direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Molenlaan ongenummerd te Honselersdijk
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.ABP00000009g01-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Door Varese Investeringen I bv is een omgevingsvergunningsaanvraag (W-AV-2016-0094) ingediend voor het vervangen van een vrijstaande woning door een twee-onder-een-kap woning op het perceel Molenlaan 82 te Honselersdijk. De beoogde ontwikkeling is gesitueerd op een perceel met een totale oppervlakte van ca. 1.600m2 en is momenteel bebouwd met een vrijstaande woning met omliggende tuin en verharding en bijgebouwen.

De twee-onder-een-kap woning bestaat uit twee bouwlagen met een kap en beide woningen beschikken over een aangebouwd bijgebouw. De woningen hebben een goot- en nokhoogte van 5,92 meter respectievelijk ca. 11 meter. Het aangebouwde bijgebouw heeft een goothoogte van 2,96 meter. Beide woningen hebben twee parkeerplaatsen op eigen terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000009g01-VA01_0001.jpg"

Nieuwe situatie perceel

1.2 Ligging plangebied

Het projectgebied is gelegen op een stuk grond ten zuiden van de Molenlaan en ten noord westen van de Uilenhorst en is kadastraal bekend gemeente Naaldwijk, sectie B nummers 2055 en 3246.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000009g01-VA01_0002.jpg"

Luchtfoto met ligging projectgebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het perceel is gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan 'Kern Honselersdijk'. Volgens voormeld bestemmingsplan geldt ter plaatse van de projectlocatie ingevolge artikel 14 de bestemming 'Tuin', ingevolge artikel 18 de bestemming 'Wonen' ingevolge artikel 23 de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' en ingevolge artikel 25 de bestemming 'Waterstaat-waterkering'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000009g01-VA01_0003.png"

Fragment plankaart bestemmingsplan 'Kern Honselersdijk' met ligging projectgebied

Gebruiksregels

Ingevolge artikel 14.1 zijn de voor 'Tuin' aangewezen gronden bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

Een deel van de gronden wordt gebruikt voor het wonen.

Bouwregels

Ingevolge artikel 14.2 mag op voor tuin aangewezen gronden uitsluitend erkers en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gebouwd worden.

Een deel van de woning wordt op de bestemming tuin gebouwd.

Ingevolge artikel 18.2.1. onder a. mogen hoofdgebouwen uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak.

De beoogde woningen worden grotendeels buiten het bouwvlak gebouwd. Het voorgaande is in strijd met voormeld artikellid.

Ingevolge artikel 18.2.1. onder b. mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen ten hoogste 10 meter bedragen.

De beoogde woningen hebben een bouwhoogte van 11,22 meter. Het voorgaande is in strijd met voormeld artikellid.

Ingevolge artikel 18.2.2. onder e. mag de breedte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een zijerf dat grenst aan openbaar toegankelijk gebied ten hoogste 3,5 m bedragen.

De woning aangegeven rechts op de situatietekening heeft op het aan het openbaar toegankelijk gebied grenzende zijerf een aangebouwd bijgebouw van 4 meter breed.

Ingevolge artikel 23.1 van voornoemd bestemmingsplan zijn de voor 'Waarde-Archeologie-4' aangewezen gronden zijn -behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming- mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming mag uitsluitend worden gebouwd indien de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

Ten behoeve van de bouw van het appartementencomplex heeft een gemeentelijke archeologische beoordeling plaatsgevonden en voldoende bevonden.

Ingevolge artikel 26.2 onder b. van voornoemd bestemmingsplan mag op de voor 'Waterstaat-Waterkering' aangewezen gronden gebouwd worden en gelden de volgende regel (samenvatting):

ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

In de voorliggende situatie wordt op voormelde gronden de oppervlakte van de nieuw te bouwen woningen uitgebreid.

 

Mogelijkheid tot afwijken

Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheid om af te kunnen wijken van de regels.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Beleidskader

De beleidscontext voor de visie op het projectgebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.

