Plan: | Sportlaan 27 De Lier |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1783.abp0002g02-VA01 |
Gelet op de huidige digitalisering en centralisatie van bibliotheken heeft Stichting Bibliotheek Westland te kampen met een te groot wordend, verspreidt binnen de gemeente gelegen aanbod aan bibliotheken. Gelet op het voorgaande is besloten uittrek te doen uit de bibliotheek aan de Sportlaan 27 in De Lier en het pand te verkopen.
In navolg hiervan is door Gentlemen Development bv een omgevingsvergunningsaanvraag (W-AV-2016-1588) ingediend voor het slopen van de inmiddels leegstaande bibliotheek en het terugbouwen van 7 nieuwe grondgebonden woningen. Hierbij zal het op het perceel Sportlaan 25 gevestigde cafetaria 't Puntje' behouden blijven. De beoogde ontwikkeling is gesitueerd op een perceel met een totale oppervlakte van ca. 685m2 en binnen het projectgebied wordt het nabijgelegen bestaande oppervlakte water met circa 25m2 uitgebreid.
Nieuwe situatie perceel
De woningen bestaan uit twee bouwlagen met platdak met een goothoogte van 6,37 meter en beschikken over een eigen berging. Ten behoeve van de ontwikkeling zijn binnen de openbare ruimte parkeerplaatsen aanwezig.
Het projectgebied is gelegen op een stuk grond aan de oostkant van de Sportlaan ter hoogte van de dierenweide Lierhout en is kadastraal bekend gemeente De Lier, sectie A nummer 4526.
Luchtfoto bestaande situatie
Het perceel is gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan 'Kern De Lier'. Volgens voormeld bestemmingsplan geldt ter plaatse van de gronden waarop het project is gesitueerd ingevolge artikel 9 de bestemming ”Groen”, ingevolge artikel 12 de bestemming ”Maatschappelijk", ingevolge artikel 16 de bestemming ”Verkeer", ingevolge artikel 17 de bestemming ”Water" en ingevolge artikel 22 de dubbelbestemming ”Waarde - Archeologie - 4”.
Fragment planverbeelding bestemmingsplan Kern De Lier met projectie ligging project (paarse contouren)
Gebruiksregels
Ingevolge artikel 9.1. van het bestemmingsplan zijn de voor 'Groen' aangewezen gronden bestemd voor groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden.
Het voorgenomen gebruik ten behoeve van de woonfunctie is in strijd met bovenstaande gebruiksregel.
Ingevolge artikel 12.1. van het bestemmingsplan zijn de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden bestemd voor bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven, sociale en culturele instellingen, religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten.
Het voorgenomen gebruik ten behoeve van de woonfunctie is in strijd met bovenstaande gebruiksregel.
Ingevolge artikel 16.1. van het bestemmingsplan zijn de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden bestemd voor verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen.
Het voorgenomen gebruik ten behoeve van de woonfunctie is in strijd met bovenstaande gebruiksregel.
Ingevolge artikel 17.1. van het bestemmingsplan zijn de voor 'Water' aangewezen gronden bestemd voor waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, sierwater en het verkeer te water.
Het voorgenomen gebruik ten behoeve van de woonfunctie is in strijd met bovenstaande gebruiksregel.
Ingevolge artikel 22.1. van het bestemmingsplan zijn de voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Bouwregels
Ingevolge de planregels is bouwen alleen ten dienste van de bij bestemming behorende gebruiksregels toegestaan.
De voorgenomen bouwactiviteiten zijn niet ten dienste van de van bovenstaande gebruiksregels en derhalve in strijd met de bouwregels van het bestemmingsplan.
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.
Structuurvisie Westland 2025-Perspectief 2040
De op 17 december 2013 vastgestelde Structuurvisie Westland 2020 en Perspectief 2040 bieden het ruimtelijk toekomstig ruimtelijk kader van de gemeente in woord en beeld. In het in dialoog met de samenleving tot stand gekomen perspectief 2040 staan de ambities en kernwaarden met het hieraan gekoppelde toetsingskader voor de ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente Westland beschreven. Naast de ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen bieden voormelde documenten ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, de glastuinbouwsector en economische voorzieningen.
