direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Heulweg achter 30B te Wateringen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.WATHEULWGnb30Bpbp-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het perceel Heulweg achter 30b (30D) te Wateringen heeft een oppervlakte van 1.600m2 en is momenteel onbebouwd en gedeeltelijk verhard. Ten behoeve van de bouw van drie vrijstaande woningen op voornoemd perceel is in het jaar 2011 een 1e fase bouwvergunning verleend. De planontwikkeling is voortijdig gestopt waardoor er van deze vergunning geen gebruik is gemaakt en is komen te vervallen.


Door de heer Helderman is wederom het plan opgevat om op het voornoemde perceel opnieuw drie vrijstaande woningen te gaan ontwikkelen. Hiervoor zal het perceel in drie kavels opgedeeld worden. Voor het oprichten van een vrijstaande woning op kavel 2 is op 16 oktober 2015 een afwijking van het bestemmingsplan verleend (W-AV-2015-0268). Om de voornoemde ontwikkeling mogelijk te kunnen maken is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld. Hierbij is de genoemde, eerder verleende afwijking in het voorliggende bestemmingsplan meegenomen. De woningen beschikken allen over een eigen berging en twee parkeerplaatsen op eigen terrein. Tevens is binnen het plangebied een openbare parkeerplaats opgenomen.

1.2 Ligging plangebied

Het binnen de kern van Wateringen gelegen plangebied grenst ten noordoosten aan de Heulweg. Het plangebied is kadastraal bekend gemeente Wateringen, sectie C nummer 6507, 6508, 6509 en 6510.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.WATHEULWGnb30Bpbp-VA01_0001.jpg"

1.3 Geldend bestemmingsplan

De gronden van het binnen het bestemmingsplan 'Kern Wateringen' gelegen plangebied hebben ingevolge artikel 20 de bestemming 'Wonen' en ingevolge artikel 23 de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-2'. Tevens is het plangebied ingevolge artikel 32 'Algemene aanduidingsregels' van voornoemd bestemmingsplan gelegen binnen de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop'.


Ingevolge artikel 20.1 zijn de voor wonen aangewezen gronden bestemd voor wonen.

Het gebruik van de gronden ten behoeve van drie vrijstaande woningen is in overeenstemming met voormeld artikellid.


Ingevolge artikel 20.2.1. mogen hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden.

Ter plaatse van het plangebied zijn geen bouwvlakken opgenomen en derhalve in strijd met voormeld artikellid.


Ingevolge artikel 23.2 mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en)- met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad (samenvatting).

Ten behoeve van de ontwikkeling is een archeologisch onderzoek overlegd.


Ingevolge artikel 32.2.2. mag binnen de voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden gebouwd worden met een maximale bouwhoogte:
a. van 14 m, binnen een straal van 100 m, gerekend vanaf het middelpunt van de molen;
b. van 14 m, vermeerderd met 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen voor het overige deel van de voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden.
De afstand van de kern van de molen tot aan het plangebied is ca. 300 meter. Gelet op het voorgaande is artikel 32.2.2. lid b. van toepassing. De afstand van de kern van de molen tot aan het plangebied is ca. 290 meter. Gelet op het voorgaande zou een bouwhoogte van 14,00 meter + ((1/30)290) = 14,00 meter + 9,67 meter = 23,67 meter toegestaan zijn. De nokhoogte van de woning is 10,00 meter. Derhalve wordt met de ontwikkeling voldaan aan de eisen ten aanzien van de molenbiotoop.


afbeelding "i_NL.IMRO.1783.WATHEULWGnb30Bpbp-VA01_0002.jpg"

fragment plankaart bestemmingsplan Kern Wateringen met ligging plangebied

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, planregels en een planverbeelding. Allereerst wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de gebiedsvisie van het plangebied. Op het niveau van de gemeente, de regio, de provincie en het Rijk wordt het relevante beleid voor het plangebied en de beoogde ontwikkelingen aangegeven. Tevens wordt onder voornoemd hoofdstuk het beleidskader en de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied geschetst waaronder ruimtelijke kwaliteiten en verkeersaspecten. Hoofdstuk 3 bevat de uitkomsten van de noodzakelijke (milieu)technische onderzoeken met de hier aan verbonden conclusies. In hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 en hoofdstuk 6 ingegaan op het handhavingsbeleid, de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Beleidskader

De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.