2.1.1 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Westland 2025 en perspectief 2040

De op 17 december 2013 vastgestelde Structuurvisie Westland 2020 en Perspectief 2040 bieden het ruimtelijk toekomstig ruimtelijk kader van de gemeente in woord en beeld. In het in dialoog met de samenleving tot stand gekomen perspectief 2040 staan de ambities en kernwaarden met het hieraan gekoppelde toetsingskader voor de ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente Westland beschreven. Naast de ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen bieden voormelde documenten ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, de glastuinbouwsector en economische voorzieningen.


afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000009g01-VA01_0004.jpg"

Relatie met het plangebied

Volgens de structuurvisie is het projectgebied aangewezen als dorpskern. Binnen dit gebied dient een groot deel van de woningbouwproductie opgevangen te worden. Deze verdichting komt mede voort uit het vergroten van het draagvlak voor het voorzieningenniveau en het behouden van duurzaam glas in het buitengebied. De voorgestane ontwikkeling waarbij woningen binnen de kern van Honselersdijk toegevoegd worden past hier binnen.


afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000009g01-VA01_0005.jpg"

fragment structuurvisiekaart met ligging projectgebied

Woonvisie

“Westland is een unieke, internationaal toonaangevende, goed bereikbare en duurzame Greenportgemeente, waarin het goed wonen, werken, ondernemen en recreëren is”. Dit is de kernambitie van de Structuurvisie Westland 2025 (perspectief 2040), die in 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. De woonvisie is een actualisatie van de Woonvisie Westland 2003 en richt zich op het deelonderwerp “wonen” van de structuurvisie Westland.

Karakter en functie woonvisie

De woningmarkt is continu in beweging. Dit verdraagt geen strak gedetailleerd programma, maar een kader voor beslissingen. De woonvisie biedt het kader voor besluiten over programma's, inzet van middelen en capaciteit en geeft richting aan het handelen van de gemeente en haar partners. De woonvisie is in overleg met de woningcorporaties tot stand gekomen en via een discussiebijeenkomst met andere partners op volkshuisvestingsgebied besproken.

Prioriteiten en uitgangspunten van de woonvisie

De huidige woonvisie Westland richt zich op de periode tot 2020. De uitgangspunten van deze woonvisie zijn als volgt:

  • Vergroten van kansen en keuzemogelijkheden op de woningmarkt;
  • Blijvende aandacht voor betaalbaarheid (huur én koop);
  • Meer kansen voor jonge huishoudens (waaronder starters);
  • Inspelen op de groeiende behoefte aan wonen met zorg;
  • Bijzondere doelgroepen;
  • Dynamiek op de woningmarkt (doorstroming);
  • Kwaliteit bieden voor gevorderde huishoudens.

2.1.2 Regionaal beleid

Regionaal structuurplan Haaglanden 2020

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) van Stadsgewest Haaglanden, per 1 januari 2015 overgegaan in Metropool Regio Rotterdam Den Haag (MRDH), is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc.

 

De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. Het plan voor het oprichten van twee woningen binnen de kern Honselersdijk past binnen het regionale beleid.

2.1.3 Provinciaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit provincie Zuid-Holland (1 augustus 2014)

Algemeen

De 'Visie ruimte en mobiliteit van de provincie Zuid-Holland ' biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de 'Visie ruimte en mobiliteit' is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving.


Vier thema's geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,

2. vergroten van de agglomeratiekracht,

3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,

4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000009g01-VA01_0006.jpg"

Verordening Ruimte 2014 (geconsolideerd, in werking per 4 februari 2016)

Het plangebied is op de kaart behorende tot de 'Verordening Ruimte 2014' ondermeer aangewezen als 'Stedelijke agglomeratie' en 'Regionale waterkering'. De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder bebouwde ruimte wordt het stelsel verstaan van de stedelijke agglomeratie, het systeem van kernen en linten en het logistiek-industrieel systeem. Tegelijkertijd is er het streven om de leef kwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. Het oprichten van twee nieuwe woningen op een binnen de Stedelijke Agglomeratie gelegen perceel past hier binnen.

2.1.4 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. 

 

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000009g01-VA01_0007.jpg" 

Figuur - Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur

 

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.

2.1.5 Conclusie

Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het oprichten van twee woningen op het perceel Molenweg 82 te Honselersdijk past in het overheidsbeleid.

2.2 Ruimtelijke opbouw

Momenteel is het perceel bebouwd met een traditionele vrijstaande tuinderswoning met een lage goot (hoogte ca. 2,5 meter) en een lage nok (hoogte ca. 5 meter) en afgedekt met een zadeldak. Het onderliggende bestemmingsplan laat op de voorliggende locatie een goothoogte van 6 meter en een bouwhoogte van 10 meter toe waardoor een extra bouwlaag al toegestaan is. In geval van herbouw dient vanuit stedenbouwkundig oogpunt de bouwwijze van de bestaande bebouwing gehandhaafd te blijven.

