direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kruisweg 1 (aangevraagd als 1 en 3) te Naaldwijk
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.ABP00000011g02-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Door Van Spelden bouwadvies & tekenburo is een omgevingsvergunningsaanvraag (W-AV-2017-0095) ingediend voor het vervangen van de twee bestaande vrijstaande woningen Kruisweg 1 en 3 te Naaldwijk door een vrijstaande woning. De beoogde ontwikkeling is gesitueerd op een perceel met een totale oppervlakte van ca. 1.546m2 en is momenteel bebouwd met twee vrijstaande woningen met omliggende tuin en verharding en bijgebouwen.

De vrijstaande woning bestaat uit drie bouw lagen uitgevoerd met verschillende kappen en beschikt over een kelder en aangebouwd overdekt zwembad. De woning heeft een goothoogte variërend tussen 5,00 en 6,00 meter en een nokhoogte variërend tussen 5,00 en 10,00 meter. De woning beschikt over drie parkeerplaatsen op het eigen terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000011g02-VA01_0001.jpg"

Nieuwe situatie perceel

1.2 Ligging plangebied

Het projectgebied is gelegen op een stuk grond aan de noordwest kant van de kruising Kruisweg en Verdilaan en is kadastraal bekend gemeente Naaldwijk, sectie D nummers 2932, 8112 en 8732.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000011g02-VA01_0002.jpg"

Luchtfoto bestaande situatie

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het perceel is gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan 'Woonkern Naaldwijk'. Volgens voormeld bestemmingsplan geldt ter plaatse van de gronden waarop het project is gesitueerd ingevolge artikel 15 de bestemming ”Tuin”, ingevolge artikel 19 de bestemming ”Wonen", ingevolge artikel 23 de dubbelbestemming ”Waarde - Archeologie - 1” en ingevolge artikel 27 de enkelbestemming ”Waterstaat - Waterkering”. Het pand Kruisweg 1 heeft tevens de bouwaanduiding 'Karakteristiek' verkregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000011g02-VA01_0003.jpg"

Fragment planverbeelding bestemmingsplan Kern Naaldwijk met ligging project

Gebruiksregels

Ingevolge artikel 15, lid 15.1 van het bestemmingsplan zijn de voor "Tuin" aangewezen gronden bestemd voor:

a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

b. toegangen tot achterpaden.

Onderdeel van de aanvraag maakt de bouw van een (deel van een) woning en de aanleg van een uitweg op gronden met de bestemming “Tuin” uit. Het voorgenomen gebruik van de uitweg is voor verplaatsing en parkeren ten behoeve van de woonfunctie. Gelet op het voorgaande is de aanvraag in strijd met bovenstaande gebruiksregel.

Bouwregels

Ingevolge artikel 19, lid 19.2, onder 19.2.1, onder a van het bestemmingsplan worden hoofdgebouwen uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak.

De voorliggende aanvraag heeft betrekking op de bouw van een hoofdgebouw dat voor een groot deel buiten het bouwvlak is geprojecteerd en derhalve in strijd met voormeld artikellid.

Ingevolge artikel 19.2.1, onder c bedraagt de bouwhoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de met de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte.

Op de plankaart is ter plaatse van het project een bouwhoogte opgenomen van 10 meter. Het hoofdgebouw krijgt een bouwhoogte van circa 10,135 meter en derhalve in strijd met voormeld artikellid.

Ingevolge artikel 19.2.1, onder d bedraagt de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de met de aanduiding "maximale goothoogte (m)" aangegeven goothoogte.

Op de plankaart is ter plaatse van het project een goothoogte opgenomen van 6 meter. Het hoofdgebouw krijgt een goothoogte van 6,222 meter en derhalve in strijd met voormeld artikellid.

Ingevolge artikel 19.2.2, onder d.2. bedraagt de diepte van een aan- en uitbouw, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt bij vrijstaande woningen 5 meter.

Het project heeft mede betrekking op de bouw van een uitbouw met een diepte van 9,025 meter vanuit de achtergevel en derhalve in strijd met voormeld artikellid.

Ingevolge artikel 19.2.2, onder h bedraagt de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten hoogste 4 m.

Het project heeft mede betrekking op de bouw van een uitbouw met een bouwhoogte van circa 5,135 meter en derhalve in strijd met voormeld artikellid.

Ingevolge artikel 23, lid 23.2, onder b, onder 1 van het bestemmingsplan mag op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' uitsluitend worden gebouwd, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

Bij de voorliggende aanvraag omgevingsvergunning is geen archeologisch rapport overgelegd. Gelet op het voorgaande is de aanvraag in strijd met bovenstaande bouwregel.

Ingevolge artikel 27, lid 27.2, onder c van het bestemmingsplan mag op gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

Het project heeft mede betrekking op de nieuwbouw van een woning waarbij de oppervlakte wordt uitgebreid en er geen gebruik van de bestaande fundering gemaakt wordt. Gelet op het voorgaande is de aanvraag in strijd met bovenstaande bouwregel.

