.
het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van
al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik
noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming
of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
d.
woningen binnen het bestemmingsvlak van de bestemming Wonen voor beroeps-
of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte, met uitzondering van een
aan-huis-gebonden beroep;
e.
het gebruik van bouwwerken of de bouwwerken te laten gebruiken als
seksinrichting.
15.1.1
Geen strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
a.
het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een
vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening
Westland;
b.
het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen waarvoor een
vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening
Westland’.
Algemene afwijkingsregels
16.1
Algemene afwijkingsregels
16.1.1
Afwijkingsbevoegdheid voor afmetingen en maten
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de
regels van het bestemmingsplan voor een vergroting van voorgeschreven afmetingen
en maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10 %.
16.1.2
Afwijkingsbevoegdheid voor kleine bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de
regels van het bestemmingsplan voor:
a.
het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een
goothoogte van ten hoogste 3 meter ten behoeve van openbare nutsbedrijven of
voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud
van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m3, zoals
transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en
meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor
verkeersdiensten;
b.
het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken die geen gebouwen
zijn en die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk
zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 meter;
c.
geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van
de ligging en de vorm van bestemmingsvlakken indien bij de definitieve uitmeting
blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein
slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt
afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 meter mogen
bedragen;
d.
afwijkingen van het bestemmingsplan ten einde de uitvoering van een
bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in
verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het
bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard
blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
e.
het afwijken van deze planregels ten behoeve van het bouwen van
zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies),
riooloverstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, en informatie-
en reclameborden;
f.
overschrijding van bouwgrenzen, voor zover
zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van
bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband
met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter
niet meer dan 3 meter bedragen;
g.
het bouwen van uitbouwen, waarbij de volgende
regels gelden;
h.
de afstand van de voorzijde van de uitbouw tot de openbare weg bedraagt
ten minste 4 meter;
i.
de afstand van de voorzijde van de uitbouw tot een fiets- of voetpad
bedraagt ten minste 1,5 meter;
j.
het afwijken van de parkeernormering, zoals deze is opgenomen in het
Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP);
k.
de realisering van een dakopbouw, met dien verstande dat;
l.
er op het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder
dergelijke dakopbouwen zijn toegestaan en de nieuw te bouwen dakopbouw hieraan
gelijkvormig is;
m.
er zich geen stedenbouwkundige redenen mogen verzetten tegen deze
bevoegdheid tot afwijken.
16.1.3
Voorwaarde voor gebruik afwijkingsbevoegdheden
Van de in 16.1 gegeven afwijkingsbevoegdheden mag slechts gebruik worden gemaakt
indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de
gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in dit bestemmingsplan, van aangrenzende
gronden en bouwwerken en deze voldoet aan de stedenbouwkundige visie zoals
verwoord in het beeldkwaliteitsplan Duingeest.
Artikel 17
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te
wijzigen ten behoeve van:
a.
overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor
een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor
zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het
bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
b.
overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van
wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast,
indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De
overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak
mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
c.
het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische
ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
d.
het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen,
waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze
wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het
ontwerpplan worden gewijzigd;
e.
het aantal woningen te vergroten met 10%, mits deze voldoen aan de
stedenbouwkundige eisen zoals verwoord in het beeldkwaliteitsplan Duingeest.
Artikel 18
18.1
Omgevingsvergunning
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit
plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
van toepassing.
18.2
Wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit
plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de
afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
18.3
Nadere eisen
Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, zoals deze
onderdeel uitmaken van deze planregels, worden naar analogie de wettelijke
regels van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht toegepast, behoudens
dat:
a.
een ieder een zienswijze over het ontwerp van het besluit naar voren kan
brengen, een en ander in afwijking van de analoge toepassing van artikel 3:15,
lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht;
b.
slechts schriftelijk een zienswijze naar voren kan worden gebracht, een
en ander in afwijking van de analoge toepassing van artikel 3:15, lid 1, van de
Algemene wet bestuursrecht;
c.
de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen
van adviezen als bedoeld in afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht vier
weken bedraagt, een en ander in afwijking van de analoge toepassing van artikel
3:16, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht.
HOOFDSTUK IV
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 19
19.1.1
Geoorloofd afwijkend bouwen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
bouwvergunning, en afwijkt van dat plan, mag, mits deze afwijking naar aard en
omvang niet wordt vergroot,
a.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd
of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee
jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
19.1.2
Reeds afwijkend bouwen volgens voorheen geldend bestemmingsplan
Onderdeel 19.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder
vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
19.2
Overgangsrecht gebruik
19.2.1
Geoorloofd afwijkend gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
19.2.2
Verbod
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder
19.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt
verkleind.
19.2.3
Onderbreking van afwijkend gebruik
Indien het gebruik, bedoeld onder 19.2.2, na het tijdstip van inwerkingtreding
van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
19.2.4
Reeds afwijkend gebruik volgens voorheen geldend bestemmingsplan
Onderdeel 19.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was
met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
19.3
Afwijken van het overgangsrecht bouwen
19.3.1
Afwijkingsbevoegdheid voor vergroting van inhoud bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken
van het bepaalde in 19.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als
bedoeld in genoemde bepaling, met maximaal 10 %.
Artikel 20
20.1
Vervangen bestemmingsplannen
Dit bestemmingsplan vervangt deels de volgende bestemmingsplannen op de dag dat
het bestemmingsplan van kracht wordt als bedoeld in artikel 3.8, lid 5, van de
Wet ruimtelijke ordening:
a.
het bestemmingsplan Buitengebied Monster, zoals onherroepelijk door de
gemeenteraad van de voormalige gemeente Monster op 25 maart 1986 en gedeeltelijk
goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 16
december 1986;
b.
het bestemmingsplan Buitengebied s-Gravenzande, zoals onherroepelijk door de
gemeenteraad van de voormalige gemeente s-Gravenzande op 24 oktober 1995 en
gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland
op 11 juni 1996.
20.2
Citeertitel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Duingeest” te
Westland. |
||||||