Konijnenburg Groep

Bestemmingsplan Dijckerwaal fase 1

Status: vastgesteld
Datum: 30 juni 2015
imro: NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf1pbp-VA01

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Dijckerwaal fase 1 met identificatienummer NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf1pbp-VA01 van de gemeente Westland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-gebonden onderneming

een onderneming die is of kan zijn gevestigd in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon die in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.

1.6 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.7 bestaande bouwwerken

bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of vergund zijn om tot stand te zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 bouwwijze

de wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn: vrijstaand, twee-aaneen, gestapeld of aaneen gebouwd.

1.20 boveninsteek

de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.

1.21 dakkapel

een constructie die ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, en die vrij ligt in het hellend dakvlak.

1.22 daknok

hoogste punt van een schuin dak.

1.23 dakopbouw

een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die niet vrij in het dakvlak ligt, maar ten minste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak raakt van het betreffende gebouw/de betreffende woning.

1.24 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaars-kantoren en bankfilialen.

1.27 ecologische verbindingszone

een verbinding, of onderdeel van een verbinding, tussen gebieden die onderdeel uitmaken van een netwerk van natuurgebieden van internationaal of nationaal belang dat strekt tot de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten.

1.28 erf

al dan niet bebouwd gronden die bij de hoofdmassa horen, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze inrichting niet verbieden.

1.29 garage

een zelfstandig gebouw of complex van gebouwen, al dan niet gekoppeld aan een hoofdgebouw, geschikt en bestemd voor de stalling van vervoermiddelen.

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 geschakelde woning

een geschakelde woning is een eengezinswoning waarbij de muren of muren van aanbouwde bijbehorende bouwwerken gedeeltelijk aan andere woningen grenzen.

1.32 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken exclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken of vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

1.33 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.34 kap

een constructie van uitsluitend een of meer hellende dakvlakken met een helling van meer dan 20 en minder dan 65 graden.

1.35 netto-bedrijfsvloeroppervlakte

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor de genoemde functie, exclusief de hieraan ondersteunende voorzieningen (zoals keuken, uitgifteruimte, toiletten en dergelijke).

1.36 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.37 oorspronkelijke achtergevel

de achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw.

1.38 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en andere openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.39 overkapping

een overig bouwwerk voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.40 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct een duurzaam met de aarde is verbonden.

1.41 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.42 peil

  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. in andere gevallen en voor overige bouwwerken: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.

1.43 risicovolle inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.44 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop of sekstheater, een sekswinkel, een seksautomatenhal en een seksclub of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

1.45 straatmeubilair

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts) voorzieningen, zoals: verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloem-bakken, telefooncellen, abri’s, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.46 twee-aaneen gebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee-aaneen gebouwde woningen.

1.47 voorerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn voor de, met een gevellijn op de planverbeelding aangegeven, voorgevel van dat hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.48 voorgevel

de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.

1.49 voorgevelrooilijn

de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing of daar waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.

1.50 woning

een complex van ruimten, dat blijkens de indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.

1.51 woning, duur

een woning waarvan de marktwaarde tussen de € 226.000,- en € 410.500,- ligt;

1.52 woning, goedkoop

een woning waarvan de marktwaarde kleiner of gelijk dan € 163.508 is;

1.53 woning, midden duur

een woning waarvan de marktwaarde tussen de € 163.508,- en € 226.000,- ligt;

1.54 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.


Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van onderschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 afstand tot de bouwperceelgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.8 de lengte van een aanlegsteiger

de afstand tussen de boveninsteek van het water en het deel van de aanlegsteiger dat daar het verst vanaf gelegen is.

2.9 afstand

de loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.10 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.


Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen en water;
  2. natuurvriendelijke oevers;
  3. ter hoogte van de functieaanduiding "verkeer" (v): mede één verkeersverbinding;

  4. met de daarbij behorende:

  5. speelvoorzieningen;
  6. fiets- en voetpaden.