Ingevolge artikel 29, lid 29.6, onder b van het bestemmingsplan mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen hoofdgebouw.

Het project heeft mede betrekking op ondergrondse ruimten die buiten de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen hoofdgebouw zijn gelegen. Gelet op het voorgaande is de aanvraag in strijd met bovenstaande bouwregel.

Ingevolge artikel 29, lid 29.8, onder a, onder 2 van het bestemmingsplan is aan de achterzijde van een bouwwerk de dakkapel gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m.

Het project heeft mede betrekking op de realisatie van dakkapellen aan de achterzijde van de woning met een hoogte van circa 2,038 meter. Gelet op het voorgaande is de aanvraag in strijd met bovenstaande bouwregel.

Ingevolge artikel 29, lid 29.8, onder b, onder 3 van het bestemmingsplan is aan de voorzijde van een bouwwerk de dakkapel gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m.

Het project heeft mede betrekking op de realisatie van dakkapellen aan de voorzijde van de woning met een hoogte van circa 2,038 meter. Gelet op het voorgaande is de aanvraag in strijd met bovenstaande bouwregel.

 

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Beleidskader

De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.

2.1.1 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Westland 2025 en perspectief 2040

De op 17 december 2013 vastgestelde Structuurvisie Westland 2020 en Perspectief 2040 bieden het ruimtelijk toekomstig ruimtelijk kader van de gemeente in woord en beeld. In het in dialoog met de samenleving tot stand gekomen perspectief 2040 staan de ambities en kernwaarden met het hieraan gekoppelde toetsingskader voor de ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente Westland beschreven. Naast de ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen bieden voormelde documenten ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, de glastuinbouwsector en economische voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000011g02-VA01_0004.jpg"

Relatie met het plangebied 

Volgens de structuurvisie is het projectgebied aangewezen als dorpskern. Binnen dit gebied dient een groot deel van de woningbouwproductie opgevangen te worden. Deze verdichting komt mede voort uit het vergroten van het draagvlak voor het voorzieningenniveau en het behouden van duurzaam glas in het buitengebied. De voorgestane ontwikkeling waarbij de woning binnen de kern van Naaldwijk opgericht wordt past hier binnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000011g02-VA01_0005.jpg"

Fragment structuurplan met ligging projectgebied

Woonvisie

“Westland is een unieke, internationaal toonaangevende, goed bereikbare en duurzame Greenportgemeente, waarin het goed wonen, werken, ondernemen en recreëren is”. Dit is de kernambitie van de Structuurvisie Westland 2025 (perspectief 2040), die in 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. De woonvisie is een actualisatie van de Woonvisie Westland 2003 en richt zich op het deelonderwerp “wonen” van de structuurvisie Westland.

Karakter en functie woonvisie

De woningmarkt is continu in beweging. Dit verdraagt geen strak gedetailleerd programma, maar een kader voor beslissingen. De woonvisie biedt het kader voor besluiten over programma's, inzet van middelen en capaciteit en geeft richting aan het handelen van de gemeente en haar partners. De woonvisie is in overleg met de woningcorporaties tot stand gekomen en via een discussiebijeenkomst met andere partners op volkshuisvestingsgebied besproken.

Prioriteiten en uitgangspunten van de woonvisie

De huidige woonvisie Westland richt zich op de periode tot 2020. De uitgangspunten van deze woonvisie zijn als volgt:

  • Vergroten van kansen en keuzemogelijkheden op de woningmarkt;
  • Blijvende aandacht voor betaalbaarheid (huur én koop);
  • Meer kansen voor jonge huishoudens (waaronder starters);
  • Inspelen op de groeiende behoefte aan wonen met zorg;
  • Bijzondere doelgroepen;
  • Dynamiek op de woningmarkt (doorstroming);
  • Kwaliteit bieden voor gevorderde huishoudens.
2.1.2 Regionaal beleid

Regionaal structuurplan Haaglanden 2020

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc..

De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. Het plan voor het oprichten van een woning binnen de kern Naaldwijk past binnen het regionale beleid.

2.1.3 Provinciaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit provincie Zuid-Holland (1 augustus 2014)

Algemeen

De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld maar een perspectief voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in Zuid Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt en bevat voldoende flexibiliteit om in ruimtelijke ontwikkelingen te reageren op maatschappelijke initiatieven.

In de visie zijn vier rode draden aangegeven welke richtng geven aan de gewenste ontwikkelingen vanuit de provincie namelijk:

  • 1. Beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • 2. Vergroten van de agglomeratiekracht;
  • 3. Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Ruimtelijke hoofdstructuur

Het beleidsbeeld van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur combineert de huidige ruimtelijke situatie, de vier rode draden en de strategische doelstellingen. Het beeld toont de essentie en de samenhang van de verschillende kaartbeelden uit de Visie ruimte en mobiliteit. Het projectgebied is op de kaart behorende tot de 'Verordenig Ruimte 2014' ondermeer aangewezen als 'Bestaand stads- en dorpsgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000011g02-VA01_0006.jpg"

Fragment Verordening Ruimte 2014 (geconsolideerd, in werking per 4 februari 2016)

De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder bebouwde ruimte wordt het stelsel verstaan van de stedelijke agglomeratie, het systeem van kernen en linten en het logistiek-industrieel systeem. Tegelijkertijd is er het streven om de leef kwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. Het oprichten van een nieuwe woning op een binnen Bestaand stads- en dorpsgebied gelegen perceel past hier binnen.