2.1.1 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Westland 2025 en perspectief 2040

De op 17 december 2013 vastgestelde Structuurvisie Westland 2020 en Perspectief 2040 bieden het ruimtelijk toekomstig ruimtelijk kader van de gemeente in woord en beeld. In het in dialoog met de samenleving tot stand gekomen perspectief 2040 staan de ambities en kernwaarden met het hieraan gekoppelde toetsingskader voor de ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente Westland beschreven. Naast de ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen bieden voormelde documenten ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, de glastuinbouwsector en economische voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.WATHEULWGnb30Bpbp-VA01_0003.jpg"

Relatie met het plangebied

Volgens de structuurvisie is het plangebied aangewezen als dorpskern. Binnen dit gebied dient een groot deel van de woningbouwproductie opgevangen te worden. Deze verdichting komt mede voort uit het vergroten van het draagvlak voor het voorzieningenniveau en het behouden van duurzaam glas in het buitengebied. De voorgestane ontwikkeling waarbij woningen binnen de kern van Wateringen toegevoegd worden past hier binnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.WATHEULWGnb30Bpbp-VA01_0004.jpg"

Verkeer- en vervoerbeleid

In de Structuurvisie Westland 2020 en Perspectief 2040 is in hoofdlijnen het verbeteren van de bereikbaarheid van Westland opgenomen. Het verbeteren van de bereikbaarheid ondersteunt de ambities om een duurzame Greenport gemeente zijn, waar het goed wonen, werken en recreëren is. Speerpunten voor de bereikbaarheid zijn:

  • Aansluiting op het rijkswegennet verbeteren;
  • Realiseren vlinderstructuur Westland;
  • Mobiliteitsmanagement;
  • Hoogwaardig openbaar vervoer ontwikkelen;
  • Langzaam verkeer stimuleren;
  • Ontsluiting kernen en glastuinbouwgebieden verbeteren.


De kaders voor onder andere duurzaam veilige inrichting van de wegen en de parkeernormen zijn opgenomen in het Westlands Verkeer en Vervoerplan, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006.

Woonvisie

“Westland is een unieke, internationaal toonaangevende, goed bereikbare en duurzame Greenportgemeente, waarin het goed wonen, werken, ondernemen en recreëren is”. Dit is de kernambitie van de door de gemeenteraad vastgestelde Structuurvisie Westland 2020 en Perspectief 2040. De woonvisie is een actualisatie van de Woonvisie Westland 2003 en richt zich op het deelonderwerp “wonen” van de structuurvisie Westland.

Karakter en functie woonvisie

De woningmarkt is continu in beweging. Dit verdraagt geen strak gedetailleerd programma, maar een kader voor beslissingen. De woonvisie biedt het kader voor besluiten over programma's, inzet van middelen en capaciteit en geeft richting aan het handelen van de gemeente en haar partners. De woonvisie is in overleg met de woningcorporaties tot stand gekomen en via een discussiebijeenkomst met andere partners op volkshuisvestingsgebied besproken.

Prioriteiten en uitgangspunten van de woonvisie

De huidige woonvisie Westland richt zich op de periode tot 2020. De uitgangspunten van deze woonvisie zijn als volgt:

  • Vergroten van kansen en keuzemogelijkheden op de woningmarkt;
  • Blijvende aandacht voor betaalbaarheid (huur én koop);
  • Meer kansen voor jonge huishoudens (waaronder starters);
  • Inspelen op de groeiende behoefte aan wonen met zorg;
  • Bijzondere doelgroepen;
  • Dynamiek op de woningmarkt (doorstroming);
  • Kwaliteit bieden voor gevorderde huishoudens.

2.1.2 Regionaal beleid

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) van Stadsgewest Haaglanden, per 1 januari 2015 overgegaan in Metropool Regio Rotterdam Den Haag (MRDH), is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc.


De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. Het plan voor het oprichten van drie woningen binnen stads en dorpsgebied past binnen het regionale beleid.

2.1.3 Provinciaal beleid

De op 9 juli 2014 vastgestelde 'Visie ruimte en mobiliteit' biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de 'Visie ruimte en mobiliteit' is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. Vier thema's geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:
1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,
2. vergroten van de agglomeratiekracht,
3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.


Het plangebied is op de kaart behorende tot de 'Verordening Ruimte 2014' ondermeer aangewezen als 'Stedelijke agglomeratie' en 'Molenbiotoop'. De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder bebouwde ruimte wordt het stelsel verstaan van de stedelijke agglomeratie, het systeem van kernen en linten en het logistiek-industrieel systeem. Tegelijkertijd is er het streven om de leef kwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. Het oprichten van nieuwe vrijstaande wPoningen op een gedeelte van een binnen de Stedelijke Agglomeratie gelegen perceel past hier binnen.


afbeelding "i_NL.IMRO.1783.WATHEULWGnb30Bpbp-VA01_0005.jpg"

fragment kaart Verordening ruimte 2014

2.1.4 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. 

 

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.WATHEULWGnb30Bpbp-VA01_0006.jpg" 

Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur

 

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.

2.1.5 Conclusie

Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling van drie woningen op het perceel Heulweg achter 30b (30D) te Wateringen past in het overheidsbeleid.

2.2 Ruimtelijk-functionele structuur

2.2.1 Ruimtelijke opbouw

Ten behoeve van de ontwikkeling gelden de navolgende stedenbouwkundige randvoorwaarden:

  • Voorgevel richting de ontsluitingsweg;
  • twee parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • Architectuur dient aan te sluiten bij de directe omgeving;
  • Voldoende afstand tot de bestaande woningen;
  • Woning dient zich te verhouden tot de kavelgrootte: niet te forse en vrijstaande woning.