De beoogde 2-onder-1-kap-woning is ongeveer even breed als de te slopen tuinderswoning. Door de woning meer in de richting van de zuidwestelijke perceelsgrens te verschuiven komt de woning op 2 meter afstand van de rand van de Molenweg en op ca. 7,35 meter van de rand van de Omgelegde dijksloot te staan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000009g01-VA01_0008.png"

Impressie te bouwen woningen

Door wat betreft architectuur, vorm en bouwmassa aan te sluiten op de bouwwijze van de bestaande bebouwing is aansluiting gezocht met de recentelijk vergunde woningen aan Wouwenhorst 1-12 te Honselersdijk. Hiervoor verkrijgt de 2-onder-1-kap-woning een goothoogte van 6 meter en een bouwhoogte van 11 meter en worden de woningen uitgevoerd met een zadeldak.

2.3 Gebiedsvisie

Het zicht en de (stedelijke)kwaliteit van het rond het project gelegen openbaar gebied wordt bepaald door de woonbebouwing aan de Uilehorst met het hierlangs gelegen hoge groen en het appartementengebouw aan de Patrijslaan/Merelstraat aan de overzijde van de Omgelegde Dijksloot.

De stedenbouwkundige structuur van de buurt waarin het project is gelegen laat zich het best omschrijven als typisch jaren zeventig van de vorige eeuw; kortere en langere woonblokken wisselen elkaar ongeordende en schijnbaar willekeurig af. Sommige rijen woningen staan recht, andere zijn onder verschillende hoeken naar links of rechts gedraaid. Weer andere blokken staan (bijna) haaks op elkaar. De huidige verkaveling bemoeilijkt het terugvinden van een basis van een vroegere verkaveling van de destijds aanwezige tuinbouwbedrijvigheid.

Aan de zijde van het projectgebied vinden we langs de Omgelegde Dijksloot ruimere, driehoekige kavels met vrijstaande woningen waarvan dit project er een is. Het voorgaande vormt binnen de voormelde ongeordendheid van de stedenbouwkundige structuur herkenbare elementen.

2.4 Verkeer

Westlands Verkeers- en Vervoersplan

In de ontwikkelingsvisie Greenport Westland zijn de beleidslijnen voor de lange termijn aangegeven voor de gehele gemeente. Met de relevante onderdelen van deze visie is het vervoersplan als sectorale nota vastgesteld. Met dit beleidsdeel, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006, wordt aangegeven welke richtingen de gemeente Westland de komende jaren opgaat en wordt het beleid van de 'oude' gemeenten geharmoniseerd. Het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) dient meerdere doelen, het uitwerken van de in de Greenport gestelde kaders en het schetsen van kaders voor de toekomst op het gebied van verkeer en vervoer. 

 

Parkeren

Ingevolge het Westlands Verkeers- en Vervoersplan 2006 (WVVP) geldt voor de  2-onder-1-kap-woning een parkeernorm van 2,1 parkeerplaats per woning, waarvan 0,3 parkeerplaats voor bezoekers. Bij beide woningen is op eigen terrein voorzien in twee parkeerplaatsen per woning en is er ruimte om in het geval van bezoekers een extra auto kwijt te kunnen op het terrein respectievelijk de oprit. Gelet op het vorenstaande wordt aan het beleid van het Westlands Verkeers- en Vervoersplan voldaan.

 

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Geluid

3.1.1 Wettelijk kader

Wet geluidhinder

Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. Kantoren betreffen geen geluidgevoelige bestemmingen zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder. Voor de geluidbelasting op de gevels van kantoren gelden dan ook geen wettelijke grenswaarden. Wel kan in het kader van een goede ruimtelijke ordening de geluidbelasting beoordeeld worden op grond van te verwachten hinderbeleving.

3.1.2 Onderzoek

Voor het project is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd (Onderzoek verkeerslawaai project Molenlaan 82 Honselersdijk, Wolf Dikken adviseurs, kenmerk R815216aaA0, datum 4 januari 2016).

