Plan: | Honderdland Noord tegenover 10 te Maasdijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1783.00000150g03-VA01 |
Kuwait Petroleum (Nederland) B.V. is voornemens om aan de rand van het deels nog aan te leggen bedrijventerrein Honderdland in de gemeente Westland een nieuwe Tango vestiging te realiseren. De vestiging bestaat uit de volgende onderdelen:
Tekening aanvraag omgevingsvergunning inrichting plangebied
Voor- en zijaanzichten
De realisatie van een Tango tankstation, met bijbehorende voorzieningen en een ontsluitingsweg is strijdig met het geldende bestemmingsplan. De gemeente Westland is voornemens om medewerking te verlenen aan het initiatief middels een omgevingsvergunning in afwijking van het geldende bestemmingsplan. Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht biedt daarvoor mogelijkheden. Het voorliggende document vormt de daarvoor de benodigde ruimtelijke onderbouwing.
Honderdland is een voormalig glastuinbouwgebied in de gemeente Westland, globaal gezien gelegen tussen de kernen Maasdijk en Naaldwijk. De begrenzing wordt gevormd door bedrijventerrein A20 (Coldenhove) in het zuiden, de N220 (Maasdijk) in het westen, de N223 in het noorden en de A20/N20 in het oosten. In het verleden waren de gronden bebouwd met kassen, maar vanwege de destijds urgente behoefte aan bedrijventerreinen binnen de gemeente wordt het gebied sinds 2000 in fasen herontwikkeld. De aanwezige en toekomstige bedrijvigheid richt zich met name op de transport- en agro en foodsector.
Het projectgebied betreft een gedeelte van het meest westelijke toekomstige eiland uit de gebiedsvisie voor Honderdland fase 2, plus de ontsluiting. In de huidige situatie wordt het plangebied globaal begrenst door het Blauwhek. De aan te leggen ontsluitingsweg is deels gesitueerd over het Blauwhek in het zuiden. Zie onderstaande afbeelding voor de ligging van het projectgebied globaal weergegeven op een eerdere luchtfoto.
Globale ligging plangebied (bron: Google maps). In de feitelijke situatie ter plaatse van het projectgebied zijn de kassen deels gesaneerd.
De vernieuwde N223 ten noorden van het projectgebied is reeds aangelegd evenals de rotonde ten noordwesten van het projectgebied. De in bovenstaan figuur aanwezige kassen zijn inmiddels ter hoogte van de projectlocatie gesloopt.
Voor het plangebied Honderdland fase 2 wordt een bestemmingsplan met een planMER opgesteld. Dit plangebied omvat tevens de eilanden waarop de Tango is gelegen. Voor dit concrete project wordt vooruitlopend op dit bestemmingsplantraject van het bestemmingsplan voor fase 2 reeds gestart met de procedure. Dit omdat voor dit project een 'omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan' is aangevraagd.
Voor de beoogde wegenstructuur van de Tang wordt aangesloten bij de beoogde wegenstructuur van Honderdland fase 2. Procedureel gezien takt de ontsluiting van de Tango aan bij de beoogde wegenstructuur die mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan Verbindingsweg Maasdijk-Maasdijkplein.
Binnen het plangebied waren, voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan, de volgende planregimes van kracht:
Uitsnede bestemmingplan Buitengebied met in rood globaal projectgebied (bron: gemeente Westland)
Het projectgebied heeft grotendeels de bestemming 'Agrarische doeleinden, glastuinbouw'. Deze gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een glastuinbouwbedijf zoals bedoeld in artikel 4 lid 10 (defenitie 'glastuinbouwbedrijf') van het bestemmingsplan 'Parapluherziening bestemmingsplannen buitengebied Westland'.
De omgevingsvergunning "Honderdland Noord tegenover 10 te Maasdijk" bestaat uit een toelichting en een besluitgebied. De toelichting is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven met aandacht voor cultuurhistorisch waardevolle elementen, overige ruimtelijke kwaliteiten, aanwezige knelpunten en te verwachte ontwikkelingen. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. In Hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. Tot slot wordt in Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 5 ingegaan op het handhavingsbeleid, de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.
Structuurvisie Westland 2025-Perspectief 2040
Na een periode van ongekende groei heeft de economische conjunctuur een ongewild moment van bezinning gebracht. Ambities en de realiteit van alledag sluiten niet meer op elkaar aan. Met dit besef stelt de gemeente haar structuurvisie op, in de wetenschap dat de rol van de overheid de komende jaren zal veranderen. De visie geeft een ruimtelijk toekomstperspectief, ons streven voor de langere termijn, zonder daarbij de realiteit uit het oog te verliezen. In het perspectief 2040, dat in dialoog met de samenleving tot stand is gekomen, staan de ambities voor de toekomst van Westland. Hierin staan ook de kernwaarden die we als meetlat gebruiken bij toekomstige afwegingen of ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt of niet. We zetten zo eerst de stip op de horizon om aan te geven waar we naartoe willen. Op basis daarvan gaan we aan de slag met ruimtelijke ontwikkelingen die ons dichter bij het geschetste perspectief brengen. Met deze visie op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) faciliteert Westland de gewenste ontwikkelingen en stelt het tegelijkertijd het ruimtelijk kader tot 2025, met het besef dat de uitwerking aan vele partijen is. Westland wil ontwikkelingen mogelijk maken en niet opleggen onder het adagium ‘alleen ga je sneller, samen kom je verder'. Deze visie gaat uit van participatie planologie, wat betekent dat de gemeente nadrukkelijk andere partijen uitnodigt en haar partners zoekt bij het verwezenlijken van een gedeelde ambitie. De visie is het beleidsbepalend document voor ruimtelijke ontwikkeling in Westland, waarmee duidelijkheid wordt verschaft aan ontwikkelende partijen en over de functionele invulling van gebieden. De structuurvisie biedt een juridische basis voor bovenplanse verevening en vormt de basis voor bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen in anterieure overeenkomsten met marktpartijen.
Bedrijventerreinen
Westland heeft vele goed gefaciliteerde bedrijventerreinen verspreid over de gemeente. Westland hanteert een segmentering die breed herkend wordt. De indeling in drie marktsegmenten, lokaal, regionaal en agrologistiek bedrijventerrein heeft praktische waarde en hier houdt de gemeente aan vast. Het onderscheid zit in de grootschaligheid van bedrijvigheid en de toelaatbaarheid van publieksfuncties. Regionale en agrologistieke terreinen zijn (doorgaans) gelegen aan rijkswegen en gericht op grootschalige bedrijfsmatige activiteiten. Deze segmentering biedt de ondernemers een keuze tussen een vertrouwd dorpsgebonden ondernemersklimaat of een grootschaliger en bedrijfsmatiger karakter.
Toetsing en conclusie
Het projectgebied is onderdeel van de polder Honderdland die in de structuurvisie is aangeduid als 'te ontwikkelen bedrijventerrein'. Door de schaalgrootte van het bedrijventerrein is het toelaatbaar enkele publieksfuncties toe te staan zoals de beoogde ontwikkeling. Een tankstation kan daarbij aangemerkt worden als een bovenkernse voorziening: een voorziening die of niet meer in alle dorpen financieel rendabel is of een voorziening waar een gemeente of regio er slechts één of enkele van nodig heeft. Deze voorzieningen moeten bereikbaar zijn voor alle inwoners van Westland, waardoor een centrale en goed bereikbare locatie de voorkeur geniet. Door de ligging tussen de kernen Maasdijk en Naaldwijk, het bedrijventerrein A20 (Coldenhove) in het zuiden, de N220 (Maasdijk) in het westen, de N223 in het noorden en de A20/N20 kan het projectgebied aangemerkt worden als een centrale en goed bereikbare locatie. De beoogde ontwikkeling past daarmee binnen de uitgangspunten zoals vastgelegd in de structuurvisie.
Bedrijventerreinenvisie Westland 2013-2020
In 2008 is de Bedrijventerreinenvisie 2008 vastgesteld. Eén van de resultaten van deze visie was een langetermijn behoefteraming voor de periode 2020-2040. Het bepalen van het vervolg op de behoefteraming is een directe aanleiding voor de Bedrijventerreinenvisie 2013-2020. De andere aanleiding was de hoge frequentie van aanvragen voor bedrijventerreinvreemde functies die zich wilden vestigen op bedrijventerreinen. Voor de toetsing van die aanvragen was een basis gelegd in de visie 2008, die sindsdien is uitgewerkt in de beleidsregels. In de visie 2013 is het gehele toetsingskader uitgeschreven.
Typering van het bedrijventerrein Honderdland fase 2
Het bedrijventerrein Honderdland fase 2 is in de bedrijventerreinenvisie aangewezen als 'bedrijventerrein in aanleg', zie onderstaan figuur.
Uitsnede bedrijventerreinvisie 2013-2020 (bron: gemeente Westland)
Wanneer het gebied ontwikkeld is zal sprake zijn van een regionaal/agro-logistiek bedrijventerrein. Kenmerkend voor regionale terreinen is dat deze (doorgaans) zijn gelegen aan rijkswegen. Daarnaast zijn er veelal grootschalige bedrijven aanwezig. Wat daarnaast opvalt is de hoge beeldkwaliteit op regionale bedrijventerreinen. De bedrijfsmatige opzet is sterker dan op lokale terreinen. Op de regionale terreinen is de sociale samenhang doorgaans minder sterk dan op agro-logistieke of lokale terreinen. De regionale bedrijven zijn niet verbonden door een centrale organisatie of een dorpsgemeenschap.
Functiemenging en toetsingskader voor bedrijventerreinvreemde functies
Bedrijventerreinen zijn gericht op ondernemers die handelen met andere ondernemers (business to business). Ondernemers die zich rechtstreeks op de consument richten zijn niet toegestaan. Toch willen publieksfuncties zich vestigen op bedrijventerreinen, waarschijnlijk uit financiële overwegingen. In het verleden zijn enkele uitzonderingen gemaakt voor publieksfuncties en er bestaat maatschappelijke druk om dat ook in de toekomst mogelijk te maken. In de bedrijventerreinenvisie wordt een planologisch kader gesteld voor publieksfuncties waarbinnen bedrijventerreinvreemde functies in uitzonderingsgevallen ingepast kunnen worden zonder dat er hinder ontstaat voor bedrijfsfuncties.
Bedrijventerreinvreemde functies worden in drie stappen beoordeeld. Eerst wordt gekeken of de functie in aanmerking komt. Vervolgens wordt bezien of het bedrijventerrein in aanmerking komt. De laatste stap is de inpassing op het bedrijventerrein. De stappen zijn alle drie tot een hoog detailniveau uitgewerkt. De volgende functies komen in aanmerking voor vestiging op een bedrijventerrein:
Toetsing en conclusie
De beoogde ontwikkeling valt binnen categorie 2c van de bedrijventerreinvreemde functies. In de regel worden deze functies uitgesloten op een bedrijventerrein. Voor de eilanden van Honderdland is hiervoor echter een uitzondering gemaakt. Een tankstation wordt daarbij als passend gezien. De beoogde ontwikkeling past daarmee in het gemeentelijk beleid op het gebied van bedrijventerreinen.
Verkeer- en vervoerbeleid
In de structuurvisie Westland uit 2014 is in hoofdlijnen het verbeteren van de bereikbaarheid van Westland opgenomen. Het verbeteren van de bereikbaarheid ondersteunt de ambities om een duurzame Greenport gemeente zijn, waar het goed wonen, werken en recreëren is. Speerpunten voor de bereikbaarheid zijn:
De kaders voor onder andere duurzaam veilige inrichting van de wegen en de parkeernormen zijn opgenomen in het Westlands Verkeer en Vervoerplan, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006.
Toetsing en conclusie
Op bedrijventerreinen neemt het parkeren een groot deel van de beschikbare schaarse ruimte in. Daarbij spelen ook problemen als het parkeren van grote voertuigen. Op de meest moderne terreinen worden vanwege deze redenen geen openbare parkeerplaatsen meer aangelegd. De noodzaak dat de bedrijven voldoen aan de parkeernormen om voldoende parkeerplaatsen op het eigen terrein te beschikken, wordt daarmee zeer stringent. In paragraaf 2.2.7 wordt nader ingegaan op het verkeer in relatie tot de beoogde ontwikkeling.
