Plan: | Burgemeester Elsenweg nabij 9A te Honselersdijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1783.OBTELSENBOSg01-VA01 |
Er is een omgevingsvergunning ingediend voor de bouw van het bedrijfspand voor het bedrijf Biersteker dak-, gevel- en bouwtechniek aan Burgemeester Elsenweg nabij 9a te Honselersdijk. De ontwikkeling past niet binnen het bestemmingsplan 'Elsenbosch'. Om de ontwikkeling mogelijk te maken moet een ruimtelijke procedure doorlopen worden. In dit document wordt een ruimtelijke onderbouwing gegeven op basis waarvan een procedure (ex artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 Wabo) kan worden gevoerd, ten einde binnen de wettelijke kaders medewerking aan het bouwinitiatief te verlenen.
Het projectgebied is gelegen ten westen van de kern Honselersdijk aan de Burgemeester Elsenweg te Honselersdijk. Het projectgebied is kadastraal bekend als kern Naaldwijk, sectie H nummers 3106 en 3112.
Luchtfoto met ligging en kadastrale grenzen projectgebied.
De gronden van het binnen het bestemmingsplan 'Elsenbosch' gelegen projectgebied hebben ingevolge artikel 3 de bestemming 'Bedrijf' met de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1, ingevolge artikel 5 de bestemming 'Groen', ingevolge artikel 11 de bestemming 'Water', ingevolge artikel 14 de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en ingevolge artikel 15 de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
Uitsnede www.ruimtelijkeplannen.nl.
Gebruik
Op grond van artikel 3.1, onder a. zijn de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden bestemd voor bedrijven, instellingen en organisaties gericht op de aan de Greenport gerelateerde product-, teelt-, techniek- en procesontwikkeling.
Biersteker Gevel- & Daktechniek B.V is een bedrijf gericht op daktechniek, geveltechniek en bouwtechniek dat voornamelijk werkzaam is voor glastuinbouw gerelateerde bouwwerken als bedrijfshallen en koelcellen. Daarmee is het een aan de Greenport gerelateerd bedrijf op het gebied van met name techniek.
Op grond van artikel 3.1, onder d. zijn de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden bestemd voor ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen, in ieder geval ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' (os).
Ter plaatse van deze aanduidingen bevinden zich ook het bedrijfspand en groenvoorzieningen.
Op grond van artikel 3.1, onder e. zijn de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden bestemd voor opgaand groen ter plaatse van de aanduiding 'groen' (g).
Ter plaatse van deze aanduidingen bevinden zich ook (deels) de ontsluitingen van het perceel.
Op grond van artikel 5.1 zijn de voor 'Groen' aangewezen gronden bestemd voor groen, water, voet- en fietspaden en ontsluitingswegen, ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' (os).
Zowel een deel van het bedrijfsgebouw, het buitenterrein, alsmede een deel van de parkeerplaatsen zijn op deze bestemming gelegen.
Op grond van artikel 11.1 zijn de voor 'Water' aangewezen gronden bestemd voor waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, sierwater en het verkeer te water.
Een deel van het bedrijfsgebouw is op deze bestemming gelegen.
Bouwregels
Op grond van artikel 3.2.1, onder a. worden gebouwen en overkappingen gebouwd binnen het bouwvlak.
De bedrijfshal ligt deels buiten het bouwvlak. Het kantoor ligt geheel buiten het bouwvlak.
Op grond van artikel 3.2.1, onder g. van het bestemmingsplan dient ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' over ten minste 80% van de breedte van een bouwperceel in de aangegeven voorgevelrooilijn (gevellijn) te worden gebouwd.
Er wordt niet in, maar voor de gevellijn gebouwd.
Op grond van artikel 5.2, onder a. mogen op gronden met de bestemming 'Groen' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Op de gronden worden gebouwen (bedrijfspand en overkapping) gebouwd.
Op grond van artikel 5.2, onder c. mag op gronden met de bestemming 'Groen' de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 meter bedragen.
De gevel met overkapping rond het buitenterrein is als gebouw aan te merken en daarmee niet toegestaan op deze gronden.
Op grond van artikel 11.2, onder a. mogen op gronden met de bestemming 'Water' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Op de gronden worden gebouwen (bedrijfspand) gebouwd.
Op grond van artikel 15.2, onder b. mag op gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen– met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
De aanvraag betreft het oprichten van een nieuw bedrijfspand.
Op grond van artikel 17.8.1 is het beeldkwaliteitsplan (als opgenomen in bijlage 3 van het bestemmingsplan) een toetsingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning.
Het plan voldoet op een aantal punten niet aan het beeldkwaliteitsplan.
De omgevingsvergunning "Burgemeester Elsenweg nabij 9A te Honselersdijk" bestaat uit een toelichting, planregels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven met aandacht voor cultuurhistorisch waardevolle elementen, overige ruimtelijke kwaliteiten, aanwezige knelpunten en te verwachte ontwikkelingen. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. In Hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. Tot slot wordt in Hoofdstuk 4 ingegaan op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het de ruimtelijke onderbouwing.
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.
Structuurvisie Westland 2025-Perspectief 2040
Na een periode van ongekende groei heeft de economische conjunctuur een ongewild moment van bezinning gebracht. Ambities en de realiteit van alledag sluiten niet meer op elkaar aan. Met dit besef stelt de gemeente haar structuurvisie op, in de wetenschap dat de rol van de overheid de komende jaren zal veranderen. De visie geeft een ruimtelijk toekomstperspectief, ons streven voor de langere termijn, zonder daarbij de realiteit uit het oog te verliezen. In het perspectief 2040, dat in dialoog met de samenleving tot stand is gekomen, staan de ambities voor de toekomst van Westland. Hierin staan ook de kernwaarden die we als meetlat gebruiken bij toekomstige afwegingen of ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt of niet. We zetten zo eerst de stip op de horizon om aan te geven waar we naartoe willen. Op basis daarvan gaan we aan de slag met ruimtelijke ontwikkelingen die ons dichter bij het geschetste perspectief brengen. Met deze visie op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) faciliteert Westland de gewenste ontwikkelingen en stelt het tegelijkertijd het ruimtelijk kader tot 2025, met het besef dat de uitwerking aan vele partijen is. Westland wil ontwikkelingen mogelijk maken en niet opleggen onder het adagium ‘alleen ga je sneller, samen kom je verder'. Deze visie gaat uit van participatie planologie, wat betekent dat de gemeente nadrukkelijk andere partijen uitnodigt en haar partners zoekt bij het verwezenlijken van een gedeelde ambitie. De visie is het beleidsbepalend document voor ruimtelijke ontwikkeling in Westland, waarmee duidelijkheid wordt verschaft aan ontwikkelende partijen en over de functionele invulling van gebieden. De structuurvisie biedt een juridische basis voor bovenplanse verevening en vormt de basis voor bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen in anterieure overeenkomsten met marktpartijen.
Verkeer- en vervoerbeleid
In de structuurvisie Westland uit 2014 is in hoofdlijnen het verbeteren van de bereikbaarheid van Westland opgenomen. Het verbeteren van de bereikbaarheid ondersteunt de ambities om een duurzame Greenport gemeente zijn, waar het goed wonen, werken en recreëren is. Speerpunten voor de bereikbaarheid zijn:
De kaders voor onder andere duurzaam veilige inrichting van de wegen en de parkeernormen zijn opgenomen in het Westlands Verkeer en Vervoerplan, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006.
Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018
In de vergadering van burgemeester en wethouders van 16 januari 2018 is de 'Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018' vastgesteld. Hiermee vervalt de verwijzing naar het WVVP. In het beleid is de parkeernormering van de gemeente Westland geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de meest recente kerncijfers van het CROW (landelijke richtlijnen).
Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met diepte werkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van diepte werkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. In het projectgebied zijn geen mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven aanwezig.
Integrale handhaving Wabo taken
Op 17 november 2015 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhavingsbeleid, integrale handhaving Wabo taken' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht beschreven. De naleving van wet- en regelgeving is daarbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, burgers en bedrijven. De wet- en regelgeving zijn bedoeld om kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid binnen de leefomgeving te beschermen en bevorderen en dat is in ieders belang. Dit draagt bij aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor de burgers en ondernemers van de Gemeente Westland. De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, zodat handhavend optreden hiertegen eenduidig mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid er van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.
Beleid en beleidsregels voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk in Westland
In deze Nota wordt aangegeven dat het wenselijk is een goede ruimtelijke spreiding van de verkooppunten van consumentenvuurwerk te bewerkstelligen. Doel bij een ruimtelijke benadering is het bereiken van een gelijkmatige spreiding van (kleine) bedrijven voor verkoop en opslag van consumentenvuurwerk over Westland, om op deze wijze straathandel en vuurwerktoerisme zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij moet er binnen elk verzorgingsgebied sprake zijn van voldoende (vuurwerk)aanbod om de lokale markt te voorzien en zodoende illegale handel in principe overbodig te maken en te voorkomen.
Het uitgangspunt voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van de gemeente Westland is:
Ruimte bieden aan ondernemers voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk met inachtneming van veiligheid en milieuregelgeving onder voorwaarde van een goede ruimtelijke spreiding.
Met daarbij de volgende randvoorwaarden:
In de planregels van het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen dat opslag en verkoop van consumentenvuurwerk niet is toegestaan.
Bedrijventerreinenvisie Westland
De Bedrijvenvisie Westland vormt - via het gemeentelijke Actieprogramma Economische Zaken - een uitwerking van de Visie Greenport Westland en is gericht op:
Nota publieksfuncties op bedrijventerreinen
Als nadere uitwerking van de Bedrijventerreinenvisie Westland hebben burgemeester en wethouders de Nota publieksfuncties op bedrijventerreinen vastgesteld om maatwerk te kunnen bieden voor publieksfuncties op lokale bedrijventerreinen. In deze nota is aangegeven wat wel en niet is toegestaan op lokale bedrijventerreinen. Wonen, detailhandel, horeca, leisure en care-functies zijn uitgesloten in bestemmingsplannen die betrekking hebben op bedrijventerreinen. Bij leisure kan worden gedacht aan fitness, kookstudio's en hobbyfuncties. Care-functies zijn onder andere kinderopvang, ouderenzorg, gehandicaptenopvang en huisartsen- en fysiotherapie-collectieven. In hoofdzaak zijn op bedrijventerreinen bedrijfsmatige en industriële functies toegestaan. Genoemd worden het vervaardigen, bewerken, installeren en inzamelen van goederen. Ook verhandelen van goederen wordt genoemd, waarbij detailhandel (verkoop aan een eindconsument) is uitgesloten. In de loop der tijd zijn daarop uitzonderingen gemaakt voor specifieke vormen van detailhandel, zoals verkoop van brand- en explosiegevaarlijke stoffen.
De verkoop van de zogenoemde ABC-goederen (Auto's, Boten en Caravans) is alleen toegestaan met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. Ook bouwmarkten zijn met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid mogelijk, conform de provinciale regelgeving. Tegelijkertijd is vestiging van woonwinkels aan strenge regionale regels van Haaglanden gebonden. Een andere functie die in beperkte mate is toegestaan zijn zelfstandige kantoren.
Onzelfstandige kantoren, die ten dienste staan van een bedrijf blijven mogelijk. Elk bedrijf kan ruimte nodig hebben voor een administratie- en verkoopafdeling, waarbij de oppervlakte maximaal 3.000 m² bedraagt. Zelfstandige kantoren kunnen in bestemmingsplannen door middel van een afwijkingsprocedure mogelijk worden gemaakt tot 500 m² per gebouw. Hierbij kan worden gedacht aan accountants en architecten. De kantoren mogen echter geen baliefunctie hebben (zoals makelaars en uitzend- of reisbureaus) en moeten ingepast (kunnen) worden op het bedrijventerrein. Inpassing is mogelijk bij de entree, of op de eerste verdieping van bestaande panden. Daarnaast moet voldaan worden aan de parkeernorm, die voor kantoren hoger is dan voor bedrijven.
Binnen het plangebied bevinden zich diverse functies die in strijd zijn met deze nota. Voor deze gevallen zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij vigerende regelgeving.
Regionaal structuurplan Haaglanden
Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc..
Met de verdere versterking van de kennisintensiteit van de economie van Haaglanden levert de regio een stevige bijdrage aan de realisatie van de in Europa afgesproken Lissabon-doelstelling, dat streeft naar de versterking van de innovatiekracht van de Europese economie.
Het plangebied wordt aangewezen als een gebied voor betere benutting van bestaande bedrijventerreinen. Herstructurering en beter gebruik van bestaande bedrijventerreinen heeft een hoge prioriteit. Het streven is erop gericht om na 2020 de vraag naar ruimte voor werken op de bestaande terreinen en in het bestaand stedelijk gebied op te kunnen vangen. Daar is een innovatief gebruik van de ruimte voor nodig. Herstructurering en intensiever gebruik van verouderde terreinen, dubbel grondgebruik, functiemenging en het ontwikkelen van milieumaatregelen die hinder van bedrijven verminderen, zijn hierbij belangrijke aangrijpingspunten. Bedrijven en kantorenlocaties moeten niet zonder meer worden getransformeerd naar woongebieden, maar moeten waar mogelijk worden behouden en gemoderniseerd.
Het omgevingsbeleid Zuid-Holland is op 1 april 2019 in werking getreden. In het Omgevingsbeleid is al het bestaande provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. Omdat onderdelen uit het Programma ruimte naar het visiedeel zijn omgezet, is het resterende deel hiervan nu onderdeel van het Omgevingsbeleid. Het gehele Omgevingsbeleid is alleen redactioneel gewijzigd, de beleidsinhoud is niet veranderd.
Het beleid is eenvoudiger, transparanter en toegankelijker gemaakt voor initiatiefnemers in Zuid-Holland. Al het sectorale beleid is samengevoegd in een digitaal systeem, dubbele teksten zijn er uit gehaald en samenhang is inzichtelijker gemaakt. Hiermee is een einde gekomen aan sectorale visies en nota's. Het beleid kan nu modulair worden aangepast en daarmee kan het Omgevingsbeleid doorontwikkeld worden richting inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Met het samenbrengen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving tot 1 integraal Omgevingsbeleid sorteert de provincie voor op de Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht provincies om 1 Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening te maken.