Gelet op het vorenstaande zijn binnen het plangebied uit één hoofdmassa bestaande, vrijstaande woningen met een goot hoogte van 3,00 meter passend bij de woningen in de directe omgeving. Hierbij wordt voor de woningen op kavel 1 en 2 een nokhoogte van 10 meter aangehouden en voor de woning op kavel 3 een nokhoogte van 9 meter.

Ruimtelijk gezien dient de bebouwing op de afzonderlijke kavels niet te krap op elkaar gesitueerd te worden waardoor de beoogde toekomstige drie woningen als één hofje (of ensemble) gaan werken. Volgens de beleidslijn voor vrijstaande woningen wordt hiervoor standaard ten minste 3 meter vanaf de zijdelingse perceel grenzen als uitgangspunt aangehouden. Om in de voorliggende situatie de ruimte- en ensemble werking voldoende te kunnen waarborgen wordt er voor kavel 1 een maatvoering van 3 meter uit de voorste perceelsgrens aangehouden en voor kavel 2 een maatvoering van 5 meter uit de voorste perceelsgrens aangehouden waarmee een (trapsgewijze) overgang gecreëerd wordt tussen de woning Heulweg 30B en de achtergelegen te ontwikkelen kavels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.WATHEULWGnb30Bpbp-VA01_0007.jpg"

Overzicht ruimtelijke opzet plangebied

Bezonning

Ten behoeve van een schaduw-onderzoek is een bezonningsstudie uitgevoerd (Bezonningsstudie Heulweg 30B Wateringen, Bureau Verkuylen, projectnummer 51015176, datum 19-06-2015). Uit de studie komt naar voren dat de grootste afname van de zon 1 uur en 19 minuten bedraagt en dit ter plaatse van de woning Heulweg 30 plaats vindt. Met deze afname wordt echter nog steeds ruimschoots aan de strenge TNO-norm van meer dan 3 mogelijke bezonningsuren per dag voldaan waardoor de bezonningshinder als gevolg van het plan niet onevenredig is voor de omliggende woningen.

2.2.2 Gebiedsvisie

De Heulweg is een lint dat Wateringen en Naaldwijk via Kwintsheul en Honselersdijk aan elkaar koppelt. De bebouwing langs dit lint kenmerkt zich door veel vrijstaande woningen die elk van elkaar verschillen. Bouwstijl varieert van typisch Westlandse architectuur tot traditionele bouw. Op sommige plekken langs de Heulweg zijn de woningen onderdeel van een klein cluster. Een klein groepje woningen heeft dan met een aantal woningen (ca 3-6) een gezamenlijke toegang tot de Heulweg. De planlocatie maakt onderdeel uit van een dergelijk cluster.

Met het voorliggende plan wordt een substantieel deel van de oude erfbebouwing bestaande uit onder meer een voormalige (hobby)kas en bedrijfsruimte vervangen voor drie woningen. De woningen vormen onderling een cluster op een wijze zoals die al op sommige plekken langs de Heulweg aanwezig zijn zoals eerder beschreven. Ter plaatse van het plangebied is in het vigerende bestemmingsplan al in een woonbestemming voorzien.

2.2.3 Verkeer

Westlands Verkeers- en Vervoersplan

In de ontwikkelingsvisie Greenport Westland zijn de beleidslijnen voor de lange termijn aangegeven voor de gehele gemeente. Met de relevante onderdelen van deze visie is het vervoersplan als sectorale nota vastgesteld. Met dit beleidsdeel, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006, wordt aangegeven welke richtingen de gemeente Westland de komende jaren opgaat en wordt het beleid van de 'oude' gemeenten geharmoniseerd. Het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) dient meerdere doelen, het uitwerken van de in de Greenport gestelde kaders en het schetsen van kaders voor de toekomst op het gebied van verkeer en vervoer.


Parkeren

Ingevolge het Westlands Verkeers- en Vervoersplan 2006 (WVVP) geldt voor de vrijstaande woningen een parkeernorm van 2,1pp/woning waarvan 0,3 openbaar en dient parkeren op eigen terrein plaats te vinden. Gelet op het vorenstaande dient er per woning 2,1-0,3 = 1,7 = 2 parkeerplaatsen op het eigen terrein en 0,3 X 3 woningen = 1 parkeerplaats binnen het openbaar gebied aanwezig te zijn. De woningen worden via een toegangsweg ontsloten op de Heulweg.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Geluid

3.1.1 Wettelijk kader

Wet geluidhinder

Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.

3.1.2 Onderzoek

Voor het project is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd (Akoestisch onderzoek nabij 30B te Wateringen onderzoek Wegverkeerslawaai, Aveco de Bondt, referentie KLG/035/15.1558, datum 16 juli 2015). Ten aanzien van wegverkeerslawaai is het projectgebied gelegen binnen de geluidzone van de Heulweg (50 km/uur) en de Wippolderlaan (80 km/uur).

