direct naar inhoud van Artikel 15 Wonen
Plan: Kern Maasdijk
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.abp00000020-onhe

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens bedrijven uit ten hoogste categorie B.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca'; tevens horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandel en dienstverlening;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend voor garages en bergplaatsen met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens voor maatschappelijke dienstverlening;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een kantoor met een oppervlakte van maximaal 50 m²;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven en water.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • e. indien sprake is van meerdere voorgevelrooilijnen, zijn deze middels een figuur 'gevellijn' langs meerdere gevels van het hoofdgebouw aangegeven; voor zover langs één gevel een figuur 'gevellijn' is opgenomen, duidt deze de voorgevel aan;
  • f. in aanvulling op het bepaalde onder a t/m e geldt bij herbouw van hoofdgebouwen het volgende:
    • 1. de bouwwijze zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan wordt gehandhaafd;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde of vrijstaande hoofdgebouwen bedraagt de afstand van de vrije zijden van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste 3 m;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' zijn dakkapellen op dakvlakken aan de voorzijde van de woning uitgesloten, met uitzondering van bestaande dakkapellen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' mogen dakopbouwen worden gebouwd waarbij één dakvlak van de kap wordt doorgezet tot boven de bestaande nok en waarbij aan de zijde van het andere dakvlak de maximaal toegestane goothoogte wordt overschreden. De situering, vorm en maatvoering dienen aan te sluiten bij de reeds aanwezige exemplaren binnen het bouwvlak.

15.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het erf (zij-, achter- en voorerf) bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m²;
  • b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m² mag bij de maximale oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere van 100 m² van het zij- en achtererf worden opgeteld, tot een maximum van 75 m²;
  • c. indien niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m;
  • d. de diepte van een aan- of uitbouw, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt:
    • 1. bij aaneengebouwde en half vrijstaande woningen: ten hoogste 3 m²;
    • 2. bij vrijstaande woningen: 5 m;
  • e. de breedte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een zijerf dat grenst aan openbaar toegankelijk gebied mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
  • f. indien er sprake is van een voorerf zijn hierop onder de volgende voorwaarden aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan:
  • g. ten hoogste 50% van het voorerf mag worden bebouwd;
  • h. de bebouwing mag over ten hoogste de helft van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gesitueerd;
  • i. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
  • j. de bebouwing mag er niet toe leiden dat de volgens 15.2.2 onder a en b ten hoogst toelaatbare bebouwing op het erf wordt overschreden;
  • k. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  • l. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • m. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • n. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • o. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • p. in aanvulling op het bepaalde onder a t/m h geldt ingeval van herbouw van hoofdgebouwen als bedoeld in lid 15.2.1 onder f dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten minste 2 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd.

15.2.3 Onderdoorgang

Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag op de begane grond tot een hoogte van 3 m niet worden gebouwd.

15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
  • c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 15.2.2 onder a of b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Aan-huis-gebonden ondernemingen

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen, mits:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het netto vloeroppervlak in gebruik voor de aan-huis-gebonden onderneming niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²;
  • c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
  • e. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
  • f. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  • g. er geen horeca en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
  • h. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.