Konijnenburg Groep

Bestemmingsplan "Duingeest"

Status: onherroepelijk
imro: NL.IMRO.1783.obp00000015-onhe
     

INHOUD VAN DE REGELS

HOOFDSTUK I      INLEIDENDE REGELS  2

Artikel 1     Begrippen  2

Artikel 2     Wijze van meten  10

HOOFDSTUK II      BESTEMMINGS REGELS  11

Artikel 3     Bedrijf 11

3.1      Bestemmingsomschrijving  11

3.2      Bouwregels 11

3.3      Nadere eisen  11

3.4      Specifieke gebruiksregels 12

Artikel 4     Groen  13

4.1      Bestemmingsomschrijving  13

4.2      Bouwregels 13

Artikel 5     Verkeer  15

5.1      Bestemmingsomschrijving  15

5.2      Bouwregels 15

Artikel 6     Water  16

6.1      Bestemmingsomschrijving  16

6.2      Bouwregels 16

Artikel 7     Wonen  18

7.1      Bestemmingsomschrijving  18

7.2      Bouwregels 18

7.3      Specifieke gebruiksregels 19

Artikel 8     Woongebied 1  20

8.1      Bestemmingsomschrijving  20

8.2      Bouwregels 21

8.3      Specifieke gebruiksregels 22

8.4      Afwijken van de bouwregels 23

Artikel 9     Woongebied 2  25

9.1      Bestemmingsomschrijving  25

9.2      Bouwregels 26

9.3      Specifieke gebruiksregels 26

9.4      Afwijken van de bouwregels 27

Artikel 10     Woongebied 3  28

10.1     Bestemmingsomschrijving  28

10.2     Bouwregels 28

10.3     Specifieke gebruiksregels 30

10.4     Afwijken van de bouwregels 30

Artikel 11     Woongebied 4  32

11.1     Bestemmingsomschrijving  32

11.2     Bouwregels 32

11.3     Specifieke gebruiksregels 33

Artikel 12     Waterstaat - Waterkering  34

12.1     Bestemmingsomschrijving  34

12.2     Bouwregels 34

12.3     Afwijken van de bouwregels 34

HOOFDSTUK III      ALGEMENE REGELS  35

Artikel 13     Anti-dubbeltelregel 35

13.1     Anti-dubbeltelregeling  35

Artikel 14     Algemene bouwregels 36

14.1     Hoogteaanduidingen op planverbeelding  36

14.2     Overschrijding van hoogteaanduidingen op planverbeelding  36

14.3     Overschrijding bouwvlak / bouwgrenzen  36

14.4     Algemene hoogtematen  37

14.5     Ondergrondse bouwwerken  37

14.6     Parkeernormering  37

Artikel 15     Algemene gebruiksregels 38

15.1     Verbod op gebruik van gronden en bouwwerken  38

Artikel 16     Algemene afwijkingsregels 39

16.1     Algemene afwijkingsregels 39

Artikel 17     Algemene wijzigingsregels 41

Artikel 18     Algemene procedureregels 42

18.1     Omgevingsvergunning  42

18.2     Wijzigingsbevoegdheid  42

18.3     Nadere eisen  42

HOOFDSTUK IV      OVERGANGS- EN SLOTREGELS  43

Artikel 19     Overgangsrecht 43

19.1     Overgangsrecht bouwen  43

19.2     Overgangsrecht gebruik  43

19.3     Afwijken van het overgangsrecht bouwen  44

Artikel 20     Slotregels 45

20.1     Vervangen bestemmingsplannen  45

20.2     Citeertitel 45

Bijlage 1.      Beeldkwaliteitsplan duingeest 46


 


 

HOOFDSTUK I                               INLEIDENDE REGELS

Artikel 1                                                                                                                                                                                                                    
Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1                    plan

het bestemmingsplan “Duingeest” van de gemeente Westland waarvoor deze planregels en de daarbij behorende planverbeelding met legenda, het juridische normenkader vormen;

1.2                    bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1783.obp00000015-onhe met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3                    aanbouw

een aparte ruimte die via het hoofdgebouw toegankelijk is en ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4                    achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan;

1.5                    antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.6                    aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of bepaalde figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7                    aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8                    aan huis gebonden onderneming

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch of therapeutisch gebied of op een daarmee gelijk te stellen gebied;

1.9                    achtergevel, oorspronkelijke-

de achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw;

 

1.10                 afwijkingsbevoegdheid

de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het bij een omgevingsvergunning afwijken van de planregels van het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder c., van de Wet ruimtelijke ordening;

1.11                 bevoegdheid tot stellen van nadere eisen

de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het stellen van nadere eisen ten opzichte van in het bestemmingsplan omschreven punten, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder d., van de Wet ruimtelijke ordening;

1.12                 burgemeester en wethouders

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland;

1.13                 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.14                 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren of inzamelen en verhandelen van goederen.