2.1.4 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. 

 

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000011g02-VA01_0007.jpg" 

Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur

 

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.

2.1.5 Conclusie

Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het oprichten van een vrijstaande woningen op het perceel Kruisweg 1 en 3 te Naaldwijk past in het overheidsbeleid.

2.2 Ruimtelijke opbouw

Ten opzichte van de rooilijn van de twee bestaande woningen komt de rooillijn van de nieuwe woning dichter op de weg te liggen. Ondanks het voorgaande blijft in de nieuwe situatie het voorterrein voldoende groot waardoor de woning niet te dicht op de weg komt te staan. De buiten de beoogde hoofdmassa van de woning gesitueerde kelder is op maaiveld volledig onzichtbaar waardoor op het perceel voldoende ruimte over blijft voor onbebouwde tuinruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000011g02-VA01_0008.jpg"

Impressie te bouwen woning

2.3 Gebiedsvisie

De Kruisweg maakt onderdeel uit van één van de vijf linten waarlangs Naaldwijk is ontstaan. Het bebouwingslint waaraan de beoogde woning is voorzien beslaat de Koningsstraat-Kruisweg-Jan Tuningstraat-Lange Broekweg. Voornoemd lint kenmerkt zich door diversiteit in architectuur en uit verschillende bouwperioden afkomstige bebouwing met een informele opzet hetgeen een dorps karakter kenmerkt. De bouwmassa's en gevelopbouw van de bebouwing in het lint harmoniëren met het dorpse karakter van het gebied. Op- en aanbouwen zijn beperkt in maat en ondergeschikt. De aan het lint gelegen woningen hebben voor- en zijtuinen waarmee een groene uitstraling verkregen wordt.

In 2014 zijn stedenbouwkundige kaders geformuleerd voor de nieuwbouw, conform de destijds geldende Welstandsnota, te weten:

  • het dorpse karakter van het gebied behouden;
  • het dorpse karakter van de lintbebouwing in principe behouden en versterken;
  • schaalvergroting door bijvoorbeeld samenvoeging of grote aanbouwen is ongewenst;
  • grootschalige bebouwing staat bij voorkeur op het achterterrein;
  • de bouwmassa en gevelopbouw harmoniëren met het dorpse karakter van het gebied;
  • aan - , op- en uitbouwen zijn ondergeschikt vormgegeven als toegevoegd element of opgenomen in de hoofdmassa

Gelet op de footprint van de woning (110m2) en de bijgebouwen zoals aangevraagd (70m2) blijft de erfbebouwing ondergeschikt ten opzichte van de rest van het perceel hetgeen passend is binnen het dorpse en diverse karakter van de Kruisweg en de omgeving.

2.4 Verkeer

Westlands Verkeers- en Vervoersplan

In de ontwikkelingsvisie Greenport Westland zijn de beleidslijnen voor de lange termijn aangegeven voor de gehele gemeente. Met de relevante onderdelen van deze visie is het vervoersplan als sectorale nota vastgesteld. Met dit beleidsdeel, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006, wordt aangegeven welke richtingen de gemeente Westland de komende jaren opgaat en wordt het beleid van de 'oude' gemeenten geharmoniseerd. Het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) dient meerdere doelen, het uitwerken van de in de Greenport gestelde kaders en het schetsen van kaders voor de toekomst op het gebied van verkeer en vervoer.


Parkeren

Ingevolge het Westlands Verkeers- en Vervoersplan 2006 (WVVP) geldt voor de vrijstaande een parkeernorm van 2,1 parkeerplaats per woning, waarvan 0,3 parkeerplaats voor bezoekers. In het voorliggende project worden twee vrijstaande woningen vervangen voor een nieuwe.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000011g02-VA01_0009.jpg"

Ligging parkeerplaatsen en oprit

Op het eigen terrein van de nieuwe woning is voorzien in twee parkeerplaatsen op eigen terrein en is er ruimte om in het geval van bezoekers een extra auto kwijt te kunnen op het terrein respectievelijk de oprit. Gelet op het vorenstaande wordt aan het beleid van het Westlands Verkeers- en Vervoersplan voldaan.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Geluid

3.1.1 Wettelijk kader

Wet geluidhinder

Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.

