Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bedrijventerrein Wateringen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1783.abp00000015-va02

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.2 Lokaal & Regionaal
Met dien verstande dat op het lokale en regionale bedrijventerrein uitsluitend zijn toegestaan:
  1. ter plaatse van de functieaanduiding “(b≤3.1)”: bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  2. ter plaatse van de functieaanduiding “(b≤3.2)”: bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  3. ter plaatse van de functieaanduiding “(b≤4.1)”: bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  4. ter plaatse van de functieaanduiding “(b≤4.2)”: bedrijven uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
3.1.3 Afwijkende functies
Met dien verstande dat in afwijking van 3.1.1 en 3.1.2 tevens zijn toegestaan:
  1. ter plaatse van de functieaanduiding “(sb-x)”: een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit de ten hoogste voor de bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten: 
Functieaanduiding
SBI-code
Uit ten hoogste milieucategorie
 (sb-1)
 1581.2
3.2
 (sb-2)
 383202/A2
383202/C
45205
3, sub 4
5.2
4.2
2
2
 (sb-3)
383202/A2
5.2
  1. ter plaatse van de functieaanduiding “(bw)”: één bedrijfswoning;
  2. ter plaatse van de functieaanduiding “(t)”: een tuin behorende bij een bedrijfswoning;
  3. ter plaatse van de functieaanduiding “(dhv)”: een detailhandelsbedrijf in volumineuze goederen;
  4. ter plaatse van de functieaanduiding “(ga)”: een garagebedrijf met detailhandel in auto’s en/of motorfietsen;
  5. ter plaatse van de functieaanduiding “(h)”: een horecabedrijf uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  6. ter plaatse van de functieaanduiding “(nb)”: een nutsbedrijf;
  7. ter plaatse van de functieaanduiding “(ma)”: een manege;
  8. ter plaatse van de functieaanduiding “(k)”: een zelfstandig kantoor met een bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste het, ten tijde van het ontwerp van dit plan, reeds aanwezige bedrijfsvloeroppervlak;
  9. ter plaatse van de functieaanduiding “(s)”: een sportschool;
  10. ter plaatse van de functieaanduiding “(vml)”: een servicestation voor motorbrandstoffen dat LPG mag verkopen en leveren;
  11. ter plaatse van de functieaanduiding “(wp)”: een woonwagenstandplaats;
  12. ter plaatse van de functieaanduiding “(sb-ht)”: een hotel voor tijdelijke arbeidsmigranten;
  13. ter plaatse van de functieaanduiding “(sbt-dhv)”: een locatie voor detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen;
  14. ter plaatse van de functieaanduiding “(sbt-h)”: een horecalocatie voor  horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste 1.000 m2;
  15. ter plaatse van de functieaanduiding “(sbt-k)”: een  kantorenlocatie voor zelfstandige kantoren met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste 3.000 m2;
  16. ter plaatse van de functieaanduiding “(sdh-bwm)”: een bouwmarkt van minimaal 1.500 m2 en/of een tuincentrum;
  17. ter plaatse van de functieaanduiding “(sdh-vvp)”: een verkooppunt van vuurwerk;
  18. ter plaatse van de functieaanduiding “(sdh-wh)”: een wapenhandel met een verkoopvloeroppervlak van ten hoogste 10% van het bedrijfsvloeroppervlak op de begane grond en maximaal 50 m2.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen op de onder 3.1 genoemde gronden gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:
  1. bedrijfsgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen de op de planverbeelding aangegeven bouwvlakken gebouwd;
  2. het totale oppervlak van bedrijfsgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het op de planverbeelding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel;
  3. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
  4. ter plaatse van de aanduiding  “(sbt-reg)” bedraagt de oppervlakte per bedrijfsvestiging ten minste 450 m2
  5. de bouwhoogte van bestaande bedrijfsverzamelgebouwen bedraagt ten hoogste de, ten tijde van het ontwerp van dit plan, reeds aanwezige bouwhoogte;
  6. ter plaatse van de functieaanduiding “(nb)”, bedraagt de goothoogte van een gebouw ten hoogste 6 meter;
  7. ter plaatse van de functieaanduiding “(sbt-k)”, bedraagt de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw ten minste 7 meter; 
