Plan: | Amalia van Solmsstraat nabij 53 te Honselersdijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1783.abp00000009g02-VA01 |
In navolg van een Quick-scan verzoek (W-QS-2019-0504) is voor de bouw van een vrijstaande woning op een gedeelte van het perceel Amalia van Solmsstraat nabij 53 te Honselersdijk een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend.
Situatiekaart met ligging te bouwen woning (gearceerd)
Het perceel Amalia van Solmsstraat nabij 53 te Honselersdijk heeft een totale oppervlakte van ca. 506m2. en is momenteel bebouwd met een vrijstaande schuur. Voorgesteld is om de schuur te slopen en op de hiermee vrijgekomen locatie een tweelaagse woning met een kap terug te bouwen. De woning heeft een goot- en nokhoogte van 5,99 meter respectievelijk 8,99 meter en beschikt over twee parkeerplaatsen op eigen terrein.
Het ten zuiden van de Prinsegracht binnen de kern van Honselersdijk gelegen projectgebied is kadastraal bekend gemeente Naaldwijk, sectie B nummer 1266 (ged.).
Fragment luchtfoto met ligging project
De gronden van het binnen het bestemmingsplan 'Kern Honselersdijk' gelegen projectgebied hebben ingevolge artikel 7 de bestemming 'Gemengd - 2' en ingevolge artikel 21 de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1'.
Fragment plankaart met ligging project
Gebruik
Ingevolge artikel 7.1 zijn de voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden bestemd voor:
Het gebruik van de gronden ten behoeve van het wonen in een woning en parkeren is in overeenstemming met voormeld artikellid.
Bouwen
Ingevolge artikel 7.2.1. worden hoofdgebouwen binnen het bouwvlak gebouwd.
Ter plaatse van het projectgebied zijn geen bouwvlakken opgenomen en derhalve in strijd met voormeld artikellid.
Ingevolge artikel 21.2 mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en)- met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad (samenvatting).
Ten behoeve van de ontwikkeling is een archeologisch onderzoek benodigd.
Ingevolge artikel 3.1 van het paraplubestemmingsplan 'Parkeernormen' is het gebruik van gronden en bouwwerken slechts toegestaan als op eigen terrein voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid. Het beoogde project is getoetst aan de beleidsregel 'Parkeernormering gemeente Westland 2018'. Parkeren vindt plaats op eigen terrein waardoor het project voldoet aan deze beleidsregel en is daarmee in overeenstemming met voornoemd artikellid.
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.
Structuurvisie Westland 2025-Perspectief 2040
De op 17 december 2013 vastgestelde Structuurvisie Westland 2020 en Perspectief 2040 bieden het toekomstig ruimtelijk kader van de gemeente in woord en beeld. In het in dialoog met de samenleving tot stand gekomen perspectief 2040 staan de ambities en kernwaarden met het hieraan gekoppelde toetsingskader voor de ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente Westland beschreven. Naast de ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen bieden voormelde documenten ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, de glastuinbouwsector en economische voorzieningen.
- Relatie met het plangebied
Volgens de structuurvisie is het plangebied aangewezen als dorpskern. Binnen dit gebied dient een groot deel van de woningbouwproductie opgevangen te worden. Deze verdichting komt mede voort uit het vergroten van het draagvlak voor het voorzieningenniveau en het behouden van duurzaam glas in het buitengebied. De voorgestane ontwikkeling waarbij een woning binnen de kern van Honselersdijk gebouwd kan worden past hier binnen.
Fragment structuurplan met ligging planlocatie
Woonvisie Westland 2030
De Woonvisie Westland 2030, die door de raad van de gemeente Westland is vastgesteld op 26 januari 2016, is een actualistatie van de Woonvisie Westland 2020 en richt zich op het deelonderwerp "Wonen" van de Structuurvisie Westland.
- Karakter en functie woonvisie
De woningmarkt is continu in beweging. Dit verdraagt geen strak gedetailleerd programma, maar een kader voor beslissingen. De woonvisie biedt het kader voor besluiten over programma's, inzet van middelen en capaciteit en geeft richting aan het handelen van de gemeente en haar partners. De woonvisie is in overleg met de woningcorporaties tot stand gekomen en via een discussiebijeenkomst met andere partners op volkshuisvestingsgebied besproken.
- Prioriteiten en uitgangspunten van de woonvisie
De huidige woonvisie Westland richt zich op het woonbeleid van Westland over de periode tot 2030. De uitgangspunten van deze woonvisie zijn als volgt:
Qua ambities omvat de Woonvisie, dat:
Het toevoegen en inbreiden van een woning aan de kern van Honselersdijk past binnen de uitgangspunten en ambities van de woonvisie.
Regionaal structuurplan Haaglanden
Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc..
De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. Een project waarmee een woning binnen stads en dorpsgebied mogelijk gemaakt wordt past binnen het regionale beleid.
Het omgevingsbeleid Zuid-Holland is op 1 april 2019 in werking getreden. In het Omgevingsbeleid is al het bestaande provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. Omdat onderdelen uit het Programma ruimte naar het visiedeel zijn omgezet, is het resterende deel hiervan nu onderdeel van het Omgevingsbeleid. Het gehele Omgevingsbeleid is alleen redactioneel gewijzigd, de beleidsinhoud is niet veranderd.