3.1.2 Onderzoek

Ten behoeve van geluidsaspecten heeft een akoestisch onderzoek plaats gevonden (Kruisweg 1 en 3 te Naaldwijk bouwplan vrijstaande woning akoestisch onderzoek, Van Kooten akoestisch advies, rapportnummer 1630R01, datum 15 november 2016). Uit het onderzoek komt naar voren dat de geluidsbelasting vanwege de Verdilaan en de Kruisweg blijkt te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Hiermee komt een afweging van geluidsreducerende maatregelen en/of het vaststellen van hogere waarden niet aan de orde. De geluidsbelasting vanwege de Kruisweg bedraagt maximaal 54 dB na toepassing van de aftrek van 5 dB conform artikel 110g van de Wet geluidhinder. Dit betekent dat de geluidbelasting vanwege deze 30 km/uur wel enige invloed heeft, maar past binnen het kader van een goede ruimtelijke ordening. Hiermee is de geluidbelasting op de gevel van de Kruisweg 1 en 3 vanuit wettelijk oogpunt aanvaardbaar en is een afweging van geluidsreducerende maatregelen en/of het vaststellen van hogere waarden niet aan de orde.

3.1.3 Conclusie

Vanuit verkeerslawaai zijn er geen belemmeringen ten aanzien van de realisatie van dit plan.

3.2 Externe veiligheid

3.2.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico's van deze risicovolle activiteiten te reguleren.

Voor dit bestemmingsplan is toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen en de daarop gestoelde regelingen, en aan de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004) van belang. Deze Circulaire heeft een looptijd tot 31 juli 2012 en zal opgaan in het nieuwe Besluit transportroutes externe veiligheid en Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen.

Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht worden genomen tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (iso)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord - worden omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.

3.2.2 Onderzoek

Het project is op 23 september 2016 door de Omgevingsdienst Haaglanden beoordeeld. Uit de beoordeling is naar voren gekomen dat voor het plan geen onderzoek externe veiligheid nodig is. Het plangebied is gelegen buiten de PR 10-6 contouren en invloedsgebieden van de in de omgeving liggende risicovolle inrichtingen en wegen waarover- en buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen getransporteerd worden:

" N213 waarover LPG wordt getransporteerd ligt op circa 700 meter ten oosten van het plangebied (invloedsgebied 355 meter);

" Gasunie aardgas buisleiding ligt op circa 850 meter ten zuiden van het plangebied (invloedsgebied 140 meter);

" LPG tankstation ligt op circa 1.600 meter ten westen van het plangebied (invloedsgebied 150 meter);

" De ammoniak koelinstallatie van FloraHolland ligt op circa 1.150 meter ten noordoosten van het plangebied (invloedsgebied is 1.125 meter).

3.2.3 Conclusie

Vanuit externe veiligheid bestaan er geen belemmeringen tegen de uitvoering van het project.

3.3 Water

3.3.1 Wettelijk kader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

 

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.


Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

 

Provinciaal beleid
Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor die periode. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en vervangt het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dan ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat' vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe' vraag. De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen met betrekking tot het water en waterstaatswerken in bestemmingsplannen. De provincie heeft in samenwerking met de gemeente Westland een eindrapport opgesteld over Westlandse waterlijnen, een project dat de vaartenstructuur in het Westland probeert te versterken.

 

Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021. Het beleid is formeel vastgelegd in de Keur en de Legger.

De verbreding van bestaande boezemwateren en de aanleg van nieuwe verbindingen bieden kansen om een groot aantal maatregelen, die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water te realiseren en het watersysteem robuuster te maken. Waar mogelijk worden natuurvriendelijke oevers aangelegd. Ook met het terugdringen van rioolvreemd water en het verminderen van riooloverstorten snijdt het mes aan meerdere kanten tegelijk: het riool en de afvalwaterzuiveringsinstallaties (awzi's) kunnen met minder capaciteit uit de voeten, het minder verdunde vieze water is efficiënter te zuiveren, en er komt minder vies water rechtstreeks in het oppervlaktewater. Het waterplan van de Gemeente Westland zal in de periode 2010 – 2015 worden uitgevoerd. Omdat het bij de ruimtelijke ontwikkelingen in het glasgebied vaak om relatief kleinschalige projecten gaat, zal er nadrukkelijk samenwerking tussen het Hoogheemraadschap van Delfland, de gemeente en de glastuinbouwsector worden gezocht om de kansen voor water in deze projecten optimaal te benutten. Dit gebied levert kansen om de wateropgave te realiseren door middel van innovatief meervoudig ruimtegebruik, met behoud van voldoende robuustheid en ruimte voor ecologie in het systeem.

Ten slotte is een Handreiking Watertoets voor gemeenten (ruimte voor water in ruimtelijke plannen) versie 7 juli 2016 opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:

  • beleidskader omtrent water;
  • waterkeringen;
  • waterkwantiteit;
  • waterkwaliteit en ecologie;
  • afvalwater en riolering;
  • waterprojecten welke onderdeel zijn van ABC-Delfland.

Gemeentelijk beleid

Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000011g02-VA01_0010.jpg"

3.3.2 Onderzoek

Ten behoeve van het project heeft een toets aan de thema's van de Handreiking Watertoets voor gemeenten plaatsgevonden. In de handreiking komen verschillende waterthema's aan de orde, zoals veiligheid en waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en ecologie, onderhoud en bagger en afvalwater en riolering.

