Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Glastuinbouwgebied Boomawatering
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1783.obp00000007-vast

3.7 Cultuurhistorische aspecten

3.7.1 Wettelijk kader
In 1992 is door het Nederlandse parlement het Verdrag van Valletta ondertekend. In 2007 heeft dit zijn beslag gekregen in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Het uitgangspunt van zowel nationaal, provinciaal als gemeentelijk beleid is om zorgvuldig met archeologisch erfgoed moet worden om te gaan en waardevol archeologisch erfgoed zoveel mogelijk te beschermen en in situ (in de bodem) te behouden. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan voor archeologische waarden ter plaatse, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd. Eén van de uitgangspunten van de wet is het veroorzakersprincipe. Dit houdt in dat de initiatiefnemer of de omgevingsvergunning aanvrager zelf verantwoordelijk is voor de bekostiging van het archeologisch onderzoek.
3.7.2 Onderzoek
De gemeente Westland beschikt over een archeologische beleidskaart (vastgesteld 26 juni 2012). Op de gemeentelijke beleidskaart zijn in het plangebied Boomawatering vijf zones met archeologische waarden en archeolo­gische verwachtingen aangegeven. Voor alle zones geldt een van elkaar verschillende vrijstellingsgrenzen (tabel 1 en afbeelding 1).
 
Functie-
aanduiding
Beleidszone
Vrijstellingsgrens
Swr-1
Bekende archeologische vindplaats
Plangebied > 0 m2 & bodemingreep > 30 cm –mv
Swr-2
Bekende historische bebouwing
Plangebied > 50 m2 & bodemingreep > 30 cm –mv
Swr-3
Verwachtingszone I
Plangebied > 100 m2 & bodemingreep > 50 cm –mv
Swr-4
Verwachtingszone II
Plangebied > 250 m2 & bodemingreep > 50 cm –mv
Swr-5
Verwachtingszone III
Plangebied > 500 m2 & bodemingreep > 50 cm –mv
          
                                                                                       
Overzicht van de vrijstellingsgrenzen t.a.v. archeologisch onderzoek.
 
Bekende vindplaats (swr-1)
Voor bekende vindplaatsen geldt dat te allen tijde getracht moet worden om bodemingrepen te voorkomen die tot aantasting van de aanwezige archeologische waarden leiden. Indien dit niet mogelijk is en er bodemingrepen worden gepland die de vrijstellingsgrens van 0 m2 en 30 cm beneden maaiveld overschrijden dient archeologisch onderzoek als voorwaarde te worden gesteld bij het verlenen van een omgevingsvergunning.
 
Voor deze vrijstellingsgrens wordt afgeweken van de 100 m2 uit de Monumentenwet (artikel 41a), omdat voor de onderhavige gebieden al bekend is dat er zich waardevolle archeologische resten bevinden. Bij bodemverstorende werkzaamheden tot 100 m2 kan dan ook al grote schade aan het bodemarchief ontstaan. Bovendien kunnen op deze terreinen archeologische onderzoeken van kleine schaal al waardevolle informatie opleveren over de aanwezige resten. Derhalve wordt voor deze terreinen geen vrijstellingsgrens gehanteerd qua oppervlakte.
 
Voor wat betreft de diepte wordt een grens van 30 cm –mv gehanteerd, omdat door bodembewerkingen zoals ploegen de bodem boven deze grens vaak is verstoord. Eventuele archeologische resten die zich in deze bovenste 30 cm bevinden zullen in verstoorde context liggen, waardoor hun informatiewaarde aanzienlijk daalt.
 
Bekende historische bebouwing (swr-2)
Voor de bekende historische bebouwing is uit archeologische en historisch-geografische bronnen gebleken dat er bewoning plaatsvond tijdens de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. De contouren van deze zones zijn gebaseerd op de historische situatie van 1712.
 
In deze zones geldt een zeer hoge verwachting voor archeologische vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Mogelijk kunnen er ook oudere resten worden aangetroffen. Eventueel aanwezige archeologische resten kunnen op geringe diepte worden aangetroffen. Vanwege de te verwachten hoge dichtheid en ondiepe ligging van archeologische resten wordt op deze zone het vrijstellingsbeleid toegepast dat is beschreven voor de zone met bekende archeologische vindplaatsen. Archeologisch onderzoek dient als voorwaarde te worden gesteld bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bodemingrepen die groter zijn dan 50 m2 en dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld.
 
Verwachtingszone I (swr-3)
Verwachtingszone I bestaat uit een zone waar Romeinse wegen worden vermoed. Voor deze gebieden geldt een zeer hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit de Romeinse tijd. Het gaat daarbij voornamelijk om nederzettingen, maar ook grafvelden kunnen worden aangetroffen. Daarnaast bestaat er ook een kans dat zogenaamde off-site structuren, zoals duikers, aanwezig zijn. Uit de ligging van de bekende archeologische vindplaatsen uit de Romeinse tijd blijkt dat deze hier in hoge dichtheid voorkomen en dicht bijeen liggen. Daarom wordt voor Verwachtingszone I vastgehouden aan de wettelijke grens van 100 m2 voor de oppervlakte van het plangebied.
 