Op grond van de uitgevoerde berekeningen kan worden geconcludeerd dat de hoogst optredende geluidbelasting ter plaatse van de nieuw te bouwen woningen ten gevolge van zoneplichtige wegen 40 dB bedraagt ter plaatse van de garage en 39dB ter plaatse van de geluidgevoelige ruimten van de woningen (na aftrek conform art 110g Wgh). De hoogst optredende gecumuleerde geluidbelasting bedraagt 57dB ter plaatse van de garage en 56 dB ter plaatse van de geluidgevoelige ruimten van de woningen (exclusief aftrek conform art 110g Wgh).

3.1.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Er behoeft derhalve geen hogere waarden procedure gevolgd te worden.

3.2 Water

3.2.1 Wettelijk kader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

 

Nationaal beleid

Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

 

Provinciaal beleid

Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor die periode. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en vervangt het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dan ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat' vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe' vraag. De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte 2014 zijn regels opgenomen met betrekking tot het water en waterstaatswerken in bestemmingsplannen. 

 

Waterschapsbeleid

Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2010-2015. Het beleid is formeel vastgelegd in de Keur en de Legger.

De verbreding van bestaande boezemwateren en de aanleg van nieuwe verbindingen bieden kansen om een groot aantal maatregelen, die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water te realiseren en het watersysteem robuuster te maken. Waar mogelijk worden natuurvriendelijke oevers aangelegd. Ook met het terugdringen van rioolvreemd water en het verminderen van riool overstorten snijdt het mes aan meerdere kanten tegelijk: het riool en de afvalwaterzuiveringsinstallaties (awzi's) kunnen met minder capaciteit uit de voeten, het minder verdunde vieze water is efficiënter te zuiveren, en er komt minder vies water rechtstreeks in het oppervlaktewater. Het waterplan van de Gemeente Westland zal in de periode 2010 – 2015 worden uitgevoerd. Omdat het bij de ruimtelijke ontwikkelingen in het glasgebied vaak om relatief kleinschalige projecten gaat, zal er nadrukkelijk samenwerking tussen het Hoogheemraadschap van Delfland, de gemeente en de glastuinbouwsector worden gezocht om de kansen voor water in deze projecten optimaal te benutten. Dit gebied levert kansen om de wateropgave te realiseren door middel van innovatief meervoudig ruimtegebruik, met behoud van voldoende robuustheid en ruimte voor ecologie in het systeem.

Ten slotte is in 2012 een Handreiking Watertoets voor gemeenten opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:

  • beleidskader omtrent water;
  • waterkeringen;
  • waterkwantiteit;
  • waterkwaliteit en ecologie;
  • afvalwater en riolering;
  • waterprojecten welke onderdeel zijn van ABC-Delfland.

Gemeentelijk beleid 

Het Westland 2009-2015, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2030 en de daarbij horende doelstellingen tot 2015 beschreven. Centraal hierin staan de thema's 'Droge voeten, levend water en zichtbaar water'. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000009g01-VA01_0009.jpg"

3.2.2 Onderzoek

Het projectgebied is onderdeel van Oude en Nieuwe Broekpolder, peilgebied IX. In het Waterplan van de gemeente Westland voor deze polder (2008) zijn in het projectgebied geen claims neergelegd. Wel kan er naar kansen bij herstructurering gekeken worden, zoals het samenvoegen van peilgebieden. Voor peilgebied IX is dat volgens het Waterplan niet aan de orde. Het nieuwe beleid van het hoogheemraadschap “Beperken en voorkomen wateroverlast” is van toepassing.

Ten behoeve van het project is onderzoek naar de aspecten op het gebied van water uitgevoerd (Waterstudie Molenlaan 82 te Honselersdijk, Aqua Terra Nova, rapportnummer 215183/Aqua-Terra Nova302a WT/AW, datum 25 februari 2016). In voornoemd onderzoek is getoetst aan de navolgende aspecten:

Veiligheid en waterkeringen

In de nieuwe situatie blijft het projectgebied aan een kant begrenst door boezemwater. Dit is een primaire watergang. Uit de projectie op de leggerkaart wateren en waterkeringen van de beoogde situatie blijkt dat het projectgebied voor een deel gelegen is binnen de beschermingszone van een primaire waterkering. Het raakt of is net binnen de kernzone van de waterkering gelegen. Dit betekent dat er voor het plan mogelijk nadere criteria ten aanzien van veiligheid en waterkeringen aan de orde zijn. Een watervergunning in het kader van de Keur is dan noodzakelijk en dient te worden aangevraagd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000009g01-VA01_0010.jpg"


Waterkwantiteit

Het plan dient te voldoen aan de provinciale normen voor bergings- en afvoercapaciteit. Bij nieuwe functies dient het beschermingsniveau daarop te worden afgestemd.