Veiligheid en waterkeringen

De beoogde bebouwing is binnen de keurzone van het hoogheemraadschap van Delfland gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000011g02-VA01_0011.png"

Fragment leggerkaart wateren en regionale waterkeringen met beschermingszone.

Voordat een aanvang met de werkzaamheden gemaakt wordt dient bij Hoogheemraadschap van Delfland een keurvergunning aangevraagd te worden. Daarbij wordt geadviseerd om tijdig vooroverleg te voeren zodat tijdig vast staat dat de werkzaamheden zoals gepland ook daadwerkelijk vergunbaar zijn.

Waterkwantiteit

Voor Delfland geldt het standstillbeginsel, dat betekent dat het plan geen verslechtering van de waterhouding mag betekenen. Voor kleine plannen heeft Delfland de Watersleutel ontwikkeld, een rekentool waarbij op basis van een aantal relevante kenmerken van de ontwikkeling en het watersysteem wordt bepaald hoeveel waterberging moet worden gerealiseerd. In de voorliggende situatie is 617m2 (170m2 woning 1 + 24m2 garage + 93m2 woning 3 + 330 m2 totale verharding) van het perceel verhard. In de nieuwe situatie zal 622m2 (336m2 nieuwe woning + 286m2 totale verharding) van het perceel verhard gaan worden. Derhalve is de toename aan verharding binnen het project nihil te noemen. Gelet op het vorenstaande hoeft er geen compensatie plaats te vinden en voldoet het plan aan het standstillbeginsel. Voor het graven en dempen van water dient een watervergunning bij het hoogheemraadschap aangevraagd te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000011g02-VA01_0012.jpg" 

Overzicht bestaande verharding

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000011g02-VA01_0013.jpg"

Overzicht nieuwe verharding

Waterkwaliteit en ecologie

Het projectgebied heeft in de nieuwe situatie geen directe invloed op de kwaliteit van het oppervlaktewater. De aquatisch-ecologische toestand blijft voor een belangrijk deel afhankelijk van de vermindering van verontreiniging van gebieden elders, zoals uitwaterende polders, overstorten van riolering, diffuse bronnen en stedelijk gebied. Het afstromend hemelwater vanaf het projectgebied heeft een gering positief effect op de waterkwaliteit aangezien het hemelwater wordt afgevoerd middels een gescheiden rioolstelsel. Er kan door de infiltratie van hemelwater in de bodem als gevolg van de bodempassage eveneens een kwaliteitsverbetering plaatsvinden van het grondwater.

Onderhoud en bagger

Het water maakt onderdeel uit van de binnen het projectgebied gelegen aanwezige waterloop waarvoor regulier onderhoud door de eigenaar plaats vindt.

Afvalwater en riolering

Het huishoudelijk afvalwater dient, samen met het hemelwater van potentieel vervuilde oppervlakken, tot de perceelgrens gescheiden van hemelwater van schone oppervlakken te worden afgevoerd. Het projectgebied wordt aangesloten op een gescheiden rioolsysteem. Het rioleringsstelsel loost op AWZI Nieuwe Waterweg te Hoek van Holland. Het plan dient te voldoen aan de Leidraad Riolering West Nederland en de Leidraad aan- en afkoppelen verhard oppervlak en de Beslisboom Aan- en afkoppelen verharde oppervlakten (2003). Hemelwater afkomstig van de op het perceel geprojecteerde verharding mag niet direct in de naastgelegen watergang stromen of direct op de riolering geloosd worden.

3.3.3 Conclusie

Vanuit water bestaan er geen belemmeringen tegen de uitvoering van het project.

3.4 Bodem

3.4.1 Wettelijk kader

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

3.4.2 Onderzoek

Ter plaatse van de projectlocatie is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend en nader bodemonderzoek Kruisweg 1-3 te Naaldwijk; BMA Milieu; rapportnummer NEN-NO.2016.0261, datum 12 december 2016). Op grond van de resultaten van het onderzoek is door de Omgevingsdienst Haaglanden op 9 februari 2017 aangegeven dat:

- ter plaatse van het bouwplan geen sprake is van verontreinigde bodem als bedoeld in artikel 2.4.1 van de Bouwverordening van de gemeente Westland;

- Er bij eventueel grondverzet dient, afhankelijk van de bestemming/toepassing van de grond, rekening te worden gehouden met de Wet Milieubeheer (Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen) en/of de Wet bodembescherming.

3.4.3 Conclusie

Het aspect bodem staat de uitvoering van het project niet in de weg

3.5 Ecologie

3.5.1 Wettelijk kader

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.


Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

3.5.2 Onderzoek

In het kader van de Flora- en faunawet zijn de effecten van het project beoordeeld (Quickscan Flora & Fauna Kruisweg 1 en 3 Naaldwijk, Adviseur Sicco Jansen, versie 1.0, datum 8 november 2016). Voormelde Quickscan heeft als doel de ecologische waarden van de projectlocatie te bepalen aan de hand van inventarisatie en verkregen informatie. Met de quickscan wordt nagegaan of er op de planlocatie planten en / of dieren voorkomen of verwacht worden die:
- bedreigd zijn;
- op een zogenaamde "Rode lijst" voorkomen;
- anderszins beschermd zijn in het kader van de Flora- en faunawet.


In voornoemd onderzoek wordt geadviseerd nader onderzoek naar de functie van het plangebied voor huismussen en vleermuizen uit te voeren. In navolg van het voorgaande heeft nader onderzoek plaats gevonden naar manieren waarmee negatieve effecten op de Flora en Fauna als gevolg van het project zoveel mogelijk beperkt kunnen blijven (Mitigerende maatregelen Kruisweg 1 en 3 Naaldwijk, Adviseur Sicco Jansen, versie 1.0, datum 20 november 2016).

Ten aanzien van huismussen en vleermuizen zijn in voornoemd onderzoek een aantal in acht te nemen mitigerende maatregelen aangegeven. Indien de genoemde maatregelen opgevolgd worden valt er geen wezenlijke schade aan de gunstige instandhouding van zowel huismussen als vleermuizen te verwachten. Zeker doordat in de nabije omgeving verschillende alternatieve locaties aanwezig zijn die kunnen dienen als rust- en verblijfplaats.

Broedvogels

Wat specifiek de (algemene) broedvogels betreft wordt geadviseerd om de werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen (tussen half maart en half juli). Het verstoren van broedende vogels is te allen tijde verboden volgens de Flora- en faunawet. De werkzaamheden kunnen het gehele jaar door uitgevoerd worden indien door de initiatiefnemer vastgesteld is dat er geen nesten van broedende vogels verstoord worden.

3.5.3 Conclusie

Met in achtname van het bovenstaande staat het aspect Flora en fauna de uitvoering van het project niet in de weg.

3.6 Cultuurhistorie en monumenten

3.6.1 Wettelijk kader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan (of ruimtelijk ondrbouwing bij een omgevingsvergunning) een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden (Bro, artikel 3.1.6, vierde lid onder a).

Het is aan de gemeenten om een afweging te maken en te motiveren op welke wijze rekening is gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

3.6.2 Onderzoek

In 2006 is, in opdracht van de gemeente Westland, door de Stichting Dorp, Stad en Land (DSL) een inventarisatie van cultuurhistorisch waardevolle objecten uitgevoerd. De resultaten van de inventarisatie en de waardebepaling zijn opgenomen in het rapport “Inventarisatie Historisch Waardevolle Objecten, Gemeente Westland, Deel I, Selectie, Maart 2007” en het rapport “Inventarisatie Historisch Waardevolle Objecten gemeente Westland, Deel II, Overig Waardevol, Maart 2007”. (Beide rapporten zijn te vinden op de website van de gemeente Westland: https://www.gemeentewestland.nl/over-westland/monumenten-in-westland/monumenten.html)

De rapporten zijn op 19 juli 2007 door de gemeenteraad aanvaard en vastgesteld.

Het resultaat van deze inventarisatie is een register met ca. 220 aangewezen gemeentelijke monumenten in de periode tussen 2007 en 2014. Incidenteel wordt dit register aangevuld met objecten welke nog niet in procedure zijn genomen of op verzoek van een aanvrager.

Om te komen tot een selectie zijn de geïnventariseerde bouwwerken beoordeeld op vier hoofdcategorieën, te weten:

  • cultuurhistorische aspecten
  • architectonische aspecten
  • situering/ensemblewaarde
  • technische staat.

Voor verschillende bouwwerken kunnen verschillende criteria van belang zijn. Uiteindelijk zijn de genoemde waarden uitgedrukt in een puntenaantal uitgedrukt in een “waarderingsmatrix”. De objecten met het hoogste aantal punten zijn als eerste aangewezen als gemeentelijk monument. De objecten uit het tweede deel, en de nog niet beschermde objecten uit de selectie zijn, conform de aanbevelingen in het rapport, als “beeldbepalend” of “karakteristiek” aangeduid in de bestemmingsplannen. Daarmee wordt een zekere mate van belangenafweging gevraagd, bij de sloopaanvraag voor een dergelijk object.

De definitie van een karakteristiek pand is al volgt: “pand dat (in een bestemmingsplan als zodanig is aangemerkt en dat) van cultuurhistorische waarde wordt geacht op grond van typering, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijzondere vormgeving, bijdrage aan herkenbaarheid van de omgeving en/of gaafheid en karakteristieke elementen.” (uit “Handreiking Cultuur Historische Waarden in Bestemmingsplannen” van de adviescommissies voor ruimtelijke kwaliteit d.d. april 2013)

Kruisweg 1 en Kruisweg 3

De objecten aan de Kruisweg 1 en Kruisweg 3 te Naaldwijk komen in deel II van de inventarisatie voor als zijnde “Overig Waardevol” met een waardering van 12 punten voor de Kruisweg 1 en 9 punten voor de Kruisweg 3. Derhalve zijn deze objecten niet geselecteerd voor aanwijzing tot gemeentelijk monument. Wel zijn ze in het bestemmingsplan opgenomen als “karakteristiek”.