1.15                 bestaand gebruik

het op het tijdstip van het in werking treden van het plan aanwezige gebruik;

1.16                 bestaande bouwwerken

bouwwerken, die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

1.17                 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

1.18                 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19                 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20                 boveninsteek sloot

de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang;

1.21                 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of het veranderen, en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22                 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23                 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggen, het dient hierbij te gaan om de horizontale bouwlagen;

1.24                 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25                 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.26                 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27                 bouwvlakpercentage

het maximale percentage van de oppervlakte van een bouwvlak dat mag worden bebouwd;

1.28                 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

1.29                 dakkapel

een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, die vrij ligt in het dakvlak;

1.30                 dakopbouw

een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die, in tegenstelling tot een dakkapel, niet ondergeschikt is aan het dakvlak. Het plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel van het gebouw/de woning. Een dakopbouw ligt niet vrij in het dakvlak, maar raakt tenminste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak van het betreffende gebouw/de woning;

1.31                 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.32                 erf

al dan niet bebouwde gronden die bij de hoofdmassa horen, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze inrichting niet verbieden;

1.33                 gebouw, bij-

een gebouw dat - vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd - behoort bij een hoofdgebouw en dat in functioneel en bouwkundig opzicht is te onderscheiden van dat hoofdgebouw;

1.34                 gebouw, hoofd-

een gebouw dat op een bouwvlak door aard, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.35                 groenvoorzieningen

groenschermen van opgaande beplanting, berm-beplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplanting in planologisch opzicht een ruimte structurerend effect hebben;

1.36                 nutsvoorzieningen

voorzieningen, al dan niet als bouwwerk of meerdere bij elkaar behorende bouwwerken, ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.37                 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand, welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.38                 plangebied

het grondgebied van de gemeente waarop het bestemmingsplan betrekking heeft.

1.39                 peil

voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het direct aangrenzende maaiveld, dat niet hoger mag bedragen dan 1 meter gemeten vanaf de kruin van de aangrenzende weg, tenzij in de bestemmingsregels anders is gedefinieerd;

1.40                 straatmeubilair

bouwwerken voor het openbare gebruik van de ruimte zoals:

-                          verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri’s, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame;

-                          straatverlichting;

-                          bouwwerken voor nutsvoorzieningen waaronder begrepen voorzieningen voor de telecommunicatie, energievoorzieningen, brandkranen en afval-inzamelsystemen;

1.41                 uitbouw

uitbreiding van een ruimte in het hoofdgebouw tot buiten het bestaande oorspronkelijke hoofdgebouw (bijvoorbeeld erker) en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.42                 voorgevel

de naar het openbaar gebied gekeerde zijden van de woning;

1.43                 voorgevelrooilijn

een lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing, en/of waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een aanduiding;

1.44                 werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

werk of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.3, aanhef onder a., van de Wet ruimtelijke ordening;

1.45                 wijzigingsbevoegdheid

de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het wijzigen van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder a., van de Wet ruimtelijke ordening.

1.46                 woning

een complex van ruimten dat blijkens indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een gezinshuishouden;

1.47                 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw.

Artikel 2                                                                                                                                                                                                                    
Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1                    de oppervlakte

van een bouwwerk wordt de oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2                    de inhoud

van een bouwwerk wordt de inhoud gemeten tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3                    de goothoogte

van een bouwwerk wordt de goothoogte gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4                    de bouwhoogte

van een bouwwerk wordt de bouwhoogte gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5                    de dakhelling

van een bouwwerk wordt de dakhelling gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6                    afstanden

bij het meten worden afstanden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

 

 

HOOFDSTUK II                             BESTEMMINGS REGELS

Artikel 3                                                                                                                                                                                                                    
Bedrijf

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Bestemming:                                                                         Functieaanduiding:

B                Bedrijf                                                               (gm)        gemaal

3.1                    Bestemmingsomschrijving

De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.                        ter plaatse van de functieaanduiding “gemaal” (gm), uitsluitend een gemaal.

3.2                    Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

 a.                       een gemaal ter plaatse van de functieaanduiding ‘gemaal’ (gm).

3.2.2               Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.                        gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.                        het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de functieaanduiding “maximum bebouwingspercentage”, een ander maximum bebouwingspercentage is aangegeven;

c.                         de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de planverbeelding;

d.                        de afstand van een bedrijfsgebouw tot aan de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 3 meter;

3.3                    Nadere eisen

3.3.1               Nadere eisen voor situering bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

a.                        ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b.                        ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c.                         ter waarborging van de verkeersveiligheid;

d.                        ter waarborging van de sociale veiligheid;

e.                         ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4                    Specifieke gebruiksregels

3.4.1               Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:

a.                        geluidszoneringsplichtige inrichtingen;

b.                        wonen;

c.                         detailhandel;

d.                        erotisch getinte bedrijven en prostitutie;

e.                         (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;

f.                         opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

g.                        het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 4                                                                                                                                                                                                                    
Groen

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Bestemming:                                                                         Functieaanduiding:

G                Groen                                                                (evz)        ecologische verbindingszone

4.1                    Bestemmingsomschrijving

De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.                        groenvoorzieningen;

b.                        bermen en beplanting;

c.                         ter hoogte van de functieaanduiding ‘ecologische verbindingszone (evz)’ een ecologische verbindingszone;

d.                        fietspaden en voetpaden door de groenvoorzieningen;

e.                         bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor het gebruik van de groenvoorzieningen nodig zijn, zoals bruggen, dammen, duikers en straatmeubilair;

f.                         bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor het gebruik van de fietspaden en voetpaden nodig zijn, zoals verkeersborden en straatverlichting;

g.                         (ondergrondse) waterhoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;

h.                        kunstwerken;

i.                          in- en uitritten;

j.                          speelvoorzieningen;

k.                        nutsvoorzieningen.

4.2                    Bouwregels

4.2.1               Gebouwen

a.                        op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;

b.                        de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter;

c.                         de maximale oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt 15 m2;

d.                        ter hoogte van de functieaanduiding ‘ecologische verbindingszone’ is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.

4.2.2               Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.                        de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 7 meter;

b.                        de maximale bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt 5 meter;

c.                         de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 5 meter;

d.                        overkappingen zijn niet toegestaan.