De Omgevingsvisie bestaat uit de volgende onderdelen:
Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan wordt richting gegeven door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit onze provinciale opgaven. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de verordening. Het geheel aan bestaande beleidskeuzes, inclusief de doorwerking naar programma's en verordening, vormt het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving.
Ruimtelijke hoofdstructuur
De ruimtelijke hoofdstructuur toont de essentie en de samenhang van verschillende ruimtelijke beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie. Het integrale kaartbeeld van de ruimtelijke hoofdstructuur is opgebouwd uit de volgende kaartbeelden:
De ruimtelijke hoofdstructuur
Programma ruimte
De drukte in de ondergrond neemt toe als gevolg van nieuwe mogelijkheden om de ondergrondse ruimte te benutten en de toenemende druk op de bovengrondse ruimte. Dat vraagt om een actieve ordening van ondergrondse functies, afgestemd met bovengrondse ontwikkelingen, in een driedimensionale planvorming (3D-ordening).
De ruimtelijke hoofdstructuur van de ondergrond toont indicatief en informatief de huidige ruimtelijke situatie van de ondergrond en strategische doelstellingen voor de ondergrond. De kaart verbeeldt de grotere ondergrondse infrastructuur van bovenlokaal belang én de gebieden met een specifieke betekenis vanuit een ondergronds belang. Onder de grote ondergrondse infrastructuur van bovenlokaal belang zijn meegenomen de (buis)leidingen, warmtenetwerken, tunnels in het openbaar vervoer en wegennetwerk. Gebieden met een specifiek ondergronds belang hebben betrekking op de bescherming/reservering voor de drinkwatervoorziening, de ambitie voor bodemenergie, de stimulering van ondergrondse waterberging, aardkundige waarden en hoge archeologische waarden.
Programma Ruimte
Een nieuwe versie van het Programma ruimte is gelijktijdig met de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld en in werking getreden. Het nieuwe Programma ruimte heeft een iets andere opzet gekregen dan voorheen. Er is gekozen om het algemene beleid zoveel mogelijk bij elkaar te zetten in de Omgevingsvisie. Een deel van het beleid uit het oude Programma ruimte is daarom overgezet naar de Omgevingsvisie. Het resterende deel van het Programma ruimte bevat vooral locatie specifieke en programmatische gegevens. Het gaat om een nadere invulling en uitwerking van een aantal ruimtelijk relevante onderdelen van de Omgevingsvisie. De 3 ha kaart en de tabellen met locaties groter dan 3 ha buiten bestaand stads- en dorpsgebied is terug te vinden in het nieuwe Programma ruimte.
Ambitie
Zuid-Holland is een strategisch gelegen, vruchtbare delta, grotendeels onder zeeniveau, met een dalende bodem en mede daardoor met een uniek gevarieerd kust-, veen- en rivierenlandschap. In dit gebied hebben inwoners het landschap gevormd en bewoonbaar gemaakt door inpoldering. Ook hebben onze inwoners het gebied verbonden met de rest van de wereld. In de loop der eeuwen heeft zich in Zuid-Holland een meerkernig stedelijk netwerk ontwikkeld. Een centrum van handel, cultuur en wetenschap, met als kenmerk en kracht de diversiteit aan mensen, landschap en economie. Een dynamische delta die altijd dreigingen heeft weten om te zetten in kansen.
Zuid-Holland is kwetsbaar voor veranderingen, zoals globalisering, klimaatverandering, demografische trends en nieuwe technologie. In ons laaggelegen deltagebied heeft de klimaatverandering grote ruimtelijke, economische en sociale gevolgen. Zuid-Holland is als open economie gevoelig voor de gevolgen van globalisering. De segregatie neemt toe. Onze energie-intensieve economie heeft, zoals ook benoemd in het klimaatakkoord van Parijs, alleen toekomst als wordt overgegaan tot verduurzaming. Daarnaast zorgt de trek naar de stad voor een toenemende druk op onze schaarse ruimte. Tegelijkertijd herbergt deze regio een groot reservoir van talent, creativiteit en ondernemerskracht.
De Provincie ziet zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving. Deze nevengeschikte ambities staan niet op zichzelf. Ze zijn geworteld in de historie, ligging en economische structuur van Zuid-Holland en gekoppeld aan de strategische uitdagingen waar deze regio voor staat. Onze ambities zijn de kaders waarbinnen wij ruimte geven.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.
Figuur - Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.
De bouw van een bedrijfspand op het perceel nabij Burgemeester Elsenweg 9a is in overeenstemming met de beleidskaders van de verschillende overheden.
Huidige situatie:
Biersteker Dak- Gevel en Bouwtechniek is voor een belangrijk deel gelieerd aan de Greenport. Het bedrijf is gespecialiseerd in duurzame technieken. Deze worden toegepast bij kasprojecten. Daarbij gaat het om verwerkingsruimtes bij glastuinbouwbedrijven met geïsoleerde daken en gevels.
Deze projecten worden hoofdzakelijk buiten Nederland gerealiseerd. Zowel binnen als buiten Europa. Daarbij beperkt het bedrijf zich niet tot de traditionele landen als Canada, USA, Japan en China, maar heeft ook projecten in Afrika, waar het een groeimarkt voorziet.
Een groot deel van de bedrijfsactiviteiten zijn gelieerd aan de glastuinbouw. Het internationale Greenport-bedrijfsleven functioneert als een keten waar Biersteker Dak- Gevel- en Bouwtechniek een schakel in is. Het bedrijf is gericht op de aan de Greenport gerelateerde product-, teelt-, techniek- en procesontwikkeling.
Door de snelle plaatselijke groei die het bedrijf doormaakt, is het huidige pand aan de Slotenmakerstraat en de diverse andere locaties die zij er bij huren te klein en onoverzichtelijk geworden.
De voor 'Bedrijf' bestemde gronden aan de Burgemeester Elsenweg nabij 9A liggen in de huidige situatie braak.
Uitsnede GIS, huidige situatie plangebied.
Toekomstige situatie:
Het plan betreft het realiseren van een nieuw bedrijfspand met buitenterrein op het braakliggende perceel nabij Burgemeester Elsenweg 9A te Honselersdijk met een perceeloppervlakte van 4975 m2 waarvan circa 1700 m2 wordt bebouwd. Het bedrijfspand bestaat uit een bedrijfshal van 1230 m2 en uit een vier-laags kantoorpand met een voetprint van 425 m2. Rond het buitenterrein wordt een gevel met overkapping gerealiseerd.
In afwijking van het bestemmingsplan "Elsenbosch" wordt, zoals op onderstaande afbeelding te zien is, een deel van het kantoor boven/in het water gebouwd. Het dak van het kantoorpand zal voor grote delen bestaan uit extensieve groendaken en is voorzien van een dakterras.
3D impressie.
Situatietekening.
In het bestemmingsplan "Elsenbosch" heeft het perceel waarop het bouwplan op gesitueerd is, deels de bestemming 'Bedrijf' waarin een bouwvlak is opgenomen. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan, omdat het bedrijfshal deels buiten het bouwvlak treedt en het kantoor volledig buiten het bouwvlak valt. Daarnaast wordt het bedrijfspand voor een deel gesitueerd op de bestemmingen 'Groen' en 'Water'.