Het beleid is eenvoudiger, transparanter en toegankelijker gemaakt voor initiatiefnemers in Zuid-Holland. Al het sectorale beleid is samengevoegd in een digitaal systeem, dubbele teksten zijn er uit gehaald en samenhang is inzichtelijker gemaakt. Hiermee is een einde gekomen aan sectorale visies en nota's. Het beleid kan nu modulair worden aangepast en daarmee kan het Omgevingsbeleid doorontwikkeld worden richting inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Met het samenbrengen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving tot 1 integraal Omgevingsbeleid sorteert de provincie voor op de Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht provincies om 1 Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening te maken.
De Omgevingsvisie bestaat uit de volgende onderdelen:
Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan wordt richting gegeven door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit onze provinciale opgaven. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de verordening. Het geheel aan bestaande beleidskeuzes, inclusief de doorwerking naar programma's en verordening, vormt het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving.
Ruimtelijke hoofdstructuur
De ruimtelijke hoofdstructuur toont de essentie en de samenhang van verschillende ruimtelijke beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie. Het integrale kaartbeeld van de ruimtelijke hoofdstructuur is opgebouwd uit de volgende kaartbeelden:
Fragment kaart Ruimtelijke hoofdstructuur
Ruimtelijke hoofdstructuur van de ondergrond
De drukte in de ondergrond neemt toe als gevolg van nieuwe mogelijkheden om de ondergrondse ruimte te benutten en de toenemende druk op de bovengrondse ruimte. Dat vraagt om een actieve ordening van ondergrondse functies, afgestemd met bovengrondse ontwikkelingen, in een driedimensionale planvorming (3D-ordening).
De ruimtelijke hoofdstructuur van de ondergrond toont indicatief en informatief de huidige ruimtelijke situatie van de ondergrond en strategische doelstellingen voor de ondergrond. De kaart verbeeldt de grotere ondergrondse infrastructuur van bovenlokaal belang én de gebieden met een specifieke betekenis vanuit een ondergronds belang. Onder de grote ondergrondse infrastructuur van bovenlokaal belang zijn meegenomen de (buis)leidingen, warmtenetwerken, tunnels in het openbaar vervoer en wegennetwerk. Gebieden met een specifiek ondergronds belang hebben betrekking op de bescherming/reservering voor de drinkwatervoorziening, de ambitie voor bodemenergie, de stimulering van ondergrondse waterberging, aardkundige waarden en hoge archeologische waarden.
Fragment kaart Ruimtelijke hoofdstructuur ondergrond
Programma Ruimte
Een nieuwe versie van het Programma ruimte is gelijktijdig met de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld en in werking getreden. Het nieuwe Programma ruimte heeft een iets andere opzet gekregen dan voorheen. Er is gekozen om het algemene beleid zoveel mogelijk bij elkaar te zetten in de Omgevingsvisie. Een deel van het beleid uit het oude Programma ruimte is daarom overgezet naar de Omgevingsvisie. Het resterende deel van het Programma ruimte bevat vooral locatie specifieke en programmatische gegevens. Het gaat om een nadere invulling en uitwerking van een aantal ruimtelijk relevante onderdelen van de Omgevingsvisie. De voorliggende locatie is gelegen binnen bestaand stads- en dorpsgebied en voldoet aan de definitie van bestaand stads- en dorpsgebied in de Omgevingsverordening.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.
Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.
De bouw van een woning op het perceel Amalia van Solmsstraat nabij 53 te Honselersdijk is in overeenstemming met de beleidskaders van de verschillende overheden.
De Amalia van Solmsstraat maakt onderdeel uit van één van de binnen de kern Honselersdijk gelegen karakteristieke deelgebieden i.c. deelgebied De Hofstraat. De Hofstraat vormde van origine een van de belangrijkste verbindingen tussen Naaldwijk en Honselersdijk. In voornoemd gebied zitten sterke historische verwijzingen, zoals de Nederhof en de woningen Hofstraat 60 t/m 64.
Situatie Amalia van Solmstraat met ligging project (gearceerd)
De wijk is vrij compact opgebouwd rondom de Amalia van Solmsstraat, dit is een eenrichtingsstraat die bestaat uit een rijloper voor eenrichtingsverkeer met langsparkeren en afwisselend aan een of twee zijden een loopstrook. De straat kenmerkt zich door het smalle profiel, aan weerszijden hiervan staan woningen met de voorkanten richting de straat georiënteerd. De uiterlijke kenmerken van de woningen in deze buurt zijn zeer gevarieerd, waarbij de hoogte wisselt tussen de 1 à 2 bouwlagen plus een schuine kap. In het midden van de buurt en tevens naast de projectlocatie ligt een parkeerkoffer met een speeltuintje.
Het slopen van een midden in de woonwijk gelegen vervallen schuur en het terug bouwen van een woning op de hierdoor vrijgekomen locatie die in architectonische zin goed aansluit bij de omliggende woningen geeft een goede impuls aan de woonkwaliteit van dit gedeelte van de woonwijk.