3.1 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.


Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het behoud, herstel, versterken en/of het ontwikkelen van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  2. de verbetering van het milieu voor de actuele en potentiële natuurlijke levensgemeenschappen;
  3. de opbouw van het landschap;
  4. fiets- en voetpaden;
  5. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. natuurvriendelijke oevers;
  8. voorzieningen van algemeen nut;
  9. ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van natuur – bunkers" (sn-b) zijn de gronden die zijn gelegen binnen een zone van 5 m rond de bunkers, mede bestemd voor behoud, de versterking en/of het herstel van de aan deze gronden en de zich daarop bevindende opstallen eigen zijnde cultuurhistorische waarde.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.3.1 Verbod op werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming “Natuur” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verleend door burgemeester en wethouders, de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
  3. het ontginnen; bodemverlagen, afgraven, ophogen, egaliseren of scheuren van grasland;
  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
  6. het vellen en/of rooien of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas dan wel waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen hebben;
  7. het bebossen van gronden, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan niet als bos konden worden aangemerkt;
  8. het bemalen of draineren van de grond en het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water of het anderszins wijzigen van de grondwaterstand en de waterhuishouding;
  9. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, olie of gas.

4.3.2 Uitzonderingen op verbod op werken en werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in lid 4.3.1 is niet van toepassing op werkzaamheden die:
  1. noodzakelijk zijn voor de realisering en uitvoering van het inrichtingsplan voor ‘Dijckerwaal fase 1’ en het masterplan ‘Waelpark’;
  2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  3. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  4. vallen binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik, met uitzondering van het blijvend scheuren van grasland;
  5. vallen onder het vellen of rooien bij wijze van verzorging van het aanwezige houtgewas;
  6. behoren tot het periodiek kappen van hakhout voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan bestaande bodemgebruik.



Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 m.


Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken voet- en fietspaden;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen- en speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van die bouwwerken, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, 3 m bedraagt.


Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, sierwater en verkeer te water;
  2. ter plaatse van de functieaanduiding "ecologische verbindingszone"(evz):
    • een ecologische verbindingszone;
    • het behoud, herstel en/of het ontwikkelen van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  3. natuurvriendelijke oevers;

  4. met de daarbij behorende:

  5. voorzieningen zoals taluds, groen, bruggen, duikers, aanlegsteigers en waterstaatkundige voorzieningen, onder de voorwaarde dat de natuurlijke (te ontwikkelen) waarden binnen de functieaanduiding (evz) niet worden aangetast.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd;
  2. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt 3 m;
  3. voor aaneengesloten bebouwing, waaronder twee-onder-één kapwoningen, direct grenzend aan de bestemming, zijn aanlegsteigers toegestaan met dien verstande dat:
    • de breedte van de aanlegsteiger, parallel aan de achtererfgrens, maximaal 2/3 van de kavelbreedte bedraagt;
    • parallel aan de zijerfgrens aanlegsteigers zijn toegestaan over de volledige lengte tussen de achtergevel van het hoofdgebouw en de watergrens aan de achterzijde van de woonkavel;
  4. ter plaatse van de functieaanduiding "ecologische verbindingszone"(evz) zijn geen aanlegsteigers toegestaan.



Artikel 8 Woongebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Woongebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen;
  2. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de bestemming waaronder woonstraten zonder ontsluiting op doorgaande verkeersstructuren en voet en fietspaden;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, groen- en speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijbehorende bouwwerken en overkappingen;
  3. andere overige bouwwerken;
en gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels.