Vanuit de gemeente bestaat er momenteel geen vraag naar ruimte voor bepaalde maatschappelijke organisaties. Een opgave voor de toekomst is derhalve de herbestemming van vrijkomende (maatschappelijke) voorzieningen, zoals kerken, verzamelgebouwen en kantoren.
Relatie met het plangebied
Volgens de structuurvisie is het projectgebied aangewezen als dorpskern. Binnen dit gebied dient een groot deel van de woningbouwproductie opgevangen te worden. Deze verdichting komt mede voort uit het vergroten van het draagvlak voor het voorzieningenniveau en het behouden van duurzaam glas in het buitengebied. De voorgestane ontwikkeling waarbij de woning binnen de kern van De Lier opgericht wordt past hier binnen.
Fragment structuurplan met ligging projectgebied
Woonvisie
“Westland is een unieke, internationaal toonaangevende, goed bereikbare en duurzame Greenportgemeente, waarin het goed wonen, werken, ondernemen en recreëren is”. Dit is de kernambitie van de Structuurvisie Westland 2025 (perspectief 2040), die in 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. De woonvisie is een actualisatie van de Woonvisie Westland 2003 en richt zich op het deelonderwerp “wonen” van de structuurvisie Westland.
Karakter en functie woonvisie
De woningmarkt is continu in beweging. Dit verdraagt geen strak gedetailleerd programma, maar een kader voor beslissingen. De woonvisie biedt het kader voor besluiten over programma's, inzet van middelen en capaciteit en geeft richting aan het handelen van de gemeente en haar partners. De woonvisie is in overleg met de woningcorporaties tot stand gekomen en via een discussiebijeenkomst met andere partners op volkshuisvestingsgebied besproken.
Prioriteiten en uitgangspunten van de woonvisie
De huidige woonvisie Westland richt zich op de periode tot 2020. De uitgangspunten van deze woonvisie zijn als volgt:
Uitgangspunten ruimtelijk ontwikkelingskader De Lier
De kernen Monster, ’s-Gravenzande en De Lier zijn benoemd als compactdorps. Deze kernen zijn ontstaan langs historische wegen en waterlopen. De bebouwing kenmerkt zich door een compacte bebouwingsstructuur, afwisseling in bouwvorm en menging van functies. Om aan te sluiten bij het karakter van deze kernen wordt de verdichting in deze kernen compact gerealiseerd, waarbij op daarvoor geschikte locaties hoogbouw op beperkte en passende schaal kan worden ingezet.
Ten aanzien van de kern De Lier zijn grote structurele veranderingen ongewenst en worden niet nagestreefd. Voor De Lier is het van belang betere verbindingen naar buiten toe voor langzaam verkeer te verkrijgen. Voor de versterking van de sociale structuur is het noodzakelijk dat er meer woningen voor jongeren en jonge huishoudens komen en het voorzieningenniveau binnen de kern op peil blijft. De bouw van zeven grondgebonden betaalbare koopwoningen binnen de kern past in voornoemd ruimtelijk ontwikkelingskader.
Regionaal structuurplan Haaglanden 2020
Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc..
De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. Het plan voor het oprichten van woningen binnen de kern De Lier past binnen het regionale beleid.
Visie Ruimte en Mobiliteit provincie Zuid-Holland (1 augustus 2014)
Algemeen
De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld maar een perspectief voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in Zuid Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt en bevat voldoende flexibiliteit om in ruimtelijke ontwikkelingen te reageren op maatschappelijke initiatieven.
In de visie zijn vier rode draden aangegeven welke richting geven aan de gewenste ontwikkelingen vanuit de provincie namelijk:
Ruimtelijke hoofdstructuur
Het beleidsbeeld van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur combineert de huidige ruimtelijke situatie, de vier rode draden en de strategische doelstellingen. Het beeld toont de essentie en de samenhang van de verschillende kaartbeelden uit de Visie ruimte en mobiliteit. Het projectgebied is op de kaart behorende tot de 'Verordening Ruimte 2014' ondermeer aangewezen als 'Bestaand stads- en dorpsgebied'.
Fragment Verordening Ruimte 2014 (geconsolideerd, in werking per 4 februari 2016)
De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder bebouwde ruimte wordt het stelsel verstaan van de stedelijke agglomeratie, het systeem van kernen en linten en het logistiek-industrieel systeem. Tegelijkertijd is er het streven om de leef kwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. Het oprichten van nieuwe woningen op een binnen Bestaand stads- en dorpsgebied gelegen perceel past hier binnen.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.
