3.5.1 Wettelijk kader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Het toetsingskader voor risicovolle inrichtingen wordt gevormd door het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi). Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.
Op basis van het Bevi geldt als oriëntatiewaarde voor het GR:
- 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
- 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
- 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;
- enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).
Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde oriëntatiewaarde.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen is opgenomen in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS). Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Binnenkort zal het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen worden vastgesteld. Momenteel is een nieuwe AMvB voor het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoorlijnen in voorbereiding. In deze AMvB zal worden aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings- en bebouwingsafstand zijn vervangen door een grenswaarde voor het PR en een oriëntatiewaarde voor het GR. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het GR. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situaties:
- het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied buiten de grens ligt waarbij het PR 10-8 per jaar is; of
- het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde; of
- het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.
3.5.2 Onderzoek
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat binnen het plangebied aan de Jogchem van der Houtweg een tankstation met lpg-installatie aanwezig is. Dit tankstation valt onder het Bevi. Voor dit tankstation gelden verschillende PR 10-6-risicocontouren. De grootste is die rond het vulpunt. Deze bedraagt 45 m. Binnen deze PR 10-6-risicocontouren liggen in het plangebied geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Ook worden dergelijke objecten hier niet mogelijk gemaakt. Het PR vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Voor dit tankstation geldt een invloedsgebied van het GR van 150 m. Een deel van het plangebied ligt binnen dit invloedsgebied. Binnen het invloedsgebied van het GR maakt het bestemmingsplan via een wijzigingsbevoegdheid de wijzigingen van burgerwoningen in bedrijventerrein mogelijk. Als gevolg van het gebruikmaken van deze wijzigingsbevoegdheid neemt de personendichtheid binnen het invloedsgebied af. Ter plaatse van bedrijven verblijven over het algemeen minder mensen dan ter plaatse van burgerwoningen. Ook zijn ter plaatse van bedrijven mensen gedurende een kortere tijd van de dag aanwezig dan bij woningen. Het gebruikmaken van de wijzigingsbevoegdheid zal dan ook niet tot een toename van het GR leiden. Aangezien in de huidige situatie aan de oriëntatiewaarde wordt voldaan, kan een uitgebreide verantwoording van het GR achterwege blijven.
Bij het bedrijf Horticoop aan de Kijckerweg 130 zijn momenteel twee Bevi-inrichtingen aanwezig. Ten eerste vindt bij dit bedrijf opslag van zuren en dergelijke plaats. Voor deze opslag geldt een PR 10-6-risicocontour van 75 m en een invloedsgebied voor het GR van 275 m. Ten tweede vindt hier opslag van gewasbeschermingsmiddelen plaats. Hiervoor geldt een PR 10-6-risicocontour van 45 m en een invloedsgebied van het GR van 350 m. Uit de provinciale risicokaart blijkt dat binnen de PR 10-6-risicocontouren (zowel binnen als buiten het plangebied) geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn. Dergelijke objecten worden hier ook niet mogelijk gemaakt. Het PR vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Binnen het invloedsgebied van het GR maakt het bestemmingsplan via een wijzigingsbevoegdheid de wijzigingen van burgerwoningen in bedrijventerrein mogelijk. Als gevolg van het gebruikmaken van deze wijzigingsbevoegdheid neemt de personendichtheid binnen het invloedsgebied af. Aangezien in de huidige situatie aan de oriëntatiewaarde wordt voldaan, kan een uitgebreide verantwoording van het GR achterwege blijven. Een beperkte verantwoording van het GR is aan het eind van deze paragraaf opgenomen.
Overige risicovolle inrichtingen zijn in het plangebied niet aanwezig. Ook in de directe omgeving van het plangebied zijn dergelijke inrichtingen niet aanwezig. Binnen het plangebied wordt de vestiging van nieuwe bedrijven die onder het Bevi vallen uitgesloten. De hierboven genoemde en reeds bestaande Bevi-inrichting wordt via een specifieke functieaanduiding mogelijk gemaakt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor of over het water vindt niet plaats in of in de omgeving van het plangebied. Uit de Circulaire RVGS blijkt dat in en in de omgeving van het plangebied gevaarlijke stoffen worden vervoerd over de weg, namelijk over de A20, de N213 en de N223. De kenmerken van deze transportassen zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Tabel - Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
| | | | |
A20 | valt niet buiten de wegas | 150 m | 0 m | < 0,1 maal de oriëntatiewaarde1) |
N213 | valt niet buiten de wegas | 150 m | 0 m | < 0,1 maal de oriëntatiewaarde2) |
N223 | valt niet buiten de wegas | 150 m | 0 m | < 0, 1 maal de oriëntatiewaarde2) |
1) Dit blijkt uit het ontwerpbasisnet weg.
2) Dit blijkt uit de provinciale risicokaart.
