direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nieuwe Tuinen naast 33 De Lier
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.abp00000016g01-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Door Visie Tekenwerk is een omgevingsvergunningsaanvraag (W-AV-2018-0153) ingediend voor het bouwen van een vrijstaande woning met aangebouwde garage/berging. De beoogde ontwikkeling is gesitueerd op een perceel met een totale oppervlakte van ca. 1.376m2 en ligt momenteel braak.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000016g01-VA01_0001.jpg"

Overzicht nieuwe situatie

De overwegend uit drie bouwlagen bestaande beoogde woning wordt met verschillende kapvormen uitgevoerd en beschikt over een aangebouwd bijgebouw ten behoeve van een schoonheidssalon. De woning verkrijgt een inhoudsmaat van 1.700m³ en heeft goothoogten variërend tussen 3,00 en 5,97 meter en nokhoogten variërend tussen 5,00 - 7,85 en 8,60 meter. De woning beschikt in totaal over 150m² aan bijgebouwen en heeft drie parkeerplaatsen op het eigen terrein.

1.2 Ligging plangebied

Het projectgebied is gelegen op een stuk grond aan de noordzijde ingeklemd door de weg Nieuwe Tuinen en aan de zuidzijde door het water van De Lee en is kadastraal bekend De Lier, sectie A nummer 6970 (ged.).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000016g01-VA01_0002.jpg"

Luchtfoto met ligging projectgebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het perceel is gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Lier'. Volgens voormeld bestemmingsplan geldt ter plaatse van de gronden waarop het project is gesitueerd ingevolge artikel 7 de bestemming ”Tuin”, ingevolge artikel 10 de bestemming ”Water", ingevolge artikel 11 de bestemming "Wonen", ingevolge artikel 14 de dubbelbestemming ”Waarde - Archeologie - 4” en ingevolge artikel 15 de dubbelbestemming ”Waterstaat - Waterkering”.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000016g01-VA01_0003.jpg"

Fragment plankaart met ligging footprint woning

Gebruiksregels

Ingevolge artikel 7.1. van het bestemmingsplan zijn de voor "Tuin" aangewezen gronden bestemd voor:

a.het gebruik van een tuin voor het wonen;

b.de tuin bij het, op de aangrenzende gronden gelegen, woning.

Het voorgenomen gebruik van de gronden voor wonen is in strijd met bovenstaande gebruiksregel.

Ingevolge artikel 10.1. van het bestemmingsplan zijn de voor "Water" aangewezen gronden bestemd voor (samenvatting):

a.waterlopen en waterplassen, zowel als natuurlijk verschijnsel als wel als netwerk voor de waterhuishouding (waterberging, wateraanvoer en waterafvoer).

Het voorgenomen gebruik van de gronden voor wonen is in strijd met bovenstaande gebruiksregel.

Bouwregels

Ingevolge artikel 7.2. van het bestemmingsplan mogen op de voor "Tuin" aangewezen gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde en erkers worden gebouwd (samenvatting).

Een klein deel van het hoofdgebouw wordt opgericht op voormelde gronden.

Ingevolge artikel 10.2. van het bestemmingsplan mag op de voor "Water" aangewezen gronden ten dienste van de bestemming gebouwd worden (samenvatting).

Een klein deel van het hoofdgebouw wordt opgericht op voormelde gronden.

Ingevolge artikel 11.2.1. onder a. van het bestemmingsplan worden hoofdgebouwen uitsluitend binnen de op de planverbeelding aangegeven bouwvlakken gebouwd.

Het gevraagde hoofdgebouw valt ter plaatse van stramien D/2 buiten het bouwvlak. Gelet op het voorgaande is de aanvraag in strijd met bovenstaande bouwregel.

Ingevolge artikel 11.2.1. onder d. van het bestemmingsplan bedraagt de inhoud van hoofdgebouwen ten hoogste 1000 m3, met dien verstande dat de inhoud van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in mindering moet worden gebracht. 

De totale woning heeft een inhoud van ca. 1.744 m3. Gelet op het voorgaande is de aanvraag in strijd met bovenstaande bouwregel.

Ingevolge artikel 11.2.2. onder b. van het bestemmingsplan mag in casu het gezamenlijk grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 75 m2 van het zij- en achtererf van het hoofdgebouw bedragen. 

Het gezamenlijk grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ca. 213 m2. Gelet op het voorgaande is de aanvraag in strijd met bovenstaande bouwregel.