Figuur - Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.
Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het oprichten van zeven grondgebonden woningen op het perceel Sportlaan 27 te De Lier past in het overheidsbeleid.
Momenteel is het perceel nog bebouwd met de inmiddels leegstaande bibliotheek. De bibliotheek is gesitueerd aan beide zijden van het tevens in het complex gehuisveste cafetaria. Het L-vormige complex bestaat uit één bouwlaag met een kap met aan de binnenzijde van de L-vorm water. Aan de richting de Sportlaan gelegen zijde van het complex zijn parkeerplaatsen aanwezig en het gebied is aan de Sportlaanzijde afgezoomd met structurerend groen. Het onderliggende bestemmingsplan laat op de voorliggende locatie een goothoogte van 6 meter en een bouwhoogte van 10 meter toe. De nieuw te bouwen woningen zijn voorzien van een platdak met een goot/bouwhoogte 6,36 meter.
Impressie te bouwen woningen
In de visie Sportlaan wordt de Sportlaan gekenmerkt door een gemengd gebruik. Voorheen waren aan de Sportlaan grootschaliger onderwijsvoorzieningen gevestigd zoals een peuterspeelzaal en bibliotheek. Alle gebouwen in deze zone staan vrij gesitueerd op de kavels met ruimte en groen eromheen. Er tussenin zijn al woningbouw projecten gebouwd, maar het is van belang dat de Sportlaan herkenbaar blijft als as waar zich voorzieningen aan vestigen. Hierbij dient het groene karakter versterkt te worden.
Er ligt een kans in het zuidelijke gedeelte van de Sportlaan tot het maken van water in noord-zuid richting langs de Sportlaan. Hiermee kan overlast van naastgelegen buurten opgevangen worden. Het noordelijke gedeelte heeft al een watergang langs de noordoostzijde. De Sportlaan zal een centrale groene ecologische verbinding moeten zijn.
De visie Sportlaan voorziet in een drietal accenten (verdichtingsopgaven) langs de Sportlaan, in hoogte of in bijzondere architectuur, maar niet op de locatie van de bibliotheek. Ten tijde van het opstellen van de visie was de bibliotheek niet in beeld als vrijkomende locatie en daardoor als zodanig niet opgenomen als ontwikkelingslocatie. De invulling die nu is gekozen, het volgen van de bestaande footprint en toepassen van een beperkte hoogte is passend binnen dit beleidsuitgangspunt. De gekozen architectuur is als terughoudend te karakteristeren. De herontwikkeling sluit hiermee aan bij de randvoorwaarden uit de visie.
Westlands Verkeers- en Vervoersplan
In de ontwikkelingsvisie Greenport Westland zijn de beleidslijnen voor de lange termijn aangegeven voor de gehele gemeente. Met de relevante onderdelen van deze visie is het vervoersplan als sectorale nota vastgesteld. Met dit beleidsdeel, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006, wordt aangegeven welke richtingen de gemeente Westland de komende jaren opgaat en wordt het beleid van de 'oude' gemeenten geharmoniseerd. Het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) dient meerdere doelen, het uitwerken van de in de Greenport gestelde kaders en het schetsen van kaders voor de toekomst op het gebied van verkeer en vervoer.
Parkeren
Ten behoeve van het project is een parkeeronderzoek op basis van het WVVP uitgevoerd (Rapportage parkeeronderzoek bibliotheeklocatie Sportlaan, ATM wegwijs, datum 13 december 2016). Een bibliotheek wordt gesloopt om plaats te maken voor woningen. Er worden 2 extra parkeerplaatsen gerealiseerd. Uit de tellingen blijkt dat de rest van de parkeerbehoefte in de directe omgeving gevonden kan worden.
Wet geluidhinder
Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.
Ten behoeve van geluidsaspecten heeft een akoestisch onderzoek plaats gevonden (Akoestisch onderzoek Nieuwbouw woningen Sportlaan 27 De Lier; Aqua Terra Nova; rapportnummer 20045555-20160261w-1, datum 21 december 2016). Uit het onderzoek komt naar voren dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden wordt vanwege de Sportlaan. Uit onderzoek naar bronmaatregelen en overdrachtsmaatregelen blijkt dat het toepassen van een stil wegdek of het plaatsen van een geluidsscherm financieel niet doelmatig is.
