direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kerklaan 81 te Wateringen
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.abp00000008g02-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In navolg van eerder ingediende Quick-Scan verzoeken (W-QS-2011-1820 en W-QS-2012-1476) is door Bouw- en aannemersbedrijf Schouten b.v. een omgevingsvergunningsaanvraag (W-AV-2014-1204) ingediend voor het slopen van de bestaande woning met opstallen op het perceel Kerklaan 81 en het oprichten van 16 grondgebonden (starters)koopwoningen op de locatie gelegen hoek Kerklaan en Noordweg te Wateringen. Momenteel is een deel van het terrein mede informeel in gebruik voor het parkeren van ca. 6 auto's.

De beoogde nieuwe bebouwing aan de Noordweg bestaat uit een strook van zeven kleine, uit twee lagen met een kap bestaande eengezinswoningen. De beoogde nieuwe bebouwing aan de Kerklaan bestaat uit een strook van acht kleinere, uit twee lagen met kap bestaande eengezinswoningen die richting de Kerklaan beëindigd wordt met een uit vier lagen bestaande woning. De woningen hebben een goot- en nokhoogte van 5,80 meter respectievelijk 11,00 meter en het met een platdak afgewerkte hoekgebouw heeft een goothoogte van ca. 12 meter. De woningen beschikken over een voor- en achtertuin met eigen berging. Binnen het projectgebied worden 31 parkeerplaatsen aangelegd.

1.2 Ligging plangebied

Het met een vrijstaande woning en bijbehorende opstallen bebouwde projectgebied is gelegen ten noordwesten van de Noordweg en ten zuidwesten van de Kerklaan en is kadastraal bekend gemeente Wateringen, sectie A nummers 6231 en 6755 (ged.).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000008g02-VA01_0001.jpg"

Ligging projectgebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het perceel is gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan 'Kern Wateringen'. Volgens voormeld bestemmingsplan geldt ter plaatse van de projectlocatie ingevolge artikel 10 de bestemming 'Groen', ingevolge artikel 16 de bestemming 'Tuin', ingevolge artikel 18 de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' en ingevolge artikel 19 de bestemming 'Wonen', ingevolge artikel 23 de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie -2'. Wonen' en ingevolge artikel 26 de dubbelbestemmingen 'Waarde -Karakteristiek'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000008g02-VA01_0002.jpg"

Fragment plankaart bestemmingsplan 'Kern Wateringen’ met situatie projectgebied

Gebruiksregels

Ingevolge artikel 16.1 onder a. zijn de voor tuin aangewezen gronden bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

(een deel van) de gronden worden ten behoeve van het wonen en parkeren gebruikt. Het voorgaande is in strijd met voormelde gebruiksregels.

Ingevolge artikel 19.1 onder a. en b. zijn de voor water aangewezen gronden bestemd voor waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, sierwater en het verkeer te water en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, bruggen, duikers, aanlegsteigers en waterstaatkundige voorzieningen.

(een deel van) de gronden worden ten behoeve van het wonen, verkeer en het parkeren gebruikt. Het voorgaande is in strijd met voormelde gebruiksregels.

De activiteit is overigens wel in overeenstemming met de gebruiksregels van artikel 10, 18, 20, 23 en 26 van het bestemmingsplan.

Bouwregels

Ingevolge artikel 16.2.1 onderdeel a. mogen op gronden met de tuinbestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd worden met een hoogte van ten hoogste 1 meter.

Het project heeft betrekking op de bouw van 16 grondgebonden woningen met een bouw(nok)hoogte van 11 meter en is derhalve in strijd met voornoemde bouwregel.

Ingevolge artikel 20.2.1 onderdeel a. mogen hoofdgebouwen uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak.

Het project heeft betrekking op de bouw van meerdere hoofdgebouwen die deels of geheel buiten het op de planverbeelding aangegeven bouwvlak zijn geprojecteerd en is derhalve in strijd met voornoemde bouwregel.

Ingevolge artikel 30.8 onder b.1. (algemene bouwregels) mag een dakkapel aan de voorzijde niet breder zijn dan 50% van de breedte van het dakvlak.

De breedte van het dakvlak van het overgrote deel van de woningen waarop de aanvraag betrekking heeft bedraagt 5,4 meter. De maximaal toelaatbare breedte voor een dakkapel aan de voorzijde bedraagt dan 2,7 meter. De breedte van de -optionele- dakkapel die vooralsnog onderdeel uitmaakt van onderhavige aanvraag bedraagt ruim 2,8 meter en is derhalve in strijd met voornoemde bouwregel.