Het is wenselijk af te wijken van het bestemmingsplan aangezien het bestemmingsplan "Elsenbosch" de meest efficiënte indeling van het terrein voor wat betreft de bedrijfsvoering onmogelijk maakt. De vorm van het bouwvlak in het bestemmingsplan is niet zodanig dat het kantoor en bedrijfshal binnen dit vlak kunnen worden gesitueerd. Daarnaast dient parkeren, aan- en afvoer door vrachtverkeer, ontsluiting, groen en water goed binnen het perceel te worden ingericht. Deze afwijking van het bestemmingsplan zorgt voor een goede indeling van al deze functies.
Inrichtingstekening ten opzichte van het bestemmingsplan "Elsenbosch".
Op grond van artikel 17.8.1 van het bestemmingsplan "Elsenbosch" is de in bijlage 3 bij het bestemmingsplan opgenomen beschrijving van de gewenste beeldkwaliteit van de bebouwing mede een toetsingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning.
Het plan voldoet op ander andere de gevelgeleiding, uitvoering gevel en materiaalgebruik niet aan het beeldkwaliteitsplan. Ook is er sprake van buitenopslag en is het kantoorgebouw door een groene as in het plangebied gelegen.
Om deze reden is schriftelijk advies ingewonnen bij de welstandscommissie. Na aanpassing van de opmerkingen van de welstandcommissie in het plan is op 14 april 2020 een positief welstandsadvies gegeven. Hiermee kan gebruik gemaakt worden van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid als genoemd in artikel17.8.2 om af te wijken van het beeldkwaliteitsplan.
Voorliggend plan betreft de realisatie van een bedrijfspand voor het bedrijf Biersteker Dak-, Gevel- en Bouwtechniek. Uit het paraplubestemmingsplan "Parkeernormen" blijkt dat er met de realisatie van het bedrijfspand van circa 1700 m2 , 40 parkeerplekken dienen te worden gerealiseerd op eigen terrein. Onderhavig plan voldoet aan deze norm.
Ook is er genoeg ruimte op eigen terrein om goed te kunnen manoeuvreren en zijn de uitritten akkoord bevonden.
Gebruiksregels
Het perceel heeft aan de achterzijde vanaf het buitenterrein een eigen (bedrijfs)ontsluiting op de nieuwe hoofdontsluiting van het gebied. Deze ontsluiting is primair bedoeld voor de logistiek, het vrachtverkeer en het gros van het personeel. Aan de voorkant kan het perceel tevens worden ontsloten via een mandelige weg. Deze is primair bedoeld voor bezoekers en een beperkt aantal personeelsleden. Hiermee is de ontsluiting van het perceel geborgd en kan het verkeer op adequate wijze worden afgewikkeld.
Het aantal ontsluitingen door het groen zijn zo beperkt mogelijk gehouden. Aan de voorkant wordt de doorsteek gecombineerd met het naastgelegen perceel en aan de achterzijde is er alleen een doorsteek ten behoeve van het bedrijf. Dit doet geen onevenredige afbreuk aan de groenstructuur of de kwaliteit van het gebied. Deze wordt juist vergroot doordat langs de hoofdontsluiting op het naastgelegen perceel rondom een doorgaande groenstrook zal worden gerealiseerd en deze niet wordt onderbroken door in/uitritten of ontsluitingswegen.
Vanwege een alternatieve ontsluitingsstructuur is er ruimte ontstaan om het gebouw dichter op de Burgemeester Elsenweg te situeren. Gelet op het relatief weidse profiel is hier stedenbouwkundig voldoende ruimte voor. Dit is van meerwaarde om het gebouw ook echt aan deze belangrijkste verkeersas te positioneren en ook een prominenter gezicht te geven naar de weg en rotonde toe. Het gebouw komt beter tot zijn recht en ook nadrukkelijk in beeld van achter het benzinestation. Tegelijkertijd voorkomt dit potentiële verrommeling doordat parkeren of buitenopslag niet meer voor het gebouw plaatsvinden. Gelet op de afstanden tot de schuin tegenoverliggende woningen en oriëntatie zal er ook geen sprake zijn van onevenredige hinder of overlast op naburige percelen. Tegelijkertijd kan nog in voldoende mate worden voorzien in het beheer en onderhoud vanaf het water.
Bouwregels
Met het realiseren van de schijngevel wordt aan de voorwaarde voldaan om ten minste 80% van de breedte van het bouwperceel te bebouwen. Tegelijkertijd vormt dit een afscheiding richting de tegenoverliggende woningen aan de andere kant van het water en zorgt dit ervoor dat het buitenterrein aan het zicht wordt onttrokken.
De beoogde ontwikkeling voorziet slechts in een afwijking voor wat betreft de gebruiks- en bouwregels ten opzichte van het bestemmingsplan "Elsenbosch". De omgevingseffecten voor op het oprichten van het bedrijfspand blijven daarom vrijwel gelijk. Daarom wordt er voor de omgevingseffecten volstaan met aanvullingen ten opzichte van de reeds uitgevoerde onderzoeken in het kader van het bestemmingsplan “Elsenbosch”. Alleen daar waar de afwijking daar aanleiding toe geeft, is een nader of aanvullend onderzoek uitgevoerd. Voor het overige wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan “Elsenbosch”.
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de aanwezige functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.
Het betreft slechts een afwijking van de gebruiks- en bouwregels van het bestemmingsplan "Elsenbosch". In dit bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de milieuzonering van bestaande omliggende inrichtingen en nieuwe inrichtingen in de omgeving van het plangebied.
Uit het onderzoek blijkt dat VNG-richtafstanden geldend voor nieuwe milieuhinderlijke en -gevoelige functies en bestaande bedrijven en woningen niet leiden tot belemmeringen en er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor dit plan.
Wet geluidhinder
Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.
In het kader van het bestemmingsplan "Elsenbosch" is akoestisch onderzoek uitgevoerd omtrent wegverkeerslawaai. Daaruit bleek dat de realisatie van het bestemmingsplan "Elsenbosch" niet tot akoestische belemmeringen leidt voor de bestaande woningen in de omgeving van het plan. De realisatie van het bedrijfspand is slechts in afwijking van het bestemmingsplan "Elsenbosch" waardoor nader onderzoek niet aan de orde is.
Daarnaast worden er met de realisatie van het bedrijfspand geen geluidsgevoelige bestemmingen toegevoegd.
Voor verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting in het bestemmingsplan "Elsenbosch".
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit plan.
Wet luchtkwaliteit
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer). De Wlk bevat grenswaarden voor
zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxide, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | Geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 ìg/m³ | 2010 t/m 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 48 ìg/m³ | |
jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 75 ìg/m³ | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
In het kader van het bestemmingsplan "Elsenbosch" is onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit voor de beoogde ontwikkeling. Omdat de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden, levert het aspect luchtkwaliteit geen belemmering op voor de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan "Elsenbosch".
Voor het volledige onderzoek wordt doorverwezen naar het bestemmingsplan "Elsenbosch".
Het aspect luchtkwaliteit leidt niet tot een belemmering voor de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan "Elsenbosch".
Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico's van deze risicovolle activiteiten te reguleren.
Voor dit bestemmingsplan is toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de daarop gestoelde regelingen vereist. Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht worden genomen tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de betreffende regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (iso)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord - worden omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.