8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. het maximale aantal woningen bedraagt 145;
  2. de woningen mogen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd;
  3. de hoofdgebouwen worden vrijstaand, half-vrijstaand of aaneengesloten gebouwd;
  4. de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt 11 m;
  5. de maximale goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt 7 m;
  6. de onderlinge afstand tussen hoofdgebouwen bedraagt:
  7. 1. tussen vrijstaande hoofdgebouwen ten minste 1 m;
    2. tussen half-vrijstaande en aaneengesloten hoofdgebouwen ten minste 3 m;
    3. de afstand tussen de voorgevels van de hoofdgebouwen bedraagt minimaal 2 maal de goothoogte van het hoogste hoofdgebouw;
  8. indien het hoofdgebouw niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd bedraagt de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m;
  9. de onderlinge afstand tussen de achtergevels van de hoofdgebouwen bedraagt minimaal 16 m;
  10. in afwijking van het bepaalde onder h. bedraagt de onderlinge afstand tussen de achtergevels van de hoofdgebouwen minimaal 8 m indien het aangrenzende achterliggende hoofdgebouw in de achtererfgrens is gesitueerd;
  11. in afwijking van het bepaalde onder h. en i. is het bouwen van hoofdgebouwen in de achtererfgrens met aaneengesloten achtergevels toegestaan;
  12. ter plaatse van de functieaanduiding "erf" (e) zijn geen hoofdgebouwen en/of delen van hoofdgebouwen toegestaan.

8.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken en overkappingen op het erf (zij- en achtererf) bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van de woning met een maximum van 50 m²;
  2. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m² mag bij de maximale oppervlakte van 50 m² 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m²;
  3. bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw gebouwd;
  4. de maximale diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt 4 m;
  5. in afwijking van het bepaalde onder d. bedraagt de maximale diepte van garages, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt, 6 m;
  6. de maximale bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en garages aan de achterzijde van het hoofdgebouw bedraagt 4 m en maximaal 0,40 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  7. de maximale goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en garages aan de zijkant van het hoofdgebouw bedraagt 3 m;
  8. de maximale bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en garages aan de zijkant van het hoofdgebouw bedraagt 7 m;
  9. in afwijking van het bepaalde onder f en g mag de maximale bouwhoogte en/of goothoogte worden opgehoogd met maximaal 1,50 m ten behoeve van een dakterras;
  10. de maximale bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt 4 m;
  11. de maximale bouwhoogte van overkappingen bedraagt 3 m;
  12. dakkapellen aan de voorzijde van de woning zijn niet toegestaan.

8.2.4 Erkers

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:
  1. de erker aan de voorgevel wordt gesitueerd ten minste 0,5 m uit de zijgevel van het hoofdgebouw en ten minste 0,5 m uit de kap;
  2. de diepte van de erker aan de voorgevel bedraagt ten hoogste 1/3 van de afstand van de voorgevel tot de voorste perceelsgrens met een maximum van 1,5 m;
  3. de breedte van de erker aan de voorgevel bedraagt ten hoogste 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  4. de erker aan de zijgevel wordt gesitueerd ten minste 0,50 m uit de voorgevel van het hoofdgebouw;
  5. de breedte van de erker aan de zijgevel bedraagt ten hoogste 1/3 van de diepte van het hoofdgebouw;
  6. de goothoogte van de erker bedraagt te hoogste 3 m of 0,4 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  7. de bouwhoogte van de erker bedraagt ten hoogste 4 m.

8.2.5 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen tussen de openbare weg en de voorgevelrooilijn bedraagt 1 m;
  2. de maximale bouwhoogte van overige erfafscheidingen bedraagt 2 m;
  3. de maximale bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt 3 m;
  4. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van straatverlichting bedraagt 7 m.

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.3.1 Afwijken van de afstand tussen half-vrijstaande en aaneengesloten hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2, onder f., voor het verkleinen van de afstand tussen half-vrijstaande en aaneengesloten hoofdgebouwen naar minimaal 1 meter, mits dit niet op stedenbouwkundige bezwaren stuit.