Artikel 5                                                                                                                                                                                                                    
Verkeer

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Bestemming:                                                                         Functieaanduiding:

V                Verkeer                                                              (evz)        ecologische verbindingszone

5.1                    Bestemmingsomschrijving

De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.                        het autoverkeer, fietsverkeer en voetgangersverkeer;

b.                        verkeerswegen en parkeerplaatsen voor autoverkeer;

c.                         in- en uitritten;

d.                        fiets- en voetpaden;

e.                         ter hoogte van de functieaanduiding ‘ecologische verbindingszone (evz)’ een ecologische verbindingszone;

f.                         bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn, zoals bruggen, dammen, duikers, verkeersborden en straatverlichting;

g.                         groenvoorzieningen, watergangen, bermen en taluds;

h.                        nutsvoorzieningen.

5.2                    Bouwregels

5.2.1               Gebouwen

a.                        ter hoogte van de functieaanduiding ‘ecologische verbindingszone’ is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.

5.2.2               Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende bepalingen;

a.                        de maximale bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering bedraagt 7 meter;

b.                        overkappingen zijn niet toegestaan;

c.                         de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter.

Artikel 6                                                                                                                                                                                                                    
Water

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Bestemming:                                                                         Functieaanduiding:

WA            Water                                                                (evz)        ecologische verbindingszone

6.1                    Bestemmingsomschrijving

De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.                        watergangen en (ondergrondse) waterbergingen;

b.                        het behoud en herstel van natuurwaarden;

c.                         groenvoorzieningen;

d.                        ter hoogte van de functieaanduiding ‘ecologische verbindingszone (evz)’ een ecologische verbindingszone;

e.                         infiltratievoorzieningen;

f.                         bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn, zoals bruggen, dammen, duikers, verkeersborden en straatverlichting;

g.                         keermuren voor de waterbeheersing, over beschoeiingen, duikers, bruggen, aanlegsteigers en vlonders;

h.                        natuurvriendelijk ingerichte oevers.

6.2                    Bouwregels

6.2.1               Gebouwen

a.                        ter hoogte van de functieaanduiding ‘ecologische verbindingszone’ is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.

6.2.2               Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende bepalingen;

a.                        op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;

b.                        de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter;

c.                         steigers en/of vlonders zijn enkel toegestaan bij de bestemming wonen direct gelegen aan het water, waarbij steigers en/of vlonders direct boven het waterpeil worden gerealiseerd met een maximale breedte van 40% van de kavelbreedte met een maximum van 5 meter.

Artikel 7                                                                                                                                                                                                                    
Wonen

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Bestemming:                                                                         Functieaanduiding

W               Wonen                                                              (-)

7.1                    Bestemmingsomschrijving

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.                        het wonen;

b.                        een hoofdgebouw als woning;

c.                         aan- en uitbouwen van het hoofdgebouw;

d.                        bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw;

e.                         bouwwerken die geen gebouwen zijn en die noodzakelijk zijn voor het wonen;

f.                         het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep in samenhang met het wonen.

7.2                    Bouwregels

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende bepalingen:

a.                        het hoofdgebouw mag uitsluitend op het bouwvlak, als aangegeven op de planverbeelding, worden geplaatst;

b.                        het maximale grondoppervlak van bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van het hoofdgebouw, met een maximum van 50 m2; indien het zij- en achtererf een gezamenlijk grotere grondoppervlak hebben dan 100 m2, dan mag bij het maximale grondoppervlak van 50 m2 een percentage van 10 van het meerdere van 100 m2 van het zij- en achtererf worden opgeteld, tot een maximum van 75 m2;

c.                         de maximale diepte van een aan- of uitbouw, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan wordt gebouwd, bedraagt 3 meter;

d.                        de minimale afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen achter de voorgevel van het woongebouw bedraagt 2 meter;

e.                         de maximale bouw- en goothoogte is weergegeven op de planverbeelding;

f.                         de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 5 meter;

g.                         de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden.

7.3                    Specifieke gebruiksregels

Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan huis gebonden onderneming toegestaan mits:

a.                        de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;

b.                        het vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan huis gebonden onderneming niet groter is dan 25 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, tot een maximum van 50 m2;

c.                         het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;

d.                        geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;

e.                         het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;

f.                         er geen vergunning plichtige activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de Wet milieubeheer; en

g.                         er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden.

7.3.1               Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.                        permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;

b.                        een aan huis gebonden onderneming in vrijstaande gebouwen gelegen achter de achtergevellijn;

c.                         kamerbewoning;

d.                        detailhandel;

e.                         horeca.

Artikel 8                                                                                                                                                                                                                    
Woongebied 1

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Bestemming:                                                                         Functieaanduiding:

WG-1        Woongebied 1                                                  (swg-1.1) specifieke vorm van woongebied-1.1

                                                                                              (swg-1.2) specifieke vorm van woongebied-1.2

                                                                                              (swg-1.3) specifieke vorm van woongebied-1.3

                                                                                              (swg-1.4) specifieke vorm van woongebied-1.4

8.1                    Bestemmingsomschrijving

De voor “Woongebied 1” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.                        het wonen;

b.                        een hoofdgebouw als woning;

c.                         aan- en uitbouwen van het hoofdgebouw;

d.                        bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw;

e.                         bouwwerken, geen gebouwen zijn die noodzakelijk zijn voor het wonen;

f.                         het uitoefenen van een aan huis gebonden onderneming in samenhang met het wonen;

met daarbij behorende:

g.                         verkeersverbindingen;

h.                        verblijfsgebied;

i.                          groenvoorzieningen;

j.                          waterlopen en waterpartijen

k.                        voet- en fietspaden;

l.                          bouwwerken voor algemeen nut;

m.                      speelvoorzieningen.