Om de bereikbaarheid van de beoogde ontwikkeling te garanderen wordt één van de twee ontsluitingswegen (met brug) aangelegd die voorzien zijn voor de centrale ontsluiting van 'eiland 1'. In het westen takt deze weg aan op de nog aan te leggen verkeersverbinding Maasdijk - Maasdijkplein. Deze verbinding staat weer in contact met de reeds aangelegde turborotonde (ten noordwesten van het projectgebied) en de N223. Op deze wijze wordt de bereikbaarheid gegarandeerd en de lokale
infrastructuur verbeterd.
De gemeente Westland viel tot 1 januari 2015 onder het voormalige Stadsgewest Haaglanden. De behoefteraming, afstemming en planning van bedrijventerreinen gebeurde in de regio Haaglanden. Sinds 1 januari 2015 is de gemeente Westland opgegaan in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH). Voor deze regio bestaat momenteel nog geen beleid ten aanzien van bedrijven en bedrijventerreinen. De ontwikkeling moet echter wel regionaal afgestemd worden. Voor het specifieke deel agrologistiek is de Greenport Westland-Oostland (GPWO) de meest relevante regio. Voor het overige wordt verwezen naar de beleidsstukken zoals geldend ten tijde van de regio Haaglanden.
Regionale afstemming Metropoolregio Rotterdam Den Haag
De beoogde ontwikkeling ter hoogte van bedrijventerrein Honderdland fase 2 is regionaal afgestemd met de MRDH op 5 oktober 2016. Tijdens dit overleg zijn de behoefteramingen voor de toekomst afgestemd met de regio. De conclusie is dat er momenteel sprake is van een actuele regionale behoefte aan grootschalige (agro-gerelateerde) bedrijventerreinen in de Greenport Westland-Oostland. Daarbij ligt bedrijventerrein Honderdland in een goed presterende ondernemerscluster, direct ontsloten door de A20 op een locatie met een grote uitbreidingsvraag vanuit de markt. De ontwikkeling van bedrijventerrein Honderdland fase 2 is vanuit zowel kwantitatief als kwalitatief oogpunt positief voor de economische groei binnen de MRDH.
Regionaal structuurplan Haaglanden
Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft in april 2008 het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP 2020) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen etc.
De zeven dragende projecten vanuit de structuurvisie zijn:
Het RSP wijst Honderdland aan als belangrijke ontwikkellocatie tot hoogwaardig bedrijventerrein, zie onderstaand figuur.
Ontwikkellocaties bedrijventerreinen met het plangebied in rode cirkel (bron: RSP)
Toetsing en conclusie
De beoogde ontwikkeling bevindt zich in een gebied, aangewezen als te ontwikkelen tot hoogwaardig bedrijventerrein. De komst van een tankstation kan hier een bijdrage aan leveren. Daarnaast moeten vanuit de structuurvisie ook bedrijven die verwant zijn aan de transport-, agro- en/of foodsector en die de concurrentiekracht en/of toegevoegde waarde van de greenport Westland-Oostland kunnen versterker ruimte kunnen vinden voor vestiging. Onderhavig ontwikkeling is hier een voorbeeld van.
Afstemming met MRDH
Honderdland is regionaal afgestemd binnen de MRDH. Van de 23 gemeenten hebben 6 gemeenten zich aangemeld voor de afstemming. Tijdens het overleg zijn de behoefteramingen, welke in dit rapport zijn terug te vinden, afgestemd met de regio. De conclusie is dat er momenteel sprake is van een actuele regionale behoefte aan grootschalige bedrijventerrein in Westland. Tegelijkertijd bestaat binnen de MRDH een ruim aanbod aan bedrijventerrein, met name in de Rotterdamse regio. De agrologistiek en specifiek Nieuw Reijerwaard wordt genoemd als alternatief aanbod. Vanwege de afstand van ruim 35 kilometer tussen beide terreinen, met verschillende ondernemersclusters en een verschil in bedrijfscultuur betreft dit verschillende marktregio`s. Voor nationale en internationale agrologistieke partijen kan concurrentie ontstaan. Bedrijventerrein Honderdland ligt in een goed presterend ondernemerscluster, direct ontsloten door de A20 op een locatie met een grote uitbreidingsvraag vanuit de markt. De ontwikkeling van bedrijventerrein Honderdland fase 2 is vanuit zowel kwantitatief als kwalitatief oogpunt positief voor de economische groei binnen de MRDH.
Visie Ruimte en Mobiliteit provincie Zuid-Holland (1 augustus 2014)
Algemeen
De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld maar een perspectief voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in Zuid Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt en bevat voldoende flexibiliteit om in ruimtelijke ontwikkelingen te reageren op maatschappelijke initiatieven.
In de visie zijn vier rode draden aangegeven welke richting geven aan de gewenste ontwikkelingen vanuit de provincie namelijk:
Ruimtelijke hoofdstructuur
Het beleidsbeeld van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur combineert de huidige ruimtelijke situatie, de vier rode draden en de strategische doelstellingen. Het beeld toont de essentie en de samenhang van de verschillende kaartbeelden uit de Visie ruimte en mobiliteit.
De ruimtelijke hoofdstructuur
Het volgende beleid is relevant voor de beoogde ontwikkeling.
Glastuinbouwgebieden
Concentratiegebieden voor glastuinbouw kunnen qua belevingswaarde worden beschouwd als bedrijventerrein. Ontwikkelingen in de glastuinbouw dienen bij voorkeur bij te dragen aan een grootschalig, geconcentreerd, modern uiterlijk en functioneren. Ontwikkeling moeten gericht zijn op zoveel mogelijk meervoudig ruimtegebruik en collectieve voorzieningen, met aandacht voor aansluiting op bestaande landschappelijke structuren. Een dooradering van het gebied met water en recreatieve routes is gewenst.
Greenport Westland-Oostland
Westland-Oostland is een glastuinbouwgebied en onderdeel van het stedelijk netwerk. Door herstructurering, modernisering en intensivering van het bestaande areaal moet dit economische cluster zich verder ontwikkelen. Binnen de greenport Westland-Oostland is ruimte voor glasopstanden. Bij uitzondering is er ook ruimte voor weloverwogen vormen van functiemenging, als die het greenportcluster versterken. Bedrijven kunnen worden toegelaten als ze behoren tot de keten glastuinbouw en een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de greenport als internationaal centrum voor teelt, kennis en handel. De gebiedsgerichte afspraken voor de ontwikkeling van glastuinbouwlandschappen in de Zuidplaspolder wordt ongewijzigd voortgezet.
Belangrijke opgave voor het Westland is het verbeteren van de interne ontsluitingsstructuur en integratie in het logistieke netwerk van de Rotterdamse haven. De Waal- en Eemhaven zijn met Barendrecht steeds belangrijkere knooppunten voor groente en fruit, vanwege de vervoersmogelijkheden over de weg, het spoor en het water. Voor het versterken en verbinden van de mainport en de greenport, wordt
gewerkt aan een geïntegreerd logistiek netwerk.
Bestaand stads- en dorpsgebied
De provincie Zuid-Holland kiest ervoor om stedelijke functies zoveel mogelijk in bestaand stedelijk gebied te concentreren. Hiermee wordt de leefkwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Volgens de ladder voor duurzame verstedelijking moeten nieuwe stedelijke ontwikkelingen primair plaatsvinden binnen het 'bestaand stads- en dorpsgebied' (BSD).
Toetsing
De projectlocatie is gelegen buiten het 'bestaand stads- en dorpsgebied' (BSD), maar ligt binnen het op de visiekaart 'beter benutten bebouwde ruimte' in het zogenaamde bebouwde ruimte. Onder 'bebouwde ruimte' wordt het stelsel verstaan van de stedelijke agglomeratie, het systeem van kernen en linten en het logistiek-industrieel systeem. Zie onderstaand figuur voor een uitsnede van de visiekaart ter plaatse van het projectgebied.
Op grond van de Verordening ruimte 2014 kan een bestemmingsplan voor het glastuinbouwgebied alleen glastuinbouwbedrijven toelaten, alsmede de daarbij behorende voorzieningen. De aanleg van een weg valt hier ook onder. Dit geldt ook voor weggebonden voorzieningen, zoals een tankstation of een wegrestaurant. Voor het tankstation is dit afhankelijk van de vraag of het hier gaat om voorziening die zich overwegend richt op weggebruikers. Het beoogde tankstation richt zich voornamelijk op weggebruikers die in de omgeving van het plangebied wonen en op gebruikers die een bezoek combineren met culturele-, recreatie- en zakelijke reizen. De ontwikkeling is daarmee gezien de eerdere uitspraak van GS niet in strijd met de Programma ruimte en Verordening ruimte.
Uitsnede visiekaart (bron: provincie Zuid Holland)
Verordening ruimte 2014
In samenhang met de Visie Ruimte en Mobiliteit is de Verordening ruimte 2014 opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor de beoogde ontwikkeling.
Artikel 2.1.1 lid 1: Ladder voor duurzame verstedelijking
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
Toetsing
De aanleg van een nieuw tankstation met bijbehorende voorzieningen wordt gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling die getoetst moet worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 1.1.1 Bro). De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit de genoemde ladder hebben betrekking op vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden en als dat niet mogelijk is op andere locaties die vooral goed ontsloten moeten zijn. De relevante regio voor toetsing is in dit geval Westland, gelet op de omvang van de ontwikkeling en het feit dat deze onderdeel uitmaakt van het deels nog aan te leggen bedrijventerrein Honderdland.
Trede 1
Behoefte
Op 24 oktober 2016 is door Bureau Starline een Quick Scan DPO tankstations Gemeente Westland uitgevoerd naar de marktbehoefte van tankstations binnen de gemeente Westland (zie Bijlage 2).
Door het vergelijken van de vraag naar motorbrandstoffen (zie hoofdstuk 2 van bijlage 1) met het aanbod in motorbrandstoffen (zie hoofdstuk 3 bijlage 1) is de marktpotentie voor de markt van motorbrandstoffen binnen de gemeente Westland te bepalen. Uit de marktpotentie valt op te maken in hoeverre er in kwantitatieve zin ruimte is voor de vestiging van al dan geen nieuw verkooppunt voor motorbrandstof.
Het bruto aanwezige volumepotentieel motorbrandstoffen (vraag) binnen het onderzochte verzorgingsgebied van de onderzoekslocatie bedraagt in 2016 (huidige markt) in totaal ca. 43,5 miljoen liter op jaarbasis voor de personenwagenmarkt en ca. bijna 36,4 miljoen liter (diesel) voor de bedrijfswagenmarkt, waarvan ca 22,7 miljoen liter truckdieselvolume. Het bruto aanbod aan volumecapaciteit op de aanwezige tankstations in het onderzochte verzorgingsgebied bedraagt in 2016 in totaal ca. 48,4 miljoen liter op jaarbasis voor de personenwagen- en deels bedrijfswagenmarkt en ca. 32 miljoen liter Truckdieselvolume.
Tabel 6a geeft de resultaten van de marktconfrontatie tussen de bruto vraag en het bruto aanbod in de totale markt van motorbrandstoffen binnen de gemeente Westland weer.
Tabel 6b geeft de resultaten van de marktconfrontatie tussen de bruto vraag en het bruto aanbod in de markt van motorbrandstoffen voor personenwagens en deels bedrijfswagens (dus exclusief Truckdiesel) binnen de gemeente Westland weer.
Op basis van de bovenstaande berekeningen kan geconcludeerd worden dat er binnen de gemeente Westland sprake is van een vraagoverschot van ca. 8,9 miljoen liter (excl. Truckdiesel) op jaarbasis voor de personenwagenmarkt en kleine bedrijfswagenmarkt (tabel 6b). Tot 2020 loopt dat vraagoverschot op naar bijna 14,3 miljoen liter en daarna verder richting de 16,7 miljoen liter in 2030 en 20,6 miljoenliter in 2040 miljoen (op basis van het huidige aanbod in de totale markt). Daar liggen dan ook goede mogelijkheden voor uitbreiding van het aantal tankstations.