De activiteit is overigens wel in overeenstemming met de bouwregels van artikel 23 en 26 van het bestemmingsplan. De bouwregels van artikel 10, 18 en 19 van het bestemmingsplan zijn op onderhavige aanvraag niet van toepassing omdat op de gronden met de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Water' geen bouwwerkzaamheden zijn voorgenomen.


Mogelijkheid tot afwijken

Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheid om af te kunnen wijken van de regels.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Ruimtelijk functionele structuur

Ten aanzien van de ontwikkeling gelden de navolgende stedenbouwkundige randvoorwaarden:

  • De bebouwing dient in hoogte aan te sluiten op de naastgelegen bebouwing en dient de bestaande voorgevelrooilijn te volgen waarbij een architectonisch accent in hoogte op de hoek gewenst is;
  • De aanvraag dient te voldoen aan de geldende parkeernorm waarbij parkeren geheel op eigen terrein dient te worden opgelost en wordt bij voorkeur aan de achterzijde van het perceel ontsloten via de Van der Meerstraat/Van Catshuysenstraat;
  • De aan de zuidzijde van het perceel gelegen doorgang voor voetgangers dient gehandhaafd te blijven;
  • Extra te graven oppervlaktewater dient aan te sluiten op het reeds bestaande water.

De voorliggende ontwikkeling bestaat uit 16 grondgebonden eengezinswoningen en 31 parkeerplaatsen. De bebouwing van 2 lagen met kap sluit in hoogte en met de voorgevelrooilijn aan op de naastgelegen bebouwing en voldoet daarmee aan de opgegeven randvoorwaarde. Op de hoek van de Noordweg en de Kerklaan is de bebouwing 4 lagen hoog met plat dak. Dit deel steekt net uit boven de nok van de overige bebouwing en voldoet daarmee aan de wensen van een accent op de hoek. Het bestaande oppervlaktewater is voor de benodigde extra waterberging vergroot.

Met uitzondering van één aan de voorzijde van woning 1 gesitueerde parkeerplaats worden alle overige parkeerplaatsen ontsloten via de achterzijde van het perceel. Het aan de achterzijde op eigen terrein gelegen parkeerterrein is doelmatig ingericht waarbij de doorgang voor voetgangers gehandhaafd blijft en voldoet hiermee aan de randvoorwaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000008g02-VA01_0003.jpg"

Inrichting plangebied met ligging parkeerplaatsen

Ten aanzien van de groenvoorziening binnen het projectgebied is er voor gekozen om het principe van privé groen zoals al aanwezig aan de Kerklaan en Noordweg binnen het projectgebied voort te zetten en is derhalve niet als stedenbouwkundige randvoorwaarde voor dit project opgenomen.

Vanuit stedenbouwkundig oogpunt wordt aan alle stedenbouwkundige randvoorwaarden voldaan waardoor er geen bezwaar tegen de voorgestelde invulling van het plangebied bestaat.

2.2 Gebiedsvisie

De voorliggende situatie betreft het vervangen van een voormalige tuinderswoning door 16 geschakelde eengezinswoningen. Het perceel bevindt zich in de kern Wateringen en binnen de rode contour. Het is gemeentelijk beleid om het wonen bij voorkeur te voorzien binnen de kernen en de kernen daar waar mogelijk te verdichten. Dit perceel van 3.569 m2 is uitermate geschikt voor een dergelijke verdichting. De locatie bevindt zich op de hoek van de Kerklaan en de Noordweg. De kruising tussen de Kerklaan en de Noordweg is vormgegeven als een rotonde. Beide straten zijn prominente straten binnen Wateringen.

De Noordweg vormt de noordelijke verbinding tussen Wateringen en Den Haag. De Kerklaan is een van de oudste straten van Wateringen. Op het kruispunt van de Kerklaan en de Herenstraat/Heulweg is Wateringen gesticht en in deze hoek staan dan ook de historisch belangrijkste gebouwen van Wateringen.

Het gebied ter plaatste van de kruising Kerklaan en Noordweg kenmerkt zich als een verzameling gebouwen uit verschillende periodes van eind 19de eeuw tot vroeg 21ste eeuw. De bebouwing is hoofdzakelijk kleinschalig van aard: 1-2 lagen met kap met hier en daar een appartementenblokje van 3 tot 4 lagen hoog. Het perceel wordt aan de Kerklaanzijde begrenst door rijtjeswoningen van 2 lagen met kap en aan de Noordweg door tweeonderéénkap woningen van tevens 2 lagen met kap.