In voornoemd onderzoek is de geluidbelasting op de woning ten gevolge van wegverkeerslawaai bepaald en is getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder (Wgh) en het gemeentelijk beleid. Op basis van onderhavig onderzoek kan geconcludeerd worden dat:

  • Ten gevolge van de Heulweg de maximale geluidbelasting 41 dB (inclusief aftrek van 5 dB ex artikel 110g Wgh) bedraagt op 7,5 meter hoogte. Ter plaatse van alle gevels wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB;
  • Ten gevolge van de Wippolderlaan de maximale geluidbelasting op de toekomstige woning 51 dB (inclusief aftrek van 2 dB ex artikel 110g Wgh) bedraagt op 7,5 meter hoogte. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden maar de maximaal te ontheffen waarde van 63 dB niet;
  • Maatregelen om de geluidbelasting te verlagen zijn niet doelmatig en/of toepasbaar. Alle 3 woningen beschikken over 3 geluidluwe gevels, waarmee voldaan wordt aan het gemeentelijk beleid;
  • Op basis van onderhavig onderzoek wordt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland verzocht om een hogere waarde te verlenen ten gevolge van het geluid afkomstig van de Wippolderlaan;

De gecumuleerde geluidbelasting ten gevolge van wegverkeerlawaai bedraagt maximaal 54 dB (exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh). Onderzoek naar eventueel benodigde geluidwerende voorzieningen is noodzakelijk indien op de 2e verdieping verblijfsruimten worden gerealiseerd.

3.1.3 Conclusie

Ten behoeve van het projectgebied is een ontwerp besluit hogere grenswaarde geluid genomen. Het ontwerpbesluit heeft tussen 7 maart 2016 tot en met 18 april 2016 terinzage gelegen. Tijdens de terinzagelegging zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.

3.2 Externe veiligheid

3.2.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico's van deze risicovolle activiteiten te reguleren.

Gemeentelijk beleidskader Externe Veiligheid

Op het gebied van externe veiligheid is op provinciaal niveau het beleidsplan "Beleidsplan externe veiligheid" in november 2010 vastgesteld. De nota geeft de visie op de middellange termijn (2015-2020) en de ambitie op de lange termijn (tot 2040) van het beleidsterrein van externe veiligheid weer. In de nota zijn een vijftal kernpunten opgenomen:


1. het ontstaan van nieuwe knelpunten tegengaan;

2. het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van inrichtingen;

3. bestaande knelpunten saneren;

4. zorgvuldige risicocommunicatie;

5. hulpverlening: het bevorderen van de samenwerking en de kwaliteit van de uitvoering en het richting geven aan de organisatorische versterking.


Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar.


Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. In staatscourant 2013, 32887 is het Besluit is het besluit externe veiligheid transportroutes gepubliceerd Het besluit is vastgesteld op 11 november 2013 en treed in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (GR) of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.


Voor de transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing. Voor alle opgenomen buisleidingen in het bestemmingsplan geldt dat volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen (artikel 14) een belemmeringsstrook van 4 of 5 meter aan weerszijde van de buisleiding op de verbeelding aangegeven is. De belemmeringsstrook is van belang voor het onderhoud van de buisleiding door de exploitant. Binnen deze strook mogen geen nieuwe bouwwerken opgericht worden. Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen moet de grenswaarden (10-6 per jaar) in acht worden genomen voor wat betreft de plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten. Voor beperkt kwetsbare objecten moet met het plaatsgebonden risico rekening worden gehouden met de richtwaarde van 10-6 per jaar. Voor het GR geldt een verantwoordingsplicht.

3.2.2 Onderzoek

Ten behoeve van het plan is onderzoek naar de aspecten op het gebied van externe veiligheid uitgevoerd (Onderzoek externe veiligheid Heulweg thv 30 te Wateringen, Aqua-Terra Nova, rapportnummer 215117/AQT301EV/JH, datum 16 juli 2015). In voornoemd onderzoek is getoetst aan de navolgende aspecten:


Besluit externe veiligheid transportroutes, wegverkeer

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het projectplan niet binnen een plaatsgevonden risicocontour ligt van een route die is aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Er is ook geen belemmering door een plasbrand aandachtsgebied. Het project bevindt zich binnen de effectafstand van de N211. Gezien het feit dat de minimale afstand ongeveer 90 meter bedraagt zijn mensen in de woningen relatief veilig ook voor het grootste scenario, maar mensen buitenshuis niet. De toename van het groepsrisico is verwaarloosbaar.


Besluit externe veiligheid buisleidingen

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het projectplan niet binnen een plaatsgebonden risicocontour ligt van een ondergrondse buisleiding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het project bevindt zich binnen het invloed gebied van 2 aardgastransportleidingen. De hoogte en bijdrage van het groepsrisico zijn (zeer) gering. De veiligheid kan nog verbeterd worden door het beschikbaar maken van goede opties voor ontvluchting dan wel schuilen. Risicocommunicatie geeft een bijdrage aan de veiligheid. Bereikbaarheid is een punt van aandacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.WATHEULWGnb30Bpbp-VA01_0008.jpg"

Ligging gasleidingen (blauw) tov het plangebied

Overig

Naast het bovenstaande zijn er geen aanvullende veiligheidsaspecten aan het licht gekomen.