De projectlokatie is gelegen op een hoek van de Amalia van Solmsstraat én een openbare parkeerkoffer (zie situatietekening paragraaf 2.2.). Hierbij is de op de Amalia van Solmsstraat georiënteerde voorgevel van de beoogde woning circa 5 meter achter de voorgevelrooilijn gesitueerd. Hoewel het ruimtelijk beleid gericht is op het voorkomen van het creëeren van een tweede, naar achter verspringende voorgevellijn is het in de hiervoor beschreven specifieke situatie ruimtelijk verantwoord om de voorgevel van de beoogde woning ten opzichte van de woning Amalia van Solmsstraat 53 op de voorgestelde wijze naar achter te laten verspringen.
Bezonning
Om inzicht te geven in de bezonning van de omliggende gebouwen en gronden is een bezonningsstudie uitgevoerd (Bezonningsstudie: Nieuwbouw woning Amalia van Solmsstraat, Butek Bouwkundig Adveisbureau, kenmerk 2019054, datum 27 januari 2020). De studie geeft een indicatie van de mogelijke schaduwwerking op omliggende gebouwen op verschillende representatieve tijdstippen van het jaar. In de studie is voor de dagen 19 februari, 21 juni en 21 oktober de bezonningssituatie voor de tijdstippen 9.00, 12.00 en 15.00 uur in beeld gebracht.
Uit de studie komt naar voren dat op 19 februari tussen 12:00 en 15:00u, 21 juni rond 18:00u en op 21 oktober rond 12:00u en tussen 15:00 en 18:00u er in de achtertuin en op de zijgevel van één woning sprake is van enige schaduwwerking. Voor de overige momenten is er geen sprake meer van extra schaduwwerking op omliggende woningen. Gelet op het voorgaande is de schaduwwerking als gevolg van het project niet dusdanig dat er sprake is van een onaanvaardbare achteruitgang van het woon- en leefklimaat van omliggende woonpercelen. De extra schaduw richting de directe omgeving kan derhalve als evenredig bevonden worden.
Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018
In de vergadering van burgemeester en wethouders van 16 januari 2018 is de 'Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018' vastgesteld. Hiermee vervalt de verwijzing naar het WVVP. In het beleid is de parkeernormering van de gemeente Westland geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de meest recente kerncijfers van het CROW (landelijke richtlijnen).
Ingevolge de Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018 geldt voor een vrijstaande woning in schil dorpscentrum 2,3 parkeerplaatsen waarvan 0,3 openbaar.
Plattegrond vrijstaande woning met ligging parkeerplaatsen eigenterrein.
De beoogde woning beschikt over 2 parkeerplaatsen op het eigen terrein. De (theoretische) behoefte van 0,3 parkeerplaats openbaar kan in de omgeving opgevangen worden.
In de voorliggende paragraaf is het bestemmingsplan getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking, als neergelegd in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening en specifiek artikel 2.1.1 van de Verordening ruimte 2014 (geconsolideerd, in werking per 19 januari 2018) van de provincie Zuid-Holland. Bij de beoordeling of de Ladder voor duurzame verstedelijking toegepast moet worden op het voorliggende bestemmingsplan, dient bepaald te worden of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Indien er sprake is van de ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het ministerie van IenM heeft hiervoor een handreiking opgesteld: http://ladderverstedelijking.minienm.nl/. Hierin staat welke aspecten van belang zijn bij de motivering van de 3 stappen (treden van de ladder).
In de in paragraaf 3.1.1. genoemde handreiking is geen ondergrens gegeven aan wat nog een 'stedelijke ontwikkeling' genoemd wordt. Op basis van onderstaande jurisprudentie blijkt dat één of enkele woningen niet gezien worden als een stedelijke ontwikkeling:
Het begrip "woningbouwlocatie" (zoals in artikel 1.1.1 Bro in de omschrijving van het begrip "stedelijke ontwikkeling" is opgenomen) is niet nader gedefinieerd. Gelet op de kleinschaligheid van de woningbouw die in bovenstaande jurisprudentie centraal staat, is de Afdeling van oordeel "dat deze gevallen niet voorzien in een woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1 Bro. Deze gevallen kunnen dan ook niet aangemerkt worden als een "Stedelijke ontwikkeling".
In dit bestemmingsplan is sprake van het mogelijk maken van een extra bouwvlak voor een woning. Deze kleinschalige bebouwing kan op basis van de aangehaalde jurisprudentie beschouwd worden als een ontwikkeling, die niet valt onder een stedelijke ontwikkeling, zoals bedoeld in artikel 1.1.1, lid 1 Bro. Een onderbouwing van de Ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet benodigd voor dit project.
Het aspect Ladder voor duurzame verstedelijking vormt geen belemmering voor het plan.
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de aanwezige functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.
Voor het projectgebied is de milieuzonering voor het project en omliggende functies onderzocht (Onderzoek Bedrijven en Milieuzonering, plangebied Amalia van Solmstraat nabij 37 te Honselersdijk, Aqua Terra Nova, rapportnr: 191110AQT303PB BMZ, datum 28 januari 2020).
Bedrijven en Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies (zoals bijvoorbeeld woningen):
a. ter plaatse van deze gevoelige functies een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
b. rekening gehouden wordt met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van in de nabijheid gelegen bedrijven.