2.3 Verkeer

Westlands Verkeers- en Vervoersplan

In de ontwikkelingsvisie Greenport Westland zijn de beleidslijnen voor de lange termijn aangegeven voor de gehele gemeente. Met de relevante onderdelen van deze visie is het vervoersplan als sectorale nota vastgesteld. Met dit beleidsdeel, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006, wordt aangegeven welke richtingen de gemeente Westland de komende jaren opgaat en wordt het beleid van de ‘oude’ gemeenten geharmoniseerd. Het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) dient meerdere doelen, het uitwerken van de in de Greenport gestelde kaders en het schetsen van kaders voor de toekomst op het gebied van verkeer en vervoer.

Het plan is getoetst aan de parkeernormering van het Westlands Verkeer en Vervoerplan (WVVP). Gelet op het niet officiele karakter van de 6 momenteel binnen het projectgebied gelegen informeel in gebruik zijnde parkeerplaatsen zijn deze parkeerplaatsen verder niet in de parkeerbalans voor dit project meegenomen.

Toets aan het Westlands Verkeer en Vervoerplan.

Ten behoeve van de woningen zijn (16 X 1,6PP/woning)= 26 parkeerplaatsen benodigd. Aanvullend hierop dienen er voor het parkeren voor bezoekers (16 x 0,3PP/woning)= 5 openbare parkeerplaatsen aanwezig te zijn. Derhalve zijn ten behoeve van het project in totaal 31 parkeerplaatsen benodigd.

In het voorliggende plan wordt ter plaatse van de voortuin van woningnummer 1 een parkeerplaats gerealiseerd en worden op het aan de achterzijde gelegen terrein nog eens 30 parkeerplaatsen gerealiseerd waarvan 5 openbaar. Hiermee worden op eigen terrein in totaal de 31 benodigde parkeerplaatsen gerealiseerd.

Ten behoeve van het verbeteren van het zicht op (kruisend) voet- en fietsverkeer en voor het creëren van meer afstand richting de naastgelegen woning wordt tussen de inrit van het parkeerterrein en de aan de Van Catshuysenstraat gelegen hoekwoning een vrije zicht ruimte gecreëerd. Tevens zal het doorlopende trottoir ten opzichte van de rijbaan verhoogd aangelegd worden en van een inritconstructie voorzien worden).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Westland 2025 en perspectief 2040

De op 17 december 2013 vastgestelde Structuurvisie Westland 2020 en Perspectief 2040 bieden het ruimtelijk toekomstig ruimtelijk kader van de gemeente in woord en beeld. In het in dialoog met de samenleving tot stand gekomen perspectief 2040 staan de ambities en kernwaarden met het hieraan gekoppelde toetsingskader voor de ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente Westland beschreven. Naast de ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen bieden voormelde documenten ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, de glastuinbouwsector en economische voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000008g02-VA01_0004.jpg"

fragment structuurvisiekaart met ligging plangebied

Relatie met het plangebied

Volgens de structuurvisie is het plangebied aangewezen als dorpskern. Binnen dit gebied dient een groot deel van de woningbouwproductie opgevangen te worden. Deze verdichting komt mede voort uit het vergroten van het draagvlak voor het voorzieningenniveau en het behouden van duurzaam glas in het buitengebied. De voorgestane ontwikkeling ten behoeve van het wonen past hier binnen.

Het verzoek past binnen de verdichtingsopgave zoals opgenomen in de ruimtelijke ontwikkelingskaders voor de kernen (kern Wateringen) en betreft een inbreiding passend bij de gemeentelijke structuurvisie. Het project richt zich op de lokale woningbehoefte met de nadruk op (starters)koopwoningen waardoor de woningen een interessante optie vormen voor huurders die door willen stromen naar een grondgebonden koopwoning.

3.2 Provinciaal beleid

De op 9 juli 2014 vastgestelde ‘Visie ruimte en mobiliteit’ biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft

op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de ‘Visie ruimte en mobiliteit’ is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving.

Vier thema’s geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,

2. vergroten van de agglomeratiekracht,

3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,

4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000008g02-VA01_0005.jpg"

Uitsnede kaart 1: Verordening ruimte 2014

Het plangebied is op de kaart behorende tot de ‘Verodening ruimte 2014’ aangewezen als 'stedelijke agglomeratie'. De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder bebouwde ruimte wordt het stelsel verstaan van de stedelijke agglomeratie, het systeem van kernen en linten en het logistiek-industrieel systeem. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. Het ontwikkelen van de binnen de stedelijke agglomeratie gelegen kavel ten behoeve van de bouw van ten hoogste zestien woningen past hier binnen.