3.2.3 Conclusie

Vanuit externe veiligheid worden er geen beperkingen gesteld aan de ontwikkeling. Er is geen uitvoerige verantwoording van het groepsrisico nodig. Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er uit het oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen bestaan tegen het vaststellen van een bestemmingsplan voor dit gebied.

3.3 Water

3.3.1 Wettelijk kader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

 

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.


Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

 

Provinciaal beleid
Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor die periode. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en vervangt het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dan ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat' vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe' vraag. De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen met betrekking tot het water en waterstaatswerken in bestemmingsplannen. De provincie heeft in samenwerking met de gemeente Westland een eindrapport opgesteld over Westlandse waterlijnen, een project dat de vaartenstructuur in het Westland probeert te versterken.

 

Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2010-2015. Het beleid is formeel vastgelegd in de Keur en de Legger.

De verbreding van bestaande boezemwateren en de aanleg van nieuwe verbindingen bieden kansen om een groot aantal maatregelen, die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water te realiseren en het watersysteem robuuster te maken. Waar mogelijk worden natuurvriendelijke oevers aangelegd. Ook met het terugdringen van rioolvreemd water en het verminderen van riooloverstorten snijdt het mes aan meerdere kanten tegelijk: het riool en de afvalwaterzuiveringsinstallaties (awzi's) kunnen met minder capaciteit uit de voeten, het minder verdunde vieze water is efficiënter te zuiveren, en er komt minder vies water rechtstreeks in het oppervlaktewater. Het waterplan van de Gemeente Westland zal in de periode 2010 – 2015 worden uitgevoerd. Omdat het bij de ruimtelijke ontwikkelingen in het glasgebied vaak om relatief kleinschalige projecten gaat, zal er nadrukkelijk samenwerking tussen het Hoogheemraadschap van Delfland, de gemeente en de glastuinbouwsector worden gezocht om de kansen voor water in deze projecten optimaal te benutten. Dit gebied levert kansen om de wateropgave te realiseren door middel van innovatief meervoudig ruimtegebruik, met behoud van voldoende robuustheid en ruimte voor ecologie in het systeem.

Ten slotte is in 2007 een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:

  • beleidskader omtrent water;
  • waterkeringen;
  • waterkwantiteit;
  • waterkwaliteit en ecologie;
  • afvalwater en riolering;
  • waterprojecten welke onderdeel zijn van ABC-Delfland.

Gemeentelijk beleid

Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.WATHEULWGnb30Bpbp-VA01_0009.jpg"

3.3.2 Onderzoek

Het plangebied is gelegen binnen de Oud en Nieuw Wateringveldse polder. Ten behoeve van het project is onderzoek naar de aspecten op het gebied van water uitgevoerd (Waterparagraaf Heulweg 30 Wateringen, Aveco de Bondt, projectnummer 160/Aqua-Terra Nova301cAW/WT, datum 30 januari 2015). In voornoemd onderzoek is getoetst aan de navolgende aspecten:


Veiligheid en waterkeringen

In onderstaande figuur is de kern-en beschermginszone van de regionale waterkering weergegeven. Het projectgebied is buiten de grens van de beschermingszone gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.WATHEULWGnb30Bpbp-VA01_0010.jpg"

Waterkwantiteit

Het plangbied ligt binnen de Oud- en Nieuw Wateringveldse polder in peilgebied IV met een peil van -2.77 m NAP en een toelaatbare peilscheiding van 0,35 m. Uit de watersleutel komt naar voren dat er in de nieuwe situatie sprake is van vermindering van verhard oppervlak waardoor de ontwikkeling niet tot een verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie leidt en hiermee voldoet aan het stand-still principe. Derhalve is er geen extra waterberging benodigd.


Afvalwater en riolering

Het afvalwater van de percelen zal gekoppeld worden aan de bestaande riolering. In de toekomstige situatie wordt het hemelwater en het vuilwater gescheiden aangeleverd, zoals in de Leidraad Riolering West-Nederland aangegeven.


Watersysteemkwaliteit en ecologie

In het plan wordt geen gebruik gemaakt van uitlogende materialen. De afvoeren zijn gemaakt van kunststof materiaal. De invloed van de bouw van een woning met bijbehorende parkeervoorzieningen op het watersysteem is verwaarloosbaar. Ook vinden er geen werkzaamheden plaats die grondverontreiniging kunnen veroorzaken.

3.3.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van water geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

3.4 Bodem

3.4.1 Wettelijk kader

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

3.4.2 Onderzoek

Ter plaatse van de projectlocatie gelegen aan de Heulweg nabij 30B te Wateringen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Actualiserend bodemonderzoek Heulweg nabij 30B te Wateringen; Aveco de Bondt; projectnummer 15155801, datum 17 juli 2015). Op grond van de resultaten van het onderzoek is het navolgende geconstateerd:


Grond

In de grondmengmonsters van de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK, PCB en/ of minerale olie gemeten.