  8. ter plaatse van de bouwaanduiding “[sba-3]” bedraagt de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw ten minste 7,5 meter; 
  9. ter plaatse van het figuur “gevellijn” moet een gevel van een bedrijfsgebouw voor ten minste 50% in de bouwvlakgrens worden gebouwd; 
  10. indien de bedrijfsgebouwen en overkappingen niet in de zij- of achtererfgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de zij- en achtererfgrens ten minste 3 meter;
  11. ter plaatse van de bouwaanduiding “[sba-3]” bedraagt de gevelbreedte van een bedrijfsgebouw ten hoogste 25 meter;
  12. ter plaatse van de bouwaanduiding “[sba-3]” bedraagt de afstand tussen bedrijfsgebouwen ten minste 8 meter;
  13. ter plaatse van de bouwaanduiding “[sba-3]” bedraagt de afstand tussen bedrijfsgebouwen ten hoogste 15 meter;
  14. ter plaatse van de bouwaanduiding “[sba-3]” dient parkeren, laden, lossen en opslag achter het figuur “gevellijn” te worden gesitueerd;
  15. ter plaatse van de bouwaanduiding “[sba-3]” dienen hekwerken hoger dan 1 meter ten minste 10 meter achter het figuur “gevellijn” te worden gesitueerd;
  16. ter plaatse van de functieaanduiding “(sdh-bwm)” is een hoogteaccent aan de voorgevel van het hoofdgebouw toegestaan, mits: 
    • de bouwhoogte ten hoogste 15 meter bedraagt;
    • de breedte ten hoogste 20% van de breedte van het hoofdgebouw bedraagt;
    • de oppervlakte ten hoogste 300 m2 bedraagt.
  17. ter plaatse van de functieaanduiding “(sdh-bwm)” mag de maximale bouwhoogte worden overschreden door maximaal twee lichtpiramides, mits bouwhoogte ten hoogste 14 meter bedraagt.
3.2.2 Bedrijfswoningen
In aanvulling op het bepaalde onder 3.2.1 gelden voor bedrijfswoningen en bijbehorende aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en erkers de volgende regels:
  1. ter plaatse van de bouwaanduiding “
    [sba-1]
    ” is uitsluitend een grondgebonden bedrijfswoning toegestaan;
  2. herbouw en/of vergroting van bedrijfswoningen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de bouwaanduiding “
    [sba-1]
    ”;
  3. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 600 m3;
  4. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 6 meter;
  5. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 10 meter;
  6. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding “(t)”, waarbij de minimale afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw 2 meter bedraagt;
  7. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van de oppervlakte ter plaatse van de functieaanduiding “(bw)” zonder de bouwaanduiding “
    [sba-1]
    ”, tot een maximum van 50 m2;
  8. indien de oppervlakte ter plaatse van de functieaanduiding “(bw)” zonder de bouwaanduiding “
    [sba-1]
    ” meer dan 100 m2 bedraagt, mag bij de maximale oppervlakte van 50 m2 een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m2;
  9. indien niet in de erfafscheiding wordt gebouwd bedraagt de afstand tot de erfscheiding ten minste 1 meter;
  10. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 3 meter of 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  11. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 4 meter;
  12. de goothoogte van vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  13. de bouwhoogte van vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 meter;
  14. de diepte van een aan- en uitbouw bij een vrijstaande woning, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt ten hoogste 5 meter;
  15. de diepte van een aan- en uitbouw bij een aaneengebouwde of half vrijstaande woning, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  16. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  17. erkers zijn uitsluitend toegestaan binnen de functieaanduiding “(t)” en/of de bouwaanduiding “
    [sba-1]
    ”;
  18. de diepte van een erker bedraagt ten hoogste 1/3 van de afstand van de voorgevel tot de voorste perceelsgrens met een diepte van maximaal 1,50 meter;
  19. de breedte van de erker bedraagt ten hoogste 2/3 van de breedte van de gevel;
  20. de bouwhoogte van de erker bedraagt ten hoogste 3 meter of 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning met een maximum van 4 meter;
  21. de afstand van de voorzijde van de erker tot de openbare weg bedraagt ten minste 1,5 meter.