3.3 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000008g02-VA01_0006.jpg"

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.

3.4 Conclusie

Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het project past in het overheidsbeleid.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Bedrijven en milieuzonering

4.1.1 Wettelijk kader

Voor de milieuzonering van bedrijven in ruimtelijke plannen geldt in het algemeen geen wettelijk kader. Wel is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Met het oog hierop is in het bestemmingsplan gezorgd voor voldoende afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Met behulp van een milieuzonering is in het plangebied aangegeven welke bedrijfsactiviteiten op een locatie kunnen worden uitgeoefend. De milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De milieuzonering en de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

4.1.2 Onderzoek

Tegenover de aan de Noordweg gesitueerde woningen is een autogarage (Noordweg 4 te Wateringen) gelegen. Ingevolge artikel 3.1. onder a. van het bestemmingsplan 'Kern Wateringen' zijn de voor 'bedrijf' aangewezen gronden bestemd voor bedrijven uit ten hoogste categorie B van de bij de regels van voornoemd bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging". Vanuit bedrijven en milieuzonering is het aspect geluid bepalend om als grootste richtafstand 30 meter aan te houden. De afstand tussen de bedrijfsbestemming en de eerste binnen het projectgebied gelegen woonbebouwing is ca. 30 meter.

Het realiseren van de woningen leidt derhalve niet tot beperkingen in de bedrijfsvoering van het tegenover gelegen garage bedrijf. Ook zullen de geplande woningen geen hinder ondervinden van bedrijven of bedrijven die zich mogelijk kunnen vestigen. Op grond van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er uit het oogpunt van bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen bestaan voor de uitvoering van het project.

4.1.3 Conclusie

Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat er vanuit het oogpunt van bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen bestaan voor de uitvoering van het project.

4.2 Geluid

4.2.1 Wettelijk kader

Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verzorg/verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.

In het algemeen is een geluidsbelasting op de gevel van een bestaande woning tot een maximum van 55 dB(A) toegestaan. Op andere geluidsgevoelige objecten kan die norm anders zijn. De wet kent de aanname dat het gebruik van een autoweg waarvoor als verkeersmaatregel een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt, geen ongeoorloofde geluidsbelasting teweeg brengt.

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met de zogeheten geluidszonering.

4.2.2 Onderzoek

Ten behoeve van het project is onderzoek naar de aspecten op het gebied van wegverkeerslawaai uitgevoerd (16 woningen aan de Kerklaan 81 te Wateringen, bepaling Geluidsbelasting Geluidwering Gevels, S&W consultancy, rapportnummer 2140651, datum 9 september 2014).

4.2.3 Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat de hoogst berekende geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai aan de zijde van de Kerklaan en Noordweg op enkele punten de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt. Door het toevoegen van parkeerplaatsen aan de achterzijde wordt geen overschrijding van de voorkeurswaarde verwacht.

Er wordt bij het project wel voldaan aan de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 68 dB voor wegverkeerslawaai. Derhalve dient voor het perceel Kerklaan 81 te Wateringen een hogere waarde besluit genomen te worden. Uitgaande van het feit dat het hier om woningen gaat bedraagt de vast te stellen waarde 57dB.

4.3 Luchtkwaliteit

4.3.1 Wettelijk kader

Wet luchtkwaliteit (Wlk)

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.


Stof   Toetsing van   Grenswaarde   Geldig  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 t/m 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)1)   jaargemiddelde concentratie   48 µg/m³    
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 75 µg/m³    
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  

Volgens de Wet luchtkwaliteit is onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet noodzakelijk voor gevallen die'vallen onder het besluit 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg.
4.3.2 Onderzoek

Ten behoeve van het project is een toetsing gedaan van de gevolgen voor de luchtkwaliteit als gevolg van de voorgenomen herontwikkeling van de projectlocatie (Onderzoek luchtkwaliteit Kerklaan 81 Wateringen, Search Ingenieursbureau, projectnr 28.14.00043.1, datum 21 augustus 2014).

De ontwikkelingen op de planlocatie betreffen het slopen van de bestaande woning met bijgebouwen, waarna op de planlocatie in totaal 16 eengezinswoningen met tuin en parkeerruimte worden gerealiseerd. Van de aanwezigheid van de woningen op de planlocatie gaat een verkeersaantrekkende werking uit, als gevolg van de verkeersbewegingen van bewoners en bezoekers van de woningen via de Van Catshuysenstraat en Van der Meerstraat.