Ten behoeve van het project is een besluit Hogere grenswaarde benodigd.
Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico's van deze risicovolle activiteiten te reguleren.
Voor dit bestemmingsplan is toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen en de daarop gestoelde regelingen, en aan de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004) van belang. Deze Circulaire heeft een looptijd tot 31 juli 2012 en zal opgaan in het nieuwe Besluit transportroutes externe veiligheid en Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen.
Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht worden genomen tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (iso)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord - worden omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.
Risicovolle inrichtingen
In de omgeving van het plangebied zijn een aantal risicovolle inrichtingen gelegen. Het gaat om de onderstaande inrichtingen:
inrichting | adres | afstand PR 10-6-contour (m) | omvang invloedsgebied GR (m) |
Rijk Zwaan Zaadteelt en Zaadhandel B.V. | Burgemeester Crezeelaan 40, De Lier | - | - |
Horticoop Tuinbouwtoeleveringsbedrijf (lpg) | Kijckerweg 130, De Lier | 75/40 | 275/350 |
Horticoop aan de Kijckerweg heeft twee opslagen met risicocontouren. Dit betreft de opslag van zuren en logen en de opslag van gewasbeschermingsmiddelen. De opslag van zuren en logen heeft een PR 10-6 -contour van 75 m en een invloedsgebied van 275 m, de opslag van gewasbeschermingsmiddelen heeft een PR 10-6 -contour van 40 m en een invloedsgebied van 350 m. De brandbeveiligingsvoorzieningen bij opslag van gewasbeschermingsmiddelen bij Horticoop Kijckerweg zijn van invloed op de risicocontouren.
Het project is niet gelegen binnen het invloedsgebied van de bovenstaande inrichting waardoor er geen gevolgen zijn voor de hoogte van het GR. Het projectgebied is tevens niet binnen de PR 10-6-contour gelegen.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Uit gegevens van de gemeente Westland blijkt dat over de N223, ten zuiden van De Lier, gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De PR 10-6-contour is hierbij niet buiten de weg gelegen. Aangezien in het Westland weinig transporten met giftige stoffen plaatsvinden, reikt het gebied waar beperkingen ten gevolge van de transportroute op kunnen treden tot circa 150 m van de weg. Deze gegevens worden bevestigd door de Risicoatlas wegvervoer gevaarlijke stoffen (AVIV, 2003). Aangezien er binnen PR 10-6-contour geen (beperkt) kwetsbare objecten zijn gelegen en het project niet binnen het invloedsgebied van het GR is gelegen, heeft het aspect externe veiligheid geen gevolgen voor het project.
Vindplaatsen van explosieven
Het project is niet gelegen op een locatie die verdacht wordt als vindplaats van explosieven (zie onderstaande figuur, gele markering). Ten aanzien van dit aspect is aanvullend onderzoek of het treffen van extra maatregelen dan ook niet noodzakelijk.
Vindplaatsen van explosieven in de gemeente Westland
Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het project niet in de weg.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.
Provinciaal beleid
Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor die periode. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en vervangt het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dan ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat' vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe' vraag. De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen met betrekking tot het water en waterstaatswerken in bestemmingsplannen. De provincie heeft in samenwerking met de gemeente Westland een eindrapport opgesteld over Westlandse waterlijnen, een project dat de vaartenstructuur in het Westland probeert te versterken.
Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021. Het beleid is formeel vastgelegd in de Keur en de Legger.
De verbreding van bestaande boezemwateren en de aanleg van nieuwe verbindingen bieden kansen om een groot aantal maatregelen, die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water te realiseren en het watersysteem robuuster te maken. Waar mogelijk worden natuurvriendelijke oevers aangelegd. Ook met het terugdringen van rioolvreemd water en het verminderen van riooloverstorten snijdt het mes aan meerdere kanten tegelijk: het riool en de afvalwaterzuiveringsinstallaties (awzi's) kunnen met minder capaciteit uit de voeten, het minder verdunde vieze water is efficiënter te zuiveren, en er komt minder vies water rechtstreeks in het oppervlaktewater. Het waterplan van de Gemeente Westland zal in de periode 2010 – 2015 worden uitgevoerd. Omdat het bij de ruimtelijke ontwikkelingen in het glasgebied vaak om relatief kleinschalige projecten gaat, zal er nadrukkelijk samenwerking tussen het Hoogheemraadschap van Delfland, de gemeente en de glastuinbouwsector worden gezocht om de kansen voor water in deze projecten optimaal te benutten. Dit gebied levert kansen om de wateropgave te realiseren door middel van innovatief meervoudig ruimtegebruik, met behoud van voldoende robuustheid en ruimte voor ecologie in het systeem.