De markt voor Truck diesel daarentegen valt echter niet te bepalen op basis van gemeentegrenzen. Voor het eigen vrachtwagenpark binnen de gemeente Westland zijn voldoende tanklocaties aanwezig. Echter dit betreft slechts een beperkt deel van het totaal aantal liters dat op de truckdiesel locaties getankt wordt. Het feit al dat er meerdere grote(re) truckdiesel locaties binnen het Westland aanwezig zijn, is al een bewijs dat de vraag naar truckdiesel ter plaatse enorm is. Het Westland is zowel een begin- als een eindbestemming voor vele nationale en internationale transportroutes; een plek dus waar getankt wordt. De omvang van de vraag is dan ook bijna niet te meten, juist omdat de truckdiesel sector zeer complex en volledig anders tankgedrag vertoont dan de reguliere tankstations voor personen en lokaal bedrijvenverkeer. Gelet op de verwachte groei en uitbreidingsbehoefte c.q. -plannen binnen de gemeente, zoals verwoord in de Ladders voor zowel Honderldand als Elsenbos, is het reëel om die groei gepaard te laten gaan met uitbreiding van het voorzieningenniveau die nodig is om die groei op te vangen.
Trede 2
De ontwikkeling vindt plaats buiten de BSD en binnen de 'bebouwde ruimte'. In de Verordening ruimte (2014) is beschreven dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen primair gefaciliteerd dienen te worden binnen de BSD. Echter, weggebonden voorzieningen, zoals het beoogde tankstation, kunnen wel toegelaten worden buiten de BSD, conform de eerdere uitspraak van GS. De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met de Verordening ruimte en Programma ruimte (2014). De gronden zijn beschikbaar gekomen na sloop van de voormalige kassencomplexen. Middels transformatie worden de gronden benut voor nieuwe functies zoals in dit geval een tankstation. De beoogde ontwikkeling sluit hiermee aan bij de voorkeursvolgorde van de ladder voor duurzame verstedelijking door bestaande stedelijke gronden ('bebouwde ruimte') te transformeren naar een duurzame vestigingslocatie voor een tankstation.
Trede 3
De beoogde functie van een tankstation is functioneel verbonden met de rijksweg A20. Op deze locatie wordt ingespeeld op het wegverkeer in de omgeving van het plangebied. Het betreft woon-werkverkeer, maar ook zakelijke reizigers. De beoogde locatie is hiermee passend ontsloten. Ook sluit de beoogde ontwikkeling aan bij de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteteitskaart Visie ruimte (2014) en voldoet de het initiatief ook aan trede 3 van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat er behoefte bestaat aan de uitbreiding van het voorzieningenniveau qua tankstations om de groei op te vangen. De beoogde ontwikkeling voorziet daarom in de behoefte aan tankstations in de gemeente Westland. Ook sluit het aan bij de behoefte aan tankstations van de passanten op de A20. Als gevolg van de beoogde uitbreiding zullen in beginsel geen tankstations de deuren hoeven te sluiten. De gemeente Westland kent momenteel geen leegstaande tankstations. Verwacht wordt dat de beoogde ontwikkeling geen negatieve effecten heeft op het woon-, leef- en ondernemersklimaat. De ontwikkeling voldoet daarmee aan de uitgangspunten van de VRM en de ladder voor duurzame verstedelijking. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. Zie tevens de toets ladder voor duurzame verstedelijking Bijlage 3 zoals uitgevoerd voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein Honderdland fase 2.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.
Figuur - Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.
Ladder voor duurzame verstedelijking (SVIR/Bro)
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor ruimtelijke plannen die bijvoorbeeld nieuwe woningen mogelijk maken, de treden van deze ladder doorlopen moeten worden. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Bij het toetsen van een beoogde ontwikkeling aan de ladder voor duurzame verstedelijking is het provinciale beleid strenger dan het rijksbeleid. Omdat de provincie Zuid-Holland een eigen systematiek voor toetsing aan de ladder heeft vastgelegd in de Verordening ruimte 2014, vindt toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking plaats in paragraaf 2.1.3.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro is de juridische vertaling van het beleid dat geschetst is in het SVIR. Dit beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekent dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de SVIR wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Het Barro bevat regels voor bijvoorbeeld de mainportontwikkeling van Rotterdam, het kustfundament, defensie en de ecologische
hoofdstructuur.
Toetsing en conclusie
Vanuit het SVIR is het projectgebied onderdeel van de regio Zuidvleugel. Onder andere het verbeteren van het vestigingsklimaat en de economie van de Greenport Westland-Oostland (waar het projectgebied onderdeel van is) is benoemd als pijler binnen het SVIR. De beoogde ontwikkeling voorziet hierin. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking vindt plaats in paragraaf 2.1.3. Voor het overige richt het Rijksbeleid zich op een dusdanig schaalniveau dat hieruit geen concrete beleidskaders voortkomen voor de betreffende ontwikkeling. Het rijksbeleid staat de uitvoering van het project niet in de weg.
In dit hoofdstuk wordt de bestaande en beoogde situatie beschreven. Vanwege de beoogde inpassing van het tankstation in het stedenbouwkundig plan van Honderdland fase 2 komt dit totale plan tevens aan bod.
Het projectgebied ligt in de polder Honderdland, een voormalig glastuinbouwgebied. Deze polder wordt begrensd door de Maasdijk, Oranjesluisweg, Oudedijk en Nolweg. Van oudsher is de polder Honderdland in gebruik geweest ten behoeve van de landbouw. Later is het gebied onderdeel geworden van het grootschalige glastuinbouwgebied zoals Westland dat nu kent.
Ter plaatse van het projectgebied zijn grotendeels alle voormalige kassen gesloopt vooruitlopend op de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein Honderdland. Het gebied wordt ontsloten door het Blauwhek.
Vanaf beoogde locatie gekeken in oostelijke richting
Vanaf beoogde locatie gekeken in noordelijke richting
Van polder naar bedrijventerrein
De aanwezige glastuinbouw in de gemeente Westland en omstreken trekt veel (agro-gerelateerde) bedrijvigheid aan. In 2000 was de vraag naar extra bedrijventerrein dermate groot, dat besloten is de Honderdlandpolder te herontwikkelen tot bedrijventerrein. De keuze is specifiek op deze gronden gevallen vanwege de strategische ligging en de vorm van het gebied.
Fasering
Vanaf 2000 is men begonnen met de herontwikkeling. Het eerste gedeelte dat is herontwikkeld, wordt fase 1 genoemd. Het gaat om een gebied van circa 40 ha. dat zich vanaf het bestaande bedrijventerrein A20 (Coldenhove) ongeveer 700 m uitstrekt in noordwestelijke richting. De grens van fase 1 is een denkbeeldige lijn tussen de Oranjestraat in de kern Maasdijk en de Laan van Poot in het kassengebied ten oosten van de A20. Fase 1 is volledig ontwikkeld en bestaat uit bedrijventerrein voor bedrijven tot en met categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een afwijkende functie binnen dit gebied is het Hotel Westland in de zuidelijke punt.
Momenteel is men bezig met de ontwikkeling van fase 2, het gebied tussen fase 1 en de vernieuwde N223. Het gaat in totaal om 40 hectare bedrijventerrein. In de huidige situatie is er voor drie kavels een ruimtelijke procedure gevolgd en is één kavel reeds ontwikkeld. Hier is het bedrijf Nature's Pride gevestigd. De overige gronden binnen fase 2 zijn braakliggend of nog bebouwd met kassen, bedrijfswoningen en burgerwoningen.
Fasering bedrijventerrein Honderdland
Op de kop van fase 2 zullen de zogenaamde 'eilanden' worden ontwikkeld. Dit is ook onderdeel van fase 2 van de herontwikkeling. Het projectgebied is onderdeel van het meest zuid-westelijk nog te realiseren eiland.
Stedenbouwkundig plan
Voor het gehele bedrijventerrein is een integraal ontwerp opgesteld door BDP Khandekar (zie Bijlage 1) . Het ontwerp gaat uit van een ladderstructuur in noord-zuidrichting, over de polder heen. Door het gebied loopt een centrale ontsluitingsweg in dezelfde richting, waarop de secundaire ontsluiting aansluit.
Deelgebieden binnen Honderdland fase 2 (bron: BDP Khandekar)
Deelgebieden
Middenzone (deelgebied 2a, 2b en 2c)
De deelgebieden 2a t/m c zijn bestemd voor grootschalige bedrijfsfuncties met een hogere bedrijfscategorie (tot en met categorie 5.1). Naast bedrijfsfuncties zijn uitsluitend bedrijfsgebonden kantoren toegestaan (maximaal 50% van het bedrijf). De minimum oppervlakte van een bedrijfsgebouw moet 450 m² bedragen (met een uitzondering ter hoogte van het bestaande bedrijf Nature's Pride) en de minimale bouwhoogte ligt tussen de 7 en 10 meter en de maximale bouwhoogte ligt tussen de 18 en 20 m. Met name de bebouwing langs de A20 krijgt een representatieve uitstraling, passend bij de zichtlocatie aldaar, zoals in fase 1 al is gerealiseerd. Om de panden goed zichtbaar en herkenbaar te maken vanaf de A20, kenmerkt de bebouwing zich op deze locatie door een gestaffelde verkaveling met hoogteaccenten (tot 25 m) op de hoeken. In het vervolg wordt dit deelgebied in zijn geheel aangeduid als 'middenzone'.
De eilanden (deelgebied 3)
De noordzijde van het plangebied bestaat uit drie eilanden, waarbij het meest westelijk gelegen eiland aangeduid wordt als 'eiland 1', het middelste als 'eiland 2' en het meest oostelijke eiland als 'eiland 3'. Vanwege de representatieve zone langs de regionale infrastructuur zijn op de eilanden publieksgerichte functies toegestaan, zoals een restaurant, een hotel en een tankstation. Deze functies staan deels ten dienste van het bedrijventerrein en ondersteunen de internationale positionering van de Greenport Westland-Oostland. Ook zijn vier zelfstandige kantoren toegestaan tot een bruto vloeroppervlak van 1.000 m2 per vestiging. Dit ter plaatse van het middelste eiland. In het vervolg wordt dit deelgebied in zijn geheel aangeduid als 'de eilanden'.
Maasdijkzone (deelgebied 4)
In deelgebied 4 is de bestaande bebouwing langs de Maasdijk (N220) tussen de Verkadestraat en Blauwhek conserverend bestemd. Daarnaast worden er in deze strook langs de Maasdijk (N220) vijf nieuwe woningen mogelijk gemaakt.
Om de bestaande en nieuwe woningen aan de Maasdijk (N220) ruimtelijk te scheiden van de nieuwe bedrijvigheid, is een groenstrook opgenomen die beplant wordt. Achter en ten noordwesten van deze woningen is er ruimte voor kleinschalige bedrijven. Om het kleinschalige karakter te waarborgen is de maat van de footprint van een bedrijfsgebouw op 110 m² gesteld en is de maximale bouwhoogte vastgelegd op 9 m. Het bestaande bedrijf ter plaatse van Blauwhek 27, dat onderdeel uitmaakt van deze zone, is met de bijbehorende bedrijfswoning consoliderend bestemd. Ter plaatse van het perceel Blauwhek 14 onderaan de Maasdijk (N220) is gekozen voor een toekomstige bedrijfsbestemming.
In het vervolg wordt dit deelgebied (zowel ter hoogte van de woningen als ter hoogte van de bedrijven en overige bestemmingen) in zijn geheel aangeduid als 'Maasdijkzone'.
Het projectgebied is onderdeel van de ontwikkeling van het meest zuid-westelijke eiland -hierna 'eiland 1- uit deelgebied 3'. De eilanden zijn bestempeld als hoogwaardige zichtlocatie direct aan de entree van het gebied. Onderstaand figuur betreft een afbeelding van de toekomstige inrichting inclusief de reeds gerealiseerde McDonald's.
Toekomstige inrichting
De inrichting van het eiland gaat uit van een centrale ontsluitingsroute met éénrichtingsverkeer. Op deze doorgaande route takt één doodlopende zijweg aan. De eilanden zijn omzoomd door een substantiële waterpartij die tot de vernieuwde N223 loopt. De ontsluiting van eiland 1 komt aan de zuidzijde, die door middel van een brug wordt aangesloten op de toekomstige ontsluitingsweg die de noordelijke grens van deelgebied 2 vormt. In het westen takt deze weg aan op de nog aan te leggen verkeersverbinding Maasdijk - Maasdijkplein. Voor deze verbinding is momenteel een bestemmingsplan in voorbereiding.
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van een nieuwe tankstation van Tango. Zie onderstaand figuur voor een impressie van de toekomstige situatie.