3.2.3 Woonwagenstandplaats
In aanvulling op het bepaalde onder 3.2.1 geldt ter plaatse van de functieaanduiding “(wp)” de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van een woonwagen bedraagt ten hoogste 4 meter;
  2. indien de bestaande vergunde maten ten dienste van de functieaanduiding meer bedraagt dan de maten als genoemd onder 3.2.2 lid k., dan mag maximaal tot en met de bestaande maten worden teruggebouwd.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste:
    1. erfafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg:1 meter;
    2. erfafscheidingen elders: 2 meter;
    3. vlaggenmasten: 5 meter;
    4. portaalkranen: 8 meter;
    5. silo's: 12 meter;
    6. reclamezuilen- of constructies: 10 meter;
    7. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: 3 meter. 
  2. ter plaatse van de aanduiding "(nb)" bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten hoogste 60 meter; 
  3. ter plaatse van de functieaanduiding “(sb-2)” bedraagt de bouwhoogte van schoorstenen ten hoogste 40 meter;
  4. ter plaatse van de functieaanduiding “(sdh-bwm)” bedraagt de bouwhoogte van pilaren ten hoogste 15 meter, mits ondergeschikt aan het hoofdgebouw.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de situering van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
  1. de onderlinge afstand tussen de gebouwen ten minste 3 meter moet bedragen;
  2. daardoor de gebruikswaarde van het bedrijventerrein niet onevenredig wordt geschaad;
  3. daardoor geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak zoals aangegeven in de regels of op de planverbeelding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken voor bouwpercentages
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op intensief ruimtegebruik, bij een omgevingsvergunning afwijken van het op de planverbeelding aangegeven bebouwingspercentage tot een maximum van 90% ten behoeve van, al of niet onder peil, te integreren parkeervoorzieningen.
3.4.2 Afwijken voor bouwhoogtes
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 voor het vergroten van de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bouwhoogte, met dien verstande dat:
  1. de bouwhoogte tot ten hoogste 10 meter mag worden vergroot;
  2. er zich geen stedenbouwkundige redenen mogen verzetten tegen toepassing van deze afwijking;
  3. er moet voldaan worden aan de parkeernorm, zoals opgenomen in het Westlands Verkeer en Vervoerplan;
  4. de afwijking er niet toe mag leiden dat de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende erven in onevenredige mate worden aangetast.
3.4.3 Afwijken voor bouwhoogtes bij een bedrijfsverzamelgebouw
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 voor het vergroten van de bestaande bouwhoogte, met dien verstande dat:
  1. de bouwhoogte tot ten de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bouwhoogte mag worden vergroot;
  2. de vergroting over het gehele bedrijfsverzamelgebouw plaatsvindt;
  3. er zich geen stedenbouwkundige redenen mogen verzetten tegen toepassing van deze afwijking;
  4. er moet voldaan worden aan de parkeernorm, zoals opgenomen in het Westlands Verkeer en Vervoerplan;
  5. de afwijking er niet toe mag leiden dat de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende erven in onevenredige mate worden aangetast.
3.4.4 Afwijken voor bouwhoogtes bij een bijgebouw van een bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 met dien verstande dat:
  1. de bouwhoogte tot ten hoogste 5 meter mag worden vergroot;
  2. de afwijking er niet toe mag leiden dat de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende erven in onevenredige mate worden aangetast.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Gebruik van gebouwen
Met betrekking tot het gebruik van de gebouwen gelden de volgende regels:
  1. bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  3. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  4. onzelfstandige kantoren zijn toegestaan, mits het bedrijfsvloeroppervlak ten hoogste 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak bedraagt tot een maximum van 3.000 m2;
  5. ter plaatse van de functieaanduiding “(k)”: een zelfstandig kantoor met een bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste het, ten tijde van het ontwerp van dit plan, reeds aanwezige bedrijfsvloeroppervlak;
  6. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering ter plaatse van de functieaanduidingen “(dhv)”, “(sbt-dhv)”, “(sdh-bwm)”, “(sdh-vvp)” en “(sdh-wh)”;
  7. leisure is niet toegestaan;
  8. showrooms zijn niet toegestaan, tenzij sprake is van een vergunde, afwijkende situatie;
  9. internetwinkels zijn toegestaan, indien er uitsluitend sprake is van een opslag- en verzendfunctie en geen gebruik wordt gemaakt van een showroom, tenzij er sprake is van een vergunde, afwijkende situatie;
  10. de uitoefening van een aan-huis-gebonden onderneming in of bij een bedrijfswoning is niet toegestaan.