Op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' kan bepaald worden in hoeverre de inrichtingen en bedrijven beperkend kunnen zijn om in hun omgeving een goed woon- en leefmilieu tot stand te kunnen brengen. IHiervoor zijn in voornoemde publicatie per (milieu)categorie richtafstanden genoemd die aangehouden kunnen worden ten einde de hinderlijke invloed van bedrijfsactiviteiten op gevoelige functies te beperken.
Hiervoor zijn een zestal milieucategorieën onderscheiden. Per milieucategorie is een richtafstand opgenomen, welke ten opzichte van de in de omgeving gelegen gevoelige bestemmingen aangehouden moeten worden. Deze richtafstand is gebaseerd op de als gevolg van de bedrijfsactiviteiten te verwachten milieuhinder (door geur, geluid, stof of gevaar). De VNG heeft in voornoemde richtlijn richtafstanden voor milieubelastende functies gegeven zoals deze gelden ten opzichte van een "rustige woonwijk" en ten opzichte van een "gemengd gebied".
De in het bestemmingsplan bestemde en de op de bestemming daadwerkelijk plaatsvindende activiteit is getoetst aan de in de VNG publicatie opgenomen richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten voor "gemengd gebied" en aan de Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging (bijlage 4 VNG-publicatie).
Uit de toets is naar voren gekomen dat de beoogde woning niet binnen de in de publicatie opgenomen richtafstanden is gelegen. De in de omgeving aanwezige bedrijfsactiviteiten leiden niet tot een aantasting van een goed woon- en leefklimaat bij de nieuw te bouwen woning op de voorliggende projectlocatie. Omgekeerd leidt de bouw van de woning op de voorliggende locatie niet tot een belemmering van de bedrijfsactiviteiten van nabij gelegen bedrijven. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt dan ook geen belemmering voor het voorliggende project.
Geur
Ten aanzien van het aspect geur van het naastgelegen horeca bedrijf wordt op de afvoerpijp van de horecainrichting een ontgeuringsinstallatie aangebracht.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering om van de bestemming af te wijken.
Wet geluidhinder
Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.
Industrielawaai
ingevolge de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” dient tussen een eetcafe en een woning een richtafstand van ten minste 10 meter aangehouden te worden. In de voorliggende situatie is de nieuwe woning binnen de voor het eetcafe Bij ’t Hof aan te houden zone van 10 meter gelegen. Gelet op het voorgaande heeft akoestisch onderzoek plaatsgevonden (Akoestisch onderzoek Geluidsbelasting vanwege Café Bij ‘t Hof op nieuwe woning naast Amalia van Solmsstraat 37 te Honselersdijk; Aqua Terra Nova; Rapportnummer : 20045555-20201138i-1; datum 25 maart 2020).
Uit het onderzoek komt naar voren dat in de huidige situatie de richtwaarde van 50 dB(A) uit stap 3 van de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” alsmede het geluidsvoorschrift van 50 dB(A) etmaalwaarde uit het Activiteitenbesluit op de gevels van de nieuwe woning overschreden worden. Maatgevend hierbij zijn de aan de achterzijde van het café gelegen koelmotoren.
In het geval dat de koelmotoren naar binnen (i.c. van de nieuwe woning af) geplaatst worden kan aan de richtwaarde van 50 dB(A) voor het gebiedstype “rustige woonwijk” uit stap 3* van de publicatie én aan het geluidsvoorschrift van 50 dB(A) etmaalwaarde uit het Activiteitenbesluit. voldaan worden.
Op 11 mei 2020 is het akoestisch onderzoek beoordeeld door de Omgevingsdienst Haaglanden en akkoord bevonden.
Het aspect industrielawaai vormt ( geen) belemmering om van de bestemming af te wijken.
Wet luchtkwaliteit
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer). De Wlk bevat grenswaarden voor
zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxide, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | Geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 ìg/m³ | 2010 t/m 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 48 ìg/m³ | |
jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 75 ìg/m³ | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
De ontwikkeling van een woning is op grond van het 'Besluit niet in betekenende mate' aan te merken als een project dat valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. Toetsing aan de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit is dan ook niet nodig.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering om van de bestemming af te wijken.
Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico's van deze risicovolle activiteiten te reguleren.
Voor dit bestemmingsplan is toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de daarop gestoelde regelingen vereist. Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht worden genomen tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de betreffende regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (iso)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord - worden omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.
Uit de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt, dat in de omgeving van het projectgebied geen risicobronnen aanwezig zijn.
Fragment Risicokaart.nl
Verkennend onderzoek transport van gevaarlijke stoffen over de weg
Vervoer van gevaarlijke stoffen vindt plaats over:
• de weg N213 gelegen op circa 710 meter afstand ten zuiden van het projectgebied;
• de weg N222 gelegen op circa 2400 meter afstand ten oosten van het projectgebied.
Verkennend onderzoek inrichtingen
Uit de risico-inventarisatie blijkt dat er zich binnen een straal van 1 kilometer geen relevante risicobronnen bevinden.
Verkennend onderzoek buisleidingen
Op circa 96 meter afstand ten zuidwesten van het projectgebied is een hogedruk aardgasleiding gelegen.
Verkennend onderzoek ondergrondse explosieven
Op de Explosievenkaart van de gemeente Westland zijn gebieden aangegeven waar een verhoogd risico aanwezig is van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. De kaart geeft in grove lijnen verdachte gebieden aan, maar geeft geen indicatie van de aard, omvang en risico. Uit de explosievenkaart van de gemeente Westland blijkt dat het projectgebied geen verdachte locatie is voor wat betreft explosieven
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering om van de bestemming af te wijken.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
Waterwet.