8.2                    Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend woningen met de daarbij behorende bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende bouwregels ten aanzien van:

8.2.1               Gebouwen

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende bepalingen:

a.                        het maximaal aantal woningen binnen de bestemming ´Woongebied 1´ bedraagt 131 woningen;

b.                        ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-1.1 (swg-1.1)’ dienen minimaal 12 rijwoningen en 10 vrijstaande woningen te worden gerealiseerd;

c.                         ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-1.1 (swg-1.1)’ mogen maximaal 24 rijwoningen en 24 tweekappers worden gerealiseerd;

d.                        ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-1.2 (swg-1.2)’ dienen minimaal 12 rijwoningen en 8 vrijstaande woningen te worden gerealiseerd;

e.                         ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-1.2 (swg-1.2)’ mogen maximaal 24 rijwoningen en 14 tweekappers worden gerealiseerd;

f.                         ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-1.3 (swg-1.3)’ dient minimaal 1 vrijstaande woning te worden gerealiseerd;

g.                         ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-1.3 (swg-1.3)’ mogen maximaal 10 rijwoningen worden gerealiseerd;

h.                        ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-1.4 (swg-1.4)’ dienen minimaal 2 tweekappers en 2 vrijstaande woningen te worden gerealiseerd;

i.                          ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-1.4 (swg-1.4)’ mogen maximaal 8 rijwoningen worden gerealiseerd;

j.                          geschakelde woningbouw dient plaats te vinden in de vorm van rijen met maximaal 5 aaneengesloten woningen waarvan maximaal 2 rijen naast elkaar mogen worden gerealiseerd;

k.                        in uitzondering van het bepaalde in lid j is ter plaatste van de functieaanduiding (swg-3) één rij geschakelde woningen toegestaan met maximaal 6 aaneengesloten woningen;

l.                          de oppervlakte van het hoofdgebouw van een vrijstaande woning bedraagt maximaal 85 m²;

m.                      de oppervlakte van het hoofdgebouw van een tweekapper bedraagt maximaal 75 m²;

n.                        de oppervlakte van het hoofdgebouw van een rijwoning bedraagt maximaal 70 m²;

o.                        de goothoogte van het hoofdgebouw van een rijwoning bedraagt maximaal 6 meter, de maximale bouwhoogte bedraagt 11 meter;

p.                        de goothoogte van het hoofdgebouw van een vrijstaande woning en/of tweekapper bedraagt maximaal 8 meter;

q.                        de dakhelling bedraagt minimaal 40 graden;

r.                         de minimale afstand van het hoofdgebouw tot de zijerfgrens bedraagt 3,5 meter bij vrijstaande woningen en tweekappers;

s.                         de minimale afstand van het hoofdgebouw tot de zijerfgrens bedraagt 1,5 meter bij rijwoningen;

t.                         het maximale grondoppervlak van bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van het hoofdgebouw, met een maximum van 50 m2;

u.                        de goothoogte van aan- , uit - en/of aangebouwde bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter – of 0,3 meter boven de eerste verdieping van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 meter – bedragen, de maximale bouwhoogte is 5 meter;

v.                         de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen, de maximale bouwhoogte is 5 meter;

w.                       een aan- uitbouw of bijgebouw mag in de erfgrens worden geplaatst;

x.                        de maximale bouwhoogte van overkappingen is 3 meter;

y.                         een uitbouw aan een voorgevel van het hoofdgebouw dient ten minste 0,5 meter uit de zijgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, waarbij de breedte ten hoogste 50% van de breedte van het hoofdgebouw mag zijn en de diepte ten hoogste 1 meter mag bedragen;

z.                         een uitbouw als bedoeld in lid y mag worden voorzien van een balkonbalustrade met een maximale hoogte van 1,5 meter gemeten vanaf de goot van het aan-, uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw;

aa.                     bij rijwoningen dienen 1,5 parkeerplaats per woning aanwezig te zijn welke, in de vorm van een gezamenlijke parkeerhof, onafhankelijk vanaf het openbaar gebied toegankelijk moeten zijn;

bb.                    de maximale diepte van een aan- of uitbouw, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan wordt gebouwd, bedraagt 3 meter;

cc.                      de minimale afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen achter de voorgevel van het woongebouw bedraagt 2 meter;

dd.                    de bouwhoogte van aan-en uitbouwen bedraagt ten hoogste 4 meter;

ee.                      de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden.

8.2.2               Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a.                        de afstand van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot aan de erfafscheiding moet ten minste 1,5 maal de bouwhoogte bedragen;

b.                        de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter;

8.3                    Specifieke gebruiksregels

Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan huis gebonden onderneming toegestaan mits:

a.                        de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;

b.                        het vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan huis gebonden onderneming niet groter is dan 25 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, tot een maximum van 50 m2;

c.                         het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;

d.                        geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;

e.                         het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;

f.                         er geen vergunningsplichtige activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de Wet milieubeheer; en

g.                         er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden;

h.                        bij vrijstaande woningen en tweekappers dienen twee parkeerplaatsen per woning op eigen terrein aanwezig te zijn welke onafhankelijk van het openbaar gebied toegankelijk moeten zijn;

i.                          bij rijwoningen dienen 1,5 parkeerplaats per woning aanwezig te zijn welke, in de vorm van een gezamenlijke parkeerhof, onafhankelijk vanaf het openbaar gebied toegankelijk moeten zijn.

8.3.1               Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.                        afhankelijke woonruimte;

b.                        permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;

c.                         kamerbewoning;

d.                        detailhandel;

e.                         horeca.