Gevelaanzichten beoogde situatie
Plattegrond beoogde situatie
Omschrijving van het ontwerp
Centraal op eiland 1 van Honderdland komt een onbemand tankstation van Tango. Hiervoor is een architectonisch ontwerp en een kavelinrichting gemaakt. Het betreft een eenvoudige stalen en aluminium luifel waaronder getankt kan worden met daaromheen een vulpunt, technische ruimte, een prijzenbord en 3 reclamemasten. Het gehele ontwerp van gebouw en kavelinrichting kan omschreven worden als doelmatig, en gericht op efficiënt gebruik. De vormgeving is rustig en ingetogen.
Beoordeling ontwerp
Tango komt (deels) achter bebouwing van (toekomstige) andere ontwikkelingen op eiland 1 en de inrichting van de kavel is direct gekoppeld aan de interne weg op het eiland. Dit zorgt voor een efficiënte, maar ook goede ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing.
De functie is goed geplaatst aan de rand van Honderdland, zodat extra verkeerbewegingen binnen het bedrijvenpark vermeden worden. Ondanks dat de kavel van Tango niet direct in de eerste lijn bebouwing (langs het 3-in-1-project) ligt, geeft het beeldkwaliteitplan wel regels voor de ontwikkeling op deze plek. Qua architectuur en massaopbouw wordt op de eilanden een kleinere korrelgrootte gevraagd en variatie in functies. Idealiter leent deze plek bij de entree van Honderdland, als visitekaartje, zich uitstekend voor een meer bijzonder tankstation.
Tango heeft gekozen voor een eenvoudig en standaard ontwerp dat rustig en ingetogen is en goed past op deze plek. Dat is mede te danken aan het kleurenpallet. Er is sprake van een efficiënte inrichting van de relatief kleine kavel. Met betrekking tot kleuren en materialen van de buitenruimte dient in het vervolgtraject nog wel afstemming plaats te vinden.
Bouwhoogtes
Voor eiland 1 geldt een maximale bouwhoogte van 20 m, met in de eerste lijn bebouwing (langs het 3-in-1- project) een minimale bouwhoogte van 10 meter. De kavel van Tango ligt buiten de eerste lijn, verder naar achteren met een maximale hoogte van 5 meter. Op basis van de bedrijfsvoering en de plek op het eiland is dat akkoord.
Kleur en materiaal
Het beeldkwaliteitplan geeft voor deze plek hightech materialen met staal en glas aan, eventueel gecombineerd met hout, beton en metselwerk.
Het tankstation voldoet hieraan, met een eenvoudig vormgegeven staalconstructie en een dak met aluminium beplating. Het uitgangspunt is dat de kleuren de materiaalkeuze ondersteunen. In principe liggen de kleuren binnen een zilverkleurig / antraciet / donkerblauw kleurenpallet. Schreeuwerige en felle kleuren voor de bebouwing zijn niet toegestaan. Het kleuren in het ontwerp van Tango voldoen. De kleuren oesterwit (Ral 1013), ultramarijn blauw (Ral 5002) en aluminium grijs (Ral 9006) en (voor een deel van het logo) verkeersrood (Ral 3020) worden gebruikt.
Voor de bijgebouwen en technische ruimtes geldt dat deze zo neutraal mogelijk worden vormgegeven. Bijgebouwen en technische ruimtes zijn standaard en in grijs beton uitgevoerd. Deuren en andere details van de technische ruimtes dienen niet met een afwijkende kleur geaccentueerd te worden.
Reclame
Reclame uitingen en logo’s zijn aanwezig op de luifel van het tankstation en langs de rand van de kavel op het prijzenbord en 3 vlaggenmasten. Op het prijzenbord en op de luifel is sprake van led verlichting voor logo en belijning. Omdat de reclame op de luifel integraal onderdeel van het ontwerp is en bijvoorbeeld niet boven de daklijn uitsteekt, is dit akkoord.
Het beeldkwaliteitplan geeft voor vrijstaande reclame-uitingen of reclamezuilen aan dat deze niet zijn toegestaan langs, of zichtbaar vanaf, de primaire ontsluitingswegen. Omdat de kavel van Tango zich niet langs de hoofd ontsluitingswegen bevindt en de reclame uitingen passen bij de bedrijfsvoering, is de voorgestelde reclame akkoord.
In het beeldkwaliteitplan staat dat voor alle reclameaspecten die niet in het beeldkwaliteitplan zijn aangegeven, het reclamebeleid van de gemeente Westland geldt: “Reclame maken in Westland”.
Verkeersveiligheid
Er is voldoende manoeuvreerruimte voor auto’s om de kavel op en af te rijden. De inrichting van de buitenruimte is hierop afgestemd.
Terreininrichting
Passend bij de bedrijfsvoering is sprake van een efficiënte, geoptimaliseerde inrichting van de relatief kleine kavel. Voor de inrichting van het terrein lijkt te worden gekozen voor standaard, betonnen materialen.
Omdat er sprake is van een open terrein, zonder erfafscheidingen, is het noodzakelijk dat er een herkenbaar onderscheid wordt gemaakt in materialisatie tussen de verharding van de kavel en de doorgaande rijweg.
Danwel dat, dit onderscheid in detaillering van de bestrating tot uitdrukking komt. Het is daarbij wenselijk om ter plaatse van de bochten de verhoogde elementen zo ver mogelijk door te trekken.
Conclusie
Het ontwerp voor Tango past op deze plek binnen de stedenbouwkundige visie en is in hoofdlijnen akkoord. Het ontwerp past binnen het stedenbouwkundig concept en de beeldkwaliteit die in het stedenbouwkundig plan & beeldkwaliteitplan van 31 maart 2014 wordt beoogd.
Ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer
De ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt op het beoogde eiland 1 binnen de gebiedsontwikkeling Honderdland. De ontsluiting van de locatie voert via de toekomstige wegenstructuur binnen Honderdland. Deze toegangsweg sluit aan op de beoogde wegenstructuur van Honderdland. Vanaf de rotonde ter hoogte van Blauwhek loopt een verbindingsweg naar het Maasdijkplein. Vanaf het Maasdijkplein wordt aangesloten op de N223 richting Naaldwijk en Delft. De N223 geeft tevens verbinding met de A20 richting Maassluis en Rotterdam. Voor de rotonde ter hoogte van Blauwhek en de genoemde verbindingsweg wordt momenteel een planologische procedure doorlopen.
De drie eilanden worden elk door middel van één in-/uitrit aangesloten op de meest noordelijke toekomstige dwarsverbinding. Per eiland zal een centrale ontsluitingsweg gerealiseerd worden met één in/uitrit. In het westen takt de ontsluitingsweg aan op de nog aan te leggen verkeersverbinding Maasdijk-Maasdijkplein.
Verkeersafwikkeling
Het verkeer wikkelt af naar de nieuwe enkelstrooksrotonde ter hoogte van Blauwhek en rijdt dan naar het Maasdijkplein. Vanaf het Maasdijkplein kan het verkeer in noordoostelijke richting via de N223 naar het Westerleeplein rijden. Verder kan vanaf het Maasdijkplein 's-Gravenzande en Hoek van Holland bereikt worden. Het Westerleeplein geeft verbinding met de N213 richting Naaldwijk, het vervolg van de N223 richting Delft en de A20 richting Maassluis en Rotterdam. Zowel het Maasdijkplein als het Westerleeplein zijn vormgegeven als turboplein met verkeerslichten en hebben ruimschoots voldoende capaciteit om het verkeer af te wikkelen. De ontsluiting naar het Maasdijkplein via de nieuwe toegangsweg en de
enkelstrooksrotonde bieden eveneens voldoende capaciteit om het verkeer van en naar het tankstation
af te wikkelen.
Calamiteitenontsluiting
Ten behoeve van de benodigde calamiteitenontsluitingen is tussen de eilanden ruimte gereserveerd voor de aanleg van wegen ten behoeve van calamiteiten en een fietspad. Ook het Maasdijkeiland wordt voorzien van een calamiteitenontsluiting naar de Maasdijk (N220).
Tevens heeft er op 17 november 2016 reeds overleg plaatsgevonden met het de Veiligheidsregio Haaglanden en politie Haaglanden. Zij adviseren namens de gezamenlijke hulpdiensten om de geplande vluchtroutes over de bruggen naar de aangelegen eilanden dusdanig uit te voeren dat deze tevens geschikt zijn voor de hulpdiensten om als aan- en afvoerroute te gebruiken (calamiteitenroute). Daarnaast adviseren zij om de bestaande ontsluiting en de calamiteitenroute zo in te passen dat deze vrij blijven van obstakels, geparkeerde auto's, laad/los zones, etc..
In de Wet milieubeheer zijn de milieueffectrapportage (m.e.r.) en de verschillende m.e.r.-(beoordeling)procedures beschreven. In het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) staan de activiteiten en gevallen waarvoor een m.e.r.-(beoordeling)procedure van toepassing is opgenomen:
De MER-procedure bestaat uit verschillende stappen die geïntegreerd zijn in de bestemmingsplanprocedure. Voorafgaand aan het MER is een Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) opgesteld (Bijlage 5), waarin is beschreven op welke wijze de milieueffecten inzichtelijk worden gemaakt (zie bijlage 2 van het MER). Deze NRD is verzonden naar de overlegpartners (bestuursorganen) en heeft ter inzage gelegen met het voorontwerpbestemmingsplan voor Honderdland fase 2. Hiermee heeft eenieder de mogelijkheid gekregen om te reageren op de reikwijdte en het detailniveau van het MER.
Het MER wordt samen met het ontwerpbestemmingsplan Honderdland fase 2 in procedure gebracht. In deze fase wordt het MER ter toetsing voorgelegd aan de Commissie voor de m.e.r. Indien het toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r. daar aanleiding toe geeft, zal het MER voor de vaststelling van het bestemmingsplan nog worden aangepast. Het MER wordt niet afzonderlijk, maar als onderdeel van het bestemmingsplan door de gemeenteraad vastgesteld.
Uit het Milieu Effect Rapport blijkt dat de ontwikkeling van Honderdland fase 2 zowel positieve, neutrale als negatieve milieueffecten tot gevolg heeft (zie onderstaande tabel van het MER voor een overzicht).
De positieve effecten hebben betrekking op water, bodem en kansen voor duurzaamheid. De negatieve effecten hebben met name betrekking op stikstofdepositie, verkeersafwikkeling en geluid en in mindere mate op archeologie en externe veiligheid. Een deel van deze effecten is inherent aan de ontwikkeling en is een gevolg van de reeds eerder genomen beslissing om de polder Honderdland te ontwikkelen. In de optimalisatievariant in het MER is onderzocht welke mitigerende en compenserende maatregelen mogelijk en nodig zijn om de effecten zoveel mogelijk te beperken en te compenseren. Dit geeft dit per saldo een iets positiever beeld dan het planvoornemen en de onderzochte varianten.
De resultaten in (de onderzoeken ten behoeve van) het MER hebben er toe geleid dat het bestemmingsplan Honderdland fase 2 is aangepast. Met betrekking tot het industrielawaai is er bij/in het bestemmingsplan onder meer een geluidszone en geluidverkaveling opgenomen. De geluidverkaveling zal er voor zorgen dat er minder sterk(er) milieubelastende bedrijven zich in het plangebied kunnen vestigen. De optimalisatievariant in het MER is, voor zover mogelijk, in het bestemmingsplan doorgevoerd.
Aangezien uit het MER (en de passende beoordeling) blijkt dat het bestemmingsplan ten aanzien van Natura 2000-gebieden niet tot significant negatieve effecten leidt, is het bestemmingsplan wat betreft stikstofdepositie verantwoord. Wat betreft externe veiligheid is de beperkte toename van het groepsrisico verantwoord. Voor de aspecten waar sprake is van negatieve effecten is er gezien de beperkte gevolgen en/of de maatregelen geen aanleiding om het plan verder aan te passen. De geluidverkaveling in het bestemmingsplan zorgt voor een aanzienlijke inperking van het industrielawaai. In het MER is geconcludeerd (op basis van het onderzoek van DGMR) dat met de voorgestelde geluidverkaveling sprake is van een uitvoerbare variant, waarbij de vestiging van bedrijven tot maximaal milieucategorie 4.2 mogelijk is en er toch, rekening houdend met cumulatie, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omliggende woningen.
Het bouwplan van het tankstation leidt niet tot significate negatieve effecten op het gebied van stikstofdepositie, externe veiligheid en geluid.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen:
Met het oog hierop is in het bestemmingsplan gezorgd voor voldoende afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Met behulp van een milieuzonering is in het plangebied aangegeven welke bedrijfsactiviteiten op een locatie kunnen worden uitgeoefend. De milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De milieuzonering en de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).