Nationaal waterplan
Provinciaal:
Provinciaal Waterplan;
Visie Ruimte en Mobiliteit;
Verordening Ruimte en de waterverordening Zuid-Holland.
Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.
Nationaal Waterplan
Op 10 december 2015 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie sluit aan op de uitgangspunten van het Nationaal Waterplan en vult deze op onderdelen aan. Uitgangspunten zijn het verbeteren van de waterkwaliteit, het voorkomen van wateroverlast, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
Provinciaal beleid
Het provinciaal waterbeleid voor de periode 2016-2021 bestaat uit: de Visie Ruimte en Mobiliteit, Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) 2016 - 2021 en onderdelen van het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015.
In de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) zijn de ruimtelijke componenten opgenomen van het waterbeleid. Hoofdstuk 4 geeft de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid:
De doelen, maatregelen en afspraken voor de kwaliteit van het water van grond- en oppervlakte water zijn opgenomen het Stroomgebied beheerplan Rijn-West 201-2015 (SGB-1). Voor opvolgende periode 2016-2021 is het SGB-2 op 22 december 2014 gereedgekomen. De invulling van de verantwoordelijkheid in dit SGB-2 is vastgelegd in de KRW 2016-2021.
Het Waterplan Zuid-Holland 2015 was van kracht tot 22 december 2015. Op grond van artikel 48 Waterwet moet het plan om de zes jaar door de Provinciale Staten worden herzien. Het is niet noodzakelijk om een nieuw plan vast te stellen. Voldaan kan worden met het nemen van een planherzieningsbesluit. Dit besluit is genomen op 29 juni 2016 en bekend gemaakt op 8 juli 2016.
De onderdelen 'Waarborgen waterveiligheid (hoofdstuk 4)' en 'Realiseren mooi en schoon water (hoofdstuk 5)' en 'operationeel grondwaterbeleid (bijlage 7)' van het Waterplan 2015 blijven van kracht.
De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (Visie Ruimte en Mobiliteit), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (Verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (Uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn bijvoorbeeld regels opgenomen met betrekking tot regionale keringen in bestemmingsplannen. Daarnaast is de Waterverordening Zuid-Holland van belang. Daarin zijn onder meer veiligheidsnormeringen voor regionale keringen en waterkwantiteitsnormen opgenomen. De waterkwantiteitsnormen geven aan, waar de regionale wateren met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit op ingericht moeten zijn. Deze normen definiëren de gemiddelde overstromingskans vanuit het oppervlaktewater per jaar van daarbij aan te wijzen gebieden. Het beschermingsniveau verschilt per vorm van landgebruik en is gerelateerd aan de economische waarde van landgebruik en de te verwachten schade bij overstromingen. De waterkwaliteitsnormen zijn gerelateerd aan het landgebruik en daarmee bepalend voor de mogelijkheden, die het bestemmingsplan biedt.
De provincie heeft samen met de gemeente Den Haag en Westland een Visie Vaartenland opgesteld, een visie op hoe de vaartenstructuur in Westland en Den Haag recreatief/toeristisch en economisch elkaar kan versterken. Het project Westlandse Waterlijnen heeft de provincie in samenwerking met heel veel stakeholders uit het gebied ten westen van het Rijn-Schiekanaal opgesteld (Westland, Den Haag, Delft, Midden-Delfland, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis). Dit heeft een wensenlijst met een soort top 5 opgeleverd, met betrekking tot versterking van de vaarrecreatie en economische spin-off, waar burgers, verenigingen en ondernemers hun zinnen op hebben gezet. Verder is in de Visie Ruimte en Mobiliteit aangegeven dat de juridische borging en versterking van het vaarnetwerk overgedragen is aan de gemeenten die hierop hun lokale beleid en bestemmingsplannen moeten aanpassen.
Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitgezette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kerntaken vanzelfsprekend voorop:
Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leefomgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheergebied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.
De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:
Flexibel en duidelijk: Partners komen een flexibel waterschap tegen die rol en houding afstemt op basis van vraagstukken die voorliggen. Duidelijke kaders worden neergezet, zoals financieel gezond en bijdragen aan toekomstbestendig waterbeheer, maar dogma's zijn er niet. Dit betekent dat er in de werk- en beleidsprocessen van de ambtelijke organisatie en bij bestuurlijke besluitvorming binnen de wettelijke mogelijkheden voldoende ruimte moet zijn om maatwerk te leveren. Innovatie fungeert daarbij als aanjager om te blijven vernieuwen, mee te bewegen met veranderingen en te voorkomen dat het waterschap statisch wordt.
In 2007 (herzien in oktober 2018) is een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De watertoets berust op twee uitgangspunten:
De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:
Gemeentelijk beleid
Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.
Ten behoeve van de waterhuishouding is voor het project een watertoets uitgevoerd (Waterstudie Amalia van Solmsstraat te Honselersdijk, Aqua Terra Nova; rapportnummer 191110/Aqua Terra Nova 302/ RSj WT, datum 12 augustus 2019). In de waterstudie is getoetst aan de "Handreiking Watertoets" en op de navolgde thema's van de Beleidsnota "Beperken en voorkomen wateroverlast" (2014) van het Hoogheemraadschap van Delfland.