Ten slotte is een Handreiking Watertoets voor gemeenten (ruimte voor water in ruimtelijke plannen) versie 7 juli 2016 opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:
Gemeentelijk beleid
Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.
Ten behoeve van het project heeft een toets aan de thema's van de Handreiking Watertoets voor gemeenten plaatsgevonden. In de handreiking komen verschillende waterthema's aan de orde, zoals veiligheid en waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en ecologie, onderhoud en bagger en afvalwater en riolering.
Veiligheid en waterkeringen
De dichtstbijzijnde waterkering is op een afstand van meer dan 270 meter gelegen van het projectgebied. De keurzone van deze kering valt niet binnen dit plangebied.
Fragment leggerkaart wateren en waterkeringen.
In de nieuwe situatie zal er ook geen waterkering aanwezig zijn of worden aangelegd. Nadere criteria ten aanzien van veiligheid en waterkeringen zijn niet aan de orde.
Waterkwantiteit
Voor Delfland geldt het standstillbeginsel, dat betekent dat het plan geen verslechtering van de waterhouding mag betekenen. Voor kleine plannen heeft Delfland de Watersleutel ontwikkeld, een rekentool waarbij op basis van een aantal relevante kenmerken van de ontwikkeling en het watersysteem wordt bepaald hoeveel waterberging moet worden gerealiseerd. In de voorliggende situatie is ca. 100m2 bestaand oppervlakte water aanwezig. In de nieuwe situatie is er ca. 125m2 oppervlaktewater aanwezig. Derhalve vindt binnen het project een uitbreiding van het oppervlakte water plaats van 25m2. Gelet op het vorenstaande hoeft er geen compensatie plaats te vinden en voldoet het plan aan het standstillbeginsel. Voor het graven en dempen van water dient een watervergunning bij het hoogheemraadschap aangevraagd te worden.
Overzicht bestaande- en nieuwe hoeveelheid oppervlakte water
Waterkwaliteit en ecologie
Het projectgebied heeft in de nieuwe situatie geen directe invloed op de kwaliteit van het oppervlaktewater. De aquatisch-ecologische toestand blijft voor een belangrijk deel afhankelijk van de vermindering van verontreiniging van gebieden elders, zoals uitwaterende polders, overstorten van riolering, diffuse bronnen en stedelijk gebied. Het afstromend hemelwater vanaf het projectgebied heeft een gering positief effect op de waterkwaliteit aangezien het hemelwater wordt afgevoerd middels een gescheiden rioolstelsel. Er kan door de infiltratie van hemelwater in de bodem als gevolg van de bodempassage eveneens een kwaliteitsverbetering plaatsvinden van het grondwater.
Onderhoud en bagger
Het water maakt onderdeel uit van de binnen het projectgebied gelegen aanwezige waterloop waarvoor regulier onderhoud door de eigenaar plaats vindt.
Afvalwater en riolering
Het huishoudelijk afvalwater dient, samen met het hemelwater van potentieel vervuilde oppervlakken, tot de perceelgrens gescheiden van hemelwater van schone oppervlakken te worden afgevoerd. Het projectgebied wordt aangesloten op een gescheiden rioolsysteem. Het rioleringsstelsel loost op AWZI Nieuwe Waterweg te Hoek van Holland. Het plan dient te voldoen aan de Leidraad Riolering West Nederland en de Leidraad aan- en afkoppelen verhard oppervlak en de Beslisboom Aan- en afkoppelen verharde oppervlakten (2003).
Uit de watertoets komt naar voren dat het aspect water de uitvoering van het project niet in de weg staat.
Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Ter plaatse van de projectlocatie is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek in het kader van de voorgenomen sloop en nieuwbouw op de locatie Sportlaan 27 te De Lier; Hoste Milieutechniek bv; projectcode 16205SOL kenmerk U16-1177, datum 11 juli 2016). Op grond van de resultaten van het onderzoek is door de Omgevingsdienst Haaglanden op 28 oktober 2016 aangegeven dat ter plaatse van het bouwplan geen sprake is van verontreinigde bodem als bedoeld in artikel 2.4.1 van de Bouwverordening van de gemeente Westland. Bij eventueel grondverzet dient, afhankelijk van de bestemming/toepassing van de grond, rekening te worden gehouden met de Wet Milieubeheer (Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen) en/of de Wet bodembescherming.
Het aspect bodem staat de uitvoering van het project niet in de weg.
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
In het kader van de Flora- en faunawet zijn de effecten van het project beoordeeld (Eco-effectscan Sportlaan 27 te De Lier, Aqua Terra Nova, rapportnr 216132/AQT 301b FF/JM, datum 5 december 2016). De Eco-effectenscan heeft als doel de ecologische waarden van de projectlocatie te bepalen aan de hand van inventarisatie en verkregen informatie. Met de Eco-effectenscan wordt nagegaan of er op de planlocatie planten en / of dieren voorkomen of verwacht worden die:
- bedreigd zijn;
- op een zogenaamde “Rode lijst” voorkomen;
- anderszins beschermd zijn in het kader van de Flora- en faunawet.
Het plangebied ligt buiten de invloedssfeer van beschermde natuurgebieden. Vanwege de
kleinschalige aard van de werkzaamheden, de onderlinge afstand en kenmerken van tussenliggend gebied worden geen significante effecten op Natura 2000-gebieden of NNN gebieden verwacht. Een nadere toetsing aan de Nederlandse natuurwetgeving of het Natuurnetwerk Nederland is niet nodig.
Vogels
Indien de werkzaamheden in de periode maart t/m juli worden uitgevoerd, dient de aanwezigheid van vogelnesten voorafgaand aan de werkzaamheden te worden gecontroleerd. Indien vogelnesten aangetroffen worden, dienen de werkzaamheden nabij het nest uitgesteld te worden totdat de jongen uitgevlogen zijn of dient een verstoringsvrije zone rond het nest opgesteld te worden.
Vleermuizen
Geadviseerd wordt om uitstraling van licht naar aangrenzende waterloop dient tijdens de actieve periode van vleermuizen (circa 15 maart – 15 oktober) te vermijden om foeragerende en overvliegende vleermuizen niet te verstoren. Nader onderzoek naar verblijfsplaatsen is noodzakelijk.
Het aspect fllora en fauna staat de uitvoering van het project niet in de weg. Ten aanzien van vleermuizen is nader onderzoek naar verblijfsplaatsen noodzakelijk.
Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.
De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Op basis van de beleidskaart en de resultaten van een proefsleuvenonderzoek dat in de nabijheid van het plangebied is uitgevoerd is naar voren gekomen dat voor het plangebied een lage verwachting geldt. Op historische kaarten is binnen het plangebied geen bebouwing zichtbaar en de archeologische waarnemingen die in de directe omgeving gedaan zijn wijzen op agrarisch gebruik (akkerlaag uit late 18e en 19e eeuw). Omdat in het bestemmingsplan aan het plangebied waarde-archeologie 4 is toegekend geldt echter een verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek indien de graafwerkzaamheden die gepaard gaan met de planontwikkeling qua omvang groter zijn dan 500 m2 en dieper reiken dan 0,50 meter -Maaiveld.
Wanneer de mate van bodemverstoring veroorzaakt door de huidige bebouwing vergeleken wordt met de verstoring die als gevolg van de nieuwbouw plaats zal gaan vinden, zien we vooral nieuwe verstoring op locaties die zich (bij de nieuwbouw) buiten de huidige bebouwing zal bevinden. De omvang van de nieuwbouw buiten de grenzen van de huidige bebouwing beperkt zich tot ca. 318 m2 en blijft daarmee onder grens van 500 meter die gesteld is voor dit gebied. Hoewel zich onder de huidige bebouwing geen kelder bevindt is het aannemelijk dat de bodem ten tijde van de bouw en daarmee samengaande hei activiteiten in enige mate verstoord is geraakt. Omdat het niveau waarop eventuele sporen aangetroffen kunnen worden zich op ca. 1 meter -/- Mv. bevindt is de kans groot dat voornoemde sporen al tijdens de bouw van de bibliotheek verstoord zijn geraakt.