Ingevolge artikel 11.2.2. onder d.2. van het bestemmingsplan bedraagt de diepte van een aan- of uitbouw, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan wordt gebouwd, bij vrijstaande woningen ten hoogste 5 meter.

De gevraagde aanbouw aan de achtergevel van het hoofdgebouw heeft een diepte van 7,26 m. Gelet op het voorgaande is de aanvraag in strijd met bovenstaande bouwregel.

Ingevolge artikel 11.2.2. onder h. van het bestemmingsplan bedraagt de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten hoogste 4 meter.

Het gevraagde aangebouwde bijgebouw aan de rechterzijgevel heeft een bouwhoogte van 5 meter en de gevraagde aanbouw aan de achtergevel heeft een bouwhoogte van ca. 5,97 meter. Gelet op het voorgaande is de aanvraag in strijd met bovenstaande bouwregel.

Ingevolge artikel 11.2.2. onder i. van het bestemmingsplan bedraagt de bouwhoogte van overkappingen ten hoogste 3 meter.

De gevraagde overkapping heeft een bouwhoogte van ca. 3,7 meter. Gelet op het voorgaande is de aanvraag in strijd met bovenstaande bouwregel.

Ingevolge artikel 14.2. onder b.1. mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:

1.de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;


2.de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;

c.het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

1.vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

2.een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 1.000 m²

3.een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

Het voorliggende bouwplan heeft een oppervlakte kleiner dan 1.000m2 (en kleiner dan 500m2). Gelet op het voorgaande is op grond van artikel 14.2 onder c.2. geen archeologisch onderzoeksrapport benodigd.

Ingevolge artikel 15.2. van het bestemmingsplan mag op deze gronden ten behoeve van de andere, voor deze gronden betrokken bestemmingen - met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft of vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

Het gevraagde nieuw te bouwen bijgebouw en een deel van het hoofdgebouw valt op deze gronden. Gelet op het voorgaande is de aanvraag in strijd met bovenstaande bouwregel.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Beleidskader

De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.

2.1.1 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Westland 2025-Perspectief 2040 

De op 17 december 2013 vastgestelde Structuurvisie Westland 2020 en Perspectief 2040 bieden het ruimtelijk toekomstig ruimtelijk kader van de gemeente in woord en beeld. In het in dialoog met de samenleving tot stand gekomen perspectief 2040 staan de ambities en kernwaarden met het hieraan gekoppelde toetsingskader voor de ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente Westland beschreven. Naast de ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen bieden voormelde documenten ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, de glastuinbouwsector en economische voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000016g01-VA01_0004.jpg"

Relatie met het plangebied

Volgens de structuurvisie is het projectgebied aangewezen als dorpskern. Binnen dit gebied dient een groot deel van de woningbouwproductie opgevangen te worden. Deze verdichting komt mede voort uit het vergroten van het draagvlak voor het voorzieningenniveau en het behouden van duurzaam glas in het buitengebied. De voorgestane ontwikkeling waarbij de woning binnen de kern van De Lier opgericht wordt past hier binnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000016g01-VA01_0005.jpg"

Fragment structuurplan met ligging projectgebied

Woonvisie

“Westland is een unieke, internationaal toonaangevende, goed bereikbare en duurzame Greenportgemeente, waarin het goed wonen, werken, ondernemen en recreëren is”. Dit is de kernambitie van de Structuurvisie Westland 2025 (perspectief 2040), die in 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. De Woonvisie is een actualisatie van de Woonvisie Westland 2009 en richt zich op het deelonderwerp “wonen” van de structuurvisie Westland.

Karakter en functie Woonvisie

De woningmarkt is continu in beweging. Dit verdraagt geen strak gedetailleerd programma, maar een kader voor beslissingen. De Woonvisie biedt het kader voor besluiten over programma's, inzet van middelen en capaciteit en geeft richting aan het handelen van de gemeente en haar partners. De Woonvisie is in overleg met de woningcorporaties tot stand gekomen en via een discussiebijeenkomst met andere partners op volkshuisvestingsgebied besproken.

Prioriteiten en uitgangspunten van de Woonvisie

De "Woonvisie Westland 2030" geeft de prioriteiten, uitgangspunten en visie hoe Westland er in 2030 uit moet zien.

