Het doel van de Wet luchtkwaliteit is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De Wet is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van de mens. Daartoe zijn in het Besluit normen (grenswaarden en plandrempels) voor zes luchtverontreinigende stoffen opgenomen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, lood, koolmonoxide, benzeen en fijn stof (PM10). Deze normen dienen door de bestuursorganen in Nederland (rijk, provincies en gemeenten) in acht te worden genomen. Dit geldt o.a. voor het uitoefenen van taken en bevoegdheden op basis van de Wet op de ruimtelijke ordening.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe Wet luchtkwaliteit (Wlk) geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan;
- Er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
- Een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt.
- Een project “niet in betekende mate (NIBM)” bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
- Een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.
Voor het projectgebied is een onderzoek luchtkwaliteit d.d. 15 juni 2006 uitgevoerd (Milieurapportage-Luchtkwaliteit 12 appartementen Maasdijk, Ulehake Bouwfysica, rapportnr 10446-2, 15 juni 2006). Op basis van dit onderzoek kan gesteld worden dat het bouwplan geen gevolgen zal hebben voor de luchtkwaliteit en in 'niet betekende mate' bijdraagt aan de concentratie van fijnstof. Op 16 februari 2011 is het rapport opnieuw beoordeeld en voldoende actueel bevonden.
Gelet op het voorgaande staat de Wlk de uitvoering van het plan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.