Grondwater

In het ondiepe grondwater zijn lichte verhoogde concentraties aan arseen, barium en naftaleen gemeten.

3.4.3 Conclusie

Gegeven de in dit rapport beschreven onderzoeksresultaten, wordt de grond vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor de voorgenomen nieuwbouw. Er zijn geen afwijkende zintuiglijke waarnemingen dan wel afwijkende gehalten/concentraties gemeten in vergelijking tot het onderzoek uit 2008.

3.5 Ecologie

3.5.1 Wettelijk kader

 

Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en
    bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

3.5.2 Onderzoek

In het kader van de Flora- en faunawet zijn de effecten van het project beoordeeld (Quick scan Heulweg Wateringen, bSR ecologisch advies, project 0319, datum 11 maart 2008). De Eco-effectenscan heeft als doel de ecologische waarden van de projectlocatie te bepalen aan de hand van inventarisatie en verkregen informatie. Met de Eco-effectenscan wordt nagegaan of er op de planlocatie planten en / of dieren voorkomen of verwacht worden die:

- bedreigd zijn;

- op een zogenaamde "Rode lijst" voorkomen;

- anderszins beschermd zijn in het kader van de Flora- en faunawet.


Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied niet ligt- of direct grenst aan een beschermd natuurgebied van natura 2000 of de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Hoewel het project buiten de invloedssfeer van gemeentelijke beschermde natuurwaarden of ecologische verbindingszones is gelegen, komen binnen het projectgebied ingevolge de Flora- en faunawet beschermde soort of soortgroepen voor.


Vogels

De werkzaamheden op de projectlocatie kunnen leiden tot verstoring van jaarrond beschermde nesten. Ingevolge de Flora- en faunawet is het verboden om broedvogels te verontrusten. Deze vogels zijn ingevolge de voormelde wet beschermd. Om verstoring van broedvogels te voorkomen wordt geadviseerd om ook buiten het broedseizoen (periode maart t/m juli) te controleren op de aanwezigheid broedvogels. De kans dat er dan broedvogels voorkomen is wellicht kleiner maar nog steeds aanwezig en zijn op dezelfde wijze beschermd als binnen het broedseizoen. Voor verstoring van broedvogels wordt geen ontheffing verleend voor activiteiten van ruimtelijke ontwikkeling.

3.5.3 Conclusie

Vanuit ecologie bestaan er geen belemmeringen tegen het plan.

3.6 Cultuurhistorische aspecten

3.6.1 Wettelijk kader

Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.

De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.

3.6.2 Onderzoek

Ten behoeve van het project is onderzoek naar de aspecten op het gebied van archeologie gedaan (Inventarisatie van archeologische informatie Wateringen-Heulweg 30, Hazenberg Archeologie Leiden, rapport 20030903, datum 3 september 2003). In voormeld rapport werd ondermeer geconcludeerd dat het plangebied kansarm zou zijn aan archeologische waarden. Inmiddels is naar voren gekomen dat er een hoge verwachting bestaat vanwege de mogelijke aanwezigheid van een Romeinse weg en de vele vondsten uit met name de Romeinse tijd in de omgeving. Naar aanleiding hiervan is een aanvullende notitie opgesteld (aanvullende notitie Archeologie, Hazenberg Archeologie Leiden, datum 10 september 2015). Uit voormelde notitie komt naar voren dat door de gekozen funderingswijze (kruipruimte en fundering komen niet in de bodem te liggen maar op het maaiveld, omdat het huidige maaiveld wordt opgehoogd en heipalen hebben een gezamenlijk oppervlak van 11,25 m2) waardoor er geen archeologische onderzoeksverplichting geldt.

3.6.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er vanuit archeologie geen belemmeringen bestaan tegen de uitvoering van het project.

3.7 Ladder voor duurzame verstedelijking

3.7.1 Wettelijk kader

In deze paragraaf is het bestemmingsplan getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking als neergelegd in artikel 3.1.6, lid 2, van het Besluit ruimtelijke ordening en specifiek artikel 2.1.1 van de Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland. De ladder kent de drie treden die achter elkaar worden doorlopen zoals in onderstaande figuur zijn weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.WATHEULWGnb30Bpbp-VA01_0011.png"

3.7.2 Onderzoek

Actuele regionale behoefte 

Om de eerste trede van de ladder te doorlopen moet gekeken worden of er sprake is van een regionale behoefte naar nieuwe woningen. In deze fase wordt aangetoond dat de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd.

De gemeente Westland valt binnen de regio Haaglanden. Voor deze regio is de regionale woningbehoefte opgenomen in het regionaal structuurplan 2020 en de regionale woonvisie. Vanuit het regionaal structuurplan blijkt dat in de periode tot 2020 in totaal nog 75.000 tot 80.000 woningen gebouwd dienen te worden. In het Westland worden van dit totaal aantal woningen 7040 woningen gerealiseerd. Deze nieuwbouwwoningen zijn binnenstedelijk gesitueerd of betreffen een uitleglocatie.