De hoofdthema's van Woonvisie zijn:

Betaalbaarheid

  • doelgroepen die aangewezen zijn op “betaalbare” woningen;
  • grootte en differentiatie sociale woningvoorraad;
  • woonlasten.

Doorstroming en wooncarrière (met name focus op)

  • “scheef woners” (inkomens > € 43.000 in de sociale woningvoorraad);
  • senioren (doorstroming vanuit sociale eengezinswoning).

Ruimtelijke verdeling (in en om de kernen)

  • vitale kernen (bevolkingsopbouw, voorzieningen en (openbare) ruimte);
  • slaagkansen inwoners Westland;
  • uitleglocaties (regiopotentie).

Kwaliteit van de woningvoorraad

  • levensloopgeschiktheid / aanpasbaarheid;
  • duurzaamheid.

Met het voorliggende plan wordt invulling gegeven aan een al bestaande woonbestemming bedoeld voor doorstromers.

2.1.2 Regionaal beleid

Regionaal structuurplan Haaglanden 

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc..

 

De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. Het plan voor het oprichten van een woning binnen de kern De Lier past binnen het regionale beleid.

2.1.3 Provinciaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit provincie Zuid-Holland (geconsolideerd, in werking 29 juni 2018)

Algemeen

De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld maar een perspectief voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in Zuid Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt en bevat voldoende flexibiliteit om in ruimtelijke ontwikkelingen te reageren op maatschappelijke initiatieven.

In de visie zijn vier rode draden aangegeven welke richting geven aan de gewenste ontwikkelingen vanuit de provincie namelijk:

  • 1. Beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • 2. Vergroten van de agglomeratiekracht;
  • 3. Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Ruimtelijke hoofdstructuur

Het beleidsbeeld van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur combineert de huidige ruimtelijke situatie, de vier rode draden en de strategische doelstellingen. Het beeld toont de essentie en de samenhang van de verschillende kaartbeelden uit de Visie ruimte en mobiliteit. Het projectgebied is op de kaart behorende tot de 'Verordenig Ruimte 2014 ' ondermeer aangewezen als 'Bestaand stads- en dorpsgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000016g01-VA01_0006.jpg"

Fragment Verordening Ruimte 2014 (geconsolideerd, in werking per 29 juni 2018)

De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder bebouwde ruimte wordt het stelsel verstaan van de stedelijke agglomeratie, het systeem van kernen en linten en het logistiek-industrieel systeem. Tegelijkertijd is er het streven om de leef kwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. Het oprichten van een nieuwe woning op een binnen Bestaand stads- en dorpsgebied gelegen perceel past hier binnen.

Programma ruimte 

Het Programma ruimte is parallel aan de Visie ruimte en mobiliteit, het Programma mobiliteit en de Verordening ruimte opgesteld. De Visie ruimte en mobiliteit bevat het strategische beleid. Het ruimtelijk relevante, operationele beleid is opgenomen in het Programma ruimte. Dit programma kent, net als de Visie ruimte en mobiliteit, de status van structuurvisie. Beiden worden vastgesteld door Provinciale Staten. Gezamenlijk beschrijven ze het integrale ruimtelijk beleid.

Zuid-Holland heeft een rijke voedingsbodem voor een groot aantal krachtige economische clusters en topsectoren. Een belangrijke sleutel voor een sterke en veerkrachtige economie is het innoverend vermogen van mensen en bedrijven. Wanneer talent, bedrijven en banen dicht bij elkaar verkeren, ontstaan (agglomeratie)voordelen. De Zuidelijke Randstad en de grote economische complexen in Zuid-Holland vormen in potentie één grote agglomeratie, die enorme schaal- en clustervoordelen met zich mee kan brengen. De Mainport en de Greenports zijn schoolvoorbeelden van goed werkende clusters. De provincie streeft naar het creëren en benutten van die schaal- en clustervoordelen.

 

2.1.4 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. 

 

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000016g01-VA01_0007.jpg" 

Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur

 

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.

2.1.5 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het project op het perceel Nieuwe Tuinen naast 33 te De Lier in overeenstemming is met de beleidskaders van de verschillende overheden.

2.2 Ruimtelijke opbouw

Stedenbouwkundig wordt voor de beoordeling van het voorliggende project de bestemmingsplan systematiek voor de kernen aangehouden. Voormelde systematiek kent voor woningen geen maximale inhoudsmaat en bouw- en goothoogten onder voorwaarde dat de woning stedenbouwkundig passend bevonden kan worden op het hiervoor beoogde kavel.

