Het gemeentelijk archeologiebeleid geeft een zonering aan waarmee de archeologische (verwachtings)waarden in beeld worden gebracht. Er zijn verwachtingsgebieden gedefinieërd op basis van de geologische ondergrond, bekende archeologische informatie en historisch kaartmateriaal.
Er zijn 7 verschillende gebieden onderscheiden:
- Rijksmonument (vastgesteld door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed)
- Bekende archeologische vindplaats (opgenomen in Archeologische Monumenten Kaart (AMK))
- Historische stads- of dorpskern (komen voort uit archeologische en historisch-geografische bronnen)
- Verwachtingszone I
- Verwachtingszone II
- Verwachtingszone III
- Verwachtingszone IV (gebieden zonder archeologische verwachtingswaarde)
Voor elk van deze verwachtingswaarden geldt een maximale oppervlakte en maximale diepte beneden maaiveld voor bodemverstorende ingrepen, waarbij deze ingrepen vergunningvrij kunnen worden uitgevoerd. Zie onderstaande tabel:
Voor de verschillende gebieden worden de volgende grenzen gehanteerd.
Rijksmonumenten | bevoegdheid ligt bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. |
Bekende archeologische vindplaats | altijd archologisch onderzoek benodigd bij het verlenen van omgevingsvergunning |
Historische stads- of dorpskernen | vergunningsvrij bij ingrepen <30 cm beneden maaiveld en <50m2 |
Verwachtingszone I | vergunningsvrij bij ingrepen <50 cm beneden maaiveld en <100m2 |
Verwachtingszone II | vergunningsvrij bij ingrepen <50 cm beneden maaiveld en <250m2 |
Verwachtingszone III | vergunningsvrij bij ingrepen <50 cm beneden maaiveld en <500m2 |
Verwachtingszone IV | vergunningsvrij |
De argumentatie om af te wijken van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur en het VNG-model die aangeven dat als basis 50 cm beneden maaiveld en 100 m2 hanteert, is als volgt:
Uitgaande van de wettelijke richtlijn van 100 m2 zou in Westland nog altijd aan circa 60% van de af te geven vergunningen een archeologische onderzoeksplicht worden verbonden. Het aantrekkelijke van het stellen van ondergrenzen is dat het aantal vergunningen met een archeologische onderzoeksplicht enorm kan teruglopen – en dus de uitvoeringskosten aanzienlijk kunnen worden beperkt – terwijl het te onderzoeken bodemarchief nog altijd zeer substantieel kan zijn. In opdracht van de gemeente heeft het archeologisch adviesbureau Past2Present aan de hand van een inventarisatie van bodemverstorende activiteiten in de gemeente Westland becijferd dat de gemiddelde grondverstoring per vergunning in de gemeente Westland beduidend hoger ligt dan het landelijke gemiddelde (2946 m2 in Westland tegen 324 m2 landelijk). Dit heeft alles te maken met het aantal vergunningen voor de kassenbouw. Hierdoor ligt dit gemiddelde veel hoger. Voor wat betreft de onderzoeksplicht bij vergunningen betreffende de kassenbouw koppelt de gemeente Westland aan deze vergunningen geen archeologische onderzoeksplicht.
Omdat dit bestemmingsplan betrekking heeft op een bedrijventerrein, wordt hierop verder niet ingegaan. Door de norm voor onderzoek in gebieden met een lage verwachting bij 500 m2 te leggen wordt nog altijd een aanzienlijk deel van het archeologisch bodemarchief onderzocht terwijl een minderheid van de initiatiefnemers met een onderzoeksplicht wordt geconfronteerd (geschat: circa 1/3 van de aanvragers van een bouwvergunning). De ondergrens in de gebieden met een hoge en middelhoge verwachting, respectievelijk aangeduid als verwachtingszone I en verwachtingszone II op de beleidskaart - stelt de gemeente Westland daarom vast op respectievelijk 100m2 en 250 m² en een diepte van 50cm.
Verstoringen die in deze gebieden deze oppervlakten en diepte niet bereiken, zijn derhalve vrijgesteld van de archeologische onderzoeksplicht. Voor verstoringen die deze oppervlakten en diepten overschrijden, stelt de gemeente Westland archeologisch vooronderzoek wél verplicht. Dit betekent uiteraard niet dat daarmee dan tevens een opgraving noodzakelijk is. Het vooronderzoek kan immers ook uitwijzen dat de aangetroffen sporen niet behoudenswaardig zijn. Dan zullen er vanuit de archeologie geen eisen meer worden gesteld in het verdere verstoringstraject. Met deze keuzen van ondergrenzen is naar het oordeel van de gemeente een goed evenwicht gevonden tussen de uitgangspunten 'verantwoord', ook in archeologische zin, en 'praktisch uitvoerbaar'.
Uit onderstaande figuur blijkt dat het plangebied één verwachtingswaarde kent: verwachtingszone II. De archeologische waarde van het gebied bestaan uit de reeds aangetroffen of te verwachten aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten en archeologische sporen.
Uitsnede Archeologische beleidskaart gemeente Westland
Samen bevatten zij een hoeveelheid aan historische informatie over ouderdom en ruimtelijke ontwikkeling. Vanwege deze waarde is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' op de plankaart opgenomen. Binnen de bestemmingsregels wordt archeologisch onderzoek verplicht gesteld voor (bouw)werkzaamheden die het archeologisch belang kunnen schaden. Hierbij geldt dat hoe hoger de verwachtingswaarde, hoe eerder archeologisch onderzoek nodig is.