Plan: | Woonkern Naaldwijk |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1783.ABP00000011-onhe |
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit de woonkern van Naaldwijk. Het plangebied bestaat uit: gebouwen, bomen, struiken, gras en watergangen.
Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In het kader hiervan is een ecologisch bureauonderzoek uitgevoerd, waarin is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.
Toetsingskader
Beleid
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is in Zuid-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EL&I de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op habitatsoorten en habitattypen.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van natuur- of groengebieden met een beschermde status, maar is wel nabij het Natura 2000-gebied 'Solleveld en Kapittelduinen' gelegen. Tevens is het plangebied nabij een ecologische verbindingszone gelegen, die deel uitmaakt van de EHS.
Figuur 3.2 Ligging plangebied (woonkern Naaldwijk) ten opzichte van het Natura 2000-gebied (gearceerd)
Figuur 3.3 Ligging plangebied (woonkern Naaldwijk) ten opzichte van de Ecologische Hoofdstructuur
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Tevens is gebruik gemaakt van de beschikbare gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF), de uitvoerrapportages zijn opgenomen in bijlage 4 en 5.
Vaatplanten
De grote kaardenbol is waarschijnlijk in meer verruigde delen van het plangebied aangetroffen. Mogelijk dat van de zwanenbloem groeiplaatsen langs sloten binnen de woonkern van Naaldwijk aanwezig zijn. Verder zijn er geen beschermde planten te verwachten gezien het beheer en de voorkomende biotopen.
Vogels
In het plangebied komen diverse broedvogels voor, zoals wilde eend, heggenmus, Turkse tortel, koolmees, kauw, ekster en merel. Het plangebied biedt voor deze soorten nestplaatsen of foerageergebied. In het plangebied zijn ook soorten met vaste rust- en verblijfplaatsen waargenomen, zoals huismus en sperwer, waargenomen.
Zoogdieren
Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol (NDFF), egel (NDFF), gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis en rosse woelmuis. De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. De groenstroken en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een migratieroute van vleermuizen.
Amfibieën
De algemene amfibieën bruine kikker, meerkikker, kleine watersalamander en gewone pad maken gebruik van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen, in kelders en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Gezien de voorkomende biotopen worden zwaarder beschermde soorten hier niet verwacht.
Vissen
De kleine modderkruiper en bittervoorn zijn aangetroffen in de watergangen in het plangebied.
Korstmossen
In het plangebied is ook de volgens de Rode Lijst ernstig bedreigde gewone cementkorst aangetroffen.
Overige soorten
In het plangebied leven naar verwachting geen beschermde reptielen, insecten of andere soorten. Dergelijke soorten stellen bepaalde eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel 3.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 3.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
Nader onderzoek nodig bij concrete ontwikkelingen | ||||
Vrijstellingsrege-ling Ffw | tabel 1 | grote kaardenbol en zwanenbloem mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis en rosse woelmuis bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de meerkikker |
nee | |
Ontheffingsrege-ling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper | Ja | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | bittervoorn | Ja | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen | Ja | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | sperwer en huismus | Ja |
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van natuur- of groengebieden met een beschermde status, maar is wel nabij het Natura 2000-gebied 'Solleveld en Kapittelduinen' gelegen. Tevens is het plangebied nabij een ecologische verbindingszone gelegen, die deel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur. In het plangebied vinden geen concrete ontwikkelingen plaats die leiden tot negatieve effecten op de EHS of Natura 2000. De Natuurbeschermingswet 1998 en het EHS-beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, worden er geen concrete ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Het bestemmingsplan maakt echter altijd indirect (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.