Gezien de lage verwachting voor het aantreffen van archeologische waarden, de aard van de te verwachten archeologische waarden (sporen gerelateerd aan agrarisch gebruik zoals greppels, akkerlagen e.d.) en de beperkte mate van verstoring van het voorliggende plangebied wordt het niet noodzakelijk geacht om voor dit plangebied een archeologisch onderzoek uit te laten voeren.
Hierbij wordt opgemerkt dat de meldingsplicht in het geval tijdens de graafwerkzaamheden (toch) archeologische waarden aangetroffen worden ten allen tijden blijft bestaan.
In deze paragraaf is het project getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking als neergelegd in artikel 3.1.6, lid 2, van het Besluit ruimtelijke ordening en specifiek artikel 2.1.1 van de Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland. De ladder kent de drie treden die achter elkaar worden doorlopen zoals in onderstaande figuur zijn weergegeven:
Actuele regionale behoefte
Om de eerste trede van de ladder te doorlopen moet gekeken worden of er sprake is van een regionale behoefte naar nieuwe woningen. In deze fase wordt aangetoond dat de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd.
De gemeente Westland valt binnen de regio Haaglanden. Voor deze regio is de regionale woningbehoefte opgenomen in het regionaal structuurplan 2020 en de regionale woonvisie. Vanuit het regionaal structuurplan blijkt dat in de periode tot 2020 in totaal nog 75.000 tot 80.000 woningen gebouwd dienen te worden. In het Westland worden van dit totaal aantal woningen 7040 woningen gerealiseerd. Deze nieuwbouwwoningen zijn binnenstedelijk gesitueerd of betreffen een uitleglocatie.
Voornoemd woningbouwprogramma en de locaties van de te realiseren woningen zijn vastgelegd in de structuurvisie Westland 2025. Het plangebied is in de structuurvisie van de gemeente Westland aangewezen als dorpskern en in de Provinciale Structuurvisie als stedelijk gebied. Vanuit het voornoemde blijkt dat met het project invulling wordt gegeven aan een regionale woningbehoefte.
Voorzien in behoefte binnen bestaand stedelijk gebied
Op de tweede trede van de ladder dient antwoord gegeven te worden op de vraag of de regionale behoefte geheel of deels opgevangen kan worden in bestaand stedelijk gebied en, zo ja, of dit wenselijk, dan wel financieel haalbaar is. Indien het antwoord hierop nee is kan overgegaan worden naar de derde trede van de ladder.
De provincie doet in de toelichting van de Verordening ruimte 2014 de aanbeveling de opvang van de regionale behoefte niet per plan te onderzoeken maar vooraf een overzicht te maken met de beschikbare ruimte binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD), bijvoorbeeld in een gemeentelijke of regionale structuurvisie.
De hoeveelheid woningbouw zoals dit vanuit de regionale woningbehoefte in het Westland gerealiseerd dient te worden is in de structuurvisie Westland 2025 verdeeld over de verschillende kernen. Zowel volgens de structuurvisie van de gemeente Westland 2025 als de Visie Ruimte en Mobiliteit zijn de gronden aangewezen als woon- en stedelijk gebied.
Voorzien in behoefte op nieuwe locatie
Deze trede is niet aan de orde aangezien in kern De Lier nog ruimte is voor zowel appartementen als eengezinswoningen.
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat ten aanzien van de strategie voor de bebouwde ruimte er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan bestaan.
Handhaven op maat
Op 17 november 2015 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhavingsbeleid, integrale handhaving Wabo taken' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht beschreven. De naleving van wet- en regelgeving is daarbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, burgers en bedrijven. De wet- en regelgeving zijn bedoeld om kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid binnen de leefomgeving te beschermen en bevorderen en dat is in ieders belang. Dit draagt bij aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor de burgers en ondernemers van de Gemeente Westland. De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, zodat handhavend optreden hiertegen eenduidig mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid er van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.
Ten behoeve van het project is tussen de aanvrager en de gemeente een anterieure overeenkomst overeengekomen.
Ten behoeve van het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij zijn de volgende instanties geinformeerd:
De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen als bijlage bij deze toelichting.
Van 17 februari 2017 tot en met 30 maart 2017 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Gedurende de periode van tervisielegging zijn geen zienswijzen ingediend.