Type plan: omgevingsvergunning
Naam van het plan: Bovendijk 117 (naast 115) te Wateringen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1783.abp00000008g01-VA01

Toelichting

1 Bijlage RO behorende bij besluit omgevingsvergunning
Bijlage B    Het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan
(grote buitenplanse afwijking)
  
Inleiding
 
De aanvraag heeft betrekking op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. De omgevingsvergunning kan op grond van artikel 2.12, lid 1, onder a Wabo slechts worden verleend met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking, in de bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) aangewezen gevallen of indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
 
Toetsing
 
De activiteit is getoetst aan het bestemmingsplan ‘Kern Wateringen’ op de volgende aspecten.
 
Bestemmingen
De nieuw te bouwen woning waarvoor om vergunning is verzocht is voorgenomen op gronden met de enkelbestemmingen ‘Tuin’ (art. 16) en ‘Wonen’ (art. 20) en de dubbelbestemmingen Waarde–Archeologie–4’ (art. 25) en ‘Waarde–Karakteristiek’ (art. 26).
 
Gebruiksregels
De nieuw te bouwen woning waarvoor om vergunning is verzocht is in overeenstemming met de gebruiksregels van artikel 20, 25 en 26 van het bestemmingsplan, maar in strijd met artikel 16.
 
Ingevolge artikel 16, lid 16.1, onder a
zijn de voor 'Tuin' aangewezen gronden bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. De aanvraag betreft het oprichten van een woning welke deels op voornoemde bestemming is geprojecteerd. De woning zal worden gebruikt ten behoeve voor het wonen en is derhalve in strijd met deze gebruiksregel van het bestemmingsplan.
 
Bouwregels
De activiteit waarvoor om vergunning is verzocht is in overeenstemming met de bouwregels van artikel 25 en 26 van het bestemmingsplan, maar in strijd met artikel 16, 20, 30.
 
Ingevolge artikel 16, lid 2, onder 1, sub a
mogen op de voor 'Tuin' aangewezen gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van ten hoogste 1 m worden gebouwd. Het deel van de aanvraag dat is geprojecteerd op gronden met de bestemming ‘Tuin’ heeft betrekking op de bouw van een woning (gebouw) met aan- en uitbouwen (gebouwen) en op de bouw van zgn. dampalen (bouwwerk, geen gebouw zijnde) met een hoogte van 1,75 meter en is derhalve in strijd met voornoemde bouwregel van het bestemmingsplan.
 
Ingevolge artikel 20, lid.2, onder 1 sub
a mogen op de voor 'Wonen' aangewezen gronden hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het deel van de aanvraag dat is geprojecteerd op gronden met de bestemming ‘Wonen’ heeft betrekking op de bouw van een woning (hoofdgebouw) met aan- en uitbouwen. Het aangevraagde hoofdgebouw is voor een groot deel buiten het op de plankaart verbeelde bouwvlak geprojecteerd waarmee de aanvraag in strijd is met voornoemde bouwregel van het bestemmingsplan.
 
Ingevolge artikel 20, lid 2, onder 2, sub g
mag de breedte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een zijerf dat grenst aan openbaar toegankelijk gebied ten hoogste 3,5 m bedragen. De aanvraag heeft mede betrekking op een aan het hoofdgebouw gebouwde garage (aanbouw) met een breedte van 6,7 meter op een zijerf dat grenst aan openbaar toegankelijk gebied (Frambozenpad) en is daarmee in strijd met voornoemde bouwregel van het bestemmingsplan.
 
Ingevolge artikel 30, lid 5
mogen de op de planverbeelding aangegeven bouwgrenzen (1.21)bouwgrens: de grens van een bouwvlak) uitsluitend worden overschreden door:
-   tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;
-   bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
-  gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;
-  rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt;
-  putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen; hijsinrichtingen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
-  bestaande dakopbouwen, luifels en uitbouwen aan de voorzijde.
De aanvraag heeft betrekking op een woning met aan- en uitbouwen die de op de planverbeelding aangegeven bouwgrenzen met een groot deel van hun plattegrond overschrijden en is derhalve in strijd met voornoemde bouwregel van het bestemmingsplan.
 