Voornoemd woningbouwprogramma en de locaties van de te realiseren woningen zijn vastgelegd in de structuurvisie Westland 2025. Het plangebied is in de structuurvisie van de gemeente Westland aangewezen als dorpskern en in de Provinciale Structuurvisie als stedelijk gebied. Vanuit het voornoemde blijkt dat met het bestemmingsplan “Heulweg achter 30B te Wateringen” invulling wordt gegeven aan een regionale woningbehoefte.

Voorzien in behoefte binnen bestaand stedelijk gebied

Op de tweede trede van de ladder dient antwoord gegeven te worden op de vraag of de regionale behoefte geheel of deels opgevangen kan worden in bestaand stedelijk gebied en, zo ja, of dit wenselijk, dan wel financieel haalbaar is. Indien het antwoord hierop nee is kan overgegaan worden naar de derde trede van de ladder.

De provincie doet in de toelichting van de Verordening ruimte 2014 de aanbeveling de opvang van de regionale behoefte niet per plan te onderzoeken maar vooraf een overzicht te maken met de beschikbare ruimte binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD), bijvoorbeeld in een gemeentelijke of regionale structuurvisie.

De hoeveelheid woningbouw zoals dit vanuit de regionale woningbehoefte in het Westland gerealiseerd dient te worden is in de structuurvisie Westland 2025 verdeeld over de verschillende kernen. Zowel volgens de structuurvisie van de gemeente Westland 2025 als de Visie Ruimte en Mobiliteit zijn de gronden aangewezen als woon- en stedelijk gebied.

Voorzien in behoefte op nieuwe locatie

Deze trede is niet aan de orde aangezien het bestaande stedelijk gebied voor deze ontwikkeling voldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale en intergemeentelijke vraag te voldoen.

3.7.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat ten aanzien van de strategie voor de bebouwde ruimte er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan bestaan.

Hoofdstuk 4 Juridische planbeschrijving

4.1 Planvorm

4.1.1 Wettelijk voorgeschreven standaardisering

De planregels en de planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen als gepubliceerd door het ministerie van VROM (SVBP 2012) en als wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

Daarnaast zijn in de planregels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In een apart artikel zijn de bijzondere gebruiksverboden opgenomen voor alle bestemmingen, welke verboden aansluiten op het wettelijk verbod als neergelegd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening.

4.1.2 Aanvulling en geoorloofde afwijking van de SVBP 2012

De planregels en planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In de hierna volgende paragrafen is de aan het bestemmingsplan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de SVBP 2012.

4.1.3 Systematiek van de planregels

Opbouw planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

 

Inleidende regels

Begrippen (Artikel 1)

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

 

Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

 

Bestemmingsregels

De bestemmingsregels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • doeleindenomschrijving (gebruiksregels); 
  • bouwregels; 
  • nadere eisen; 
  • afwijkingsregels.

 

Gebruiksregels

De doeleindenbeschrijving van de bestemming of de dubbelbestemming, waarvan opname in de planregels is geboden in artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, is in de planregels voor elke bestemming in eerste instantie vervat in het onderdeel "Bestemmingsomschrijving". Van het onderdeel "Specifieke gebruiksregels" wordt in de planregels vooral gebruik gemaakt om regels te geven voor de onder de bestemming of dubbelbestemming vallende functieaanduidingen en bouwaanduidingen en andere aanduidingen.

 

Afwijkingsregels

In het onderdeel "Afwijken van de gebruiksregels" wordt alleen die afwijkingsbevoegdheid opgenomen die uitsluitend ziet op het gebruik. Zodra sprake is van het afwijken van de bouwregels - ook al vormt dat bouwen een (klein) onderdeel van het gebruik in ruime zin - wordt de bevoegdheid daartoe geplaatst in het onderdeel "Afwijken van de bouwregels".

 

Aanleggen of slopen

De aanlegregels of sloopregels zijn uitvoerig met het oog op een zorgvuldige verlening van de omgevingsvergunning daartoe, voor zover regels daarvoor niet reeds zijn voorzien in de Wet ruimtelijke ordening of het Besluit ruimtelijke ordening. De aanlegregels of sloopregels kennen de volgende onderverdeling:

  • het aanlegverbod of sloopverbod zelf;
  • de voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning mag worden verleend en het inwinnen van deskundigenadvies;
  • de specifieke aanlegverboden of sloopverboden met de daarop gegeven uitzonderingen.

 

Algemene gebruiksregels

In het artikel "Algemene gebruiksregels" zijn naast een verwijzing naar het algemene gebruiksverbod van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, specifieke gebruiksverboden ter invulling van het algemene gebruiksverbod opgenomen. Daarin is onderscheid gemaakt tussen het verbod op het gebruik van gronden en het verbod op het gebruik van bouwwerken.

 

Overgangs- en slotregels

In het artikel "Slotregel" zijn de volgende onderdelen opgenomen:

  • het onderdeel "Vervangen bestemmingsplannen" waarin een overzicht van de bestemmingsplannen en andere planregimes is opgenomen die met dit bestemmingsplan zijn vervangen;
  • en het onderdeel "Citeertitel".