8.3.2 Afwijken voor de bouw van dakkapellen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.3, onder l., voor de bouw van een dakkapel met dien verstande dat:
  • de dakkapel onderdeel is van een stedenbouwkundig ensemble en stedenbouwkundig hiermee van belang is;
  • de dakkapel architectonisch is mee ontworpen met het hoofdgebouw;
  • er advies is ingewonnen bij de stedenbouwkundige van de gemeente Westland.

8.3.3 Afwijken voor de bouw architectonische elementen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2, onder d. en e., voor de bouw van architectonische elementen met dien verstande dat:
  • het architectonisch element onderdeel is van een stedenbouwkundig ensemble en stedenbouwkundig hiermee van belang is;
  • het architectonisch element is mee ontworpen met het hoofdgebouw;
  • er advies is ingewonnen bij de stedenbouwkundige van de gemeente Westland.

8.3.4 Afwijken voor hogere erfafscheiding

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.5, onder a., voor de bouw van hogere erfafscheiding tussen de openbare weg en de zijerfgrens, met dien verstande dat:
  • de maximale bouwhoogte 2 m bedraagt;
  • er advies is ingewonnen bij de stedenbouwkundige van de gemeente Westland.

8.3.5 Afwijken voor het bouwen dichter op de zijdelingse perceelgrens

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2, onder g., om het hoofdgebouw op een kortere afstand te bouwen dan 1m ten opzichte van de zijdelingse perceelgrens, met dien verstande dat:
  • de kortere afstand noodzakelijk is om (ontwerp-)technische knelpunten voor de situering van het hoofdgebouw op te lossen;
  • er advies is ingewonnen bij de stedenbouwkundige van de gemeente Westland.

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.4.1 Parkeerplaatsen

Voor het parkeren geldt de volgende parkeernormering:
  • 1,7 parkeerplaatsen per woning voor goedkope woningen;
  • 1,9 parkeerplaatsen per woning voor midden-dure woningen;
  • 2,1 parkeerplaatsen per woning voor dure woningen.

8.4.2 Aan-huis-gebonden onderneming

Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden onderneming toegestaan, mits:
  1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  2. het netto-vloeroppervlak in gebruik voor de aan-huis-gebonden onderneming niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²;
  3. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
  4. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
  5. de onderneming alleen door een van de bewoners (zonder personeel) wordt uitgeoefend;
  6. er geen vergunningsplichtige activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de Wet milieubeheer; en
  7. er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden;
  8. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw plus aanbouw, uitbouw en aangebouwd bijbehorend bouwwerk;
  9. alleen ter plaatse van de functieaanduiding "kantoor" (k) een zelfstandige kantoorruimte bij de woning is toegestaan met een maximale oppervlakte van 100 m², mits deze zijn voorzien van 3 parkeerplaatsen op eigen terrein.

8.4.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  2. kamerbewoning;
  3. detailhandel;
  4. horeca.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

8.5.1 Wijziging voor de bouw van appartementen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen voor de bouw van appartementen binnen de bestemming ‘Woongebied’, met dien verstande dat:
  1. het maximale aantal woningen zoals bepaald in lid 8.2.2, onder a., niet wordt overschreden;
  2. de bouw van de appartementen voldoet aan de parkeernormering zoals opgenomen in het Westlands Verkeers- en Vervoersplan;
  3. alvorens tot wijziging van het bestemmingsplan wordt overgegaan, advies wordt ingewonnen bij de stedenbouwkundige van de gemeente Westland.



Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waterstaat - Waterkering” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de waterkering. In geval van strijdigheid, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2, onder b., indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de waterkering.

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

9.4.1 Wijziging voor verwijderen waterkering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen voor het verwijderen van de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering", mits:
  1. de betreffende waterkering niet langer de functie van waterkering heeft en niet langer noodzakelijk is;
  2. alvorens tot wijziging van het bestemmingsplan over te gaan, advies wordt ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland.



Artikel 10 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Hoogteaanduidingen op de planverbeelding

11.1.1 Maximale hoogte

De op de planverbeelding aangegeven hoogteaanduiding geeft de maximale goot- dan wel bouwhoogte van gebouwen in meters aan.