In de voorliggende situatie kan vanuit stedenbouwkunde ingestemd worden met de overschrijding van de standaard aan te houden oppervlakte én bouw- en goothoogtes en zijn hieraan de navolgende randvoorwaarde verbonden:

  • bijgebouw 2 op 2 meter afstand achter de gevel van de t.v. kamer (zonder erker) en slaapkamer 1 gesitueerd wordt;
  • de maximale bouwhoogte van bijgebouw 2 ten hoogste 5 meter bedraagt;
  • bijgebouw 3 op 2 meter afstand achter de gevel met de entree van de woning gesitueerd wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000016g01-VA01_0008.jpg"

Nieuwe situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000016g01-VA01_0009.jpg"

Aanzicht linkerzijgevel met ligging bijgebouw 2

Uit de bovenstaande situatie- en aanzicht tekeningen blijkt dat door het project voldaan wordt aan de voornoemde stedenbouwkundige randvoorwaarden.

2.3 Gebiedsvisie

Het bouwperceel maakt onderdeel van het oeververloop van de Bree-Lee uit. Over de gehele lengte van de Nieuwe Tuinen maakt groen het belangrijkste onderdeel uit van het profiel van het voornoemde oeververloop.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000016g01-VA01_0010.jpg"

Luchtfoto oeverloop Bree-Lee ter plaatse van Nieuwe Tuinen

Binnen dit profiel bevindt zich om de circa twee à drie woonkavels een strook open land met insteken vanaf het water van de Bree-Lee. De beoogde woning sluit goed aan op de bestaande lintbebouwing en is een logisch en passend vervolg op het voornoemde profiel van de Nieuwe Tuinen.

2.4 Verkeer

Westlands Verkeers- en Vervoersplan

In de ontwikkelingsvisie Greenport Westland zijn de beleidslijnen voor de lange termijn aangegeven voor de gehele gemeente. Met de relevante onderdelen van deze visie is het vervoersplan als sectorale nota vastgesteld. Met dit beleidsdeel, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006, wordt aangegeven welke richtingen de gemeente Westland de komende jaren opgaat en wordt het beleid van de 'oude' gemeenten geharmoniseerd. Het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) dient meerdere doelen, het uitwerken van de in de Greenport gestelde kaders en het schetsen van kaders voor de toekomst op het gebied van verkeer en vervoer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000016g01-VA01_0011.jpg"

fragment situatie met ligging parkeerplaatsen en ontsluitingsweg


Parkeren

Ingevolge het Westlands Verkeers- en Vervoersplan 2006 (WVVP) geldt voor de vrijstaande woning een parkeernorm van 2,1 parkeerplaats per woning, waarvan 0,3 parkeerplaats voor bezoekers. In het voorliggende project wordt op eigen terrein voorzien in drie parkeerplaatsen op eigen terrein waarmee het aandeel openbaar gecompenseerd wordt op het eigen terrein. De woning is bereikbaar via de gearceerd aangegeven toegangsweg en er is voldoende ruimte om te kunnen manoeuvreren op het eigen terrein.

 

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Bedrijven en milieuzonering

3.1.1 Wettelijk kader

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de aanwezige functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.

3.1.2 Onderzoek

Gelet op de ligging van het projectgebied in de nabijheid van het Bedrijventerrein De Lier is ten behoeve van het plan onderzoek naar de aspecten op het gebied van externe veiligheid en bedrijven- en milieuzonering verricht (Visie BV Bedrijven en Milieuzonering Nieuwe Tuinen nabij 33, TOP-Consultants West BV, projectkenmerk Ro180001aaA2, datum 14 juni 2018).

In de praktijk is het project binnen de hindercirkels van het ten westen gesitueerde kassensloop- en -bouwbedrijf en het ten zuidoosten van het projectgebied gesitueerde installatie en onderhoudsbedrijf gelegen. Het voorgaande was bij het op de plankaart ingetekende bouwvlak in de bestaande situatie ook al het geval. In de bestaande- en nieuwe situatie is een woning mogelijk waarbij in de nieuwe situatie het bouwvlak slechts zeer beperkt (ca. 2 meter) in zuidelijke richting verschuift. Derhalve blijft er in de oude- en nieuwe situatie sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en worden omliggende bedrijven door het project niet beperkt in hun bedrijfsvoering.