Veiligheid en waterkeringen
Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op het (veilig) functioneren en het beheer en onderhoud van waterkeringen. Om die reden is het van belang, dat initiatiefnemers van ruimtelijke plannen rekening houden met de effecten van die plannen op de aanwezige waterkeringen.
In de legger van het Hoogheemraadschap van Delfland zijn de ligging en de minimale afmetingen van de waterkeringen vastgelegd. Rondom de keringen is een keurzone vastgesteld. Deze bestaat uit het waterstaatswerk (de daadwerkelijke kering) en een beschermingszone. Binnen het waterstaatswerk en de beschermingszone zijn op basis van de Keur Delfland beperkingen gesteld aan activiteiten die het waterkerend vermogen van de kering nu en in de toekomst kunnen aantasten.
Uitsnede Leggerkaart Hoogheemraadschap Delfland 'Legger Regionale Waterkeringen'
In en direct rondom het projectgebied zijn geen watergangen. Rondom het projectgebied is geen regionale waterkering gesitueerd en is het project is ook niet gelegen in een beschermingszone
Waterkwantiteit
Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur met voldoende mogelijkheden voor waterberging. Dit streven heeft uiteindelijk tot doel wateroverlast voor de nieuwe en de al aanwezige functies in het gebied te voorkomen. Bij het voorkomen van wateroverlast en het verwerken van hemelwater hebben perceeleigenaar, gemeente en Delfland elk een verantwoordelijkheid. De perceeleigenaar moet het hemelwater zoveel mogelijk zelf verwerken en vasthouden bij de plaats waar het valt, bijvoorbeeld een (slimme)regenton. De gemeente draag zorg voor de inzameling en verwerking van het afstromend hemelwater. Dit betekent, dat de gemeente in eerste instantie en initiatiefnemers/perceel eigenaren inspanning moet doen om dit hemelwater vast te houden of terug te brengen in de bodem. Vervolgens kan het (al dan niet na zuivering) worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Delfland is vervolgens verantwoordelijk voor de ontvangst van hemelwater in het oppervlaktewater.
Het voorliggende project betreft het slopen van alle erfbebouwing en het terug bouwen van een woning afwijken van de bestemming voor het herbouwen van een woning. Ten behoeve van het voornoemde is de watersleutel ingevuld. Uit de watersleutel komt naar voren dat er voor het project geen watercompensatie benodigd is.
Voorkomen van wateroverlast
Volgens de provinciale verordening is het beschermingsniveau tegen wateroverlast voor wonen eens in de 100 jaar, voor bedrijfsterreinen eens in de 50 jaar en voor agrarisch, eens in de 10 jaar. Bij kleinschalige bestemmingswijzigingen wordt het watersysteem echter niet aangepast. Daarom wordt nadrukkelijk geadviseerd om, zover mogelijk, de praktijksituatie hierop aan te passen. Dit kan bijvoorbeeld door het maaiveld ter plekke van de woning voldoende op te hogen. Meer informatie hierover is te vinden in de Handreiking watertoets voor gemeenten, de meest actuele versie van deze handreiking is te vinden op de website www.hhdelfland.nl/overheid/ruimtelijke-plannen.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
In het kader van de herstructurering wordt er gestreefd naar het zoveel mogelijk benutten van kansen en voor het verbeteren van de watersysteemkwaliteit en de ecologie. Ten aanzien van de KRW maatregelen moet er rekening worden gehouden met de afspraken uit de Bestuursovereenkomst KRW Delfland en de afspraken die op dit moment gemaakt worden voor het Stroomgebiedbeheersplan 2015-2021. Het boezemsysteem van Delfland maakt onderdeel uit van de KRW waterlichamen. Delfland en gemeenten zijn in de KRW Delfland overeengekomen om de toestand van de waterlichamen te verbeteren. Onderdeel van deze overeenkomst is dat daar waar langs waterlichamen ruimtelijke mogelijkheden zijn om invulling te geven aan de KRW-opgave, deze worden benut, en dat bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt onderzocht of een deel van de ruimtelijke KRW-opgave hieraan kan worden gekoppeld. In het Waterplan Westland is aangegeven dat als er ruimte is, er een natuurvriendelijke oever moet worden aangelegd. En als er geen ruimte is maar wel dynamiek, kansen worden benut. Daarnaast mogen ruimtelijke ontwikkelingen niet leiden tot een verslechtering van de ecologische en chemische toestand van deze waterlichamen.
Er is geen sprake van oppervlaktewater in en direct rondom het plangebied. Het afstromend hemelwater vanaf het plangebied (daken, etc) kan doordat het niet langs vervuilde oppervlakten stroomt een gering positief effect op de waterkwaliteit hebben. Door de gedeeltelijke infiltratie van hemelwater in de bodem kan door de bodempassage eveneens een kwaliteitsverbetering plaatsvinden van het grondwater.
Onderhoud en bagger
Er zijn geen watergangen in of direct rondom het projectgebied.