De lagere score van beide woningen komt door de vele wijzigingen aan de panden en daardoor beperking van de authentieke elementen, zoals kozijnen, ramen, deuren, goot, voegwerk. Ook verminking door nieuwere aanbouw bij Kruisweg 1. Een andere reden is een 'strenger' puntensysteem voor woonhuizen met neorenaissance/neoclassicistische kenmerken om oververtegenwoordiging van deze groep te voorkomen.

De Historische Vereniging Oud-Honselersdijk-Naaldwijk heeft op 29 december 2016 een verzoek gedaan de woning Kruisweg 1 aan te wijzen als gemeentelijk monument. Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Westland heeft op 7 maart 2017 besloten de woning aan de Kruisweg 1 niet aan te wijzen als gemeentelijk monument. Het nieuwbouwplan voor de locatie is al vanaf 2014 in ontwikkeling. Door dit concrete nieuwbouwplannen acht het college het particulier belang in deze zaak hoger dan het met de bescherming van de huidige woning aan de Kruisweg 1 beoogde algemeen belang met betrekking tot aandacht voor erfgoed, het onderzoeken en bescherming ervan.

De gemeente heeft randvoorwaarden gesteld voor nieuwbouw op deze locatie (zie paragraaf 2.3). De huidige eigenaar heeft tevens aangeboden bouwdelen van Kruisweg 1 met zorg te demonteren ten behoeve van behoud en/of hergebruik elders.

3.6.3 Conclusie

De panden Kruisweg 1 en 3 zijn na een inventarisatie in 2006 niet aangewezen als monument, maar hebben wel de aanduiding "karakteristiek" in het bestemmingsplan gekregen. Voorwaarde om de panden te mogen slopen is dat er een nieuw bouwplan is vergund. Dit nieuwe bouwplan voldoet aan de gestelde (stedenbouwkundige) randvoorwaarden voor de locatie. De nieuwe woning houdt zodoende voldoende rekening met de aanwezige cultuurhistorische waarden in de directe omgeving van het plangebied.

De huidige eigenaar heeft tevens aangeboden bouwdelen van Kruisweg 1 met zorg te demonteren ten behoeve van behoud en/of hergebruik elders.

3.7 Archeologie

3.7.1 Wettelijk kader

Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.

De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

3.7.2 Onderzoek

Ten behoeve van het project is onderzoek naar de aspecten op het gebied van archeologie gedaan (Naaldwijk, Kruisweg 1-3 Gemeente Westland Inventarisariserend Veldonderzoek, Transect-rapport 1164, projectcode 16120008, datum 19 januari 2017).

Op basis van de resultaten van het veldonderzoek is in het plangebied sprake van een hoge archeologische verwachting. In het kader van de voorgenomen herontwikkeling worden daarom aanvullende maatregelen voorgesteld. De woning Kruisweg 1 kan zonder archeologische maatregelen worden gesloopt, mits de sloopwerkzaamheden niet dieper van 60 cm –Mv reiken. Gezien de ouderdom van de woning is de fundering van het gebouw naar verwachting gering.. De woning Kruisweg 3 is met archeologische begeleiding te slopen, mits er geen kelder onder het gebouw zit. Als de woning in zijn geheel is onderkelderd, kan van een archeologische begeleiding van de sloop worden afgezien. Voor beide sloopwerkzaamheden geldt dat de archeologische begeleiding alleen van toepassing is op het verwijderen van de ondergrondse funderingen. De bovengrondse opstallen kunnen zonder begeleiding worden weggehaald.

Voorafgaande aan vergunning verlening dient in het plangebied een verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd te worden om de exacte bodemopbouw, het al dan niet intact/verstoord zijn van de bodem en waar mogelijk de aan-/afwezigheid van archeologische vondsten en sporen vast te kunnen stellen.

3.7.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er vanuit archeologie geen belemmeringen bestaan tegen de uitvoering van het project.

3.8 Ladder duurzame verstedelijking

3.8.1 Wettelijk kader

In deze paragraaf is het project getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking als neergelegd in artikel 3.1.6, lid 2, van het Besluit ruimtelijke ordening en specifiek artikel 2.1.1 van de Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland. De ladder kent de drie treden die achter elkaar worden doorlopen zoals in onderstaande figuur zijn weergegeven:

3.8.2 Onderzoek

Actuele regionale behoefte

Om de eerste trede van de ladder te doorlopen moet gekeken worden of er sprake is van een regionale behoefte naar nieuwe woningen. In deze fase wordt aangetoond dat de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd.