3.1.3 Conclusie

Het aspect Externe Veiligheid en Bedrijven en Milieuzonering staat de uitvoering van het project niet in de weg.

3.2 Water

3.2.1 Wettelijk kader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

 

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.
  • Nationaal waterplan

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Visie Ruimte en Mobiliteit;
  • Verordening Ruimte en de waterverordening Zuid-Holland.


Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

 

Provinciaal beleid

Het provinciaal waterbeleid voor de periode 2016-2021 bestaat uit: de Visie Ruimte en Mobiliteit, Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) 2016 - 2021 en onderdelen van het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015.

In de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) zijn de ruimtelijke componenten opgenomen van het waterbeleid. Hoofdstuk 4 geeft de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid:

  • de ambitie om een duurzaam, concurrerende en leefbare Europese topregio te zijn. De Provincie bevordert de transitie naar een water -en energie efficiënte samenleving. Daar spelen het verbeteren van toekomstwaarde, de gebruikswaarde en de belevingswaarde een belangrijke rol;
  • aan het watersysteem worden grote uitdaging gesteld door verzilting, klimaatverandering, inklinking, veranderd ruimtegebruik en de daarbij passende veranderingen van het watersysteem;
  • het beter benutten van de kansen en natuurlijke kwaliteiten van de bodem en de ondergrond is tevens een speerpunt van het provinciaal waterbeleid;
  • tenslotte door een verandering naar een duurzame voorziening in de energiebehoefte kan worden ingezet op een energie-efficiënte samenleving.

De doelen, maatregelen en afspraken  voor de kwaliteit van het water van grond- en oppervlakte water zijn opgenomen het Stroomgebied beheerplan Rijn-West 2010-2015 (SGB-1). Voor opvolgende periode 2016-2021 is het SGB-2 op 22 december 2014 gereedgekomen. De invulling van de verantwoordelijkheid in dit SGB-2 is vastgelegd in de KRW 2016-2021.

Het Waterplan Zuid-Holland 2015 was van kracht tot 22 december 2015. Op grond van artikel 48 Waterwet moet het plan om de zes jaar door de Provinciale Staten worden herzien. Het is niet noodzakelijk om een nieuw plan vast te stellen. Voldaan kan worden met het nemen van een planherzieningsbesluit. Dit besluit is genomen op 29 juni 2016 en bekend gemaakt op 8 juli 2016.

De onderdelen 'Waarborgen waterveiligheid (hoofdstuk 4)' en 'Realiseren mooi en schoon water (hoofdstuk 5)' en 'operationeel grondwaterbeleid (bijlage 7)' van het Waterplan 2015 blijven van kracht.

De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (Visie Ruimte en Mobiliteit), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (Verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (Uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn bijvoorbeeld regels opgenomen met betrekking tot regionale keringen in bestemmingsplannen. Daarnaast is de Waterverordening Zuid-Holland van belang. Daarin zijn onder meer veiligheidsnormeringen voor regionale keringen en waterkwantiteitsnormen opgenomen. De waterkwantiteitsnormen geven aan, waar de regionale wateren met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit op ingericht moeten zijn. Deze normen definiëren de gemiddelde overstromingskans vanuit het oppervlaktewater per jaar van daarbij aan te wijzen gebieden. Het beschermingsniveau verschilt per vorm van landgebruik en is gerelateerd aan de economische waarde van landgebruik en de te verwachten schade bij overstromingen. De waterkwaliteitsnormen zijn gerelateerd aan het landgebruik en daarmee bepalend voor de mogelijkheden, die het bestemmingsplan biedt.

Visie Vaartenland

De provincie heeft samen met de gemeente Den Haag en Westland een Visie Vaartenland opgesteld; een visie op hoe de vaartenstructuur in Westland en Den Haag recreatief/toeristisch en economisch elkaar kan versterken. Het project Westlandse Waterlijnen heeft de provincie in samenwerking met een groot aantal stakeholders uit het gebied ten westen van het Rijn-Schiekanaal opgesteld (Westland, Den Haag, Delft, Midden-Delfland, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis). Dit heeft een wensenlijst met een soort top 5 opgeleverd, met betrekking tot versterking van de vaarrecreatie en economische spin-off, waar burgers, verenigingen en ondernemers hun zinnen op hebben gezet. Verder is in de Visie Ruimte en Mobiliteit aangegeven dat de juridische borging en versterking van het vaarnetwerk overgedragen is aan de gemeenten die hierop hun lokale beleid en bestemmingsplannen moeten aanpassen.