8.4                    Afwijken van de bouwregels

8.4.1               Afwijkingsbevoegdheid voor realiseren meer of minder woningen per woningtype

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.1 lid b, d, f en h voor het realiseren van minder of meer woningen per woningtype, met dien verstande dat:

 a.                       Het aantal woningen in het plangebied in totaal maximaal 279 woningen bedraagt;

 b.                      het plan voldoet aan de stedenbouwkundige kwaliteitseisen betreffende de ligging en de massa van de woningen, zoals deze voor de uitwerking van de vrijstaande woningen, tweekappers en rijwoningen zijn opgenomen in het beeldkwaliteitsplan Duingeest, zoals weergegeven in Bijlage 1 van de regels;

 c.                       de gemeentelijke stedenbouwkundige kan instemmen met het plan;

 d.                      de gemeentelijke deskundige op het gebied van volkshuisvesting kan instemmen met het plan.

8.4.2               Afwijkingsbevoegdheid voor vergroting van de oppervlakte van het hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.1 lid l, m, en n voor vergroten van de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:

 a.                       het plan voldoet aan de stedenbouwkundige kwaliteitseisen betreffende de ligging en de massa van de woningen, zoals deze voor de uitwerking van de vrijstaande woningen, tweekappers en rijwoningen zijn opgenomen in het beeldkwaliteitsplan Duingeest, zoals weergegeven in Bijlage 1 van de regels;

 b.                      de gemeentelijke stedenbouwkundige kan instemmen met het plan.

 

8.4.3               Afwijkingsbevoegdheid voor het doorbreken van de voorgevelrooilijn op de planverbeelding

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning ten behoeve van de plaatsing van de woningen afwijken van de op de planverbeelding opgenomen voorgevelrooilijn door dit bouwvlak te doorbreken, met dien verstande dat:

 a.                       Het doorbreken van de voorgevelrooilijn vanuit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor de plaatsing van het hoofdgebouw;

 b.                      Het doorbreken van de voorgevelrooilijn voldoet aan de stedenbouwkundige kwaliteitseisen betreffende de ligging en de massa van de woningen, zoals deze voor de uitwerking van de vrijstaande woningen, tweekappers en rijwoningen zijn opgenomen in het beeldkwaliteitsplan Duingeest, zoals weergegeven in Bijlage 1 van de regels;

 c.                       De totale lengte van het bouwvlak voor maximaal 20% doorbroken mag worden;

 d.                      de gemeentelijke stedenbouwkundige kan instemmen met het plan.

8.4.4               Afwijkingsbevoegdheid voor dakkapellen opgetrokken uit de voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.1 lid p door de goothoogte van het hoofdgebouw te verhogen, om de bouw van dakkapellen welke zijn opgetrokken uit de voor- of achtergevel van het hoofdgebouw mogelijk te maken, met dien verstande dat:

 a.                       een ondergeschikt deel van de totale breedte van de gevel opgetrokken mag worden;

 b.                      de maximale hoogte van de dakkapel, gemeten vanuit de oorspronkelijke goothoogte, maximaal 1,5 meter bedraagt.

Artikel 9                                                                                                                                                                                                                    
Woongebied 2

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Bestemming:                                                                         Functieaanduiding:

WG-2        Woongebied 2                                                  (swg-2.1) specifieke vorm van woongebied-2.1

                                                                                              (swg-2.2) specifieke vorm van woongebied-2.2

                                                                                              (swg-2.3) specifieke vorm van woongebied-2.3

                                                                                              (swg-2.4) specifieke vorm  woongebied-2.4

9.1                    Bestemmingsomschrijving

De voor “Woongebied 2” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.                        het wonen;

b.                        een hoofdgebouw als woning;

c.                         aan- en uitbouwen van het hoofdgebouw;

d.                        bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw;

e.                         bouwwerken, geen gebouwen zijn die noodzakelijk zijn voor het wonen;

f.                         het uitoefenen van een aan huis gebonden onderneming in samenhang met het wonen;

met daarbij behorende:

g.                         verkeersverbindingen;

h.                        verblijfsgebied;

i.                          groenvoorzieningen;

j.                          waterlopen en waterpartijen

k.                        voet- en fietspaden;

l.                          bouwwerken voor algemeen nut;

m.                      speelvoorzieningen.

9.2                    Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend woningen met de daarbij behorende bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende bouwregels ten aanzien van:

9.2.1               Gebouwen

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende bepalingen:

a.                        het maximaal aantal woningen binnen de bestemming 'Woongebied 2' bedraagt 28 woningen;

b.                        ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-2.1 (swg-2.1)’ mogen maximaal 8 geschakelde woningen worden gerealiseerd;

c.                         ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-2.2 (swg-2.2)’ mogen maximaal 6 geschakelde woningen worden gerealiseerd;

d.                        ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-2.3 (swg-2.3)’ mogen maximaal 8 geschakelde woningen worden gerealiseerd;

e.                         ter hoogte van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied-2.4 (swg-2.4)’ mogen maximaal 6 geschakelde woningen worden gerealiseerd;

f.                         maximaal 50 m2 en niet meer dan 40% van het bouwvlak mag bebouwd worden tot een maximale bouwhoogte van 8 meter met een bijhorende goothoogte van 6 meter. Het overige deel van het bouwvlak mag bebouwd worden tot een maximale bouwhoogte van 4 meter;

g.                         de dakhelling bedraagt minimaal 40 graden;

h.                        de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt 125 m².

9.2.2               Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a.                        de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter.

9.3                    Specifieke gebruiksregels

Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan huis gebonden onderneming toegestaan mits:

a.                        de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;

b.                        het vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan huis gebonden onderneming niet groter is dan 25 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, tot een maximum van 50 m2;

c.                         het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;

d.                        geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;

e.                         het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;

f.                         er geen vergunningsplichtige activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de Wet milieubeheer; en

g.                         er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden;

h.                        bij patio woningen dient één parkeerplaatsen per woning op eigen terrein aanwezig te zijn welke onafhankelijk van het openbaar gebied toegankelijk moet zijn.