Conform de Handreiking Watertoets en de nieuwe beleidsnota van Delfland (juli 2014) mag de waterhuishoudkundige situatie niet verslechteren als gevolg van de ontwikkeling, het zgn. stand-still beginsel. Voor dit project is toetsing aan de bergings- en afvoernormen het belangrijkste uitgangspunt. Bij planologische omzetting geldt de maximale inspanning voor de norm van de waterberging met toepassing van een effectgerichte, gebiedsgerichte en marktgerichte aanpak. Het stand-still beginsel betekent dat de kans op wateroverlast niet mag toenemen als gevolg van een ontwikkeling. Ontwikkelingen waarbij het verhard oppervlak toeneemt, of de vasthoudcapaciteit van een gebied op andere manieren wordt verkleind, zorgen voor een snellere afstroming van hemelwater naar het oppervlaktewater. Dit kan leiden tot wateroverlast. Versnelde afvoer door meer verharding voldoet daarmee niet aan het stand-still beginsel, tenzij ter compensatie extra waterberging wordt gerealiseerd.


Voor het projectgebied aan de Molenlaan 82 te Honselersdijk is berekend dat het verhardingspercentage na de verandering af zal nemen dan wel minimaal gelijk zal blijven. In de huidige situatie is er ca. 578 m2 verhard en in de nieuwe situatie wordt verwacht dat er niet meer dan 50% aan gebouwen en bestrating wordt verhard. De 2 woningen hebben een totaal oppervlak van ongeveer 220 m2 . Met de verhardingen van de opritten en tuintegels komt daar mogelijk ca. 100 m2 per kavel aan verhard oppervlak bij, ofwel voor de 2 kavels 200 m2. Ingeschat wordt dat er praktisch max. circa 450 m2 wordt verhard. Voor het project betekent dit dat er hydrologisch positief wordt gewerkt. Geconcludeerd kan worden dat het project voldoet aan het stand-still beginsel omdat de verharding niet toeneemt en het bergingsniveau gelijk blijft.

- Zorgplicht

De initiatiefnemer dient maatregelen of voorzieningen te treffen om te voldoen aan de zorgplicht. Waar mogelijk zal de aanleg van groen en verharding in waterdoorlatende vorm worden gerealiseerd. Deze activiteiten maken deel uit van het nader vorm geven van het nieuwe beleid van Delfland.


Waterkwaliteit en ecologie

De kwaliteitsverbetering van het polder- en boezemwater is voor een belangrijk deel afhankelijk van de vermindering van verontreiniging van gebieden elders, zoals uitwaterende polders, overstorten van riolering, diffuse bronnen en stedelijk gebied.


Het afstromend hemelwater vanaf het projectgebied kan een gering positief effect op de waterkwaliteit in de polder hebben, indien het hemelwater wordt afgevoerd door middel van een gescheiden rioolstelsel. Wel geldt dat het gebruik van uitlogende materialen niet is toegestaan. Door de infiltratie van hemelwater in de bodem kan door de bodempassage eveneens een kwaliteitsverbetering plaatsvinden van het grondwater.


Onderhoud en bagger

Onderhoud van de naastgelegen boezemwatergang blijft in handen van het Hoogheemraadschap van Delfland.

Afvalwater en riolering

Het huishoudelijk afvalwater zal samen met het hemelwater van potentieel vervuilde oppervlakken gescheiden van hemelwater van schone oppervlakken worden afgevoerd. Het projectgebied is momenteel aangesloten op een gemeentelijk rioleringsstelsel met een lozingspunt op een gescheiden stelsel (zie figuur 4). Langs het gebied loopt de riolering welke ter plekke een overstort heeft op de boezemwatergang. Hier heeft het project geen invloed op. Het plan dient te voldoen aan de Leidraad Riolering West Nederland en de Leidraad aan- en afkoppelen verhard oppervlak en de Beslisboom Aan- en afkoppelen verharde oppervlakten (2003).


Het afvalwater wordt afgevoerd naar de dichtstbijzijnde A.W.Z.I., Harnasch polder.

3.2.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van water geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Op is door het Hoogheemraadschap van Delfland met de waterstudie ingestemd.