Rijks- en provinciaal beleid
Het kabinet heeft met provincies en gemeenten een convenant gesloten over een nieuwe aanpak van bedrijventerreinen. Doel is het stimuleren van een gezond economisch vestigingsklimaat waarbij open landschappen worden gespaard, verrommeling wordt tegengegaan en duurzaamheid wordt gestimuleerd.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Westland heeft in de Bedrijventerreinenvisie 2008 een strategie voor milieuhinderlijke bedrijvigheid opgesteld. Dit beleid is in de Bedrijventerreinvisie 2013 onverkort overgenomen. Hierin is het uitgangspunt neergelegd dat de gemeente Westland het niet wenselijk acht om milieuhinderlijke bedrijvigheid (categorie 5 en 6) meer ruimte te geven. Dergelijke bedrijvigheid krijgt binnen de gemeentegrenzen geen uitbreidingsmogelijkheden. Daarnaast heeft de gemeente specifiek beleid opgesteld voor de integrale benadering van de milieuzonering voor de bestemmingsplannen voor de diverse bedrijventerreinen binnen de gemeente. Hierbij is opgenomen dat in geval van bestaande bedrijventerreinen met 2 afstandstappen (in plaats van 1 afstandsstap) mag worden afgeweken in een gemengd gebied.
Referentiesituatie
Bij milieuzonering dient rekening te worden gehouden met de woningen direct langs het bedrijventerrein. De aanwezige bedrijfswoningen binnen het plangebied worden geamoveerd en nieuwe bedrijfswoningen worden niet mogelijk gemaakt. Direct langs het bedrijventerrein zijn burgerwoningen aanwezig en worden nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Door de aanwezigheid van vele glastuinbouwbedrijven, overige (agrarische) bedrijvigheid en een drukke doorgaande weg is ter plaatse sprake van verhoogd achtergrondgeluid. Hierdoor is het plangebied en de directe omgeving te categoriseren als gemengd gebied.
Vertaling naar bestemmingsplan/ruimtelijke ontwikkeling Tankstation
De strategie voor de zonering is een inwaartse zonering. Dit betekent dat beschermde bufferzones rondom de milieugevoelige functie worden gecreëerd. Op het bedrijventerrein zijn op korte afstand vande gevoelige functie slechts weinig belastende activiteiten toelaatbaar. Hoe groter de afstand tot de woonbebouwing, hoe groter de toelaatbare hinder zal zijn.
In een gemengd gebied mag conform de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten (hierna: Standaard SvB) met 1 afstandsstap van de richtafstanden worden afgeweken. Direct grenzend aan de percelen van de woningen zijn daarom alleen bedrijfsactiviteiten uit maximaal categorie 2 van de Standaard SvB toegestaan. Bedrijfsactiviteiten uit categorie 3.1 zijn op een afstand vanaf 30 m toegestaan. Afhankelijk van de locatie op het bedrijventerrein zijn bedrijven uit maximaal categorie 2 tot en met 4.2 algemeen toelaatbaar.
Vanwege de aard van het bestemmingsplan is ervoor gekozen om in de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijven die in grote hoeveelheden CMR-stoffen verwerken (Carcinogeen, mutageen en reproductie toxisch) en die bij voorkeur niet gecombineerd moeten worden met voedselproducerende of voedselverwerkende bedrijven te verwijderen. Ook bedrijven waarbij wellicht incidenteel schadelijke stoffen kunnen vrijkomen (of alleen bij calamiteiten) en die bij voorkeur niet op een agro-gerelateerd bedrijventerrein gevestigd moeten worden, zijn uit de lijst gehaald. Er is voor gekozen om de Staat van Bedrijfsactiviteiten aan te passen, omdat voorgaande niet in sluitende regels is te vatten.
Het bouwplan voor het realiseren van een tankstation op aangewezen perceel, past binnen de genoemde milieuzonering zoals opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan van Honderdland fase 2.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk/Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg /m³ | |
uurgemiddelde concentratie | max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³ | ||
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit Nibm
In dit Besluit 'niet in betekenende mate' (nibm) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
Toetsing en conclusie
Ten behoeve van dit bestemmingsplan en de planMER is onderzoek verricht naar de luchtkwaliteit als gevolg van de uitvoering van het bestemmingsplan. Dit onderzoek is opgenomen onder Bijlage 7.
De maximale planbijdrage voor NO2 bedraagt 9,6 µg/m³ en voor PM10 2,7 µg/m³. De totale concentraties NO2 en PM10 bedragen in deze situatie maximaal 26,3 µg/m³ respectievelijk 21,4 µg/m³ op voor de planbeoordeling maatgevende punten. Dat betekent dat de planbijdrage wel in betekenende mate is, maar dat ruimschoots aan de normen uit het Wlk wordt voldaan. De maximaal berekende concentratie bedraagt voor NO2 35,6 µg/m³ en voor PM10 22,5 µg/m³ in de huidige situatie langs de A20 bij Vlaardingen.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisatie van het bouwplan van het tankstation.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
Het toetsingskader voor externe veiligheid wordt gevormd door het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), het Basisnet en het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
Toetsing en conclusie
Ten behoeve van het bestemmingsplan en het planMER is een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd. Deze is opgenomen als Bijlage 8. In en rondom het plangebied zijn verschillende risicobronnen aanwezig, zie onderstaand figuur.
Globale ligging risicobronnen in en rondom het plangebied
Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan voor de verschillende risicobronnen in de omgeving en binnen het plangebied het volgende geconcludeerd worden:
Rijksweg A20 en provinciale weg N213
- De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar ligt niet buiten de weg. Deze vormt dan ook geen belemmering.
- In alle beschouwde situaties is het groepsrisico kleiner dan 0,1 * de oriëntatiewaarde. Er is dan ook in geen enkele situatie sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. In de twee varianten voor de toekomstige situatie is er sprake van een toename van het groepsrisico ten opzichte van de huidige situatie en de referentiesituatie. In de variant met bedrijven uit max. categorie 3.2 wordt uitgegaan van hogere personendichtheden dan in de variant met bedrijven uit max. categorie 4.2/5.1. Het groepsrisico neemt in de variant met bedrijven uit max. categorie 3.2 dan ook meer toe dan in de variant met bedrijven uit max. categorie 4.2/5.1.
Het deeltraject met het hoogste groepsrisico loopt in alle beschouwde situaties een beperkt deel langs het plangebied. Gelet op de omgeving hebben de wijzigingen binnen het plangebied geen invloed op het deeltraject met het hoogste groepsrisico. Op basis van bovenstaande vormt de hoogte van het groepsrisico geen belemmering voor de inrichting van het plangebied.
Provinciale weg N223
- De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar ligt niet buiten de weg. Deze vormt dan ook geen belemmering.
- In alle beschouwde situaties is het groepsrisico kleiner dan 0,1 * de oriëntatiewaarde. Er is dan ook in geen enkele beschouwde situatie sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. In de twee varianten voor de toekomstige situatie is er sprake van een toename van het groepsrisico ten opzichte van de huidige situatie en de referentiesituatie.
Het deeltraject met het hoogste groepsrisico loopt in de verschillende situaties grotendeels direct ten noorden langs het plangebied. Op korte afstand van de weg worden in beide varianten van de toekomstige situatie personen toegevoegd. Deze toename is dan ook van invloed op het deeltraject met het hoogste groepsrisico. Op basis van bovenstaande vormt de hoogte van het groepsrisico geen belemmering voor de inrichting van het plangebied.
Aardgascondensaatleiding
De leiding vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Nature’s Pride
Dit bedrijf vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Gebroeders van Staalduinen b.v.
Dit bedrijf vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Windturbine
Binnen de PR 10-6 risicocontour worden geen kwetsbare objecten en kantoren mogelijk gemaakt. De PR 10-5 risicocontour reikt niet over het plangebied.
Ten opzichte van de huidige situatie vinden er geen wijzigingen plaats aan de windturbine of de aardgascondensaatleiding, gelegen binnen de PR 10-6 contour. Het uitvoeren van een kwantitatieve risicoanalyse wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Het plangebied is deels gelegen binnen de maximale werpafstand bij overtoeren (457 m). Binnen dit gebied zal de personendichtheid toenemen. Echter is het groepsrisico vanuit het Activiteitenbesluit geen beoordelingskader voor windturbines. Aangezien wordt voldaan aan de eisen omtrent (beperkt) kwetsbare objecten kan gesteld worden dat de windturbines geen groepsrisico in het gebied genereert. De windturbine vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Verantwoording groepsrisico
Voor het groepsrisico geldt geen harde norm maar een oriëntatiewaarde en een verantwoordingsplicht. Omdat het groepsrisico ten aanzien van het wegtransport in geen van de beschouwde situaties hoger is dan 0,1 * de oriëntatiewaarde is geen volledige verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Wel dient aandacht te worden besteedt aan de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
Voor de turbine wordt gesteld dat, gezien de kans op een ongeval/calamiteit buiten de PR 10-6 contour zeer klein is, zeker bij een windturbine, en er wordt voldaan aan de eisen omtrent (beperkt) kwetsbare objecten, de windturbine in zeer beperkte mate een 'groepsrisico' in het gebied genereert. Een nadere verantwoording van het groepsrisico kan daarom achterwege blijven.
In het kader van het voorontwerp bestemmingsplan (VOBP) Honderdland fase 2 is advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Haaglanden (Adviesrapport d.d. 2 juni 2016). In dit advies worden de risicobronnen met de meest waarschijnlijke en ergst denkbare scenario's ten gevolge van deze risicobronnen beschreven. Vervolgens worden maatregelen beschreven om de kans op incidenten te verkleinen, de effecten van incidenten te beperken en de zelfredzaamheid van de aanwezigen te verbeteren.
Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid zegt iets over de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van een risicobron om zich in veiligheid te brengen, indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchting.
Maatregelen om de zelfredzaamheid te vergroten, die eveneens worden geadviseerd door de Veiligheidsregio, zijn onder andere:
Daarnaast is van belang dat de wegenstructuur zodanig is ingericht dat er diverse mogelijkheden zijn om te vluchten van de risicobron af. De genoemde maatregelen hebben geen consequenties voor het bestemmingsplan en zullen in het kader van de vergunningverlening verder uitgewerkt worden.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpdiensten. De hulpdiensten moeten in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.
In het plangebied is een ruime hoeveelheid bluswater in de watergangen aanwezig, of het bluswater zal bij realisatie van het plan aanwezig zijn.
De wegenstructuur van het plan houdt in dat er meerdere aanvalswegen zijn, uit meerdere richtingen. Met de beoogde verkeersstructuur die is geborgd in het bestemmingsplan is het plangebied goed bereikbaar. Het plangebied wordt ingevuld door een aantal velden met bedrijvigheid. Deze velden worden direct aangesloten op de doorgaande weg. De velden zijn dan ook via twee aanvalswegen via de openbare weg bereikbaar. In het noordwestelijke deel van het plangebied worden drie 'eilanden' gerealiseerd, waar bedrijvigheid gerelateerde functies worden voorzien. Met de beoogde rotonde ten zuiden van het Maasdijkplein, en de bruggen naar de eilanden, is dit deel goed bereikbaar.
Effectreductie
Om de risico's te verkleinen worden door de Veiligheidsregio de volgende effectreducerende maatregelen geadviseerd:
De genoemde maatregelen zullen in het kader van de vergunningverlening verder uitgewerkt worden. Ten aanzien van de scherfwerking (rondvliegend glas) bij een explosie van een tankwagen (drukgolf) zijn bouwkundige/-technische maatregelen voorhanden om de effecten te voorkomen/beperken.
Restrisico
Het invloedsgebied van de risicobronnen is groter dan dit plangebied. Het totaal aantal te verwachten slachtoffers (en daarmee de hulpbehoefte) is bij de ergst denkbare scenario's groot. Zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie is (bij een omvangrijke calamiteit) de beschikbare hulpverleningscapaciteit lokaal waarschijnlijk onvoldoende om direct aan de benodigde hulpvraag te voldoen. Assistentie vanuit andere regio's is hierbij noodzakelijk.