Omdat de vindplaatsen uit de Romeinse tijd in het merendeel van deze verwachtingszone bedekt zijn geraakt door de afzettingen van de Laag van Poeldijk liggen de vindplaatsen niet direct onder het maaiveld. In deze zone worden bodemingrepen dan ook vrijgesteld van archeologisch onderzoek tot een diepte van 50 cm beneden maaiveld.
 
Verwachtingszone II (swr-4)
Verwachtingszone II bestaat in plangebied Boomawatering uit duinafzettingen van de Laag van Ypenburg,
die rond 4500 voor Chr. zijn te dateren. Deze duinen lagen aan het oppervlak tijdens de prehistorie, tot
ze bedekt werden door de afzettingen van de Gantel Laag aan het einde van de Late Prehistorie. In het zuiden van het plangebied zijn enkele resten van deze afzettingen echter dusdanig hoog zijn dat ze uitsteken boven de latere klei-afzettingen. Voor deze duinafzettingen geldt een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit het Neolithicum en de Bronstijd.
 
Daarnaast zijn in verwachtingszone II ook een gebied in het oosten van het plangebied met geulafzettingen van de Gantel Laag opgenomen. Deze ontstonden rond 500 voor Chr. en lagen aan het oppervlak tijdens de Late IJzertijd, de Romeinse tijd en het begin van de Middeleeuwen. In vrijwel het gehele plangebied betreft het dekafzettingen van de Gantel Laag, alleen in het uiterste oosten bevinden zich in een klein gebied geulafzettingen van de Gantel Laag. Met name deze geulafzettingen waren tijdens de Romeinse tijd aantrekkelijke woonlocaties, omdat zij relatief hoog in het landschap lagen.
 
Archeologische waarden worden in deze zone vanaf 50 cm onder maaiveld verwacht. Voor wat betreft de oppervlakte van de verstoring wordt een vrijstellingsgrens van 250 m2 gehanteerd. In deze zone is de dichtheid aan archeologische resten hoger dan in Verwachtingszone II. De kans dat in deze zone archeologische resten worden verstoord bij werkzaamheden tot 100 m2 (Verwachtingszone I) is echter klein. Dat geldt ook voor de kans dat er tijdens archeologisch onderzoek op een beperkt oppervlak archeologische resten worden aangetroffen. Een vrijstelling van archeologisch onderzoek voor plangebieden tot 250 m2 is in deze verwachtingszone dan ook wenselijk.
 
Verwachtingszone III (swr-5)
Verwachtingszone III bestaat de dekafzettingen van het Laagpakket van Walcheren; dekafzettingen van de Gantel Laag en de Hoekpolder Laag. Er geldt hier een middelhoge verwachting voor archeologische resten vanaf de Romeinse tijd. Daarnaast kunnen in dit gebied tot nu toe nog onbekende duinafzettingen van Ypenburg en Voorburg worden aangetroffen (met een hoge verwachting voor de aanwezigheid van archeologische resten vanaf de vroege prehistorie).
 
Archeologische resten worden in deze zone verwacht op een diepte vanaf 50 cm beneden maaiveld. De dichtheid van archeologische vindplaatsen zal klein zijn, waardoor hier een vrijstellingsgrens van plangebieden tot 500 m2 wordt gehanteerd.
 
Kassen
Uit recent archeologisch onderzoek is op te maken dat de bodemverstoringen als gevolg van kassenbouw en -sloop beperkt zijn. Daarom stelt de gemeente Westland de kassenbouw vrij van de verplichting tot archeologisch vooronderzoek. Voorwaarde is wel dat technieken met een beperkte bodemverstoring (< 3,5 %) gebruik wordt gemaakt. Kasbouwmethoden waarbij aaneengesloten oppervlaktes worden ontgraven, die de vrijstellingsgrenzen van de betreffende archeologische verwachtingszone overschrijden, kennen geen vrijstelling. Uiteraard voor zover deze werkzaamheden betrekking hebben op de constructie van de kassen zélf. Andere bodemverstorende activiteiten die hiermee samen (kunnen) hangen, zoals bodemverbeteringen, ontgrondingen, waterbergingen en woningbouw blijven in principe vergunningplichtig, en zijn al dan niet onderzoeksplichtig afhankelijk van de door de gemeente Westland gestelde ondergrenzen.
 
Conclusie
Voor het gehele plangebied geldt een verwachting voor archeologische waarden in de ondergrond. Om deze mogelijk aanwezige waarden te beschermen, zijn nieuwe ontwikkelingen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan gebonden aan een omgevingsvergunning voor het bouwen (met uitzondering van kassen) alsmede het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voor grondroerende activiteiten.
 
Overzichtskaart met vrijstellingsgrenzen t.a.v. archeologisch onderzoek.