Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bedrijventerreinen A20 Westland
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.1783.abp00000023-ONHE

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven;
  2. ter plaatse van de functieaanduiding "(sbt-agl)": een agrologistiek bedrijventerrein;
  3. ter plaatse van de functieaanduiding "(sbt-agla)": een agrologistiek bedrijventerrein met aanverwante activiteiten;
  4. ter plaatse van de functieaanduiding "(sbt-reg)": een regionaal bedrijventerrein;
  5. ter plaatse van de functieaanduiding "(sbt-wod)": een wegonderhoudsdepot;
  6. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen en water.
 
3.1.2 Agrologistiek
Met dien verstande dat op agrologistieke bedrijventerreinen uitsluitend zijn toegestaan:
  1. ter plaatse van de functieaanduiding “(b≤3.1)”: bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten agrologistiek;
  2. ter plaatse van de functieaanduiding “(b≤3.2)”: bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten agrologistiek;
  3. ter plaatse van de functieaanduiding “(b≤4.1)”: bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten agrologistiek;
  4. ter plaatse van de functieaanduiding “(b≤4.2)”: bedrijven uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten agrologistiek.
 
3.1.3 Regionaal
Met dien verstande dat op regionale bedrijventerreinen uitsluitend zijn toegestaan:
  1. ter plaatse van de functieaanduiding “(b≤2)”: bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  2. ter plaatse van de functieaanduiding “(b≤3.1)”: bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  3. ter plaatse van de functieaanduiding “(b≤3.2)”: bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  4. ter plaatse van de functieaanduiding “(b≤4.1)”: bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  5. ter plaatse van de functieaanduiding “(b≤4.2)”: bedrijven uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
 
3.1.4 Afwijkende functies
Met dien verstande dat in afwijking van 3.1.1 t/m 3.1.3 tevens zijn toegestaan:
  1. ter plaatse van de functieaanduidingen "(sb-1)" en "(sb-2)": tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit de ten hoogste voor de bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de in de tabel aangegeven Staat van Bedrijfsactiviteiten:
 
aanduidingSBI-codeuit ten hoogste categorieStaat van Bedrijfsacitviteiten
sb-1284.A4.1'bedrijventerrein'
sb-22414.1
014.1
4.2
3.1
'bedrijventerrein'
'bedrijventerrein'
  1. grenzend aan het figuur "gevellijn": bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten agrologistiek, mits de overschrijding van de maximale categorie als bedoeld in lid 3.1.2 betrekking heeft op het aspect geluid;
  2. ter plaatse van de functieaanduiding "(bw)": één bedrijfswoning;
  3. ter plaatse van de functieaanduiding "(t)": een tuin behorende bij een bedrijfswoning;
  4. ter plaatse van de functieaanduiding "(h)": een café-restaurant;
  5. ter plaatse van de functieaanduiding "(sk-1)": een zelfstandig kantoor met een bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste het, ten tijde van het ontwerp van dit plan, reeds aanwezige bedrijfsvloeroppervlak;
  6. ter plaatse van de functieaanduiding "(sk-2)": een, uitsluitend op de verdieping(en) aanwezig zijnde, zelfstandig kantoor met een bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste het, ten tijde van het ontwerp van dit plan, reeds aanwezige bedrijfsvloeroppervlak;
  7. ter plaatse van de functieaanduiding "(vm)": een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende detailhandel met een verkoopvloeroppervlak van ten hoogste 125 m² en een voorziening om auto's te wassen;
  8. ter plaatse van de functieaanduiding "(vml)": een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg;
  9. ter plaatse van de functieaanduiding "(sb-pvv)": een bedrijf in partyverzorging en verhuur van partyartikelen exclusief kleding.
  10. ter plaatse van de functieaanduiding "(sb-vvp)": de opslag en verkoop van vuurwerk;
  11. ter plaatse van de functieaanduiding "(sbt-agla)": één bankfiliaal, één douanekantoor, voorzieningen ten behoeve van het beheer en de beveiliging van het agrologistieke terrein en reparatie- en servicebedrijven voor vrachtwagens.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  
3.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen op de onder 3.1 genoemde gronden gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels: 
  1. bedrijfsgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen de op de planverbeelding aangegeven bouwvlakken gebouwd;
  2. het totale oppervlak van bedrijfsgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het op de planverbeelding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
  3. ter plaatse van de functieaanduiding "(sbt-agl)", "(sbt-agla)" of "(sbt-reg)" bedraagt de oppervlakte per bedrijfsvestiging ten minste te 450 m²;
  4. ter plaatste van de functieaanduiding "(sbt-wod)" bedraagt de oppervlakte van gebouwen ten hoogste 1.250 m²;
  5. ter plaatse van de aanuiding "onderdoorgang" dient een vrije doorgang van ten minste 4 meter vanaf maaiveld aangehouden te worden;
  6. de bouwhoogte van bestaande bedrijfsverzamelgebouwen bedraagt ten hoogste de, ten tijde van het ontwerp van dit plan, reeds aanwezige bouwhoogte;
  7. ter plaatse van het figuur "gevellijn" dient een aaneengesloten reeks bebouwing en/of geluidswerende schermen gebouwd te worden met een minimale bouwhoogte van 10 meter;
  8. indien de bedrijfsgebouwen en overkappingen niet in de zij- of achtererfgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de zij- en achtererfgrens ten minste 3 meter.
 