Bodem en grondwater
Wanneer er ondergronds veel gebouwd wordt (denk bijvoorbeeld aan een parkeergarage) kan dit invloed hebben op de grondwaterstroming en op de drooglegging. Bij de beoogde ontwikkelingen komt er geen ondergrondse bebouwing.
Volgens de hoogtekaart van het gebied bedraagt de maaiveldhoogte momenteel ca. +0,34 mNAP. De drooglegging zit daarmee op 0,77m. Delfland adviseert een drooglegging van minimaal 1.0m. Om aan het advies van Delfland te voldoen zou het plangebied opgehoogd moeten worden.
Afvalwater en riolering
Het plan dient te voldoen aan de Leidraad Riolering West Nederland, de Leidraad aan- en afkoppelen verhard oppervlak en de Beslisboom Aan- en afkoppelen verharde oppervlakten (2003). Volgens de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Het huishoudelijk afvalwater zal middels een drukrioolstelsel aangesloten worden op het gemeentelijk rioolsysteem. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Het plangebied kan worden aangesloten op het nabijgelegen gemengd vrijverval rioolstelsel.
Het aspect water vormt geen belemmering om van de bestemming af te wijken.
Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Ter plaatse van de projectlocatie is een verkennend bodem- en asbest onderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest Amalia van Solmsstraat 37 Honselersdijk Gemeente Westland; BMA Milieu; kenmerk: VBO-VOA.2019.0127, datum 23 juli 2019) en een nader bodem onderzoek uitgevoerd (Nader bodemonderzoek Amalia van Solmsstraat nabij 37 Honselersdijk Gemeente Westland; BMA Milieu; kenmerk: VBO-VOA.2019.0267, datum 17 januari 2020). Uit de resultaten van de onderzoeken blijkt dat ter plaatse in de grond en in het grondwater overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarde zijn vastgesteld.
Op grond van de bovengenoemde onderzoeken is op 11 februari 2020 door de Omgevingsdienst Haaglanden aangegeven dat ter plaatse van het bouwplan mogelijk sprake is van verontreinigde bodem als bedoeld in artikel 2.4.1. van de Bouwverordening van de gemeente Westland.
Op grond van artikel 6.2c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) treedt de omgevingsvergunning niet in werking tot het moment waarop het bevoegd gezag heeft ingestemd met een saneringsplan, een correcte BUS-melding is ontvangen of een beschikking heeft afgegeven waarin is vastgesteld dat het geen geval van ernstige verontreiniging betreft waarvoor een spoedige sanering noodzakelijk is.
Het aspect bodem vormt na de verkrijging van de in paragraaf 3.7.2 aangegeven instemming geen belemmering om van de bestemming af te wijken.
Natuurnetwerk Nederland
Op basis van het nieuwe rijksbeleid zoals opgenomen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), heeft de provincie Zuid-Holland in december 2013 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) herijkt. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.
Bij de herijkte EHS is de prioriteit komen te liggen bij het bereiken van de doelen van de Natura-2000-gebieden en de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor wat betreft het beleidsveld Natuur richt de provincie zich niet alleen op de kwantitatieve prestaties (output: hoeveel hectare verworven en ingericht, hoeveel beheerplannen Natura 2000 vastgesteld) maar vooral ook op de effecten (outcome: de natuurkwaliteit, hoe ontwikkelt de Zuid-Hollandse biodiversiteit zich). Het voorgaande is breder dan de reikwijdte van het NNN omdat er door de provincie van uitgegaan wordt dat de bijdrage aan de biodiversiteit ook buiten de begrenzing van het NNN plaatsvindt, bijvoorbeeld het leveren van een bijdrage aan de biodiversiteit door recreatiegebieden en het agrarisch gebied.
Wet natuurbescherming
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking. De Wnb is het nieuwe wettelijke stelsel voor natuurbescherming en vervangt drie tot dan bestaande wetten, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Het beschermingsregime gaat uit van het "nee, tenzij-principe". Dit betekent dat de genoemde verbodsbepalingen in de Wnb voor bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden altijd gelden. Het afwijken hiervan is alleen onder voorwaarden toegestaan. Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor het verlenen van toestemming door middel van een vergunning, ontheffing of vrijstelling.
In de Wnb zijn bepalingen opgenomen voor de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten. Het gaat onder meer om soorten die in Nederland, maar ook in Europa in hun voortbestaan bedreigd worden. De Wnb kent drie beschermingsregimes:
Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing, vergunning of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. De bepalingen zijn samengevat in onderstaande tabel. De bepalingen voorzien in een bescherming van verblijfplaatsen, evenals de bescherming tegen verstorende invloeden. Gedeputeerde Staten van provincie Zuid-Holland kan een ontheffing verlenen van de verboden als genoemd in de artikelen 3.1, 3.5 en 3.10. van de Wnb.
Vrijstellingen
In de Wnb is een aantal algemene soorten amfibieën en zoogdieren beschermd onder de categorie "Nationale soorten", zoals gewone pad, bruine kikker en konijn. Provincie Zuid-Holland heeft bevoegdheid om bij verordening deze soorten "vrij te stellen" van de ontheffing/vergunningsplicht (Provincie Zuid-Holland, 2016). Dit betekent dat geen ontheffing nodig is voor werken gericht op ruimtelijke inrichting en ontwikkeling en beheer en onderhoud. Vrijgestelde soorten zijn niet meegenomen in deze toetsing.