De gemeente Westland valt binnen de regio Haaglanden. Voor deze regio is de regionale woningbehoefte opgenomen in het regionaal structuurplan 2020 en de regionale woonvisie. Vanuit het regionaal structuurplan blijkt dat in de periode tot 2020 in totaal nog 75.000 tot 80.000 woningen gebouwd dienen te worden. In het Westland worden van dit totaal aantal woningen 7040 woningen gerealiseerd. Deze nieuwbouwwoningen zijn binnenstedelijk gesitueerd of betreffen een uitleglocatie.

Voornoemd woningbouwprogramma en de locaties van de te realiseren woningen zijn vastgelegd in de structuurvisie Westland 2025. Het plangebied is in de structuurvisie van de gemeente Westland aangewezen als dorpskern en in de Provinciale Structuurvisie als stedelijk gebied. Vanuit het voornoemde blijkt dat met het project invulling wordt gegeven aan een regionale woningbehoefte.

Voorzien in behoefte binnen bestaand stedelijk gebied

Op de tweede trede van de ladder dient antwoord gegeven te worden op de vraag of de regionale behoefte geheel of deels opgevangen kan worden in bestaand stedelijk gebied en, zo ja, of dit wenselijk, dan wel financieel haalbaar is. Indien het antwoord hierop nee is kan overgegaan worden naar de derde trede van de ladder.

De provincie doet in de toelichting van de Verordening ruimte 2014 de aanbeveling de opvang van de regionale behoefte niet per plan te onderzoeken maar vooraf een overzicht te maken met de beschikbare ruimte binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD), bijvoorbeeld in een gemeentelijke of regionale structuurvisie.

De hoeveelheid woningbouw zoals dit vanuit de regionale woningbehoefte in het Westland gerealiseerd dient te worden is in de structuurvisie Westland 2025 verdeeld over de verschillende kernen. Zowel volgens de structuurvisie van de gemeente Westland 2025 als de Visie Ruimte en Mobiliteit zijn de gronden aangewezen als woon- en stedelijk gebied.

Voorzien in behoefte op nieuwe locatie

Deze trede is niet aan de orde aangezien het bestaande stedelijk gebied voor deze ontwikkeling voldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale en intergemeentelijke vraag te voldoen.

3.8.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat ten aanzien van de strategie voor de bebouwde ruimte er geen belemmeringen voor het project bestaan.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12 Wro is de gemeente verplicht bij vaststelling van een bestemmingsplan of

projectbesluit waarin bouwplannen zijn opgenomen als aangewezen in artikel 6.12 Wro juncto artikel

6.2.1. Bro, een exploitatieplan vast te stellen. Geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld als het

verhalen van kosten anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld doordat de gemeente hierover

overeenkomsten heeft gesloten met de eigenaren van de binnen het exploitatiegebied gelegen gronden,

of doordat de gemeente zelf eigenaar is van bedoelde gronden. Ten behoeve van de ontwikkeling van het

projectgebied zijn de exploitatiekosten beoordeeld en is een exploitatieplan niet nodig omdat er geen

kostenverhaal anders dan leges verschuldigd is.

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

4.2.1 Overleg

In de periode van 27 februari 2017 t/m 26 maart 2017 heeft bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij zijn de volgende instanties geinformeerd:

  • Provincie Zuid-Holland
  • Hoogheemraadschap van Delfland

Provincie Zuid Holland

Na het doorlopen van het e-formulier 'Aanbieden ruimtelijke plannen Wro en ontheffingsverzoeken provinciale verordening ruimte' is naar voren gekomen dat het plan niet strijdig is met provinciale belangen en het plan niet opgestuurd hoeft te worden aan de provincie Zuid-Holland.

Hoogheemraadschap Delfland

Tijdens de overlegperiode is van het Hoogheemraadschap van Delfland een reactie ontvangen. Opgemerkt is dat er nog onvoldoende invulling gegeven is aan de uitgangspunten van goed waterbeheer. De waterparagraaf is op dit punt aangepast en akkoord bevonden door het Hoogheemraadschap.

De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in de bijlagen van deze toelichting.

4.2.2 Zienswijzen

Het ontwerpbesluit tot verlening van de omgevingsvergunning heeft voor een periode van zes weken, van vrijdag 4 augustus t/m donderdag 14 september 2017, ter inzage gelegen voor het indienen van zienswijzen.

Tijdens de zienswijzentermijn is één zienswijze bij de gemeente binnengekomen. De zienswijze is binnen de daarvoor gestelde termijn ingediend en wordt derhalve als ontvankelijk aangemerkt.

Het college is van oordeel dat de belangen van de indiener van de zienswijze, door verlening van de omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan, niet onevenredig worden geschaad. De ingediende zienswijze heeft er niet toe geleid dat het college een ander standpunt inneemt ten aanzien van het verlenen van de omgevingsvergunning. Er zijn naar het oordeel van het college geen zwaarwegende belangen die het verlenen van de omgevingsvergunning in de weg staan. Wel is naar aanleiding van de zienswijze de ruimtelijke onderbouwing op onderdelen aangevuld.