3.2.2 Bedrijfswoningen
In aanvulling op het bepaalde onder 3.2.1 gelden voor bedrijfswoningen en bijbehorende aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en erkers de volgende regels:
  1. ter plaatse van de bouwaanduiding “[sba-1]” is uitsluitend een grondgebonden bedrijfswoning toegestaan;
  2. herbouw en/of vergroting van bedrijfswoningen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de bouwaanduiding “[sba-1]”;
  3. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 600 m3;
  4. de goothoogte van een bedrijfswoning ter plaatse van de bouwaanduiding “[sba-1]” bedraagt ten hoogste 6 meter;
  5. de bouwhoogte van een bedrijfswoning ter plaatse van de bouwaanduiding “[sba-1]” bedraagt ten hoogste 10 m;
  6. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding “(t)”, waarbij de minimale afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw 2 meter bedraagt;
  7. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van de oppervlakte ter plaatse van de functieaanduiding “(bw)” zonder de bouwaanduiding “[sba-1]” , tot een maximum van 50 m²;
  8. indien de oppervlakte ter plaatse van de functieaanduiding “(bw)” zonder de bouwaanduiding “[sba-1]” meer dan 100 m² bedraagt, mag bij de maximale oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m²;
  9. indien niet in de erfafscheiding wordt gebouwd bedraagt de afstand tot de erfscheiding ten minste 1 meter;
  10. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 meter of 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  11. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 meter;
  12. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  13. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 meter;
  14. de diepte van een aan- en uitbouw bij een vrijstaande woning, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt ten hoogste 5 meter;
  15. de diepte van een aan- en uitbouw bij een aaneengebouwde of half vrijstaande woning, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  16. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  17. erkers zijn uitsluitend toegestaan binnen de functieaanduiding “(t)” en/of de bouwaanduiding “[sba-1]”;
  18. de diepte van een erker bedraagt ten hoogste 1/3 van de afstand van de voorgevel tot de voorste perceelsgrens met een diepte van maximaal 1,50 meter;
  19. de breedte van de erker bedraagt ten hoogste 2/3 van de breedte van de gevel;
  20. de bouwhoogte van de erker bedraagt ten hoogste 3 meter of 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning met een maximum van 4 meter;
  21. de afstand van de voorzijde van de erker tot de openbare weg bedraagt ten minste 1,50 meter.
 