11.1.2 Geen hoogteaanduiding

Indien op de planverbeelding geen hoogteaanduiding is opgenomen, geldt voor de maximaal toelaatbare goot- dan wel bouwhoogte het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze planregels.

11.2 Overschrijding van hoogteaanduidingen op de planverbeelding

11.2.1 Ondergeschikte bouwdelen

De in lid 11.1 bedoelde hoogten mogen worden overschreden door antenne-installaties, mits deze voldoen aan het bepaalde in lid 11.4, en door schoorstenen, trappenhuizen, alarminstallaties en andere ondergeschikte bouwonderdelen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

11.2.2 Liftkokers

De in lid 11.1 bedoelde hoogten mogen worden overschreden door liftkokers, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt, tenzij in hoofdstuk 2 van deze planregels anders is bepaald.

11.3 Algemene hoogtematen

Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van overige bouwwerken gelden de volgende maten, tenzij in hoofdstuk 2 van deze planregels anders is bepaald:
  • erfafscheidingen:
  • tussen de openbare weg de voorgelrooilijn 1,00 m
  • erfafscheidingen elders 2,00 m
  • overkappingen 3,00 m
  • straatmeubilair 3,00 m
  • lichtmasten 20,00 m
  • antennes ten behoeve van telecommunicatie niet zijnde schotelantennes 5,00 m
  • overige bouwwerken 2,00 m
  • vlaggenmasten 6,00 m.

11.4 Overschrijding bouwgrenzen

De op de planverbeelding aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;
  2. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
  3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
  4. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
  5. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen; hijsinrichtingen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
  6. dakopbouwen, luifels en aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de voorzijde met een maximum van 1 m.

11.5 Ondergrondse bouwwerken

  1. De regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.
  2. In aanvulling op het bepaalde onder a. mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen hoofdgebouw.



Artikel 12 Algemene gebruikregels

12.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1, lid 1, onder c.,van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  2. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  3. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  4. het gebruik van bouwwerken of het laten gebruiken van bouwwerken als seksinrichting.



Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - tenzij op grond van hoofdstuk 2 van deze planregels deze bevoegdheid al is gegeven – met een omgevingsvergunning af te wijken van de planregels voor:
  1. afwijkingen van voorgeschreven maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%, waarbij het primair moet gaan om het oplossen van knelpunten waar het bestemmingsplan niet in voorziet en waartegen in planologisch opzicht geen bezwaar bestaat en waarbij het niet bedoeld is om de bouwmogelijkheden bij voorbaat al te vergroten;
  2. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m³ zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
  3. het bouwen van een tweedelijns dakkapel aan de achterzijde boven een bestaande dakkapel;
  4. het bouwen van straatmeubilair of andere overige bouwwerken die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
  5. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 m mogen bedragen;
  6. afwijkingen van het bestemmingsplan, ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
  7. overschrijding van bouwgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch of ruimtelijke kwaliteit in plaats van esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
  8. het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden;
  9. het afwijken van de parkeernormering, zoals deze is opgenomen in artikel 8, lid 8.4.1, indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.

13.2 Afwijking niet toegelaten

Afwijking van het bestemmingsplan wordt in ieder geval niet toegelaten, indien met de afwijking onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.


Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.



Artikel 15 Algemene procedureregels

15.1 Omgevingsvergunning

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

15.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.


Artikel 16 Overige regels

16.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
  1. de bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;
  2. de brandweeringang;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

16.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

16.3 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in Artikel 11 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.


Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwen

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 17.1.a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1.a met maximaal 10%.
  3. Lid 17.1.a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.2.a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.2.a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Lid 17.2.a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

17.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik, zoals gegeven in lid 17.2, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.


Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Dijckerwaal fase 1.

Copyright ©2014 Konijnenburg Groep - Disclaimer - Algemene voorwaarden