Inleiding
Externe veiligheid gaat over de beoordeling van de risico's die verband houden met het gebruik van gevaarlijke stoffen. Tijdens de productie, de opslag, het gebruik en het transport kunnen er zich calamiteiten voordoen, waardoor de veiligheid van de omgeving in het geding is. Dit houdt daarom een risico in voor de omgeving van dergelijke activiteiten. Externe veiligheid heeft geen betrekking op mogelijke gezondheidsschade door langdurige blootstelling aan gevaarlijke of schadelijke stoffen. Het gaat om plotseling optredende schadelijke effecten en de directe gevolgen van die effecten. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het ruimtelijk besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Met het oog op de Modernisering Omgevingsveiligheidsbeleid van het Rijk wordt het accent verlegd van de risicobenadering naar een effectbenadering. Vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet zijn in dat verband de Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations (Stcrt. 2016, 31453) en de Circulaire externe veiligheid LNG-tankstations (Stb. 2015, 3125) gepubliceerd en in werking getreden.
Risicovolle inrichtingen
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn milieukwaliteitseisen geformuleerd ter bescherming van de mens tegen de kans om te overlijden als gevolg van het vrijkomen of ontstaan van gevaarlijke stoffen bij een ongeval in een bedrijf of ander risicovol object. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR. De aan te houden veiligheidsafstanden zijn voor nader beschreven situaties vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen. Voor overige gevallen dient de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour te worden berekend.
Tot risicovolle inrichtingen behoren ook mijnbouwinrichtingen en inrichtingen voor de opslag van explosieven.
In de Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations wordt onderscheid gemaakt tussen (beperkt) kwetsbare objecten en zeer kwetsbare objecten. De effectafstanden zijn respectievelijk 60 m en 160 m, gerekend vanaf het LPG-vulpunt. Tot de zeer kwetsbare objecten behoren verblijfsfuncties voor mensen die beperkt zelfredzaam zijn zoals ziekenhuizen en kinderdagverblijven. De circulaire is niet van toepassing op het vaststellen van een conserverend bestemmingsplan. De circulaire geldt evenmin voor zeer kwetsbare, kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten die al binnen de betreffende contouren aanwezig zijn. De effectafstanden voor LNG-tankstations zijn afhankelijk van de aanwezige veiligheidsvoorzieningen. De systematiek is vergelijkbaar met die voor LPG-tankstations.
Op meer dan 100 meter afstand bevindt zich een ammoniakinstallatie van het bedrijf Flora Holland. Uit een berekening blijkt dat het groepsrisico niet toeneemt als gevolg van het bestemmingsplan "Elsenbosch". Voor het onderzoek wordt dan ook verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan "Elsenbosch".
Uitsnede www.risicokaart.nl, risicovolle inrichtingen.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 zijn de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking getreden. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is daarmee komen te vervallen.
De wegen in beheer bij het Rijk zijn aangewezen als basisnetroute. Het bevoegd gezag neemt bij het vaststellen van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een basisnetroute, ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten, de basisnetafstand in acht en houdt daarmee rekening ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten. De basisnetafstand volgt uit bijlage I van de Regeling basisnet. In regio Haaglanden zijn voor de A4, tussen Knooppunt Ypenburg en de gemeentegrens tussen Leidschendam-Voorburg en Zoeterwoude (wegvakken Z8 en Z7), en de A13, tussen knooppunt Ypenburg en Delft-Zuid (wegvakken Z29 en Z113), basisnetafstanden vastgelegd.
Daarnaast worden voor daartoe aangewezen rijkswegen binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de rijksweg beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden (plasbrandaandachtsgebied). De aanwijzing volgt eveneens uit bijlage I van de Regeling basisnet. Het betreft dezelfde wegvakken als hierboven genoemd.
Aan het bouwen van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in een veiligheidszone of een plasbrandaandachtsgebied zijn eisen gesteld op grond van artikel 2.3 eerste respectievelijk tweede lid van de Regeling Bouwbesluit 2012. Paragraaf 2.3 van deze regeling is eveneens op 1 april 2015 in
werking getreden (Stb. 2015, 92). In beide gevallen moet zijn voldaan aan de artikelen 2.5 t/m 2.9 van voornoemde regeling. Aanvullend moet het mechanisch ventilatiesysteem van een, als beperkt kwetsbare object aan te merken, bouwwerk binnen een veiligheidszone zijn uitgerust met een voorziening waarmee dat systeem bij een calamiteit handmatig kan worden uitgeschakeld (artikel 2.10 van de regeling).
Deze bepalingen gelden niet voor bouwwerken met een hoge infrastructurele waarde als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (bijvoorbeeld telefoon- of elektriciteitscentrale).
Voor het gedeelte van het plan dat binnen 200 m van een weg ligt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (transportroute), moet in de toelichting het groepsrisico worden verantwoord. Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevt situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Met een beperkte verantwoording kan worden volstaan wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.
In de toelichting moet worden ingegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg (bestrijdbaarheid). Deze verplichting geldt ongeacht of het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt binnen het invloedsgebied van de betreffende transportroutes. Op het vraagstuk zelfredzaamheid moet worden ingegaan wanneer (beperkt) kwetsbare bestemmingen binnen het invloedsgebied van een dergelijke weg zijn geprojecteerd.
Over de Burgemeester Elsenweg (N213) vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het betreft het transport van brandbare vloeistoffen, toxische vloeistoffen en lpg. Uit onderzoek in het bestemmingsplan "Elsenbosch" blijkt dat onderhavige ontwikkeling niet ziet op een dermate grote toename in persoonsdichtheid in het invloedsgebied. Een berekening en/of verantwoording van het groepsrisico is niet aan de orde.
Uitsnede www.risicokaart.nl, vervoer gevaarlijke stoffen.
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in
bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan kan worden met een beperkte verantwoording:
Binnen het plangebied en in de directe omgeving van het wijzigingsplan bevinden zich geen buisleidingen.
Uitsnede www.risicokaart.nl, buisleidingen.
Explosieven
Uit de kaart conventionele explosieven van de gemeente Westland blijkt dat er binnen het plangebied geen conventionele explosieven aanwezig zijn.
Uitsnede Explosievenkaart Westland
Geconcludeerd wordt het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
Waterwet.
Nationaal waterplan
Provinciaal:
Provinciaal Waterplan;
Visie Ruimte en Mobiliteit;
Verordening Ruimte en de waterverordening Zuid-Holland.
Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.
Nationaal Waterplan
Op 10 december 2015 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:
Nederland blijft de veiligste delta in de wereld;
Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater;
Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht;
Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement;
Nederlanders leven waterbewust.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie sluit aan op de uitgangspunten van het Nationaal Waterplan en vult deze op onderdelen aan. Uitgangspunten zijn het verbeteren van de waterkwaliteit, het voorkomen van wateroverlast, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
Provinciaal beleid
Het provinciaal waterbeleid voor de periode 2016-2021 bestaat uit: de Visie Ruimte en Mobiliteit, Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) 2016 - 2021 en onderdelen van het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015.