Het aspect Externe Veiligheid vormt geen belemmering voor de realisatie van het tankstation.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Toetsing en conclusie
Zoals in de paragraaf externe veiligheid is weergegeven is aan de noordoostrand van het plangebied een K1-aardolieleiding gelegen. Rondom deze leiding ligt een zakelijke rechtstrook van 5 m waarbinnen beperkingen gelden voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de leiding mogelijk te houden. Verder zijn er geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden.
Het bouwplan valt niet binnen het gebied waar de aardolieleiding is gelegen, en er zijn dan ook op het gebied van kabels en leidingen geen belemmeringen voor realisatie van het bouwplan van het tankstation.
Toetsingskader
Het toetsingskader voor industrielawaai wordt gevormd door de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering. Deze geeft aan dat er voor gemengd gebied uitgegaan kan worden van een streefniveau van 50 dB(A) etmaalwaarde per bedrijf. Dit levert bij een bedrijventerrein als Honderdland natuurlijk wel hogere niveaus op ter plaatse van dichtbij gelegen woningen vanwege cumulatie van verschillende bedrijven. Om deze reden is de cumulatie in het MER inzichtelijk gemaakt.
Toetsing en conclusie
Ten behoeve van de planMER en dit bestemmingsplan is onderzoek verricht naar de gevolgen van industrielawaai op gevoelige bestemmingen en de mogelijkheid van geluidverkaveling. Het onderzoek is onderdeel van de plantoelichting onder Bijlage 9.
In het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Honderdland fase 2 zijn zowel bedrijfsbestemmingen, gemengde bestemmingen als woonbestemmingen opgenomen. Op een deel van het terrein wil de gemeente Westland de vestiging van Wgh-inrichtingen toestaan. Daarom stelt de gemeente parallel aan het bestemmingsplan voor Honderdland fase 2 een paraplu bestemmingsplan voor de nieuwe geluidszone industrielawaai vast. In onderstaande afbeelding is de bestemmingsplankaart met de bijbehorende grens van het industrieterrein (rode lijn) weergegeven.
In het bestemmingsplan zijn de volgende bedrijfs- en woonbestemmingen te onderscheiden:
Wonen (geel)
De woonbestemmingen behelzen een aantal bestaande woningen en vijf kavels waarop nieuwe woningen kunnen worden gerealiseerd. In dit deelgebied is de bestaande bebouwing langs de Maasdijk conserverend bestemd. Alle woonbestemmingen zijn in het geel weergegeven op bovenstaande kaart.
Bedrijventerrein - 1 (lichtpaars)
De drie grote vlakken met bedrijfsbestemming in het oostelijke deel van het plangebied, zijn bestemd voor grootschalige bedrijfsfuncties met een hogere bedrijfscategorie (tot en met categorie 4.2). Naast bedrijfsfuncties zijn uitsluitend bedrijfsgebonden kantoren toegestaan (maximaal 50% van het bedrijf). Op dit deel van het terrein wordt de vestiging zogenaamde grote lawaaimakers toegestaan. Dit zijn bedrijven die vallen onder bijlage 1 sub D van het Bor.
Bedrijventerrein - 2 (lichtpaars)
Aan de westzijde van het plangebied ligt een smalle strook die bedoeld is voor de vestiging van kleinschalige bedrijven. Deze strook is in het lichtpaars op de kaart aangegeven. Op deze percelen zijn bedrijven tot en met categorie 3.2 toegestaan.
Gemengd (oranje)
De noordzijde van het plangebied bestaat uit drie eilanden, waarbij het meest westelijk gelegen eiland aangeduid wordt als 'eiland 1', de middelste als 'eiland 2' en het oostelijke eiland als 'eiland 3'. Vanwege de representatieve zone langs de regionale infrastructuur zijn op alle drie eilanden publieksgerichte functies toegestaan zoals een restaurant, hotel en tankstation.
Bedrijf (donkerpaars)
In het bestemmingsplan zijn twee kavels opgenomen voor het behoud of de ontwikkeling van een bedrijf. Deze zijn in het donkerpaars op de kaart aangegeven en liggen in het noordwestelijke deel van het plangebied. Voor deze bestemmingen wordt maximaal categorie 3.1 toegestaan. Op één kavel (Blauwhek 27) is het bedrijf Hofman kozijnen gevestigd dat ook in de toekomstige situatie blijft bestaan. Het kavel van Hofman Kozijnen maakt geen deel uit van het geluid gezoneerde industrieterrein. Dit vanwege het behoud van de bestaande woning en het aanvaardbare beschermingsniveau van deze woning.
Voor de ontwikkeling van industrieterrein Honderdland fase 2 wordt een geluidszone vastgesteld. Om de locatie van de zone te kunnen bepalen, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Doel van het vaststellen van een nieuwe geluidszone is:
Op basis van de uitkomsten van het akoestisch onderzoek is de geluidszone voor het gehele bedrijventerrein fase 2 vastgesteld. Daarnaast is de toegestane geluidsemissie op het bedrijventerrein per akoestische gebiedseenheid (AGE) bepaald.
In het plan is ook een maatregel opgenomen om de geluidhinder ten gevolge van het bedrijventerrein zoveel mogelijk te beperken.
Een aantal woningen in de omgeving van het bedrijventerrein liggen binnen de toekomstige geluidszone van het bedrijventerrein Honderdland fase 2. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat binnen de geluidszone een aantal woningen komt te liggen met een geluidsbelasting boven de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). De maximaal te stellen grenswaarde van 55 dB(A) wordt niet overschreden. Voor de woningen waarvoor een hoger geluidsniveau dan 50 dB(A) is berekend, worden hogere waarden vastgesteld. Daarnaast is voor deze woningen aanvullend gevelonderzoek uitgevoerd.
De vaststelling van hogere waarden tot 55 dB(A) wordt gemotiveerd in het Besluit hogere waarden dat tegelijkertijd met het ontwerp-facet-bestemmingsplan voor de geluidszone Honderdland fase 2 wordt voorbereid. De motivering is gebaseerd op de volgende punten:
Gelet op het bovenstaande wordt geconcludeerd dat, na gebruikmaking van de wettelijke mogelijkheid tot het vaststellen van hogere waarden voor industrielawaai, ter plaatse van woningen binnen de geluidszone sprake is van een aanvaardbare geluidssituatie. Voor het plan is sprake van een goede ruimtelijke ordening.
In de Wet geluidhinder is de verdeling van geluidsruimte tussen AGE's en bedrijven op het industrieterrein niet geregeld. Om de geluidsruimte te verdelen, wordt een zonebeheerplan gebruikt (ex artikel 164 Wgh). Op basis van dat artikel kunnen burgemeester en wethouders een zonebeheerplan opstellen om informatie te geven over de beschikbare geluidsruimte. Dit instrument is echter alleen gericht op het leveren van informatie over beschikbare geluidsruimte. Een zonebeheerplan is niet toereikend om de beschikbare geluidsruimte goed te kunnen regelen, verdelen en toedelen.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar uitspraak van 2 november 2011 (zaaknr. 201008546/1/M1) bepaald, dat een aanvraag milieuvergunning niet getoetst mag worden aan een zonebeheerplan en dus ook niet geweigerd mag worden als die daarmee in strijd is. Een zonebeheerplan heeft daarmee geen juridische werking. De beoogde regulerende werking van geluidsverdeling over de AGE's is juridisch onvoldoende in de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verankerd. Voldoende zekerheid voor de zonebeheerder en ook voor de bedrijven kan slechts verkregen worden door de systematiek van het verdelen en beheren van de geluidsruimte op te nemen en te regelen in het bestemmingsplan.
Door middel van een planologische geluidsruimteregeling kan de geluidsruimte wel worden verdeeld en beheerd. Door het toepassen van deze systematiek wordt het risico weggenomen dat het ene bedrijf veel geluid aanvraagt en dat de geluidsruimte voor andere bedrijven of nog lege AGE's evenredig kleiner wordt.
De geluidsruimteregeling wordt in het bestemmingsplan geregeld om ervoor te zorgen, dat de AGE's in overeenstemming met de bestemming en de daarbij behorende geluidsruimte gebruikt kunnen worden. Hiermee wordt voorkomen dat:
Voor het bedrijventerrein Honderdland fase 2 is op basis van een aantal randvoorwaarden een akoestische indeling gemaakt. Het uitgangspunt is hierbij dat het terrein gebruikt moet kunnen worden voor de huidige en toekomstige bedrijven en dat de geluidsgevoelige bestemmingen in de omgeving van het industrieterrein voldoende bescherming krijgen. De geluidsbelasting op de toetspunten op de zone bedraagt niet meer dan 50 dB(A). De geluidsverdeling is toegelicht in het akoestisch onderzoek Honderdland fase 2 (Bijlage 9).
Voor het terrein is een indeling in AGE's gemaakt. Deze verdeling kan vanwege de verkoop van gronden nog wijzigen in de toekomstige situatie. De voorlopige verkaveling van het bedrijventerrein is weergegeven op de afbeelding hieronder, waarbij de grens van het industrieterrein met een groene lijn en de zonegrens met een rode lijn zijn weergegeven.
De geluidsverkaveling is als ruimtelijk relevant regeling in het bestemmingsplan uitgewerkt in een aparte gebiedsaanduiding: 'geluidszone - industrie'. Bij de invulling van de AGE's zal nadrukkelijk moeten worden gekeken naar de optredende geluidsbelastingen. De zonegrens die hoort bij de akoestische verkaveling en de ligging van de geluidszone is op de verbeelding aangegeven.
Het is belangrijk om enige mate van flexibiliteit in de uitgifte en toekenning van de geluidsruimte te hanteren. Sommige bedrijven hebben meer of minder geluidsruimte nodig dan standaard is gereserveerd. Door een deel van de geluidsruimte niet rechtstreeks toe te kennen aan AGE's, kan de gemeente beter inspelen op specifieke wensen van bedrijven en kan de geluidsruimte voor het gehele industrieterrein beter benut worden.
De vrije geluidsruimte, de algemene reserve, is in beheer van de gemeente Westland en maakt geen onderdeel uit van de per AGE toegekende geluidsruimte. Om de algemene reserve te creëren is voor alle AGE's de gereserveerde geluidsruimte met 1 dB(A)/m2 verlaagd. Bijdragen van AGE's die lager zijn dan 25 dB(A)-etmaalwaarde worden als niet relevant beschouwd. Daarom bedraagt de geluidsruimte voor dergelijke AGE's ter plaatse van toetspunten minimaal 25 dB(A) in de dagperiode, 20 dB(A) in de avondperiode en 15 dB(A) in de nachtperiode.
De reserveringen voor AGE's zijn in het bestemmingsplan vastgelegd. Dit betekent dat voor elke AGE een bepaalde hoeveelheid geluidsruimte is gereserveerd. Voor elke AGE is hiermee geluidsruimte beschikbaar, die is bepaald op basis van de oppervlakte en milieucategorie. De reserveringen zijn een begrenzing voor de geluidsemissie van bedrijven. Dit biedt bestaande en toekomstige bedrijven voldoende zekerheid om te kunnen ondernemen en bewoners bescherming tegen de optredende geluidsbelasting. De geluidsruimte is per AGE omgerekend naar een immissiewaarde op de zonebewakingspunten, waarbij rekening is gehouden met 1dB reductie, voor de flexibiliteit van de geluidsruimte. De bijdrage van de AGE's is zowel bepaald voor de toetspunten op de zonegrens, als op een aantal maatgevende woningen binnen de zone.
Op basis van de berekende geluidsniveaus op de zonebewakingspunten kan worden vastgesteld en bewaakt hoeveel geluidsruimte er voor bedrijven beschikbaar is. De bijdragen van AGE's op de toetspunten dienen voor de toetsing van vergunningaanvragen van nieuwe en bestaande bedrijven.
In Bijlage 11 staat een overzicht van de berekende geluidsbelasting per AGE op de zonebewakingspunten.
In onderstaande tabel staat de geluidsbelasting die optreedt op de nabijgelegen woningen in de omgeving, wanneer uitgegaan wordt van de emissie van AGE's (dB(A)/m2) (Bijlage 10)die voor de verkaveling is vastgesteld.
