Plan: | Kern Maasdijk |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1783.abp00000020-onhe |
Archeologie
Bestaande Situatie
Het plangebied bestaat uit de bewoningskern van Maasdijk. Het plaatsje ligt vooral westelijk van de Maasdijk, de dijk en weg die deze naam ook dragen. Geologisch gezien bestaat de profielopbouw uit Afzettingen van Wormer (Voormalig Calais) afgedekt door Hollandveen met daarop afzettingen van Walcheren (voormalig Duinkerke I en III). Aan het oppervlak liggen Dekafzettingen van de formaties van Walcheren.
Afbeelding 3.1 Het plangebied op een uitsnede uit de geologische kaart
Op de historische kaart van Kruikius uit 1712 is de Maasdijk (de fysieke dijk) goed zichtbaar, zie figuur 3.2. Aan de oostkant liggen een aantal ingerichte percelen. Aan de westkant is één woonerf zichtbaar. Verder in de percelen liggen nog een aantal woonerven die binnen het plangebied vallen.
Afbeelding 3.2 Het plangebied ten noorden van de Middelbroekweg geprojecteerd op de historische kaart van Kruikius uit 1712
De Maasdijk in het noordoosten van het plangebied is een historisch aardwerk die met het bedijken van de Oranjepolder in 1238 werd aangelegd. Deze dijk was de eerste bescherming tegen de overstromingen van het achterland. De plaats Maasdijk zelf is pas ontwikkeld in de 20ste eeuw toen de dijk langs de huidige Maas werd aangelegd. De Maasdijk (dijk niet dorp) dient niet extra beschermd te worden.
Beleid en onderzoek
Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2007 zijn beslag heeft gekregen in de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg (welke de Monumentenwet 1988 wijzigt), stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan.
Het uitgangspunt van zowel het nationaal, provinciaal als gemeentelijk beleid is om waardevol archeologische erfgoed zoveel mogelijk te beschermen en in situ te behouden. Ook in de nieuwe wet op de Archeologische Monumentenzorg die op 1 september 2007 van kracht is geworden, is vastgelegd dat zorgvuldig met archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen voor archeologische waarden bestaan, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd. Een van de uitgangspunten van de nieuwe wet is het veroorzakersprincipe. Dit houdt in dat de initiatiefnemer of vergunningaanvrager zelf verantwoordelijk is voor de bekostiging van het archeologisch onderzoek.
De bescherming van het archeologisch erfgoed dient in het bestemmingsplan te worden geregeld, net als andere in het bestemmingsplan op te nemen en te beschermen belangen. Voor het bestemmingsplan geldt als norm de eis van een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat het belang van het archeologisch erfgoed mee dient te tellen bij de beoordeling en afweging van alle bij die goede ruimtelijke ordening spelende belangen. Dit wordt geregeld via een vergunningstelsel dat betrekking heeft op grondroerende werkzaamheden voor zover deze worden uitgevoerd in gebieden die op de plankaart staan aangegeven met de medebestemming 'archeologisch waardevol gebied'.
In de planvoorschriften staat opgenomen welke werken of werkzaamheden schadelijk kunnen zijn voor (verwachte) archeologische waarden en daarom vergunningplichtig zijn. Hierin staan ook voorwaarden opgenomen ter bescherming van archeologische waarden. Zo'n voorwaarde kan zijn dat een rapport moet zijn overlegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld. Het verlenen van een vergunning is afhankelijk van de uitkomsten van dit archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.
Inmiddels is er een verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld voor de gemeente Westland (in prep.) die, vooruitlopend op het vastgestelde beleid, reeds geïmplementeerd wordt (fig. 3). Het vast te stellen vrijstellingsregime wordt hier alvast overgenomen.
Onderzoek
Binnen het plangebied zijn geen onderzoeken bekend. Direct aangrenzend zijn onderzoeken uitgevoerd en daarbij zijn meerdere waarnemingen gedaan vooralsnog uitsluitend ten oosten van de Maasdijk. Op het terrein van Coldenhove, zo'n 400 m ten oosten van Maasdijk is een 10e eeuwse vindplaats aangetroffen waar een boerenerf is aangetroffen. Losse vondsten uit de Romeinse Tijd zijn hier ook aangetroffen.
De vindplaats karakteriseerde zich door het ontbreken van een vondstlaag. De site is in de late middeleeuwen verspoeld geraakt, echter het grootste deel van de vindplaats is goed bewaard gebleven contaire de verwachting. Diepere sporen vertoonden een hoge conserveringsgraad, een complete rechtopstaande ladder was nog teruggevonden in een waterput.
De datering van de overige archeologisch bekende vondsten variëren van de 8e tot de 15e eeuw. 600 m ten zuidoosten van het plangebied zijn bij veldkarteringen medio jaren '90 van de 20ste eeuw een grote hoeveelheid Laat-Middeleeuwse vondsten verzameld. Hier zijn ook een handvol Romeinse scherven aangetroffen.
Afbeelding 3.3 Plangebied met reeds uitgevoerde archeologische onderzoeken
Gewenste ontwikkeling
Vrijgesteld van de plicht tot het laten doen van een archeologisch onderzoek zijn:
De argumentatie van het vrijstellen van de aanleg van nieuwe rioleringen en kabels en leidingen is dat dit soort lijnelementen eventueel aanwezige waarden slechts beperkt zullen verstoren. De verspreiding van het riool- en kabel & leidingennetwerk is zodanig dat er genoeg 'open ruimte' tussen deze lijnelementen is om voldoende informatie te verkrijgen bij een archeologisch onderzoek.
Ten westen van de Maasdijk kunnen nog restanten van Middeleeuwse bewoning aanwezig zijn, maar er bestaat een vermoeden dat er veel meer geërodeerd is geraakt dan ten oosten van de Maasdijk (voornamelijk door activiteit van de Maas en de zee). Derhalve word hier een vrijstellingssgrens aangehouden tot 500 m² met een diepte van 50 cm beneden maaiveld (Verwachtingszone III). Ten oosten van de dijk is er een grotere kans dat er vanaf de Middeleeuwen nog bewoning aanwezig kan zijn in de vorm van dijkbebouwing of daaraan verwante structuren. Derhalve word hier een krappere vrijstellingssgrens aangehouden tot 250 m² met een diepte van 50 cm beneden maaiveld (Verwachtingszone II). Voor ontwikkelingen binnen het plangebied geldt dat er een IVO-B (Inventariserend Veldonderzoek – boren) dient uitgevoerd te worden om de gespecificeerde archeologische verwachting te toetsen voor ontwikkelingen.
Afbeelding 3.4 Het plangebied dat bescherming verdient op de beleidsadvieskaart van de gemeente Westland
Conclusie
Voor het plangebied geldt een middelhoge tot hoge verwachting voor archeologische waarden in de ondergrond. Om deze mogelijk aanwezige waarden te beschermen, zijn nieuwe ontwikkelingen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan gebonden aan een aanlegvergunningstelsel. De verwachte archeologische waarden kunnen zich vanaf circa 50 cm onder maaiveld bevinden. Op basis van de verschillende verwachtingen worden andere vrijstellingsgrenzen gehanteerd zoals geformuleerd in de gewenste ontwikkeling.
Cultuurhistorie
Karakteristiek waardevolle bebouwing
Binnen het plangebied bevinden zich cultuurhistorisch waardevolle panden welke niet als rijks- of gemeentelijk monument zijn aangewezen, maar wel op de MIP-lijst staan. Om deze panden te beschermen, zijn in dit bestemmingsplan aanvullende regels opgenomen.