In de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) zijn de ruimtelijke componenten opgenomen van het waterbeleid. Hoofdstuk 4 geeft de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid:
De doelen, maatregelen en afspraken voor de kwaliteit van het water van grond- en oppervlakte water zijn opgenomen het Stroomgebied beheerplan Rijn-West 201-2015 (SGB-1). Voor opvolgende periode 2016-2021 is het SGB-2 op 22 december 2014 gereedgekomen. De invulling van de verantwoordelijkheid in dit SGB-2 is vastgelegd in de KRW 2016-2021.
Het Waterplan Zuid-Holland 2015 was van kracht tot 22 december 2015. Op grond van artikel 48 Waterwet moet het plan om de zes jaar door de Provinciale Staten worden herzien. Het is niet noodzakelijk om een nieuw plan vast te stellen. Voldaan kan worden met het nemen van een planherzieningsbesluit. Dit besluit is genomen op 29 juni 2016 en bekend gemaakt op 8 juli 2016.
De onderdelen 'Waarborgen waterveiligheid (hoofdstuk 4)' en 'Realiseren mooi en schoon water (hoofdstuk 5)' en 'operationeel grondwaterbeleid (bijlage 7)' van het Waterplan 2015 blijven van kracht.
De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (Visie Ruimte en Mobiliteit), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (Verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (Uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn bijvoorbeeld regels opgenomen met betrekking tot regionale keringen in bestemmingsplannen. Daarnaast is de Waterverordening Zuid-Holland van belang. Daarin zijn onder meer veiligheidsnormeringen voor regionale keringen en waterkwantiteitsnormen opgenomen. De waterkwantiteitsnormen geven aan, waar de regionale wateren met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit op ingericht moeten zijn. Deze normen definiëren de gemiddelde overstromingskans vanuit het oppervlaktewater per jaar van daarbij aan te wijzen gebieden. Het beschermingsniveau verschilt per vorm van landgebruik en is gerelateerd aan de economische waarde van landgebruik en de te verwachten schade bij overstromingen. De waterkwaliteitsnormen zijn gerelateerd aan het landgebruik en daarmee bepalend voor de mogelijkheden, die het bestemmingsplan biedt.
De provincie heeft samen met de gemeente Den Haag en Westland een Visie Vaartenland opgesteld, een visie op hoe de vaartenstructuur in Westland en Den Haag recreatief/toeristisch en economisch elkaar kan versterken. Het project Westlandse Waterlijnen heeft de provincie in samenwerking met heel veel stakeholders uit het gebied ten westen van het Rijn-Schiekanaal opgesteld (Westland, Den Haag, Delft, Midden-Delfland, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis). Dit heeft een wensenlijst met een soort top 5 opgeleverd, met betrekking tot versterking van de vaarrecreatie en economische spin-off, waar burgers, verenigingen en ondernemers hun zinnen op hebben gezet. Verder is in de Visie Ruimte en Mobiliteit aangegeven dat de juridische borging en versterking van het vaarnetwerk overgedragen is aan de gemeenten die hierop hun lokale beleid en bestemmingsplannen moeten aanpassen.
Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitgezette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kerntaken vanzelfsprekend voorop:
Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leefomgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheergebied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.
De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:
In 2007 (herzien in oktober 2018) is een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De watertoets berust op twee uitgangspunten:
De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:
Gemeentelijk beleid
Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.
Veiligheid en waterkeringen
Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op het (veilig) functioneren en het beheer en onderhoud van waterkeringen. Om die reden is het van belang, dat initiatiefnemers van ruimtelijke plannen rekening houden met de effecten van die plannen op de aanwezige waterkeringen.
In de legger van het Hoogheemraadschap van Delfland zijn de ligging en de minimale afmetingen van de waterkeringen vastgelegd. Rondom de keringen is een keurzone vastgesteld. Deze bestaat uit het waterstaatswerk (de daadwerkelijke kering) en een beschermingszone. Binnen het waterstaatswerk en de beschermingszone zijn op basis van de Keur Delfland beperkingen gesteld aan activiteiten die het waterkerend vermogen van de kering nu en in de toekomst kunnen aantasten.
In het plangebied komen geen waterkeringen voor. Er zijn geen risico's voor het plan.
Locatie Peilscheiding en deel af te waarderen waterkering uit het Waterhuishoudkundig plan Elsenbosch t.b.v. onderbouwing watervergunningaanvraag (29-10-2018).
Waterkwantiteit
Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur met voldoende mogelijkheden voor waterberging. Dit streven heeft uiteindelijk tot doel wateroverlast voor de nieuwe en de al aanwezige functies in het gebied te voorkomen. Bij het voorkomen van wateroverlast en het verwerken van hemelwater hebben perceeleigenaar, gemeente en Delfland elk een verantwoordelijkheid. De perceeleigenaar moet het hemelwater zoveel mogelijk zelf verwerken en vasthouden bij de plaats waar het valt, bijvoorbeeld een (slimme)regenton. De gemeente draag zorg voor de inzameling en verwerking van het afstromend hemelwater. Dit betekent, dat de gemeente in eerste instantie en initiatiefnemers/perceel eigenaren inspanning moet doen om dit hemelwater vast te houden of terug te brengen in de bodem. Vervolgens kan het (al dan niet na zuivering) worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Delfland is vervolgens verantwoordelijk voor de ontvangst van hemelwater in het oppervlaktewater.
Het plan betreft het herschikken van het bouwvlak binnen het bestemmingsplan. Alsmede het vergroten van het bebouwd oppervlak. Zodoende is er als bijlage een watersleutel toegevoegd (bijlage I, II en III). Deze geeft aan dat er een kleine watercompensatie vereist is van 6m3 of wel 24m2 welke onder de uitkraging van het kantoor zal worden gerealiseerd. In het plan zullen de parkeerplaatsen worden uitgevoerd in grasbetontegels wat de waterdoorlaatbaarheid van het infrastructurele gedeelte vergroot. Tevens zullen grote delen van het dak bestaan uit extensieve groendaken. Harde uitspraken hieromtrent zijn moeilijk te geven aangezien veel afhangt van de uiteindelijke uitvoering (soort fundering ivm waterdoorlaatbaarheid en dikte substraat extensieve groendaken).
Door de positionering van het kantoorgedeelte in het water, staat het in de beschermingszone van het water. Dit heeft als gevolg dat het watervergunningsplichtig is.
Voorkomen van wateroverlast
Volgens de provinciale verordening is het beschermingsniveau tegen wateroverlast voor wonen eens in de 100 jaar, voor bedrijfsterreinen eens in de 50 jaar en voor agrarisch, eens in de 10 jaar. Bij kleinschalige bestemmingswijzigingen wordt het watersysteem echter niet aangepast. Daarom wordt nadrukkelijk geadviseerd om, zover mogelijk, de praktijksituatie hierop aan te passen. Dit kan bijvoorbeeld door het maaiveld ter plekke van de woning voldoende op te hogen. Meer informatie hierover is te vinden in de Handreiking watertoets voor gemeenten, de meest actuele versie van deze handreiking is te vinden op de website www.hhdelfland.nl/overheid/ruimtelijke-plannen.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
In het kader van de herstructurering wordt er gestreefd naar het zoveel mogelijk benutten van kansen en voor het verbeteren van de watersysteemkwaliteit en de ecologie. Ten aanzien van de KRW maatregelen moet er rekening worden gehouden met de afspraken uit de Bestuursovereenkomst KRW Delfland en de afspraken die op dit moment gemaakt worden voor het Stroomgebiedbeheersplan 2015-2021. Het boezemsysteem van Delfland maakt onderdeel uit van de KRW waterlichamen. Delfland en gemeenten zijn in de KRW Delfland overeengekomen om de toestand van de waterlichamen te verbeteren. Onderdeel van deze overeenkomst is dat daar waar langs waterlichamen ruimtelijke mogelijkheden zijn om invulling te geven aan de KRW-opgave, deze worden benut, en dat bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt onderzocht of een deel van de ruimtelijke KRW-opgave hieraan kan worden gekoppeld. In het Waterplan Westland is aangegeven dat als er ruimte is, er een natuurvriendelijke oever moet worden aangelegd. En als er geen ruimte is maar wel dynamiek, kansen worden benut. Daarnaast mogen ruimtelijke ontwikkelingen niet leiden tot een verslechtering van de ecologische en chemische toestand van deze waterlichamen.