Etmaalwaarde dB(A) | ||||
Rekenpunt | Omschrijving | Hoogte | Grenswaarde Wet geluidhinder | Geluidsbelasting |
196 | Blauwhek 27 | 8.0 | 55 | 51 |
650 | Kleine Hei (nieuwe woning) |
8.0 | 55 | 53 |
389 | Kleine Hei 1 | 5.0 | 55 | 52 |
640 | Kleine Hei 2 | 8.0 | 55 | 53 |
494 | Kleine Hei 3 | 8.0 | 55 | 52 |
312 | Kleine Hei 4 | 5.0 | 55 | 52 |
627 | Kleine Hei 5 | 5.0 | 55 | 53 |
204 | Maasdijk 25 | 8.0 | 55 | 53 |
642 | Maasdijk 27 (nieuwe woning) |
5.0 | 55 | 54 |
182 | Maasdijk 29 | 8.0 | 55 | 53 |
211 | Maasdijk 31 | 8.0 | 55 | 51 |
177 | Maasdijk 32 | 5.0 | 55 | 50 |
208 | Maasdijk 33 | 8.0 | 55 | 50 |
644 | Maasdijk 33a (nieuwe woning) |
5.0 | 55 | 52 |
076 | Maasdijk 35 | 5.0 | 55 | 52 |
665 | Maasdijk 35a | 5.0 | 55 | 54 |
092 | Maasdijk 37 | 5.0 | 55 | 54 |
646 | Maasdijk 37b (nieuwe woning) | 5.0 | 55 | 54 |
091 | Maasdijk 37A | 5.0 | 55 | 53 |
074 | Maasdijk 39 | 8.0 | 55 | 54 |
648 | Maasdijk 39a (nieuwe woning) |
5.0 | 55 | 54 |
562 | Maasdijk 41 | 8.0 | 55 | 53 |
557 | Maasdijk 41 A | 5.0 | 55 | 53 |
574 | Maasdijk 43 | 5.0 | 55 | 52 |
570 | Maasdijk 45 | 8.0 | 55 | 52 |
283 | Maasdijk 47 | 8.0 | 55 | 53 |
381 | Maasdijk 49 | 5.0 | 55 | 52 |
377 | Maasdijk 51 | 5.0 | 55 | 52 |
338 | Maasdijk 51 A | 5.0 | 55 | 51 |
339 | Maasdijk 53 | 8.0 | 55 | 51 |
320 | Maasdijk 53 A | 5.0 | 55 | 51 |
325 | Maasdijk 53 B | 5.0 | 55 | 54 |
316 | Maasdijk 73 | 5.0 | 55 | 52 |
229 | Maasdijk 77 | 8.0 | 55 | 50 |
352 | Verkadestraat 1 | 8.0 | 55 | 51 |
631 | Verkadestraat 3 | 5.0 | 55 | 51 |
353 | Verkadestraat 5 | 5.0 | 55 | 51 |
404 | Verkadestraat 7 | 5.0 | 55 | 52 |
439 | Verkadestraat 11 | 5.0 | 55 | 50 |
440 | Verkadestraat 11 A | 5.0 | 55 | 52 |
469 | Verkadestraat 13 | 5.0 | 55 | 51 |
474 | Verkadestraat 15 | 1.5 | 55 | 53 |
482 | Verkadestraat 17 | 5.0 | 55 | 54 |
502 | Verkadestraat 19 | 5.0 | 55 | 50 |
506 | Verkadestraat 21 | 5.0 | 55 | 54 |
527 | Verkadestraat 22 | 5.0 | 55 | 50 |
510 | Verkadestraat 23 | 5.0 | 55 | 54 |
233 | Verkadestraat 25 | 8.0 | 55 | 54 |
Alle bedrijven die zich op het industrieterrein willen vestigen dienen een akoestisch onderzoek uit te voeren, tenzij het bevoegd gezag aangeeft dat geen onderzoek benodigd is. In een akoestisch onderzoek moet worden aangetoond dat het bedrijf past binnen de gereserveerde geluidsruimte van de specifieke AGE. Als blijkt dat wordt voldaan aan deze geluidsruimte, voldoet het bedrijf aan de gebruiksregels van het bestemmingsplan en kan de omgevingsvergunning voor bouwen en/of milieu worden verleend en/of de melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer worden geaccepteerd.
Wanneer blijkt dat het bedrijf meer geluidsruimte nodig heeft, moet worden onderzocht of door het treffen van geluidsbeperkende maatregelen de geluidsuitstraling kan worden gereduceerd, zodat het bedrijf past binnen de aan de AGE toegekende geluidsruimte.
In het bestemmingsplan is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee meer geluidsruimte (afkomstig uit de algemene reserve) aan een bedrijf toegekend kan worden. De gemeente Westland vraagt van bedrijven die meer geluidsruimte willen, een goede motivering van nut en noodzaak voor deze aanvullende geluidsruimte. Voor het verlenen van extra geluidsruimte zijn in het bestemmingsplan criteria geformuleerd, zoals het aantonen van de noodzaak en het onderbouwen van maatregelen die mogelijk zijn. Aan bedrijven kan alleen extra geluidsruimte worden toegekend indien deze in de algemene reserve beschikbaar is. Het verruimen van de geluidsruimte mag niet tot gevolg hebben dat overige bedrijven onevenredig worden benadeeld in hun ontwikkelingsmogelijkheden.
Bij de verdere invulling van het industrieterrein zal steeds meer interne afscherming van het geluid optreden. Op het huidige terrein staan slechts enkele gebouwen die blijven bestaan en voor afscherming kunnen zorgen. Daarom is het voor Honderdland fase 2 niet noodzakelijk om een bouw- en sloopregeling in de planregeling op te nemen. Iedere 5 jaar wordt de sloopregeling voor het industrieterrein geëvalueerd. De gemeente Westland beoordeelt op dat moment of alsnog een sloopregeling moet worden opgenomen.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor realisatie van bouwplan van het tankstation.
Bodemsoort
Binnen het plangebied bestaat het grootste deel van de bodem uit zavel met homogeen profiel. Uitsluitend in het zuidoostelijke deel komt lichte klei met homogeen profiel voor (figuur 4.7). De hoogte in het plangebied is circa 0,3 m +NAP.
Wettelijk kader
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) en de Woningwet (Ww) stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.
Wet bodembescherming
De Wbb regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering. Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
c. het wegnemen van actuele risico's.
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
Bodemonderzoek
Het plangebied is niet gelegen in een drinkwaterbeschermingsgebied. Volgens de bodembeheernota van de gemeente Westland heeft het plangebied de bodemfunctieklasse Industrie. De gemiddelde bodemkwaliteit van de bovengrond is Wonen, de gemiddelde bodemkwaliteit van de ondergrond is Achtergrondwaarde.
Een groot deel van het plangebied is in het verleden onderzocht op bodemverontreinigingen. Een deel van deze onderzoeken is verouderd (ouder dan vijf jaar) en niet meer actueel. In het kader van de herinrichting van het plangebied is recentelijk een vooronderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 12). De locatie wordt op basis van dit onderzoek niet als verdacht beschouwd.
Het aspect bodem is voor deze locatie onderzocht en vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling van het tankstation.
Toetsingskader
Diverse beleidsdocumenten op verschillende bestuursniveaus liggen ten grondslag aan de uitgangspunten op het gebied van duurzaam waterbeheer:
Europa:
Nationaal:
De provincie en het waterschap hebben deze uitgangspunten verder doorvertaald in regionaal beleid en uitvoeringsplannen. Wettelijke verankering van het waterbeleid vindt plaats in de Waterwet en onderliggende uitvoeringsregels. De regels die zijn vastgelegd in een verordening van de waterschappen, worden 'de Keur' genoemd. De Keur geeft met verboden aan welke activiteiten in de buurt van water en waterkeringen niet zijn toegestaan. Daarnaast geeft de Keur met geboden aan welke onderhoudsverplichtingen eigenaren en gebruikers van wateren en waterkeringen hebben. De Waterwet kent één watervergunning, de voormalige Keurvergunning is hierin opgenomen.
De watertoets is een proces waarmee in ruimtelijke plannen de mogelijke risico's (zoals ten aanzien van waterveiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit, verdroging en verzilting van grond- en oppervlaktewater) en kansen van/voor water vroegtijdig in beeld worden gebracht in overleg met de waterbeheerders. In het kader van het voorliggende bestemmingsplan vindt afstemming plaats met de waterbeheerder, in dit geval het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer van regionale wateren.
Referentiesituatie
Algemeen
Het plangebied bestaat uit een glastuinbouwgebied in de gemeente Westland. De begrenzing wordt gevormd door de N220 (Maasdijk) in het westen, de N223 in het noorden en de A20/N20 in het oosten.
Watersysteem
Het plangebied behoort tot het boezemgebied van Delfland. Alle watergangen in en rondom het plangebied behoren tot het boezemwater. Voor dit boezemwater hanteert Delfland een boezemstreefpeil van NAP -0,43 m. Voor dit deel van de boezem houdt Delfland een maximale peilstijging aan van 0,2 m. In onderstaande figuur is de situering van het primaire boezemwater in en rondom het plangebied aangegeven, zoals dat is opgenomen in de Legger van Delfland.
Primaire watergangen rondom het plangebied (bron: Hoogheemraadschap van Delfland)
Tussen Honderdland fase 1 en fase 2 ligt de primaire boezemwatergang Het Smidswater. Deze komt via een doorvaarbare duiker onder de A20/N20 door het plangebied in en stroomt verder als primair boezemwater langs de Maasdijk (N220) in noordwestelijke richting naar het Oranjekanaal.
Grondwater
In het plangebied is sprake van grondwatertrap IV (zie onderstaand figuur). Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op meer dan 0,4 m beneden maaiveld is gelegen en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,8 en 1,2 m beneden maaiveld.
Grondwatertrappen (bron: www.bodemdata.nl)
Watersysteemkwaliteit
In het plangebied is geen KRW-lichaam gelegen.
Veiligheid en waterkeringen
In het plangebied zijn geen primaire of regionale waterkeringen aanwezig. Ten noordoosten van het plangebied is wel een regionale waterkering aanwezig. De kern- en beschermingszone reiken echter niet tot het plangebied.
Regionale waterkeringen (bron: Hoogheemraadschap van Delfland)
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is grotendeels aangesloten op een gemengd rioleringsstelsel.
Toetsing en conclusie
Watersysteem
Voor de ontwikkeling van het planvoornemen zijn aanpassingen aan het waterhuishoudkundig systeem noodzakelijk. In overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland is een nieuw watersysteem voor fase 2 opgezet om de noodzakelijke aanpassingen aan het waterhuishoudkundig systeem te kunnen doorvoeren. Voor het plangebied is om deze reden op 31 oktober 2013 een 'Masterplan Water Honderdland fase 2' opgesteld, zie Bijlage 13. In dit plan is aangegeven hoe invulling wordt gegeven aan de opzet van het watersysteem in fase 2, rekening houdend met de beleidsregels van het Hoogheemraadschap. Het akkoord van het Hoogheemraadschap op dit masterplan is te lezen in Bijlage 14.
Oppervlakte- en grondwaterkwantiteit
In totaal wordt er in de nieuwe situatie een oppervlak van circa 2,723 ha aan open water gerealiseerd. Dit is in evenwicht met het bestaande water binnen het plangebied voorafgaand aan de werkzaamheden. Tevens is het plan niet van invloed op de grondwaterkwantiteit.
Oppervlakte- en grondwaterkwaliteit
Om verontreiniging van afstromend hemelwater, oppervlaktewater, grondwater en waterbodem tegen te gaan wordt het gebruik van uitlogende materialen tijdens de bouw- en gebruiksfase voorkomen. Daarnaast wordt het regenwater dat via de verharding tot afstroming komt aangesloten op de rwa-riolering. Hierdoor stromen eventuele verontreinigen van bijvoorbeeld lekkende auto's op een parkeerterrein niet in het oppervlaktewater.
Afvalwaterketen en riolering
Voor Honderdland fase 2 is een rioleringsplan opgesteld. Voor de afvoer van regenwater van verhard oppervlak is daarbij onderscheid gemaakt in afvoer van regenwater en dakoppervlakken en van terreinverhardingen.
Het regenwater dat via de verharding tot afstroming komt, wordt aangesloten op de rwa-riolering van een verbeterd gescheiden rioolstelsel (VGS). Het afvoerend oppervlak dat via deze VGS-rwa-riolering tot afstroming komt, is gesteld op circa 8,5 ha. De rwa-riolering van het verbeterd gescheiden rioolstelsel wordt voorzien van acht overstorten, waarlangs tijdens langdurige of hevige regenval regenwater kan afstromen naar het oppervlaktewater.