9.3.1               Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.                        afhankelijke woonruimte;

b.                        permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;

c.                         kamerbewoning;

d.                        detailhandel;

e.                         horeca.

9.4                    Afwijken van de bouwregels

9.4.1               Afwijkingsbevoegdheid voor vergroting van de oppervlakte van het hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.1 lid h voor vergroten van de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:

 a.                       het plan voldoet aan de stedenbouwkundige kwaliteitseisen betreffende de ligging en de massa van de woningen, zoals deze voor de uitwerking rijwoningen zijn opgenomen in het beeldkwaliteitsplan Duingeest, zoals weergegeven in Bijlage 1 van de regels;

 b.                      de gemeentelijke stedenbouwkundige kan instemmen met het plan.

 

Artikel 10                                                                                                                                                                                                                
Woongebied 3

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Bestemming:                                                                         Functieaanduiding:

WG-3        Woongebied 3                                                  (-)

10.1                 Bestemmingsomschrijving

De voor “Woongebied 3” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.                        het wonen;

b.                        een hoofdgebouw als woning;

c.                         aan- en uitbouwen van het hoofdgebouw;

d.                        bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw;

e.                         bouwwerken, geen gebouwen zijn die noodzakelijk zijn voor het wonen;

f.                         het uitoefenen van een aan huis gebonden onderneming in samenhang met het wonen;

met daarbij behorende:

g.                         verkeersverbindingen;

h.                        verblijfsgebied;

i.                          groenvoorzieningen;

j.                          waterlopen en waterpartijen

k.                        voet- en fietspaden;

l.                          bouwwerken voor algemeen nut;

m.                      speelvoorzieningen.

10.2                 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend woningen met de daarbij behorende bouwwerken worden gebouwd;

 

en gelden de volgende bouwregels ten aanzien van:

10.2.1            Gebouwen

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende bepalingen:

a.                        het aantal woningen binnen de bestemming woongebied 3 bedraagt maximaal 9 woningen;

b.                        binnen de bestemming ‘woongebied 3’ zijn minimaal 5 vrijstaande woningen en maximaal 4 tweekappers toegestaan;

c.                         de goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 8 meter bedragen, de maximale bouwhoogte is maximaal 11 meter;

d.                        de oppervlakte van het hoofdgebouw van een vrijstaande woning bedraagt maximaal 85 m²;

e.                         de oppervlakte van het hoofdgebouw van een tweekapper bedraagt maximaal 75 m²;

f.                         de dakhelling bedraagt minimaal 40 graden;

g.                         de minimale afstand van het hoofdgebouw tot de zijerfgrens bedraagt 3,5 meter bij vrijstaande woningen en tweekappers;

h.                        het maximale grondoppervlak van bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van het hoofdgebouw, met een maximum van 50 m2; indien het zij- en achtererf een gezamenlijk grotere grondoppervlak hebben dan 100 m2, dan mag bij het maximale grondoppervlak van 50 m2 een percentage van 10 van het meerdere van 100 m2 van het zij- en achtererf worden opgeteld, tot een maximum van 75 m2;

i.                          de goothoogte van aan- , uit - en/of aangebouwde bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter – of 0,3 meter boven de eerste verdieping van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 meter – bedragen, de maximale bouwhoogte is 4 meter;

j.                          de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen, de maximale bouwhoogte is 5 meter;

k.                        de oppervlakte van overkappingen mag maximaal 50 m2 bedragen;

l.                          de maximale bouwhoogte van overkappingen is 3 meter;

m.                      een aan- uitbouw of bijgebouw mag in de erfgrens worden geplaatst;

n.                        uitbouwen aan de voorkant van het hoofdgebouw dienen ten minste 0,5 meter uit de zijgevel van de hoofdgebouw te worden gebouwd, waarbij de breedte ten hoogste 2/3e deel van de breedte van het hoofdgebouw mag zijn en de diepte ten hoogste 1,5 meter mag bedragen;

o.                        de maximale diepte van een aan- of uitbouw, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan wordt gebouwd, bedraagt 3 meter;

p.                        de minimale afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen achter de voorgevel van het woongebouw bedraagt 2 meter;

q.                        de maximale goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal het aantal meters zoals deze is weergegeven op de planverbeelding;

r.                         de bouwhoogte van aan-en uitbouwen bedraagt ten hoogste 4 meter;

s.                         de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden.

10.2.2            Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a.                        de afstand van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot aan de erfafscheiding moet ten minste 1,5 maal de bouwhoogte bedragen;

b.                        de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter.

10.3                 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan huis gebonden onderneming toegestaan mits:

a.                        de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;

b.                        het vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan huis gebonden onderneming niet groter is dan 25 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, tot een maximum van 50 m2;

c.                         het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;

d.                        geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;

e.                         het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;

f.                         er geen vergunningsplichtige activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de Wet milieubeheer;

g.                         er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden;

h.                        bij vrijstaande woningen en tweekappers dienen twee parkeerplaatsen per woning op eigen terrein aanwezig te zijn welke onafhankelijk van het openbaar gebied toegankelijk moeten zijn.

10.3.1            Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.                        afhankelijke woonruimte;

b.                        permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;

c.                         kamerbewoning;

d.                        detailhandel;

e.                         horeca.

10.4                 Afwijken van de bouwregels

10.4.1            Afwijkingsbevoegdheid voor dakkapellen opgetrokken uit de voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2 lid k door de goothoogte van het hoofdgebouw te verhogen, om de bouw van dakkapellen welke zijn opgetrokken uit de voor- of achtergevel van het hoofdgebouw mogelijk te maken, met dien verstande dat:

a.                        een ondergeschikt deel van de totale breedte van de gevel opgetrokken mag worden;

b.                        de maximale hoogte van de dakkapel, gemeten vanuit de oorspronkelijke goothoogte, maximaal 1,5 meter bedraagt.