De PR 10-6-risicocontour van deze wegen valt niet buiten de wegas. Daarom vormt het PR geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. In de huidige situatie wordt ruimschoots aan de oriëntatiewaarde voor het GR voldaan. Omdat de ontwikkeling die het bestemmingsplan (via een wijzigingsbevoegdheid) mogelijk maakt niet tot een toename van de personendichtheid en dus ook niet tot een toename van het GR leidt, kan een uitgebreide verantwoording van het GR achterwege blijven. Een beperkte verantwoording van het GR is aan het eind van deze paragraaf opgenomen.
Aan de Kade van Ras ligt het 150 kV-station De Lier. Vanuit dit station loopt de ondergrondse 150 kV verbinding Westerlee-De Lier. Deze verbinding en bijbehorende belemmeringenstrook zijn opgenomen op de verbeelding. Voor ondergrondse hoogspanningsverbindingen geldt geen 0,4 microteslazone. In de omgeving van het plangebied ligt de bovengrondse 150 kV-hoogspanningsleiding Westerlee-knooppunt Westerlee. De afstand tussen deze hoogspanningsleiding en het plangebied bedraagt minimaal 195 m. Voor deze leiding geldt een belemmeringenstrook van 22,5 m en een 0,4 microteslazone van 80 m. Beide afstanden gelden aan weerszijden van de leiding. Aangezien het plangebied buiten deze zones ligt, vormt deze hoogspanningsverbinding geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Ongeveer 460 m ten noorden van het plangebied ligt de hogedruk aardgastransportleiding W-509-01. Deze leiding heeft een uitwendige diameter van 12 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. Het invloedsgebied van deze leiding bedraagt 140 m. Aangezien het plangebied ver buiten dit invloedsgebied ligt, staat deze hogedruk aardgasleiding de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Ten westen van de A20 loopt, op ongeveer 25 m van het plangebied, een aardolieleiding van de Nederlandse Aardolie Maatschappij. Deze leiding heeft een uitwendige diameter van 6 inch, een maximale werkdruk van 95 bar en een PR 10-6-risicocontour van 10 m. Het plangebied ligt dus buiten de PR 10-6-risicocontour. Het invloedsgebied voor het GR van een dergelijke leiding bedraagt 22 m. Een deel van het plangebied ligt dus binnen het invloedsgebied voor het GR. Binnen dit invloedsgebied maakt het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk. Ook niet via een wijzigingsbevoegdheid. De percelen waarop een wijzigingsbevoegdheid rust, liggen namelijk op meer dan 100 m van deze leiding. De vaststelling van dit bestemmingsplan heeft daarom geen effect op de hoogte van het GR. In de huidige situatie liggen binnen dit invloedsgebied voornamelijk kassen en wegen (de A20 en N213). Het aantal woningen binnen dit invloedsgebied is zeer gering. Ter plaatse van kassen is over het algemeen sprake van een lage personendichtheid (in vergelijking met bijvoorbeeld woningen of kantoren). Tevens verblijven de aanwezige personen hier in de regel slechts gedurende een gedeelte van de dag. Daarom zal in de huidige situatie geen sprake zijn van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven. Een beperkte verantwoording van het GR is aan het eind van deze paragraaf opgenomen.
Verantwoording groepsrisico
Hierboven is reeds vermeld dat delen van het plangebied binnen het invloedsgebied van de Horticoop, de A20 en N213 of de aardolieleiding liggen. Aangezien de vaststelling van het bestemmingsplan niet tot een toename van het GR leidt en er voor geen van de risicobronnen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde, kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR, waarin aandacht wordt besteed aan zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten. Over deze aspecten is advies gevraagd aan de regionale brandweer. Hierboven is reeds inzicht gegeven in de hoogte van het GR en de (zeer lage) personendichtheid binnen de verschillende invloedsgebieden.
Het plangebied bestaat uit een bedrijventerrein met enkele (bedrijfs)woningen. Ter plaatse van de bedrijven zijn geen verminderd zelfredzame personen aanwezig. Dergelijke personen kunnen wel aanwezig zijn ter plaatse van de (bedrijfs)woningen. Aangezien er slechts een zeer beperkt aantal (bedrijfs)woningen binnen de invloedsgebieden van de risicobronnen ligt, is het aantal verminderd zelfredzame personen binnen deze invloedsgebieden zeer laag. Tevens zijn de bedrijfsgebouwen en de (bedrijfs)woningen goed te ontvluchten. Het gaat hier namelijk om gebouwen met een beperkt aantal bouwlagen. Ook kan via de Burgemeester van Doornlaan en via de Kijckerweg van alle risicobronnen af worden gevlucht. De zelfredzaamheid van personen binnen het plangebied is daarmee goed te noemen.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten
Het plangebied wordt ontsloten door de A20, N213 en N233 (Burgemeester van Doornlaan). Via deze wegen is het plangebied goed bereikbaar voor hulpdiensten. Ook is er voldoende bluswater aanwezig. Daarom zijn ook de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.