 

Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitgezette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kerntaken vanzelfsprekend voorop:

  • de waterveiligheid;
  • het waterbeheer;
  • de waterkwaliteit;
  • het zuiveren van afvalwater.

Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leefomgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheergebied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.

De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:

  • 1. In stand houden: Investeringen in de infrastructuur worden op een adequate manier in stand gehouden. De waterkeringen, het watersysteem, de ecologische structuren en het afvalwatersysteem worden met beheer verder geoptimaliseerd. Delfland werkt bij het bestendigen van het beheer van de infrastructuur toe naar de levenscyclusbenadering;
  • 2. Investeren: Veranderende wetgeving en veranderingen in de omgeving vragen om aanpassing en verdere verbetering van ons watersysteem, de waterkeringen en het afvalwatersysteem. Dit betekent de kans op natte voeten verkleinen door bij het zoeken naar oplossingen om water langer vast te houden, de waterkeringen op orde te houden met oog voor de multifunctionaliteit, de waterkwaliteit te verbeteren en toe te spitsen op de potenties van het gebied en de waterzuiveringen om te bouwen tot zoetwaterfabrieken. Bij elk project, proces en activiteit worden de innovatieve mogelijkheden en de meest duurzame wijze van uitvoering meegenomen in de afwegingen;
  • 3. Samenwerken: Het waterschap kan en doet het niet alleen, sterker nog, waterbeheer is ook een taak van andere overheden zoals gemeenten en van burgers en bedrijven. De samenwerking in het waterbeheer is pluriform van karakter. Het waterschap speelt hierop in door goed omgevingsmanagement en door op basis van transparantie en vertrouwen de samenwerking te zoeken en structureel te onderhouden. Delfland wil het waterbewustzijn bevorderen door samenwerking met belanghebbenden en delen van verantwoordelijkheden;
  • 4. Flexibel en duidelijk: Partners komen een flexibel waterschap tegen die rol en houding afstemt op basis van vraagstukken die voorliggen. Duidelijke kaders worden neergezet, zoals financieel gezond en bijdragen aan toekomstbestendig waterbeheer, maar dogma's zijn er niet. Dit betekent dat er in de werk- en beleidsprocessen van de ambtelijke organisatie en bij bestuurlijke besluitvorming binnen de wettelijke mogelijkheden voldoende ruimte moet zijn om maatwerk te leveren. Innovatie fungeert daarbij als aanjager om te blijven vernieuwen, mee te bewegen met veranderingen en te voorkomen dat het waterschap statisch wordt.

In 2007 (herzien in juli 2016) is een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:

  • beleidskader omtrent water;
  • waterkeringen;
  • waterkwantiteit;
  • waterkwaliteit en ecologie;
  • afvalwater en riolering;
  • waterprojecten welke onderdeel zijn van ABC-Delfland.

Gemeentelijk beleid

Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en het daarbij behorende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000016g01-VA01_0012.png"

3.2.2 Onderzoek

Ten behoeve van het project is onderzoek naar de aspecten op het gebied van water uitgevoerd (Briefrapportage watertoets Nieuwe Tuinen te De Lier, BK bouw- & milieuadvies, Kenmerk WORI/181468.02/JOTE, datum 9 november 2018). In voornoemd onderzoek is getoetst aan de navolgende aspecten.

Veiligheid en waterkeringen

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor de veiligheid van haar beheersgebied. Het bouwen en opslaan op waterkeringen is niet zonder meer toegestaan en hierop is de Delflands Algemene Keur van toepassing. Het maken van werken (waaronder bouwen) in de keurzone heeft strengere eisen dan het maken van werken in de beschermingszone van de waterkering. Met deze Keurbepalingen wil Delfland voorkomen dat de stabiliteit of het functioneren van de waterkering wordt beïnvloed. Tevens moet de waterkering in de toekomst, indien nodig, opgehoogd of verbreed kunnen worden.

Het project is gelegen aan de regionale kering met traject 103, van de polder: Oude Lierpolder. De bebouwing is gesitueerd tegen, maar niet in het Waterstaatswerk. Wel wordt er gebouwd in de beschermingszone van de kering. Deels was dit al bestemd binnen het huidige bouwvlak. Het deel dat nog niet geprojecteerd was binnen het bouwvlak zal via een watervergunning (Keur) aangevraagd worden, waarbij aangetoond zal worden dat de stabiliteit van de kering niet wordt aangetast.