Ingevolge artikel 30, lid 8, onder a, sub 1
ligt de dakkapel aan de achterzijde aan alle zijden tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak. De aanvraag heeft mede betrekking op een viertal dakkapellen aan de achterzijde van de woning waarvan er twee op 0,415 m uit de onderzijde van het dakvlak zijn geprojecteerd en is derhalve in strijd met voornoemde bouwregel van het bestemmingsplan.
 
Ingevolge artikel 30, lid 8, onder b, sub 3
is de dakkapel aan de voorzijde gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m. De aanvraag heeft mede betrekking op een tweetal dakkapellen aan de voorzijde van de woning met een van de voet van de dakkapel gemeten hoogte van 1,583 meter en is derhalve in strijd met voornoemde bouwregel van het bestemmingsplan.
 
Mogelijkheid tot afwijken
Voor de activiteit zijn in het bestemmingsplan geen regels opgenomen inzake afwijkingen en de activiteit is geen geval zoals genoemd in het Bor, bijlage II, artikel 4.
Wel kan voor de activiteit worden afgeweken van de in het bestemmingsplan gegeven regels met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, sub 3 Wabo indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
 
In artikel 2.27 lid 1 Wabo is aangegeven dat in de in het Bor aangewezen categorieën gevallen een omgevingsvergunning niet wordt verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft.
Artikel 6.5 lid 1van het Bor bepaalt dat de omgevingsvergunning niet wordt verleend dan nadat de gemeenteraad heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft.
 
Ingevolge het tweede lid van dat artikel kan de verklaring slechts worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening.
 
Het derde lid van genoemd artikel geeft aan dat de gemeenteraad categorieën gevallen kan aanwijzen waarin een verklaring niet is vereist. Het ingediende project valt binnen een door de raad op 15 februari 2011 aangewezen categorie (D1). Een verklaring van geen bedenkingen is derhalve niet vereist.
 
Overwegingen
 
Het betreft het oprichten van een vrijstaande woning ter vervanging van de bestaande woning en garage aan de Bovendijk.
De Bovendijk is een oud lint, dat in de kern Wateringen ligt. De woningen liggen ongeveer op dezelfde rooilijn en hebben 1 laag met een kap. De aangevraagde woning voldoet hieraan. Er is binnen de kern geen maximum grootte voor woningen opgenomen, het gaat om de inpasbaarheid op het perceel. Het perceel is dusdanig groot, en de afstanden tot het zijdelingse perceel en het fietspad zijn dusdanig dat de woning ruimtelijk goed is gepositioneerd op de kavel.
 
De woning staat verder naar voren op het perceel dan de bestaande woning, maar dit is vanuit stedenbouw eerder gewenst, omdat de rooilijn nu beter aansluit bij de naastgelegen panden.
 
De vormgeving, onderscheid in goot- en nokhoogtes van de verschillende bouwdelen is dusdanig dat het gebouw, inclusief de garage als hoofgebouw kan worden gezien. De breedte van het bouwdeel van de garages is dus niet strijdig met het bestemmingsplan, vanwege het feit dat dit is opgenomen in de hoofdmassa.
 
De dakkapellen zijn aan de achterzijde onvoldoende vrij liggend in het dakvlak, omdat deze té dicht bij de goot lijken te liggen (maatvoering is niet op tekening te vinden) de afwijking is minimaal en de verschijningsvorm is dusdanig dat deze als ondergeschikt gezien kunnen blijven. Voor de dakkapellen aan de voorzijde geldt dat deze té hoog lijken te zijn. Ook hiervoor geldt dat deze voldoende ondergeschikt worden gezien in het dakvlak en ook akkoord kunnen worden bevonden.
 
Met de dubbele garage en voldoende opstelruimte op het erf is aangetoond dat het parkeren op eigen erf kan plaatsvinden. Dit lijkt ook volledig in het belang van de aanvrager, omdat er geen enkele ruimte is om auto’s te parkeren in het openbaar gebied.
 
Conclusie
 
Gelet op het bovenstaande en het bepaalde in artikel 2.12, lid 1, onder a, sub 3 Wabo, kan de omgevingsvergunning voor het oprichten van de woning, ter vervanging van de bestaande woning worden verleend.