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste:
    1. erfafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg: 1 meter;
    2. erfafscheidingen elders: 2 meter;
    3. vlaggenmasten: 5 meter;
    4. portaalkranen: 8 meter;
    5. silo's: 12 meter;
    6. reclamezuilen- of constructies: 10 meter;
    7. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde ter plaatse van de functieaanduiding "(sbt-wod)": 20 meter;
    8. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: 3 meter.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de situering van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
  1. de onderlinge afstand tussen de gebouwen ten minste 3 meter moet bedragen;
  2. daardoor de gebruikswaarde van het bedrijventerrein niet onevenredig wordt geschaad;
  3. daardoor geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak zoals aangegeven in de regels of op de planverbeelding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken voor bouwpercentages
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op intensief ruimtegebruik, bij een omgevingsvergunning afwijken van het op de planverbeelding aangegeven bebouwingspercentage tot een maximum van 90% ten behoeve van, al of niet onder peil, te integreren parkeervoorzieningen.
  
3.4.2 Afwijken voor het vergroten van de bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder c voor het vergroten van de bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)', met dien verstande dat:
  1. de bouwhoogte tot ten hoogste 14 meter mag worden vergroot;
  2. er zich geen stedenbouwkundige redenen mogen verzetten tegen toepassing van deze afwijking;
  3. er moet voldaan worden aan de parkeernorm, zoals opgenomen in het Westlands Verkeer en Vervoerplan;
  4. de afwijking er niet toe mag leiden dat de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende erven in onevenredige mate worden aangetast.
 
3.4.3 Afwijken voor bouwhoogtes bij een bedrijfsverzamelgebouw
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 voor het vergroten van de bestaande bouwhoogte, met dien verstande dat:
  1. de bouwhoogte tot ten de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bouwhoogte mag worden vergroot;
  2. de vergroting over het gehele bedrijfsverzamelgebouw plaatsvindt;
  3. er zich geen stedenbouwkundige redenen mogen verzetten tegen toepassing van deze afwijking;
  4. er moet voldaan worden aan de parkeernorm, zoals opgenomen in het Westlands Verkeer en Vervoerplan;
  5. de afwijking er niet toe mag leiden dat de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende erven in onevenredige mate worden aangetast.
 
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Gebruik van gebouwen
Met betrekking tot het gebruik van de gebouwen gelden de volgende regels:
  1. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  3. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan, met uitzondering ter plaatse van de functieaanduiding "(sb-vvp)";
  4. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  5. onzelfstandige kantoren zijn toegestaan, mits het bedrijfsvloeroppervlak ten hoogste 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak bedraagt tot een maximum van 3.000 m2;
  6. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, met uitzondering ter plaatse van de functieaanduidingen “(sk-1)" en "(sk-2)”, met dien verstande dat ter plaatse van deze functieaanduiding de bestaande oppervlakte niet mag worden vergroot;
  7. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering ter plaatse van de functieaanduiding "(vm)";
  8. leisure is niet toegestaan;
  9. showrooms zijn slechts toegestaan indien er sprake is van een vergunde situatie;
  10. de uitoefening van een aan-huis-gebonden onderneming in of bij een bedrijfswoning is niet toegestaan.
 
3.5.2 Opslag
Het is verboden de gronden buiten het bouwvlak te gebruiken voor de opslag van goederen.
 
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1:
  1. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in 3.1 genoemd;
  2. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in 3.1 genoemd.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid voor planmer-plichtige activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming "Bedrijventerrein" zodanig wijzigen dat activiteiten, zoals bedoeld in 3.5.2. onder c zijn toegestaan, mits vooraf een milieueffectrapportage wordt opgesteld zoals bedoeld in de Wet milieubeheer.
  
3.7.2 Wijzigingsbevoegdheid voor een specifieke vorm van bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming “Bedrijventerrein” met de functieaanduidingen “(sb-x)”, "(sb-pvv)", "(sb-vvp)", "(sbt-wod)", "(h)", “(sk-1)”, "(sk-2)", “(vm)" en “(vml)" te wijzigen in de bestemming “Bedrijventerrein” zonder functieaanduiding, indien de betreffende activiteit ter plaatse is beëindigd.
3.7.3 Wijzigingsbevoegdheid voor een bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming “Bedrijventerrein” met de functieaanduidingen “(bw)” en “(t)” en de bouwaanduiding “[sba-1]” of “[sba-2]” te wijzigen in de bestemming “Bedrijventerrein” zonder functieaanduiding, indien de woning ten behoeve van de bedrijfsvoering van een bedrijf is of wordt gesloopt.