Waterkwantiteit

Nationaal zijn afspraken gemaakt over het voorkomen van wateroverlast. Het doel is om de kwaliteit van het beheer te vergroten tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Provincie en waterschappen hebben vervolgens samenwerkingsafspraken gemaakt over de realisatie van de doelen in de waterverordening en leggen die vast in de Wateragenda.


Het projectgebied betreft een onverhard braakliggend terrein met een woonbestemming en een bouwvlak van 312m2. In de toekomstige situatie zal de locatie bestaan uit een groenstrook en een woonblok, de functie tuin komt niet terug binnen het aangepaste plan. Deels wordt dit ondervangen door deze functie toe te voegen aan de bestemming woning.


Het totale perceel heeft een oppervlak van 2.657 m2. Daarnaast is er circa 640 m2 oppervlaktewater aanwezig binnen de perceelsgrenzen.


De voorgenomen te realiseren bebouwing heeft een bebouwingsoppervlakte van 308 m2. Het overgrote deel van deze bebouwing is grotendeels gesitueerd binnen het bestaande bouwvlak zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Uit het voorgaande blijkt dat de maximale bebouwing afneemt.


In onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de gegevens.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000016g01-VA01_0013.jpg"

Op basis van deze gegevens is de Watersleutel ingevuld voor dit plan. De ingevulde Watersleutel maakt onderdeel uit van de watertoets. Naar voren is gekomen dat vanwege de afname van het verhard oppervlak geen watercompensatie vereist is.

Voorkomen van wateroverlast

Volgens de provinciale verordening is het beschermingsniveau tegen wateroverlast voor wonen eens in de 100 jaar, voor bedrijfsterreinen eens in de 50 jaar en voor agrarisch, eens in de 10 jaar. Bij kleinschalige bestemmingswijzigingen wordt het watersysteem echter niet aangepast. Daarom wordt nadrukkelijk geadviseerd om, zover mogelijk, de praktijksituatie hierop aan te passen. Dit kan bijvoorbeeld door het maaiveld ter plekke van de woning voldoende op te hogen. Meer informatie hierover is te vinden in de Handreiking watertoets voor gemeenten, de meest actuele versie van deze handreiking is te vinden op de website www.hhdelfland.nl/watertoets

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Het project heeft in de nieuwe situatie geen directe invloed op de kwaliteit van het oppervlaktewater. De aquatisch-ecologische toestand blijft voor een belangrijk deel afhankelijk van de vermindering van verontreiniging van gebieden elders, zoals uitwaterende polders, overstorten van riolering, diffuse bronnen en stedelijk gebied.


Het afstromend hemelwater afkomstig van het projectgebied kan een gering positief effect op de waterkwaliteit hebben, indien het hemelwater wordt afgevoerd door middel van een gescheiden rioolstelsel.

Bodem en grondwater

In het nieuwbouwplan is niet in de bouw van ondergrondse constructies zoals een kelder voorzien. De grondwaterstroming wordt dan ook niet belemmerd door de uitvoering van het plan. Zoals aangegeven neemt het verhard oppervlak niet toe waardoor de infiltratie en de aanvulling van het grondwater in de nieuwe situatie in takt zal blijven.

Geconcludeerd kan worden dat de grondwaterstand niet door het project beïnvloed wordt. De eventuele kwalitatieve aspecten van de bodem- en het grondwater zijn onderzocht in het bodemonderzoek.

 

Ter bescherming van de woning moet rekening gehouden worden met het waterpeil. Deze is voor deze locatie vastgesteld op -0,43m N.A.P (zie onderstaande afbeelding). Voor de drooglegging van de woning moet er 1 à 1,2 meter boven voornoemd niveau gebouwd worden om eventuele waterstijging op te kunnen vangen (Hoogheemraadschap Delfland). Dit betekent dat ter voorkoming van wateroverlast de woning op een hoogte van c.a. 0.6 – 0.8 m N.A.P. gebouwd moet worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000016g01-VA01_0014.jpg"

Kaartje Peilgebieden Hoogheemraadschap Delfland met vastgesteld waterpeil tpv het project.