Uit de toets komt naar voren dat de ontwikkelingen dermate gering van omvang zijn dat deze ruimschoots vallen binnen de specifiek aangeduide categorie voor woningen(woningbouw met één ontsluitingsweg en minder dan 1.500 woningen). Op basis daarvan kan gesteld worden dat de ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Het uitvoeren van een aanvullende toetsing is niet noodzakelijk.

4.3.3 Conclusie

Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het voorliggende project niet in betekende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof. Derhalve vormt luchtkwaliteit geen belemmering.

4.4 Water

4.4.1 Wettelijk kader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor die periode. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en vervangt het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dan ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat' vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe' vraag. De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen met betrekking tot het water en waterstaatswerken in bestemmingsplannen. De provincie heeft in samenwerking met de gemeente Westland een eindrapport opgesteld over Westlandse waterlijnen, een project dat de vaartenstructuur in het Westland probeert te versterken.

Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2010-2015. Het beleid is formeel vastgelegd in de Keur en de Legger.

De verbreding van bestaande boezemwateren en de aanleg van nieuwe verbindingen bieden kansen om een groot aantal maatregelen, die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water te realiseren en het watersysteem robuuster te maken. Waar mogelijk worden natuurvriendelijke oevers aangelegd. Ook met het terugdringen van rioolvreemd water en het verminderen van riooloverstorten snijdt het mes aan meerdere kanten tegelijk: het riool en de afvalwaterzuiveringsinstallaties (awzi’s) kunnen met minder capaciteit uit de voeten, het minder verdunde vieze water is efficiënter te zuiveren, en er komt minder vies water rechtstreeks in het oppervlaktewater. Het waterplan van de Gemeente Westland zal in de periode 2010 – 2015 worden uitgevoerd. Omdat het bij de ruimtelijke ontwikkelingen in het glasgebied vaak om relatief kleinschalige projecten gaat, zal er nadrukkelijk samenwerking tussen het Hoogheemraadschap van Delfland, de gemeente en de glastuinbouwsector worden gezocht om de kansen voor water in deze projecten optimaal te benutten. Dit gebied levert kansen om de wateropgave te realiseren door middel van innovatief meervoudig ruimtegebruik, met behoud van voldoende robuustheid en ruimte voor ecologie in het systeem.

Ten slotte is in 2012 een Handreiking Watertoets voor gemeenten opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:

  • beleidskader omtrent water;
  • waterkeringen;
  • waterkwantiteit;
  • waterkwaliteit en ecologie;
  • afvalwater en riolering.

Gemeentelijk beleid

Het Westland 2009-2015, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2030 en de daarbij horende doelstellingen tot 2015 beschreven. Centraal hierin staan de thema's 'Droge voeten, levend water en zichtbaar water'. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.

4.4.2 Onderzoek

Ten behoeve van het project is een waterstudie uitgevoerd (Watertoets Kerklaan 81 Wateringen, Search ingenieursbureau, projectnummer 28.14.00043.1, datum 6 mei 2015). Uit het onderzoek komt het navolgende naar voren.

Waterkwantiteit

Door de ontwikkelingen op de projectlocatie wordt een (planologische) toename van de hoeveelheid verharding op de locatie voorzien. Omdat er waterneutraal gebouwd dient te worden, en daarmee de waterberging en waterafvoer van hemelwater in het plangebied niet mag afnemen en niet afgewenteld mag worden op het naastgelegen gebied, dient aanvullende bergingscapaciteit te worden gecreëerd binnen de projectlocatie.

Voor het doorlopen van de watertoets is door het Hoogheemraadschap van Delfland de zogenaamde ‘watersleutel’ opgesteld (http://watertoetsportaal.hhdelfland.nl/watersleutel/index.htm). Door het invullen van de watersleutel kan vastgesteld worden welke opgave er t.a.v. het bergen van hemelwater voor de projectlocatie geldt.