 

10.4.2            Afwijkingsbevoegdheid voor vergroting van de oppervlakte van het hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.1 lid d en e voor vergroten van de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:

 a.                       het plan voldoet aan de stedenbouwkundige kwaliteitseisen betreffende de ligging en de massa van de woningen, zoals deze voor de uitwerking van de vrijstaande woningen en tweekappers zijn opgenomen in het beeldkwaliteitsplan Duingeest, zoals weergegeven in Bijlage 1 van de regels;

 b.                      de gemeentelijke stedenbouwkundige kan instemmen met het plan.


 

Artikel 11                                                                                                                                                                                                                
Woongebied 4

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Bestemming:                                                                         Functieaanduiding:

WG-4        Woongebied 4                                                  (pg)         parkeergarage

11.1                 Bestemmingsomschrijving

De voor “Woongebied 4” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.                        het wonen;

b.                        een hoofdgebouw als appartementencomplex;

c.                         bouwwerken, geen gebouwen zijn die noodzakelijk zijn voor het wonen;

d.                        het uitoefenen van een aan huis gebonden onderneming in samenhang met het wonen;

e.                         ter plaatse van de functieaanduiding ‘parkeergarage’ (pg), een parkeergarage;

met daarbij behorende:

f.                         verkeersverbindingen;

g.                         groenvoorzieningen;

h.                        waterlopen en waterpartijen

i.                          voet- en fietspaden;

j.                          bouwwerken voor algemeen nut;

k.                        speelvoorzieningen;

l.                          keerwanden.

11.2                 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend woningen met de daarbij behorende bouwwerken worden gebouwd;

 

en gelden de volgende bouwregels ten aanzien van:

11.2.1            Gebouwen

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende bepalingen:

a.                        het minimaal aantal appartementencomplexen binnen de bestemming ‘Woongebied 4’ bedraagt 3 waarbinnen in het totaal maximaal 103 appartementen aanwezig dienen te zijn;

b.                        de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 15.5 meter bedragen, gemeten vanaf de kruin van de aangrenzende weg;

c.                         over ten hoogste 30% van het te bouwen oppervlak is een extra bouwhoogte toegestaan van maximaal 18.5 meter.

11.2.2            Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a.                        de afstand van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot aan de erfafscheiding moet ten minste 1,5 maal de bouwhoogte bedragen;

b.                        keerwanden mogen tot maximaal 0.5 meter boven het direct aangrenzend maaiveld worden gerealiseerd;

c.                         de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter.

11.3                 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan huis gebonden onderneming toegestaan mits:

a.                        de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;

b.                        het vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan huis gebonden onderneming niet groter is dan 25 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, tot een maximum van 50 m2;

c.                         het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;

d.                        geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;

e.                         het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;

f.                         er geen vergunningsplichtige activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de Wet milieubeheer; en

g.                         er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden.

11.3.1            Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.                        permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;

b.                        een aan huis gebonden onderneming in gebouwen gelegen achter de achtergevellijn;

c.                         detailhandel.

Artikel 12                                      
Waterstaat - Waterkering

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Dubbelbestemming:                                                            Functieaanduiding:

WS-WK  Waterstaat – Waterkering                                 (-)

12.1                 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waterstaat - Waterkering” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de inrichting en het onderhoud van waterstaatkundige werken, in het bijzonder een primaire waterkering.

12.2                 Bouwregels

Op en in gronden als bedoeld in 12.1 gronden mogen uitsluitend worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, nodig voor het behoud en onderhoud van de waterkering, met een hoogte van maximaal 3 meter.

12.3                 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de waterkering, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 12.2 voor het oprichten van bouwwerken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a.                        bebouwing is mogelijk op grond van de onderliggende bestemming;

b.                        burgemeester en wethouders winnen advies in bij de waterkering beheerder.

HOOFDSTUK III                          ALGEMENE REGELS

Artikel 13                                                                                                                                                                                                                
Anti-dubbeltelregel

13.1                 Anti-dubbeltelregeling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14                                                                                                                                                                                                                
Algemene bouwregels

14.1                 Hoogteaanduidingen op planverbeelding

Indien op de planverbeelding geen hoogteaanduiding is aangegeven, dan gelden voor de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de algemene hoogtematen zoals verwoord in de bijhorende bouwvoorschriften van de bestemming.

14.2                 Overschrijding van hoogteaanduidingen op planverbeelding

De op de planverbeelding aangegeven hoogteaanduidingen mogen worden overschreden door:

a.                        antenne-installaties, mits de hoogte daarvan voldoet aan de algemene hoogtematen als gegeven onder 14.4 van dit artikel;

b.                        schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen, dakkapellen, alarminstallaties en andere ondergeschikte bouwdelen.

tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald.

14.3                 Overschrijding bouwvlak / bouwgrenzen

De grenzen van het bouwvlak, zoals die zijn gegeven op de planverbeelding, mogen uitsluitend worden overschreden door:

a.                        tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;

b.                        bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,00 meter bedraagt;

c.                         gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,50 meter bedraagt;

d.                        rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 meter bedraagt;

e.                         putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water-rioolstoffen;

f.                         hijsinrichtingen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

14.4                 Algemene hoogtematen

Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende maten, tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald:

 

Bouwwerk

Bouwhoogte

 

erfafscheidingen:

- tussen een voorgevelrooilijn en openbare weg

- erfafscheidingen elders

 

overkappingen

 

straatmeubilair

 

lichtmasten

 

antennes ten behoeve van telecommunicatie niet zijnde schotel- antennes

 

overige bouwwerken

 

1,00 m

 

2,00 m

 

3,00 m

 

3,00 m

 

7,00 m

 

5,00 m

 

 

3,00 m

14.5                 Ondergrondse bouwwerken

a.                        de regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.

b.                        in aanvulling op het bepaalde onder a. mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen hoofdgebouw.