Onderhoud en bagger

Delfland is verantwoordelijk voor het onderhoud van het primaire watersysteem en de waterkeringen. Dit betekent dat deze toegankelijk moeten zijn voor onderhoud. Ook houdt Delfland ruimte die eventueel nodig is voor dijk- of kadeverzwaring, vrij van andere, conflicterende functies. Het beheer en onderhoud van het watersysteem binnen het plangebied is vastgelegd in de Keur Delfland. Het onderhoud van het primaire watersysteem is in handen van het Hoogheemraadschap van Delfland. Het onderhoud van het secundaire watersysteem is in handen van aangelanden.

Het bouwvlak is zo gesitueerd dat vanaf de watergang er te allen tijde toegang is tot de watergang en de oever voor noodzakelijke onderhoud.

Afvalwater en riolering

De nieuwbouw zal voor de lozing van het afvalwater aangesloten worden op het bestaande rioleringsstelsel. Hemelwater afkomstig van het verhard oppervlak (bebouwing) wordt geloosd op het oppervlaktewater. Hierbij wordt in de realisatiefase onderzocht hoe deze afstroming vertraagt kan worden. Hierbij kan gedacht worden door het toepassen van groene daken, infiltratievoorzieningen en/of berging op het eigen terrein door middel van een vijver.


Bovenstaande past binnen het beleid van het Hoogheemraadschap om in ”de weg van het water” het hemelwater op te vangen, vast te houden, te bergen en vertraagd af te voeren.

3.2.3 Conclusie

Het aspect water staat de uitvoering van het project niet in de weg.

3.3 Bodem

3.3.1 Wettelijk kader

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

3.3.2 Onderzoek

Ter plaatse van de projectlocatie is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek actualiserend aan de Nieuwe Tuinen ong. De Lier; Adromi Groep; projectnummer B201702/1701, datum 9 augustus 2017). Op grond van de resultaten van het onderzoek is door de Omgevingsdienst Haaglanden op 1 februari 2018 aangegeven dat:

- ter plaatse van het bouwplan geen sprake is van verontreinigde bodem als bedoeld in artikel 2.4.1 van de Bouwverordening van de gemeente Westland;

- er bij eventueel grondverzet dient, afhankelijk van de bestemming/toepassing van de grond, rekening te worden gehouden met de Wet Milieubeheer (Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen) en/of de Wet bodembescherming.

3.3.3 Conclusie

Het aspect bodem staat de uitvoering van het project niet in de weg.

3.4 Cultuurhistorische aspecten

3.4.1 Wettelijk kader

Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.

De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

3.4.2 Onderzoek

Vigerend archeologiebeleid stelt dat het terrein ligt in een zone met een middelhoge archeologische verwachting waarbij de vrijstellingsgrenzen gelden van 500m2 en 50cm – mv. De beoogde woning heeft een kleinere oppervlakte dan 500m2. Gelet hierop is archeologisch onderzoek niet benodigd.

3.4.3 Conclusie

Het aspect archeologie staat de uitvoering van het project niet in de weg.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) voorziet in een verplichting tot het verhaal van gemeentelijke kosten. Dat kan op publiekrechtelijke grondslag via een exploitatieplan, maar kan ook privaatrechtelijk geregeld worden via een zogenoemde anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer/ontwikkelaar als bedoeld in artikel 6.24 lid 1 Wet ruimtelijke ordening.

In dit geval is van de laatste mogelijkheid gebruik gemaakt en is op 29 mei 2018 een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer. Om voornoemde reden is het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd.

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

4.2.1 Overleg

In de periode van 8 oktober tot en met 4 november 2018 heeft over het voorontwerp van deze onderbouwing bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:

  • Provincie Zuid-Holland
  • Hoogheemraadschap van Delfland

Binnnen de gestelde reactietermijn hebben wij de navolgende reacties ontvangen:

Provincie Holland

Vanuit de provincie Zuid-Holland is aangegeven dat het project niet strijdig is met provinciale belangen en dat het project niet naar de provincie Zuid-Holland opgestuurd hoeft te worden.

Hoogheemraadschap van Delfland

Door het Hoogheemraadschap van Delfland is gevraagd om het thema Bodem en grondwater aan de waterparagraaf toe te voegen. De ruimtelijke onderbouwing en de watertoets zijn op voornoemd punt aangepast.

De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in de bijlagen van deze toelichting.

4.2.2 Zienswijzen

Van 23 november 2018 tot en met 4 januari 2019 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Gedurende de periode van tervisielegging zijn geen zienswijzen ingediend.