De locatie is gelegen in peilvak I van de Wippolder, waarbij een maximaal toelaatbare peilstijging geldt van 0,35 meter. Op basis van de beschikbare informatie is de watersleutel ingevuld. Als uitgangspunten bij het invullen van de watersleutel zijn gehanteerd:

  • In het vigerend bestemmingsplan is geen maximaal bebouwd oppervlak of % maximaal te bebouwen oppervlak voor de projectlocatie opgenomen. In overleg met het Hoogheemraadschap is besloten om de actuele verhardingssituatie op de projectlocatie als uitgangspunt te hanteren;
  • Door de opdrachtgever is bepaald dat het totaal verhard/ bebouwd oppervlak in de huidige situatie ca. 852 m2 bedraagt, bestaande uit terreinverharding, bestaande woning en bijgebouwen (incl. kas);
  • Op basis van de ontwerptekeningen van de projectlocatie in de nieuwe situatie wordt het totaal verhard/ bebouwd oppervlak in de nieuwe situatie bepaald op 1.481 m2, bestaande uit woningen, bijgebouwen en openbare ruimte (waaronder parkeerruimte);
  • In de huidige situatie is reeds oppervlaktewater aanwezig in de vorm van twee vijvers, met een gezamenlijk oppervlak van ca. 320 m2. In de nieuwe situatie worden de twee vijvers gedempt en wordt binnen het projectgebied één nieuwe vijver gegraven met een oppervlakte van ca. 320 + 60 m2 = 380 m2 ( zie onderstaand figuur);
  • Het gemiddeld maaiveld ligt in zowel de huidige als de nieuwe situatie op 0,3 m+NAP (opgave opdrachtgever);
  • Het maatgevend polderpeil ligt in zowel de huidige als nieuwe situatie op 0,8 m-NAP (opgave Hoogheemraad schap van Delfland).

Uit de watersleutel komt naar voren dat, als gevolg van de toename van de hoeveelheid verhard oppervlak op de locatie, het realiseren van extra waterberging van 30 m3 noodzakelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000008g02-VA01_0007.jpg"

Inrichting plangebied met ligging nieuw te graven vijver inclusief de extra benodigde oppervlakte aan waterberging (met grijs aangegeven).

Waterkwaliteit

Het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen als koper, zink en bitumineuze dakbedekking is bij nieuwe ontwikkelingen niet toegestaan.

Het beleid van de gemeente ten aanzien van het afkoppelen van hemelwater sluit op nationaal niveau o.a. aan op de ‘Beleidsbrief regenwater en riolering’. Deze beleidsbrief is gericht op een duurzame omgang met regenwater en is gericht op het principe van aanpak bij de bron, vasthouden, bergen en gescheiden van afvalwater afvoeren. De beleidsbrief is voor bestaande gemengde rioolstelsels van belang. Bij vervanging van deze stelsels dient de ontvlechting van afvalwaterlozingen en hemelwaterlozingen te worden afgewogen. Afkoppelen van hemelwater wordt echter niet verplicht gesteld.

De ambities voor het afkoppelbeleid van de gemeente kunnen omschreven worden als: ‘het op een doelmatige manier nastreven van ontvlechting van schoon en vuilwater zodat (riool)wateroverlast zoveel mogelijk wordt voorkomen en lozingen van vervuild rioolwater op oppervlaktewater en afvoer van schoon hemelwater naar de AWZI worden beperkt’.

Het streven van de gemeente is om verontreiniging van het oppervlaktewater zoveel als mogelijk bij de bron aan te pakken. Daarom houdt de gemeente verharde oppervlakken die afwateren op hemelwaterriolering zo schoon als redelijkerwijs mogelijk is. Bronmaatregelen zullen aan bod komen bij de verdere uitwerking van het hemelwaterbeleid.

Ecologie/kaderrichtlijn Water

Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. In de projectlocatie bevinden zich geen KRW-waterlichamen, het plangebied ligt niet in een ecologische verbindingszone van rijk, provincie of gemeente. Bij de inrichting van het gebied hoeft met ecologische factoren dan ook geen rekening te worden gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

Het projectgebied ligt buiten de kernzone en de beschermingszone van een boezemkade. Hierdoor zijn er geen nadere criteria ten aanzien van veiligheid en waterkeringen aan de orde. Binnen het projectgebied zijn geen waterkeringen aanwezig.

4.4.3 Conclusie

Met in acht name van de in paragraaf 4.4.2. vermelde voorwaarden kan ingestemd worden met de waterstudie. Geconcludeerd kan worden dat het aspect water het project niet in de weg staat.

4.5 Bodem

4.5.1 Wettelijk kader

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

4.5.2 Onderzoek

Ter plaatse van het projectgebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend milieukundig (water)bodemonderzoek aan de Kerklaan 81 te Wateringen, VanderHelm Milieubeheer bv, Projectcode SCWA121316, datum 23 januari 2013). Het onderzoek is voorgelegd aan de Omgevingsdienst Haaglanden.