Omzetten van glastuinbouw naar bedrijfsbestemming zou er sprake kunnen zijn van minder uitstoot van nutriënten, waardoor de waterkwaliteit mogelijk verbeterd. In dit specifieke geval betreft het een kantoor en opslagloods waar in beide gevallen niet wordt gewerkt met stoffen die de waterkwaliteit kunnen aantasten. (opgeslagen goederen betreffen: constructie onderdelen, sandwichpanelen, hoekprofielen, bevestigingsmaterialen en gereedschappen).
Het gaat hier om het aanpassen van het bouwvlak alsook de oppervlakteverdeling van bestemmingsgronden. Te weten bedrijfsbestemming en groenbestemming.
Onderhoud en bagger
Delfland is verantwoordelijk voor het onderhoud van het primaire watersysteem en de waterkeringen. Voor secundair boezemwater en polderwateren zijn veelal andere partijen (gemeente, grondeigenaar) onderhoudsplichtig. Onderhoudsplichtigen zijn in de Legger Delfland vastgesteld. Onderhoud aan water en waterkering betekent dat deze toegankelijk moeten zijn voor onderhoud. Ook houdt Delfland ruimte die eventueel nodig is voor dijk- of kadeverzwaring, vrij van andere, conflicterende functies. Het beheer en onderhoud van het watersysteem binnen het plangebied is vastgelegd in de Keur Delfland en Legger Delfland.
De vijver is dusdanig breed dat deze varend onderhouden dient te worden. Dit betekent dat er rondom de vijver een onderhoudsstrook nodig is van 1 m en dat er faciliteiten voor tewaterlating van onderhoudsmateriaal (opstelplaats) dienen te worden aangelegd door de initiatiefnemer. Deze opstelplaats (van bijvoorbeeld grasbeton) dient vanaf de openbare weg goed bereikbaar te zijn en blijven.
Voor onderhoud van watergangen is het van belang rekening te houden met de benodigde onderhoudsstroken. Onderhoudsstroken zijn noodzakelijk voor onderhoudsmateriaal en werkruimte, en er kan bagger op de onderhoudsstroken worden gezet.
Er gelden de volgende criteria:
Wanneer onderhoudsstroken niet of moeilijk realiseerbaar of te behouden zijn, overleg dan met Delfland over alternatieven of maatregelen.
Voor het onderhoud onder het uitkragende kantoor welke deels in het water gebouwd gaat worden is het niet mogelijk dit varend uit te voeren. Om het toch te kunnen onderhouden zal er een betonnen plaat worden gestort om het geheel (40cm diep) handmatig te onderhouden. Zie bijlage IV. Verdere afstemming zal volgen middels vooroverleg watervergunning.
Bodem en grondwater
Binnen het voorgestelde inrichtingsplan Elsenbosch zijn een aantal zaken die invloed hebben op het watersysteem welke worden beschreven in het Waterhuishoudkundig plan Elsenbosch opgesteld door Witteveen + Bos Raadgevende ingenieurs B.V. van 29-10-2018
In afwijking van het oorspronkelijke bestemmingsplan wordt er in de nieuwe opzet gebouwd boven/ in het water. (kantoor/fundering) De extra invloed die dit heeft op de grondwaterstand t.o.v. het originele plan is te verwaarlozen. De enige “ondergrondse” ingrepen zijn de toepassing van een verdiepte dockshelter (bovenkant vloer op -1,2m t.o.v. peil en -0.25 t.o.v. NAP met een lengte van 30m en een breedte van 3,3m) en een liftput (bovenkant vloer op -1,2m t.o.v. peil en -0.25 t.o.v. NAP) zie bijlage V. Uit het hierboven genoemde waterhuishoudkundig plan mag worden aangenomen dat het grondwaterpeil door de voorgenomen initiatieven zal stijgen tot -0.35m NAP. Dit heeft gevolgen voor de verdiepte dockshelter en liftput. Zo blijkt uit de doorsnede in bijlage IV dat de bovenkant van de vloer 103mm boven het grondwaterpeil uitkomt. Aangezien de eigenaar van een pand of perceel is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor zijn eigendom en voor de staat ervan. Dat geldt ook voor het grondwater onder dat perceel. Om problemen met grondwater in de dockshelter en liftput te voorkomen zal er een geïsoleerde betonnen dockshelter en liftput worden toegepast waarvan de vloer en wanden waterdicht zijn. Ook zijn de funderingspalen en balken uitgevoerd in beton. Wat er voor zorgt dat de hier geen gevoeligheid is voor fluctuaties in het grondwaterpeil.
Daarnaast neemt zoals aangegeven het verhard oppervlak met een minimale hoeveelheid toe, maar zal dit worden gecompenseerd met het te vergraven water onder het kantoor, waardoor de infiltratie en de aanvulling van het grondwater in de nieuwe situatie in takt zal blijven. De eventuele kwalitatieve aspecten van de bodem- en het grondwater zijn onderzocht in het bodemonderzoek.
Ter bescherming van de hal moet rekening gehouden worden met het waterpeil. Deze is voor deze locatie vastgesteld op -0,43m N.A.P Voor de drooglegging van de hal moet er 1 à 1,2 meter boven voornoemd niveau gebouwd worden om eventuele waterstijging op te kunnen vangen (Hoogheemraadschap Delfland). Dit betekent dat ter voorkoming van wateroverlast op een hoogte van c.a. 0.6 – 0.8 m N.A.P. gebouwd moet worden.
Afvalwater en riolering
De bestaande woning is aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel ter plaatse en de nog te bouwen woning zou aannemelijk aangesloten worden op het rioleringsstelsel. Afvalwater wordt afgevoerd naar de dichtsbijzijnde afvalwaterzuivering. Voor zover bekend zijn er geen problemen bekend omtrent de capaciteit van riolering of zuivering.
Voor de afvoer van het hemelwater zijn creatieve en efficiënte maatregelen mogelijk, zoals het ophogen van gronden, een hoger bouwpeil van woningen, open verharding ter plekke van parkeerplaatsen of water vasthouden op particulier terrein, bijvoorbeeld door middel van de aanleg van wadi's, (slimme)regenton, groene daken, het afkoppelen van hemelwaterafvoer, en dergelijke.