3.3 Bodem

3.3.1 Wettelijk kader

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

3.3.2 Onderzoek

Ter plaatse van de projectlocatie gelegen aan de Molenlaan 82 te Honselersdijk is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek Molenlaan 82 Honselersdijk; Mol ingenieursbureau; projectnummer A0998, datum 21 januari 2016). Op grond van de resultaten van het onderzoek is door de Omgevingsdienst Haaglanden op 18 februari 2016 aangegeven dat ter plaatse van het bouwplan geen sprake is van verontreinigde bodem als bedoeld in artikel 2.4.1 van de Bouwverordening.

Bij eventueel grondverzet dient, afhankelijk van de bestemming/toepassing van de grond, rekening te
worden gehouden met de Wet Milieubeheer (Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke
afvalstoffen) en/of de Wet bodembescherming.

3.3.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming.

3.4 Ecologie

3.4.1 Wettelijk kader

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te  verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en
    bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

3.4.2 Onderzoek

In het kader van de Flora- en faunawet zijn de effecten van het project beoordeeld (Eco-effectscan Molenlaan 82 te Honselersdijk, Aqua Terra Nova, rapportnr 215183/AQT 301 FF/JM, datum 16 december 2015). De Eco-effectenscan heeft als doel de ecologische waarden van de projectlocatie te bepalen aan de hand van inventarisatie en verkregen informatie. Met de Eco-effectenscan wordt nagegaan of er op de planlocatie planten en / of dieren voorkomen of verwacht worden die:

- bedreigd zijn;

- op een zogenaamde “Rode lijst” voorkomen;

- anderszins beschermd zijn in het kader van de Flora- en faunawet.

Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied niet ligt- of direct grenst aan een beschermd natuurgebied van natura 2000 of de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Hoewel het project buiten de invloedssfeer van gemeentelijke beschermde natuurwaarden of ecologische verbindingszones is gelegen, komen binnen het projectgebied ingevolge de Flora- en faunawet beschermde soort of soortgroepen voor.

Vogels

Indien de werkzaamheden in de periode maart t/m juli worden uitgevoerd, dient de aanwezigheid van vogelnesten voorafgaand aan de werkzaamheden te worden gecontroleerd. Indien vogelnesten aangetroffen worden, dienen de werkzaamheden nabij het nest uitgesteld te worden totdat de jongen uitgevlogen zijn of dient een verstoringsvrije zone rond het nest opgesteld te worden.

Vleermuizen

Geadviseerd wordt tijdens de werkzaamheden uitstraling van licht naar omliggende watergangen en groene structuren zoveel mogelijk te vermijden.

3.4.3 Conclusie

Uit het onderzoek komt naar voren dat er geen nader onderzoek naar soortengroepen noodzakelijk is. Derhalve bestaan er geen belemmeringen tegen de uitvoering van het project

3.5 Cultuurhistorische aspecten

3.5.1 Wettelijk kader

Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.

De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

3.5.2 Onderzoek

Het project bestaat uit het slopen van een bestaande woning en het terug bouwen van een 2-onder-1-kap-woning. Hiervoor wordt een oppervlakte van 232 m2 bebouwd.

Volgens de beleidskaart valt het plangebied binnen verwachtingszone III: voor werkzaamheden niet groter dan 500 m2 en niet dieper dan 50 cm -mv wordt geen archeologisch onderzoek vereist. Op basis van de beleidskaart geldt dus geen archeologische onderzoeksverplichting. Daarnaast is voor het perceel direct ten westen van het plangebied een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (DAN 58). Hierin wordt gesteld dat voor het onderzochte gebied een lage archeologische verwachting geldt. Het ligt buiten de historische dorpskern en er zijn weinig relevante archeologische indicatoren gevonden in de nabijheid. Op basis van deze informatie en de grenzen die op de beleidskaart worden genoemd, wordt voor de voorgenomen plannen (zoals deze zijn ingediend) geen archeologisch onderzoek vereist.

3.5.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er vanuit archeologie geen belemmeringen bestaan tegen de uitvoering van het project.

3.6 Ladder duurzame verstedelijking

3.6.1 Wettelijk kader

In deze paragraaf is het project getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking als neergelegd in artikel 3.1.6, lid 2, van het Besluit ruimtelijke ordening en specifiek artikel 2.1.1 van de Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland. De ladder kent de drie treden die achter elkaar worden doorlopen zoals in onderstaande figuur zijn weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000009g01-VA01_0011.png"

3.6.2 Onderzoek

Actuele regionale behoefte

Om de eerste trede van de ladder te doorlopen moet gekeken worden of er sprake is van een regionale behoefte naar nieuwe woningen. In deze fase wordt aangetoond dat de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd.