4.1.4 Systematiek van de planverbeelding

Wettelijke vereisten

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

De planverbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. De digitale planverbeelding en de andere onderdelen van de dataset hebben het volgende planidentificatie-nummer gekregen:

NL.IMRO.1783.WATHEULWGnb30Bpbp-VA01

De dataset bestaat uit:

  • het GML-bestand van de planverbeelding;
  • het XML-geleideformulier;
  • de onderliggende bestanden zoals ondergrond en overige topografische informatie;
  • de PDF- en HTML-bestanden voor respectievelijk de verbeelding van plantoelichting en planregels.

 

Leeswijzer verbeelding

Wegwijzer via internet

Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.

Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Indien meer informatie is gewenst, kan worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.

 

Analoge verbeelding

Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.  

 

Bestemmingsvlak en bouwvlak

Vrijwel elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).

 

Aanduidingen

Op de digitale plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden van functieaanduidingen zijn 'bedrijfswoning', 'detailhandel' en 'kantoor'.

Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Voorbeelden van bouwaanduidingen zijn 'gestapeld' en 'onderdoorgang'. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.

4.2 Bestemmingsregeling

Naar aanleiding van een concrete aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan voor de bouw van drie woningen op het perceel Heulweg achter 30B te Wateringen is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld. De in het bestemmingsplan opgenomen functies zijn als volgt bestemd:

4.2.1 Bestemmingen

Tuin: Een deel van de bestemming wonen wordt bestemd als "Tuin".

Wonen: Een deel van de bestemming wonen wordt bestemd als "Wonen";

Verkeer-Verblijfsgebied: Een deel van de bestemming wonen wordt bestemd als "Verkeer-Verblijfsgebied".

Hoofdstuk 5 Handhaving

Handhaven op maat

Op 1 februari 2011 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhaven op maat' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht voor de komende vier jaren beschreven. De gemeente Westland wil een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid in het Westland te vergroten en te waarborgen. Handhaving is hierbij één van de middelen die hiervoor wordt ingezet. Handhaving is dus geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringsketen (ontwikkeling wet - en regelgeving – normstelling – vergunningverlening – uitvoering – toezicht -handhaving). De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingtraject ingezet.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12 Wro is de gemeente verplicht bij vaststelling van een bestemmingsplan of projectbesluit waarin bouwplannen zijn opgenomen als aangewezen in artikel 6.12 Wro juncto artikel 6.2.1. Bro, een exploitatieplan vast te stellen. Geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld als het verhalen van kosten anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld doordat de gemeente hierover overeenkomsten heeft gesloten met de eigenaren van de binnen het exploitatiegebied gelegen gronden, of doordat de gemeente zelf eigenaar is van bedoelde gronden. Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied zijn de exploitatiekosten beoordeeld en is een exploitatieplan niet nodig omdat er geen kostenverhaal anders dan leges verschuldigd is.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Overleg

Als onderdeel van de bestemmingsplanprocedure heeft in de periode van 10 november 2015 t/m 9 december 2015 over het voorontwerp van dit bestemmingsplan bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 5.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij zijn in het kader van het voorliggende bestemmingsplan de volgende instanties ingelicht:


1. Provincie Zuid-Holland;

2. Hoogheemraadschap Delfland;

3. Veiligheidsregio Haaglanden.

Binnen de gestelde termijn zijn de navolgende reacties ingediend. De overlegreacties zijn als bijlage aan deze onderbouwing toegevoegd. Hieronder volgt een samenvattend overzicht van de reacties/vragen alsmede de beantwoording daarvan door het college van burgemeester en wethouders.


1. Provincie Zuid Holland

Na het doorlopen van het e-formulier 'Aanbieden ruimtelijke plannen Wro en ontheffingsverzoeken provinciale verordening ruimte' is naar voren gekomen dat het plan niet strijdig is met provinciale belangen en het plan niet opgestuurd hoeft te worden aan de provincie Zuid-Holland.


2. Hoogheemraadschap Delfland

Tijdens de overlegperiode is van het Hoogheemraadschap van Delfland geen reactie ontvangen.


3. Veiligheidsregio Haaglanden

Vanuit de Veiligheidsregio Haaglanden is aangegeven dat ihkv Externe veiligheid de ontwikkeling niet voor een significante toe- of afname van het huidige risico zorgt. Op basis hiervan is besloten om verder geen specifieke adviezen aangaande Externe veiligheid uit te brengen.


De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in de bijlagen van deze toelichting.

6.2.2 Zienswijzen

Van 26 februari tot en met 7 april 2016 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Gedurende de periode van tervisielegging is een zienswijze ingediend. De ontvangen zienswijze is beoordeeld. Naar aanleiding van de zienswijze heeft overleg plaatsgevonden en is de nokhoogte van de woning op kavel 3 verlaagd van 10 meter naar 9 meter. Op 13 april 2016 is de zienswijze ingetrokken.