Zorgplicht
De zorgplicht (artikel 1.11. Wnb) houdt in dat handelingen, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor in het wild levende dieren en planten:
1. Achterwege gelaten worden, of
2. Noodzakelijke maatregelen treft om die gevolgen te voorkomen, of
3. Deze zoveel mogelijk beperkt of ongedaan maakt
Het betreft alle in het wild levende dieren en planten. De zorgplicht dient onder meer als vangnet voor de bescherming van soorten waarvoor op grond van de Wnb geen specifiek verbod geldt. De zorgplicht is daarnaast van toepassing op beschermde gebieden.
Door Aqua Terra Nova is ter plaatse van de projectlocatie een Eco-effectscan uitgevoerd (Eco-effectscan Amalia van Solmsstraat te Honselersdijk, Aqua Terra Nova; rapportnr. 191110/AQT301FF/LvdA, datum 26 juli 2019). De Eco-effectscan heeft als doel te inventariseren of het project mogelijk in strijd is met de Wet natuurbescherming of het NatuurNetwerk Nederland. Hiervoor zijn de effecten van het project op beschermde gebieden en soorten inzichtelijk gemaakt.
Uit de scan is naar voren gekomen dat het projectgebied ongeschikt is als verblijfsplaats voor vogelsoorten met jaarrrond beschermde nesten van huismus, gierzwaluw en gebouw bewonende vleermuizen.
Natura 2000
Het projectgebied bevindt zich op circa 4,5 km van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Solleveld & Kapittelduinen'. Negatieve effecten van de werkzaamheden op het Natura-2000-gebied kunnen worden uitgesloten. Een nadere toetsing in het kader van gebiedsbescherming is niet benodigd.
NatuurNetwerk Nederland (NNN)
Het projectgebied bevindt zich op circa 2,5 km van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Negatieve effecten op het NNN kunnen worden uitgesloten. Een nadere toetsing is niet benodigd.
Ligging van het projectgebied ten opzichte van het NNN-netwerk.
Wet natuurbescherming (Wnb) beschermingsregime.
Ten aanzien van de ingevolge de Wnb in acht te nemen soortbescherming wordt verwezen naar paragraaf 6.4. van het onder paragraaf 3.7.2. genoemde en als bijlage opgenomen rapport.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering om van de bestemming af te wijken.
Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.
De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Ter plaatse van het project geldt ingevolge artikel 20 de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1 '. Gelet op deze archeologische verwachting is ten behoeve van de ontwikkeling archeologisch onderzoek uitgevoerd (Archeologisch advies Amalia van Solmsstraat naast 37 te Honselersdijk; Archeowest, kenmerk 2019.2022, datum 6 september 2019).
Uit het advies komt naar voren dat de voorgenomen werkzaamheden binnen de verstoringsgrens van 50 m² en 30 cm-mv. blijven waardoor nader archeologisch onderzoek niet benodigd is en het voldoende gewaarborgd is dat eventueel aanwezige archeologische resten in situ behouden blijven.
Het Bevoegd Gezag wijst erop dat een persoon (de uitvoerder van de grondwerkzaamheden) bij bodem- verstorende activiteiten conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016, anders dan bij het doen van een archeologisch onderzoek iets vindt (vondsten en/of grondsporen) waarvan hij/zij weet of moet vermoeden dat het een (roerend of onroerend) monument betreft dit binnen drie dagen dient te melden bij de minister van OCW. In de praktijk komt dit erop neer dat archeologische toevalsvondsten worden gemeld bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) in Amersfoort of bij de gemeentelijk archeoloog van Westland.
Deze algemene meldingsplicht is altijd van toepassing en dus ook in gebieden die bij voorbaat zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek en gebieden die na archeologisch (bureau)onderzoek zijn vrijgegeven voor ontwikkeling. Het is mogelijk dat na melding blijkt dat het om een vondst gaat waarvoor het bevoegd gezag (in deze de gemeente Westland) nader onderzoek vereist. Indien er geen melding wordt gemaakt van het aantreffen van oudheden is er sprake van een strafbaar feit.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering om van de bestemming af te wijken.
Op grond van artikel 6.12 Wro is de gemeente verplicht bij vaststelling van een bestemmingsplan of projectbesluit waarin bouwplannen zijn opgenomen als aangewezen in artikel 6.12 Wro juncto artikel 6.2.1. Bro, een exploitatieplan vast te stellen. Geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld als het verhalen van kosten anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld doordat de gemeente hierover overeenkomsten heeft gesloten met de eigenaren van de binnen het exploitatiegebied gelegen gronden, of doordat de gemeente zelf eigenaar is van bedoelde gronden. Ten behoeve van het gemeentelijk kostenverhaal is op 21 april 2020 een anterieure overeenkomst gesloten tussen de aanvrager en de gemeente, waardoor afgezien kan worden van het opstellen van een exploitatieplan.
In de periode van 30 maart 2020 t/m 27 april 2020 heeft over het voorontwerp van dit bestemmingsplan bestuurlijk overleg plaats gehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:
De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in de nota beantwoording vooroverleg reacties en is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.
Van 22 mei 2020 tot en met 2 juli 2020 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Gedurende de periode van tervisielegging zijn geen zienswijzen ingediend.