De gemeente Westland valt binnen de regio Haaglanden. Voor deze regio is de regionale woningbehoefte opgenomen in het regionaal structuurplan 2020 en de regionale woonvisie. Vanuit het regionaal structuurplan blijkt dat in de periode tot 2020 in totaal nog 75.000 tot 80.000 woningen gebouwd dienen te worden. In het Westland worden van dit totaal aantal woningen 7040 woningen gerealiseerd. Deze nieuwbouwwoningen zijn binnenstedelijk gesitueerd of betreffen een uitleglocatie.

Voornoemd woningbouwprogramma en de locaties van de te realiseren woningen zijn vastgelegd in de structuurvisie Westland 2025. Het plangebied is in de structuurvisie van de gemeente Westland aangewezen als dorpskern en in de Provinciale Structuurvisie als stedelijk gebied. Vanuit het voornoemde blijkt dat met het project invulling wordt gegeven aan een regionale woningbehoefte.

Voorzien in behoefte binnen bestaand stedelijk gebied

Op de tweede trede van de ladder dient antwoord gegeven te worden op de vraag of de regionale behoefte geheel of deels opgevangen kan worden in bestaand stedelijk gebied en, zo ja, of dit wenselijk, dan wel financieel haalbaar is. Indien het antwoord hierop nee is kan overgegaan worden naar de derde trede van de ladder.

De provincie doet in de toelichting van de Verordening ruimte 2014 de aanbeveling de opvang van de regionale behoefte niet per plan te onderzoeken maar vooraf een overzicht te maken met de beschikbare ruimte binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD), bijvoorbeeld in een gemeentelijke of regionale structuurvisie.

De hoeveelheid woningbouw zoals dit vanuit de regionale woningbehoefte in het Westland gerealiseerd dient te worden is in de structuurvisie Westland 2025 verdeeld over de verschillende kernen. Zowel volgens de structuurvisie van de gemeente Westland 2025 als de Visie Ruimte en Mobiliteit zijn de gronden aangewezen als woon- en stedelijk gebied.

Voorzien in behoefte op nieuwe locatie

Deze trede is niet aan de orde aangezien het bestaande stedelijk gebied voor deze ontwikkeling voldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale en intergemeentelijke vraag te voldoen.

3.6.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat ten aanzien van de strategie voor de bebouwde ruimte er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan bestaan.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de ontwikkeling van het projectgebied zijn de exploitatiekosten beoordeeld en is een exploitatieplan niet nodig omdat op andere wijze reeds in kostenverhaal is voorzien. Voor het project is op 7 januari 2016 een anterieure overeenkomst getekend.

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

4.2.1 Overleg

In de periode van 30 maart 2016 tot en met 27 april 2016 heeft over het voorontwerp van dit bestemmingsplan bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:

  • Provincie Zuid-Holland
  • Hoogheemraadschap van Delfland
  • Veiligheidsregio Haaglanden

Binnen de gestelde termijn zijn de navolgende reacties ingediend. De overlegreacties zijn als bijlage aan deze onderbouwing toegevoegd. Hieronder volgt een samenvattend overzicht van de reacties/vragen alsmede de beantwoording daarvan door het college van burgemeester en wethouders

Provincie Zuid Holland

Na het doorlopen van het E-formulier is naar voren gekomen dat het project niet strijdig is met provinciale belangen en het plan niet opgestuurd hoeft te worden naar de provincie Zuid Holland.

 

Hoogheemraadschap van Delfland

Van het hoogheemraadschap zijn opmerkingen ontvangen. De gemaakte opmerkingen zijn opgenomen in de waterparagraaf van deze onderbouwing.

Veiligheidsregio Haaglanden

Vanuit de veiligheidsregio Haaglanden is aangegeven dat het project niet valt onder een van de categorieen ontwikkelingen uit de notitie en is besloten om voor de ontwikkeling geen speciefiek advies uit te brengen

De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in de bijlage van deze toelichting.

4.2.2 Zienswijzen

Van 2 juni 2016 tot en met 14 juli 2016 heeft het ontwerpbesluit ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Gedurende de periode van tervisielegging zijn geen zienswijzen ingediend.