Op 1 april 2015 is door de Omgevingsdienst Haaglanden aangegeven dat ter plaatse van het project geen sprake is van verontreinigde bodem als bedoeld in artikel 2.4.1. van de Bouwverordening van de gemeente Westland.

Opgemerkt wordt dat in de grond de achtergrondwaarde (AW2000) overschreden wordt. Hierdoor gelden er bij afvoer van de grond beperkingen ten aanzien van hergebruik van deze grond. Tevens is aanbevolen om de watergang niet zomaar te dempen omdat de sliblaag de kwaliteitsklasse 'Industrie' heeft. Bij eventueel grondverzet dient er, afhankelijk van de bestemming/toepassing van de grond, rekening te worden gehouden met de Wet Milieubeheer (Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen) en/of de Wet bodembescherming.

4.5.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming.

4.6 Ecologie

4.6.1 Wettelijk kader

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en
    bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

4.6.2 Onderzoek

In het kader van de Flora- en faunawet zijn de effecten van het project beoordeeld (Quickscan natuurtoets Kerklaan 81 te Wateringen-Een inventarisatie van beschermde flora en fauna, Stichting Staring advies, rapportnr 1421 projectnummer 2306, datum november 2015 versie 2). De Eco-effectenscan heeft als doel de ecologische waarden van de projectlocatie te bepalen aan de hand van inventarisatie en verkregen informatie. Met de Eco-effectenscan wordt nagegaan of er op de planlocatie planten en / of dieren voorkomen of verwacht worden die:

- bedreigd zijn;

- op een zogenaamde “Rode lijst” voorkomen;

- anderszins beschermd zijn in het kader van de Flora- en faunawet.

Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied niet ligt- of direct grenst aan een beschermd natuurgebied van natura 2000 of de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Hoewel het project buiten de invloedssfeer van gemeentelijke beschermde natuurwaarden of ecologische verbindingszones is gelegen, komen binnen het projectgebied ingevolge de Flora- en faunawet beschermde soort of soortgroepen voor. Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat aanvullend onderzoek naar vleermuizen benodigd is en dat voor de overige soortgroepen aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk is.

De werkzaamheden op de projectlocatie kunnen leiden tot verstoring van jaar rond beschermde nesten. Ingevolge de Flora- en faunawet is het verboden om broedvogels te verontrusten. Deze vogels zijn ingevolge de voormelde wet beschermd. Om verstoring van broedvogels te voorkomen wordt geadviseerd de werkzaamheden buiten het broedseizoen (periode maart t/m juli) uit te voeren. Voor verstoring van broedvogels wordt geen ontheffing verleend voor activiteiten van ruimtelijke ontwikkeling.

Vleermuizen

Zoals vermeld is in het voornoemde natuuronderzoek ondermeer geconcludeerd dat bij de sloop van het gebouw aanvullend onderzoek naar vleermuizen benodigd is. Naar aanleiding van het voorgaande is aanvullend onderzoek naar vleermuizen verricht (Aanvullend vleermuizenonderzoek Kerklaan 81 te Wateringen, Stichting Staring advies, rapportnr 1514 projectnummer 2350 versie 2, datum 5 november 2015). In het onderzoek wordt geconcludeerd dat er geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn in het plangebied. Het aanvragen van een ontheffing en het treffen van mitigerende en/of compenserende maatregelen is niet noodzakelijk.

4.6.3 Conclusie

Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van flora- en fauna geen belemmeringen bestaan voor de uitvoering van het project.

4.7 Cultuurhistorische aspecten

4.7.1 Wettelijk kader

Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed omgegaan moet worden. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.

De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

4.7.2 Onderzoek

Voor het projectgebied is een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd (Bureauonderzoek en Verkennend Booronderzoek Archeologie, Plangebied Kerklaan 81 te Wateringen Gemeente Westland, Hamaland Advies, projectnummer 140725, datum 23 maart 2014).

De aanlegdieptes variëren van 0,80 tot 1,00 meter t.o.v. het bestaande maaiveld. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de te veroorzaken bodemverstoring beperkt blijft. Gelet op het voorgaande alsmede het ontbreken van sporen van menselijke bewoning, zoals cultuurlagen, bewoningslagen, akkerlagen of het profiel van een Romeinse weg en het ontbreken van relevante archeologische indicatoren bestaat er geen aanleiding voor een vervolgonderzoek.

4.7.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er vanuit archeologie geen belemmeringen bestaan tegen de uitvoering van het project.