Voor wat betreft de aspecten Waterkwaliteit en het Beheer en onderhoud wordt ook verwezen naar hoofdstuk 3, onderzoek water 3.5 van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland'. Het is wenselijk waar mogelijk het aanleggen van natuurvriendelijke oevers ter verbetering van de waterkwaliteit en het voorkomen van lozing van vervuild water.
Ondanks de buitenplanse wijzigingen die plaats vinden, zullen er geen verandering zijn in de waterkwantiteit, waterkwaliteit alsmede peilveranderingen aan het grondwater. Het aspect water staat de uitvoering van het project niet in de weg. Wel zal een watervergunning aangevraagd moeten worden voor onderhavig plan.
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.
Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming (Wbb) regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering. Vertrekpunt van de Wbb is, dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van een plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
c. het wegnemen van actuele risico's.
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
In de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad), met name agrarische glastuinbouw.
Het plangebied is niet gelegen in een milieubeschermingsgebied voor grondwater.
Het plangebied is voldoende onderzocht.
Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Westland blijkt dat de bovengrond (0-0,5 m-maaiveld) is gelegen in zone Wonen. De ondergrond (0,5-2,0 m-mv.) is gelegen in zone AW2000.
De Omgevingsdienst Haaglanden heeft op 23 augustus 2019 aangegeven dat ter plaatse van het bouwplan geen sprake is van verontreinigde bodem als bedoeld in artikel 2.4.1 van de Bouwverordening van de gemeente Westland.
Bij eventueel grondverzet dient, afhankelijk van de bestemming/toepassing van de grond, rekening te worden gehouden met de Wet Milieubeheer (Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen) en/of de Wet bodembescherming.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit plan.
Natuurnetwerk Nederland
Op basis van het nieuwe rijksbeleid zoals opgenomen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), heeft de provincie Zuid-Holland in december 2013 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) herijkt. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.
Bij de herijkte EHS is de prioriteit komen te liggen bij het bereiken van de doelen van de Natura-2000-gebieden en de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor wat betreft het beleidsveld Natuur richt de provincie zich niet alleen op de kwantitatieve prestaties (output: hoeveel hectare verworven en ingericht, hoeveel beheerplannen Natura 2000 vastgesteld) maar vooral ook op de effecten (outcome: de natuurkwaliteit, hoe ontwikkelt de Zuid-Hollandse biodiversiteit zich). Het voorgaande is breder dan de reikwijdte van het NNN omdat er door de provincie van uitgegaan wordt dat de bijdrage aan de biodiversiteit ook buiten de begrenzing van het NNN plaatsvindt, bijvoorbeeld het leveren van een bijdrage aan de biodiversiteit door recreatiegebieden en het agrarisch gebied.
Wet natuurbescherming
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking. De Wnb is het nieuwe wettelijke stelsel voor natuurbescherming en vervangt drie tot dan bestaande wetten, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Het beschermingsregime gaat uit van het "nee, tenzij-principe". Dit betekent dat de genoemde verbodsbepalingen in de Wnb voor bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden altijd gelden. Het afwijken hiervan is alleen onder voorwaarden toegestaan. Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor het verlenen van toestemming door middel van een vergunning, ontheffing of vrijstelling.
In de Wnb zijn bepalingen opgenomen voor de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten. Het gaat onder meer om soorten die in Nederland, maar ook in Europa in hun voortbestaan bedreigd worden. De Wnb kent drie beschermingsregimes:
Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing, vergunning of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. De bepalingen zijn samengevat in onderstaande tabel. De bepalingen voorzien in een bescherming van verblijfplaatsen, evenals de bescherming tegen verstorende invloeden. Gedeputeerde Staten van provincie Zuid-Holland kan een ontheffing verlenen van de verboden als genoemd in de artikelen 3.1, 3.5 en 3.10. van de Wnb.
Vrijstellingen
In de Wnb is een aantal algemene soorten amfibieën en zoogdieren beschermd onder de categorie "Nationale soorten", zoals gewone pad, bruine kikker en konijn. Provincie Zuid-Holland heeft bevoegdheid om bij verordening deze soorten "vrij te stellen" van de ontheffing/vergunningsplicht (Provincie Zuid-Holland, 2016). Dit betekent dat geen ontheffing nodig is voor werken gericht op ruimtelijke inrichting en ontwikkeling en beheer en onderhoud. Vrijgestelde soorten zijn niet meegenomen in deze toetsing.
Zorgplicht
De zorgplicht (artikel 1.11. Wnb) houdt in dat handelingen, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor in het wild levende dieren en planten:
Het betreft alle in het wild levende dieren en planten. De zorgplicht dient onder meer als vangnet voor de bescherming van soorten waarvoor op grond van de Wnb geen specifiek verbod geldt. De zorgplicht is daarnaast van toepassing op beschermde gebieden.
In het kader van het bestemmingsplan "Elsenbosch" zijn verschillende ecologisch onderzoeken uitgevoerd. In het gebied dient tijdens werkzaamheden rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten waaronder vogels en vleermuizen. Het afwijken van de gebruiks- en bouwregels heeft geen gevolgen voor de conclusie.
Tenslotte geldt altijd de zorgplicht voor alle plant- en diersoorten. Nader onderzoek naar ecologie is niet noodzakelijk.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor dit plan.
Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.
De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
In opdracht van Elsenbos B.V. heeft ADC ArcheoProjecten, in samenwerking met ArcheoWest, in januari en maart 2018 een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Elsenbosch aan de Burgemeester Elsenweg 1-9 en de Nieuweweg 21 in Honselersdijk, gemeente Westland. De aanleiding van het onderzoek is de voorgenomen herontwikkeling omtrent het bestemmingsplan "Elsenbosch".
Uit een eerder uitgevoerd bureauonderzoek volgt dat op afzettingen van de getijdengeul van de Gantel bewoningssporen uit de periode Ijzertijd - Romeinse tijd aanwezig kunnen zijn. Om deze verwachting te toetsen is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd.
Het booronderzoek wijst uit dat er geen archeologisch relevante lagen voorkomen in het plangebied.
Op basis van de bodem- en sedimentopbouw en afwezigheid van archeologische indicatoren kan de (middel)hoge archeologische verwachting worden bijgesteld naar een lage verwachting voor bewoningssporen vanaf de Ijzertijd. De kans wordt klein geacht dat door de voorgenomen ingrepen archeologische waarden worden verstoord. Geadviseerd wordt daarom om het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling.
Voor het volledige onderzoek wordt doorverwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan "Elsenbosch".
ADC ArcheoProjecten adviseert om het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter nooit volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) voorziet in een verplichting tot het verhaal van gemeentelijke kosten. Dat kan op publiekrechtelijke grondslag via een exploitatieplan, maar kan ook privaatrechtelijk geregeld worden via een zogenoemde anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer/ontwikkelaar als bedoeld in artikel 6.24 lid 1 Wet ruimtelijke ordening. Voor deze omgevingsvergunning wordt er geen anterieure overeenkomst gesloten. Tussen initiatiefnemer en de gemeente is een planschadeovereenkomst gesloten. De kosten worden verhaald via de tarieventabel behorende bij de Legesverordening Westland 2019.
Van 15-05-2020 tot 26-06-2020 heeft het ontwerp van deze omgevingsvergunning ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Gedurende de periode van tervisielegging zijn geen zienswijzen ingediend.