3.5.2 Opslag
Het is verboden de gronden buiten het bouwvlak te gebruiken voor de opslag van goederen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1:
  1. om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in 3.1 genoemd;
  2. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in 3.1 genoemd.
3.6.2 Afwijken voor detailhandel in volumineuze goederen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.1 voor het vestigen van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, auto's, boten en caravans, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en ten behoeve van het vestigen van tuincentra en bouwmarkten indien dit een verplaatsing van een reeds binnen de gemeente Westland gevestigd bedrijf is, onder de volgende voorwaarden:
  1. het bedrijf vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstraling;
  2. het een zichtlocatie betreft of een locatie bij de entree van het bedrijventerrein;
  3. er moet voldaan worden aan de parkeernorm, zoals opgenomen in het Westlands Verkeer en Vervoerplan;
  4. er moet voldaan worden aan het vereiste van een hoogwaardige uitstraling;
  5. het niet gaat om detailhandel in wooninrichting, waaronder meubels;
  6. het gaat om de vestiging van een individueel bedrijf en er ontstaat geen nieuwe concentratie van detailhandel in volumineuze goederen;
  7. het aandeel van detailhandel in volumineuze goederen mag niet meer bedragen dan 10% van het totale oppervlak van het bedrijventerrein;
  8. de vestiging niet is gelegen binnen de functieaanduiding “(sbt-reg)”.
3.6.3 Afwijken voor nevenassortiment bij detailhandel in volumineuze goederen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.1 voor het toestaan van detailhandel in het nevenassortiment bij detailhandel in volumineuze goederen, onder de volgende voorwaarden:
  1. het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment;
  2. het nevenassortimentsdeel neemt niet meer ruimte in beslag dan 20% van het netto verkoopvloeroppervlak;
  3. uit distributieplanologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur;
  4. er is advies gevraagd van het Regionaal Economisch Overleg.
3.6.4 Afwijken voor zelfstandige kantoren
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 ten behoeve van het vestigen of uitbreiden van zelfstandige kantoren met een oppervlakte van ten hoogste 500 m2 per gebouw, onder de volgende voorwaarden:
  1. het betreft een zichtlocatie of een locatie bij de entree van het bedrijventerrein of de eerste verdieping van een gebouw;
  2. het gaat niet om een kantoor met een baliefunctie (dienstverlening);
  3. het gaat niet om een locatie op of direct aangrenzend aan milieucategorie 3.2 en hoger;
  4. menging van bedrijfsunits met kantoorunits in hetzelfde (bedrijfs-)verzamelgebouw is niet toegestaan;
  5. er moet voldaan worden aan de parkeernorm voor kantoren, zoals opgenomen in het Westlands Verkeer en Vervoerplan;
  6. er moet voldaan worden aan het vereiste van een hoogwaardige uitstraling;
  7. de vestiging niet is gelegen binnen de functieaanduiding “(sbt-reg)”.
3.6.5 Afwijken voor showrooms
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 om showrooms toe te staan, onder de volgende voorwaarden:
  1. de uit te stallen goederen behoren tot de normale bedrijvigheid/bedrijfsvoering;
  2. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 10% van het totale bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 75m2;
  3. de vestiging niet is gelegen binnen de functieaanduiding “(sbt-reg)”.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid voor een specifieke vorm van bedrij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming “Bedrijventerrein” met de functieaanduiding(en) “(dhv)”, “(ga)”, “(h)”, “(nb)”, “(ma)”, “(k)”, “(s)”, “(vml)”, “(wp)”, “(sb-ht)”, “(sbt-dhv)”, “(sbt-h)”, “(sbt-k)”, “(sdh-bwm)”, “(sdh-vvp)" en “(sdh-wh)”te wijzigen in de bestemming “Bedrijventerrein” zonder aanduiding(en), indien de betreffende activiteit ter plaatse is beëindigd.
 
3.7.2 Wijzigingsbevoegdheid voor een bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming “Bedrijventerrein” met defunctieaanduidingen “(bw)” en “(t)” en de bouwaanduiding  “
[sba-1]
” te wijzigen in de bestemming “Bedrijventerrein” zonder aanduiding(en), indien de woning ten behoeve van de bedrijfsvoering van een bedrijf is of wordt gesloopt.