direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen
Plan: Woonkern Naaldwijk
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.ABP00000011-onhe

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor kantoren;
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1': tevens detailhandel, dienstverlening, horeca uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten en kantoren, allen uitsluitend op de begane grond;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens een praktijkruimte;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2': tevens voor een gemeentelijk monument;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3': tevens voor een rijksmonument;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg': tevens gezondheidszorg;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, hobbykassen, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

19.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximale goothoogte (m)" aangegeven goothoogte;
  • e. de goothoogte mag alleen worden overschreden door een kap;
  • f. indien sprake is van meerdere voorgevelrooilijnen, zijn deze middels een aanduiding "gevellijn" langs meerdere gevels van het hoofdgebouw aangegeven; voor zover langs één gevel een aanduiding "gevellijn" is opgenomen, duidt deze de voorgevel aan;
  • g. bij herbouw van hoofdgebouwen geldt het volgende:
    • 1. de bouwwijze zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan wordt gehandhaafd;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde of vrijstaande gebouwen bedraagt de afstand van het hoofdgebouw tot de zijerfgrens ten minste 3 meter.
  • h. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – 5" mogen dakkapellen/dakopbouwen worden gebouwd waarbij de maximaal toegestane goothoogte wordt overschreden door een dakkapel/dakopbouw die minder dan 0,5 m uit een of meerdere randen van het dakvlak ligt. De situering, vorm en maatvoering dienen aan te sluiten bij de reeds aanwezige exemplaren binnen het bouwvlak;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogeland' zijn ten hoogste 4 hoofgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de hoofdgebouwen worden voorzien van een kap;
    • 2. het bebouwingspercentage per bouwperceel ten hoogste 35% bedraagt ;
    • 3. hoofdgebouwen tenminste 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd wanneer de 2 hoofdgebouwen niet aan elkaar worden gebouwd;
    • 4. binnen het bouwperceel een strook met een diepte van tenminste 3 m onbebouwd blijft voor het hoofdgebouw;
    • 5. de afstand van een woning tot een gemaal tenminste 10 m bedraagt;
  • j. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 6" mogen dakopbouwen worden gebouwd waarbij het voorste dakvlak van de kap wordt doorgezet tot boven de bestaande nok en waarbij aan de achterzijde de maximaal toegestane goothoogte wordt overschreden. De situering, vorm en maatvoering dienen aan te sluiten bij de reeds aanwezige exemplaren binnen het bouwvlak;
  • k. in afwijking van het bepaalde onder "f" wordt ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 7" uitsluitend de voorzijde van het hoofdgebouw aangeduid;
  • l. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 10" mogen dakopbouwen worden gebouwd waarbij zowel aan de voor- als aan achterzijde de maximaal toegestane goothoogte wordt overschreden. De situering, vorm en maatvoering dienen aan te sluiten bij de reeds aanwezige exemplaren binnen het bouwvlak;
  • m. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 12" mogen dakopbouwen worden gebouwd waarbij het achterste dakvlak van de kap wordt doorgezet tot boven de bestaande nok en waarbij aan de voorzijde de maximaal toegestane goothoogte wordt overschreden. De situering, vorm en maatvoering dienen aan te sluiten bij de reeds aanwezige exemplaren binnen het bouwvlak.

19.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het erf (zij-, achter- en voorerf) bedraagt ten hoogste 50 % van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m2;
  • b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m2 mag bij de maximale oppervlakte van 50 m2 een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m2;
  • c. indien niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1m;
  • d. de diepte van een aan- en uitbouw, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt:
    • 1. bij aaneengebouwde en half vrijstaande woningen: 3 meter;
    • 2. bij vrijstaande woningen: 5 meter;
  • e. de breedte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een zijerf dat grenst aan openbaar toegankelijk gebied mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
  • f. indien er sprake is van een voorerf zijn hierop onder de volgende voorwaarden aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan:
    • 1. ten hoogste 50% van het voorerf mag worden bebouwd;
    • 2. de bebouwing mag over ten hoogste de helft van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gesitueerd met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "specfieke bouwaanduiding - 11" over de resterende voorgevelbreedte tevens een overkapping mag worden gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 meter;
    • 4. de bebouwing mag er niet toe leiden dat de volgens 19.2.2 onder a en b ten hoogst toelaatbare bebouwing op het erf wordt overschreden;
  • g. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  • h. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • i. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • j. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • k. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • l. in afwijking van het bepaalde onder "a" mogen de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 8" volledig overkapt worden;
  • m. in afwijking van het bepaalde onder "a" mag het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 9" ten hoogste 75% van het voorerf bedragen.

19.2.3 Kapvorm

Voor hoofdgebouwen voorzien van een maatvoeringsaanduiding voor zowel de maximale goot- als bouwhoogte geldt ten aanzien van de kapvorm het volgende:

  • a. hoofdgebouwen zijn voorzien van kap die bestaat uit een constructie van twee hellende dakvlakken met een helling van meer dan 20 en minder dan 65 graden met inachtneming van de op die gronden geldende goot- en bouwhoogte;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - franse kap" zijn tevens kappen toegestaan waarbij wel sprake is van hellende dakvlaken maar geen sprake van een nok, en met dien verstande dat:
    • 1. het niveau waarop het hellende dakvlak zich inzet bedraagt ten hoogste de daar toegestane maximale goothoogte;
    • 2. het niveau waarop het hellende dakvlak overgaat in een platte afdekking bedraagt ten hoogste de daar toegestane maximale bouwhoogte.
  • c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - lessenaarsdak" zijn tevens lessenaarsdaken toegestaan waarbij geldt dat aan de gevel die niet voorzien is van een goot mag worden afgeweken van de toegestane maximale goothoogte tot ten hoogste de daar toegestane maximale bouwhoogte.

19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3m.

19.2.5 Garages

Ter plaatse van de aanduiding 'garage' worden garages aan elkaar gebouwd met een maximum bouwhoogte van 3 m.

19.2.6 Onderdoorgang

Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag op de begane grond tot een hoogte van 3 m niet worden gebouwd.

 

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfafscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:

daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig worden geschaad;

  • c. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
  • d. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 19.2.2 onder a of b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

19.4.1 Aan-huis-gebonden ondernemingen

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen, mits;

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten hoogste 25 % van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m² voor zover:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
    • 3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
    • 4. de onderneming uitsluitend door een van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
    • 5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
    • 6. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
    • 7. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.