14.6                 Parkeernormering

Bij elke ontwikkeling wordt de normering vanuit de Westland Verkeers en vervoerplan 2005 toegepast. Het parkeren dient deels op eigen terrein geregeld te worden.

 

Artikel 15                                                                                                                                                                                                                  

Algemene gebruiksregels

15.1                 Verbod op gebruik van gronden en bouwwerken

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

a.                        het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;

b.                        het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;

c.                         het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;

d.                        woningen binnen het bestemmingsvlak van de bestemming Wonen voor beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte, met uitzondering van een aan-huis-gebonden beroep;

e.                         het gebruik van bouwwerken of de bouwwerken te laten gebruiken als seksinrichting.

15.1.1            Geen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

a.                        het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland;

b.                        het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland’.

Artikel 16                                                                                                                                                                                                                     

Algemene afwijkingsregels

16.1                 Algemene afwijkingsregels

16.1.1            Afwijkingsbevoegdheid voor afmetingen en maten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor een vergroting van voorgeschreven afmetingen en maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10 %.

16.1.2            Afwijkingsbevoegdheid voor kleine bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor:

a.                        het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 meter ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m3, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;

b.                        het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken die geen gebouwen zijn en die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 meter;

c.                         geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsvlakken indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 meter mogen bedragen;

d.                        afwijkingen van het bestemmingsplan ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;

e.                         het afwijken van deze planregels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riooloverstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, en informatie- en reclameborden;

f.                         overschrijding van bouwgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen;

g.                         het bouwen van uitbouwen, waarbij de volgende regels gelden;

h.                        de afstand van de voorzijde van de uitbouw tot de openbare weg bedraagt ten minste 4 meter;

i.                          de afstand van de voorzijde van de uitbouw tot een fiets- of voetpad bedraagt ten minste 1,5 meter;

j.                          het afwijken van de parkeernormering, zoals deze is opgenomen in het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP);

k.                        de realisering van een dakopbouw, met dien verstande dat;

l.                          er op het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder dergelijke dakopbouwen zijn toegestaan en de nieuw te bouwen dakopbouw hieraan gelijkvormig is;

m.                      er zich geen stedenbouwkundige redenen mogen verzetten tegen deze bevoegdheid tot afwijken.

16.1.3            Voorwaarde voor gebruik afwijkingsbevoegdheden

Van de in 16.1 gegeven afwijkingsbevoegdheden mag slechts gebruik worden gemaakt indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in dit bestemmingsplan, van aangrenzende gronden en bouwwerken en deze voldoet aan de stedenbouwkundige visie zoals verwoord in het beeldkwaliteitsplan Duingeest.

 

Artikel 17                                                                                                                                                                                                                
Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

a.                        overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

b.                        overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

c.                         het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;

d.                        het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd;

e.                         het aantal woningen te vergroten met 10%, mits deze voldoen aan de stedenbouwkundige eisen zoals verwoord in het beeldkwaliteitsplan Duingeest.

 

Artikel 18                                                                                                                                                                                                                
Algemene procedureregels

18.1                 Omgevingsvergunning

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

18.2                 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

18.3                 Nadere eisen

Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, zoals deze onderdeel uitmaken van deze planregels, worden naar analogie de wettelijke regels van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht toegepast, behoudens dat:

a.                        een ieder een zienswijze over het ontwerp van het besluit naar voren kan brengen, een en ander in afwijking van de analoge toepassing van artikel 3:15, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht;

b.                        slechts schriftelijk een zienswijze naar voren kan worden gebracht, een en ander in afwijking van de analoge toepassing van artikel 3:15, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht;

c.                         de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen van adviezen als bedoeld in afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht vier weken bedraagt, een en ander in afwijking van de analoge toepassing van artikel 3:16, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK IV                           OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 19                                                                                                                                                                                                                
Overgangsrecht

19.1                 Overgangsrecht bouwen

19.1.1            Geoorloofd afwijkend bouwen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van dat plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.                        gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.                        na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

19.1.2            Reeds afwijkend bouwen volgens voorheen geldend bestemmingsplan

Onderdeel 19.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2                 Overgangsrecht gebruik

19.2.1            Geoorloofd afwijkend gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

19.2.2            Verbod

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder 19.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

19.2.3            Onderbreking van afwijkend gebruik

Indien het gebruik, bedoeld onder 19.2.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

19.2.4            Reeds afwijkend gebruik volgens voorheen geldend bestemmingsplan

Onderdeel 19.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

19.3                 Afwijken van het overgangsrecht bouwen

19.3.1            Afwijkingsbevoegdheid voor vergroting van inhoud bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde in 19.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in genoemde bepaling, met maximaal 10 %.

 

Artikel 20                                                                                                                                                                                                                
Slotregels

20.1                 Vervangen bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan vervangt deels de volgende bestemmingsplannen op de dag dat het bestemmingsplan van kracht wordt als bedoeld in artikel 3.8, lid 5, van de Wet ruimtelijke ordening:

a.                        het bestemmingsplan Buitengebied Monster, zoals onherroepelijk door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Monster op 25 maart 1986 en gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 16 december 1986;

b.                        het bestemmingsplan Buitengebied s-Gravenzande, zoals onherroepelijk door de gemeenteraad van de voormalige gemeente s-Gravenzande op 24 oktober 1995 en gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 11 juni 1996.

20.2                 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Duingeest” te Westland.

 
Copyright ©2012 Konijnenburg Groep - Disclaimer - Algemene voorwaarden