Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bedrijventerreinen A20 Westland
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.1783.abp00000023-ONHE

3.9 Cultuurhistorische aspecten

3.9.1 Wettelijk kader
Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2. De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan. Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
 
3.9.2 Onderzoek cultuurhistorie
In het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorisch waardevolle elementen zoals rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten.
 
3.9.3 Onderzoek archeologie
Het gemeentelijk archeologiebeleid geeft een zonering aan waarmee de archeologische (verwachtings)waarden in beeld worden gebracht. Er zijn verwachtingsgebieden gedefinieërd op basis van de geologische ondergrond, bekende archeologische informatie en historisch kaartmateriaal.  
Er zijn 7 verschillende gebieden onderscheiden:
  • Rijksmonument (vastgesteld door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed)
  • Bekende archeologische vindplaats (opgenomen in Archeologische Monumenten Kaart (AMK))
  • Historische stads- of dorpskern (komen voort uit archeologische en historisch-geografische bronnen)
  • Verwachtingszone I
  • Verwachtingszone II
  • Verwachtingszone III
  • Verwachtingszone IV (gebieden zonder archeologische verwachtingswaarde) 
Voor elk van deze verwachtingswaarden geldt een maximale oppervlakte en maximale diepte beneden maaiveld voor bodemverstorende ingrepen, waarbij deze ingrepen vergunningvrij kunnen worden uitgevoerd. Zie onderstaande tabel:  
Voor de verschillende gebieden worden de volgende grenzen gehanteerd.
 
Rijksmonumenten bevoegdheid ligt bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
Bekende archeologische vindplaatsaltijd archologisch onderzoek benodigd bij het verlenen van omgevingsvergunning
Historische stads- of dorpskernenvergunningsvrij bij ingrepen <30 cm beneden maaiveld en <50m2
Verwachtingszone Ivergunningsvrij bij ingrepen <50 cm beneden maaiveld en <100m2
Verwachtingszone IIvergunningsvrij bij ingrepen <50 cm beneden maaiveld en <250m2
Verwachtingszone IIIvergunningsvrij bij ingrepen <50 cm beneden maaiveld en <500m2
Verwachtingszone IVvergunningsvrij

De argumentatie om af te wijken van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur en het VNG-model die aangeven dat als basis 50 cm beneden maaiveld en 100 m2 hanteert, is als volgt:
  
Uitgaande van de wettelijke richtlijn van 100 m2 zou in Westland nog altijd aan circa 60% van de af te geven vergunningen een archeologische onderzoeksplicht worden verbonden. Het aantrekkelijke van het stellen van ondergrenzen is dat het aantal vergunningen met een archeologische onderzoeksplicht enorm kan teruglopen – en dus de uitvoeringskosten aanzienlijk kunnen worden beperkt – terwijl het te onderzoeken bodemarchief nog altijd zeer substantieel kan zijn. In opdracht van de gemeente heeft het archeologisch adviesbureau Past2Present aan de hand van een inventarisatie van bodemverstorende activiteiten in de gemeente Westland becijferd dat de gemiddelde grondverstoring per vergunning in de gemeente Westland beduidend hoger ligt dan het landelijke gemiddelde (2946 m2 in Westland tegen 324 m2 landelijk). Dit heeft alles te maken met het aantal vergunningen voor de kassenbouw. Hierdoor ligt dit gemiddelde veel hoger. Voor wat betreft de onderzoeksplicht bij vergunningen betreffende de kassenbouw koppelt de gemeente Westland aan deze vergunningen geen archeologische onderzoeksplicht.
  
Omdat dit bestemmingsplan betrekking heeft op een bedrijventerrein, wordt hierop verder niet ingegaan. Door de norm voor onderzoek in gebieden met een lage verwachting bij 500 m2 te leggen wordt nog altijd een aanzienlijk deel van het archeologisch bodemarchief onderzocht terwijl een minderheid van de initiatiefnemers met een onderzoeksplicht wordt geconfronteerd (geschat: circa 1/3 van de aanvragers van een bouwvergunning). De ondergrens in de gebieden met een hoge en middelhoge verwachting, respectievelijk aangeduid als verwachtingszone I en verwachtingszone II op de beleidskaart - stelt de gemeente Westland daarom vast op respectievelijk 100m2 en 250 m² en een diepte van 50cm.
  
Verstoringen die in deze gebieden deze oppervlakten en diepte niet bereiken, zijn derhalve vrijgesteld van de archeologische onderzoeksplicht. Voor verstoringen die deze oppervlakten en diepten overschrijden, stelt de gemeente Westland archeologisch vooronderzoek wél verplicht. Dit betekent uiteraard niet dat daarmee dan tevens een opgraving noodzakelijk is. Het vooronderzoek kan immers ook uitwijzen dat de aangetroffen sporen niet behoudenswaardig zijn. Dan zullen er vanuit de archeologie geen eisen meer worden gesteld in het verdere verstoringstraject. Met deze keuzen van ondergrenzen is naar het oordeel van de gemeente een goed evenwicht gevonden tussen de uitgangspunten 'verantwoord', ook in archeologische zin, en 'praktisch uitvoerbaar'.
  
Uit onderstaande figuur blijkt dat het plangebied één verwachtingswaarde kent: verwachtingszone II. De archeologische waarde van het gebied bestaan uit de reeds aangetroffen of te verwachten aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten en archeologische sporen.
  
verplicht
Uitsnede Archeologische beleidskaart gemeente Westland    
Samen bevatten zij een hoeveelheid aan historische informatie over ouderdom en ruimtelijke ontwikkeling. Vanwege deze waarde is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' op de plankaart opgenomen. Binnen de bestemmingsregels wordt archeologisch onderzoek verplicht gesteld voor (bouw)werkzaamheden die het archeologisch belang kunnen schaden. Hierbij geldt dat hoe hoger de verwachtingswaarde, hoe eerder archeologisch onderzoek nodig is.
 
3.9.4 Conclusie
In het plan worden drie dubbelbestemmingen opgenomen ter bescherming van de drie aanwezige categorieën van archeologische waarden. In de planregels is een bouw- en gebruiksregeling opgenomen waardoor de archeologische waarden voldoende zijn geborgd.