4.8 Ladder voor duurzame verstedelijking

4.8.1 Wettelijk kader

In deze paragraaf is het bestemmingsplan getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking als neergelegd in artikel 3.1.6, lid 2, van het Besluit ruimtelijke ordening en specifiek artikel 2.1.1 van de Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland. De ladder kent de drie treden die achter elkaar worden doorlopen zoals in onderstaande figuur zijn weergegeven:

4.8.2 Onderzoek

Actuele regionale behoefte

Om de eerste trede van de ladder te doorlopen moet gekeken worden of er sprake is van een regionale behoefte naar nieuwe woningen. In deze fase wordt aangetoond dat de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd.


De gemeente Westland valt binnen de regio Haaglanden. Voor deze regio is de regionale woningbehoefte opgenomen in het regionaal structuurplan 2020 en de regionale woonvisie. Vanuit het regionaal structuurplan blijkt dat in de periode tot 2020 in totaal nog 75.000 tot 80.000 woningen gebouwd dienen te worden. In het Westland worden van dit totaal aantal woningen 7040 woningen gerealiseerd. Deze nieuwbouwwoningen zijn binnenstedelijk gesitueerd of betreffen een uitleglocatie.

Voornoemd woningbouwprogramma en de locaties van de te realiseren woningen zijn vastgelegd in de structuurvisie Westland 2025. Het projectgebied is in de structuurvisie van de gemeente Westland aangewezen als dorpskern en in de Provinciale Structuurvisie als stedelijk gebied. Vanuit het voornoemde blijkt dat met het project invulling wordt gegeven aan een regionale woningbehoefte.


Voorzien in behoefte binnen bestaand stedelijk gebied

Op de tweede trede van de ladder dient antwoord gegeven te worden op de vraag of de regionale behoefte geheel of deels opgevangen kan worden in bestaand stedelijk gebied en, zo ja, of dit wenselijk, dan wel financieel haalbaar is. Indien het antwoord hierop nee is kan overgegaan worden naar de derde trede van de ladder.


De provincie doet in de toelichting van de Verordening ruimte 2014 de aanbeveling de opvang van de regionale behoefte niet per plan te onderzoeken maar vooraf een overzicht te maken met de beschikbare ruimte binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD), bijvoorbeeld in een gemeentelijke of regionale structuurvisie.


De hoeveelheid woningbouw zoals dit vanuit de regionale woningbehoefte in het Westland gerealiseerd dient te worden is in de structuurvisie Westland 2025 verdeeld over de verschillende kernen. Zowel volgens de structuurvisie van de gemeente Westland 2025 als de Visie Ruimte en Mobiliteit zijn de gronden aangewezen als woon- en stedelijk gebied.


Voorzien in behoefte op nieuwe locatie

Deze trede is niet aan de orde aangezien het bestaande stedelijk gebied voor deze ontwikkeling voldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale en intergemeentelijke vraag te voldoen.

4.8.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat ten aanzien van de strategie voor de bebouwde ruimte er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan bestaan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de ontwikkeling van het projectgebied zijn de exploitatiekosten beoordeeld en is een exploitatieplan niet nodig omdat op andere wijze reeds in kostenverhaal is voorzien. Voor het project is op 3 februari 2015 een anterieure overeenkomst getekend.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Overleg

In de periode van 28 mei 2015 t/m 24 juni 2015 heeft over het voorontwerp van deze ruimtelijke onderbouwing bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 3.3.1. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:

1. Provincie Zuid-Holland;

2. Hoogheemraadschap van Delfland.

Binnen de gestelde termijn zijn de navolgende reacties ingediend. De overlegreacties zijn als bijlage aan deze onderbouwing toegevoegd. Hieronder volgt een samenvattend overzicht van de reacties/vragen alsmede de beantwoording daarvan door het college van burgemeester en wethouders.

Provincie Zuid-Holland

Vanuit de provincie Zuid-Holland is aangegeven dat het plan niet strijdig is met provinciale belangen en dat het plan niet naar de provincie Zuid-Holland opgestuurd dient te worden.

Hoogheemraadschap van Delfland

Tijdens de vooroverleg periode is geen reactie van het Hoogheemraadschap van Delfland ontvangen.

De uitkomsten van het overleg zijn opgenomen in de bijlage bij deze toelichting.

5.2.2 Zienswijzen

Van 24 juli 2015 tot 4 september 2015 heeft het ontwerp van deze grote buitenplanse afwijking ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Gedurende de periode van tervisielegging zijn zeven zienswijzen ingediend. Naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen is een nota beantwoording zienswijzen opgesteld. De nota is als onderdeel van de bijlagen opgenomen.