Het regenwater van de dakoppervlakken wordt rechtstreeks naar het oppervlaktewater afgevoerd (afkoppelen). Aan de westkant van het plangebied is dit niet altijd mogelijk vanwege te grote afstand tot het oppervlaktewater. Daarom wordt daar (parallel aan de Maasdijk (N220)) een regenwaterriolering aangelegd. Via deze regenwaterriolering komt naar schatting circa 10 ha verhard oppervlak tot afstroming naar het oppervlaktewater.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bouwplan.
Toetsingskader
Rijksbeleid
De Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijzigingswet van de Monumentenwet 1988) is het eindresultaat van de implementatie van het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed in de Nederlandse Wetgeving. De wet bevat drie belangrijke uitgangspunten:
Gemeentelijk beleid
Op 26 juni 2012 heeft de gemeente Westland haar archeologische beleidskaart vastgesteld. Op deze kaart is weergegeven waar in de gemeente (en in welke mate) kans is op het aantreffen van archeologische resten, uitgedrukt in een verwachtingszone. Aan deze verwachtingszones zijn ondergrenzen gekoppeld, die aangeven wanneer archeologisch onderzoek vanwege een voorgenomen ontwikkeling nodig is.
Toetsing en conclusie
Archeologie
Volgens de gemeentelijke beleidskaart ligt het plangebied in de beleidszone verwachtingszone II. Zie onderstaand figuur.
Archeologische beleidskaart gemeente Westland (bron: gemeente Westland)
Uit de toelichting bij de archeologische beleidskaart van de gemeente Westland blijkt dat de verwachtingszone II bestaat uit (een buffer rondom) de locaties van de geulafzettingen van de Hoekpolder Laag in het zuidelijke deel van de gemeente Westland. In deze zone zijn ook die delen van de geulafzettingen van de Gantel Laag opgenomen die al in de Romeinse tijd waren verland, evenals de duinafzettingen van de Laag van Ypenburg en de Laag van Voorburg.
In de gehele verwachtingszone II bestaat een hoge kans op het aantreffen van archeologische vindplaatsen uit de IJzertijd, de Romeinse tijd, de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Voor resten uit het Neolithicum en de Bronstijd geldt een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten op de duinafzettingen van Ypenburg en Voorburg. Archeologische waarden worden in deze zone op dezelfde diepte verwacht als die uit verwachtingszone I. Voor verwachtingszone II wordt daarom dezelfde diepte (50 cm -mv) gehanteerd voor vrijstelling van bodemverstorende werkzaamheden. Voor wat betreft de oppervlakte van de verstoring wordt een vrijstellingsgrens van 250 m² gehanteerd. In deze zone is de dichtheid aan archeologische resten lager dan in verwachtingszone I. De kans dat in deze zone archeologische resten worden verstoord bij werkzaamheden tot 100 m² is klein. Dat geldt ook voor de kans dat er tijdens archeologisch onderzoek op een beperkt oppervlak archeologische resten worden aangetroffen.
In juni 2016 is op een terrein van Honderland fase 2 onderzoek verricht door het ADC. Dit evaluatie van dit onderzoek is als Bijlage 15 opgenomen in deze plantoelichting.
Op basis van de evaluatie kan geconcludeerd worden dat bovenstaand gebied kan worden vrijgegeven voor ontwikkeling. Hier zijn geen archeologische waarden aanwezig.
Als gevolg van de ontwikkeling van het bedrijventerrein kunnen voor de overige gronden mogelijk aanwezige waarden worden aangetast. Behoud in de bodem is niet mogelijk. Om deze reden is op de verbeelding van het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen. Binnen de dubbelbestemming gelden beperkingen voor bodemverstorende werkzaamheden.
Cultuurhistorie
In het plangebied zijn geen bijzondere landschappelijke of cultuurhistorische waarden aanwezig. Het bedrijventerrein wordt landschappelijk neutraal ingepast. Het (cultuur)historisch lint van de Maasdijk (N220) wordt versterkt doordat het een minder drukke route wordt.
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de bouw van het tankstation.
Toetsingskader
Het toetsingskader voor ecologie wordt gevormd door de Flora- en faunawet, de Wet natuurbescherming en de Provinciale Verordening ruimte.
Referentiesituatie
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Nationaal Natuurnetwerk. Het Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen (Staelduinse Bos) ligt circa 1,7 km ten noordwesten van het plangebied. Dit gebied maakt tevens deel uit van Natuurnetwerk Nederland. Ten noorden van de N223 vormt het Oranjekanaal een ecologische verbindingszone. Belangrijke weidevogelgebieden liggen op meer dan 2,4 km afstand. Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn.
Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)
Toetsing en conclusie
Natura 2000
Uit de passende beoordeling (zie ook 3.1 en Bijlage 6) blijkt dat vanwege de afstand tot Natura 2000 en het feit dat er geen kwalificerende verstoringsgevoelige soorten zijn opgenomen voor het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen (Staelduinse Bos), effecten zoals areaalverlies, versnippering, verstoring, verontreiniging en verandering van de waterhuishouding op voorhand worden uitgesloten. Het bedrijventerrein Honderdland fase 2 kan als gevolg van de verkeersgeneratie en emissies van bedrijven wel leiden tot vermesting en verzuring door stikstofdepositie.
Uit het onderzoek naar stikstofdepositie is gebleken dat het planeffect van bedrijven in maximaal categorie 5.1 (maakt dit bestemmingsplan niet mogelijk, maar is wel als berekening meegenomen), 2,53 dan wel 2,21 mol N/ha/jr. bedraagt in het Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen. Dit is de hoogste projectbijdrage. Uit de nadere analyse blijkt dat individuele ontwikkelingen binnen het kader van het PAS kunnen worden uitgevoerd, mits de grenswaarden voor individuele projecten niet te streng worden en er in de toekomst op het op moment van het aanvragen van een vergunning depositieruimte beschikbaar is. Er is op dit moment voldoende ontwikkelingsruimte beschikbaar. Als gevolg van de herstelstrategieën en -maatregelen zal de ecologische situatie verbeteren. Significant negatieve effecten op het Natura 2000-gebied vanwege het planvoornemen als geheel kunnen dan ook worden uitgesloten. De natuurlijke waarden en kenmerken van het gebied worden niet aangetast.
Er is gekozen om milieucategorie 5.1 niet op te nemen in het bestemmingsplan. Daarnaast zijn na het onderzoek bij de passende beoordeling in het bestemmingsplan de bedrijfsoppervlaktes aan de (zuid)westzijde van het plangebied enigszins gewijzigd (omdat zwaardere milieucategorieën verder van de woningen(bouwvlakken) af zijn komen te liggen). Derhalve is er in het kader van het bestemmingsplan een aparte berekening van de stikstofdepositie gemaakt (zie Bijlage 16, Bijlage 17, Bijlage 18 en Bijlage 19). Uit die berekening is een stikstofdepositie naar voren gekomen die 0,26 mol N/ha/jr. lager is. Dit komt neer op een planeffect/projectbijdrage van ten hoogste van 2,27 dan wel 1,95 mol N/ha/jr. De conclusie uit de passende beoordeling is van toepassing op de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt.
Flora en fauna
Er zijn in het kader van planMER en bestemmingsplan onderzoeken verricht. Deze zijn opgenomen als Bijlage 20, Bijlage 21 en Bijlage 22.
Op basis van de ecologische quickscan wordt geconcludeerd dat:
De volgende beschermde soorten aanwezig zijn:
De volgende beschermde soorten op basis van het biotoop worden verwacht:
De volgende beschermde gebieden aanwezig zijn in en rond het projectgebied:
Rekening dient te worden gehouden met:
Geen rekening hoeft te worden gehouden met:
Naar aanleiding van de actualisatie is uitgesloten dat nieuwe soorten aanwezig zijn die beschermd zijn onder de Wet natuurbescherming en die dat nog niet waren onder de Flora- en faunawet. Aanvullende ecologische onderzoeken naar andere soortgroepen is niet nodig. De soortgerichte onderzoeken naar vleermuizen, de huismus en de gierzwaluw worden, zoals reeds gepland, uitgevoerd in 2017. Een andere werkwijze of vervolgstappen naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming ten aanzien van soortbescherming zijn derhalve niet nodig.
Toetsingskader
In de Wet geluidhinder zijn geluidsnormen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai opgenomen. Wanneer er een nieuwe geluidsgevoelige bestemming wordt gerealiseerd op een locatie waar momenteel geen geluidsgevoelige functie aanwezig is en deze locatie binnen de geluidszones van industrie, rail- of wegverkeer valt, moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Ook bij de aanleg van nieuwe gezoneerde wegen is akoestisch onderzoek noodzakelijk.
Toetsing en conclusie
Aangezien voor de realisatie van het planvoornemen nieuwe wegen worden aangelegd en aangesloten op bestaande wegen, is op grond van de Wet geluidhinder akoestisch onderzoek noodzakelijk. Daarnaast heeft de realisatie van het plan effect op de verkeersintensiteiten op omliggende wegen, hetgeen kan leiden tot ongewenste toename in geluidsbelasting als gevolg van deze wegen. Tot slot worden langs de Maasdijk (N220) vijf nieuwe woningen geprojecteerd waarvoor de geluidsbelasting moet worden bepaald. Het onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 23.
Het plan voorziet in de bestemming van vijf woningen langs de Maasdijk. Deze woningen ondervinden een geluidsbelasting hoger dan de grenswaarde voor nieuwe woningen in stedelijk gebied. Het toepassen van een geluidsreducerend wegdek op de Maasdijk is niet voldoende om de geluidsbelasting terug te brengen tot onder de grenswaarde. De geluidsbelasting voldoet wel aan de maximaal te ontheffen waarde voor woningen in stedelijk gebied. Voor de betreffende woningen moet een hogere waarde worden vastgesteld. Als gevolg van de nieuw aan te leggen Weg door Honderdland ondervindt 1 nieuwe woning een geluidsbelasting van meer dan 48 dB. Voor deze woning is in het kader van de aanleg van de Weg door Honderdland een integrale maatregel afgewogen.
Als gevolg van de aanleg van de Weg door Honderdland ondervinden 6 woningen een geluidsbelasting van meer dan 48 dB. Door toepassing van een dunne deklaag type B over 760 meter kan voor drie woningen de geluidsbelasting worden teruggebracht tot ten hoogste 48 dB. Voor de overige drie woningen moet een hogere waarde worden vastgesteld. De fysieke wijziging van wegen binnen het onderzoeksgebied leidt niet tot een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.
Woningen langs de Galgeweg tussen Oranjesluisweg en Piet Struijkweg ondervinden een toename tot 5 dB als gevolg van de toename in verkeersintensiteit op dit wegvak ten opzichte van de autonome ontwikkelingen. Voorgesteld wordt dit wegvak te voorzien van een dunne deklaag type B, waarmee de toename kan worden gereduceerd tot 1 dB.
De geluidsbelasting als gevolg van de N223 neemt ter plaatse van twee woningen 3 tot 4 dB toe ten opzichte van de eerder verleende hogere waarde. Het treffen van maatregelen is niet doelmatig. Ten opzichte van de referentiesituatie is de toename verwaarloosbaar te noemen. Ook is de geluidsbelastingniet hoger dan de maximaal te ontheffen waarde.
Aan de hand van een onderzoek naar de karakteristieke geluidwering van de gevel van de betreffende woningen moet worden aangetoond dat het geluidniveau in de woning voldoet aan de wettelijke eisen.
Het aspect wegverkeerslawaai staat de bouw van het tankstation niet in de weg.
Handhaven op maat
Op 17 november 2015 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhavingsbeleid, integrale handhaving Wabo taken' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht beschreven. De naleving van wet- en regelgeving is daarbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, burgers en bedrijven. De wet- en regelgeving zijn bedoeld om kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid binnen de leefomgeving te beschermen en bevorderen en dat is in ieders belang. Dit draagt bij aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor de burgers en ondernemers van de Gemeente Westland. De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, zodat handhavend optreden hiertegen eenduidig mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid er van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.
Het plan wordt ontwikkeld door Honderdland Ontwikkelings Combinatie C.V. (HOC). Ten behoeve van de ontwikkeling van het projectgebied zijn de exploitatiekosten beoordeeld. Tussen de gemeente en HOC is een overeenkomst gesloten, waarin het kostenverhaal van de grondexploitatie en een planschadebepaling zijn opgenomen.
In de periode van 28 februari 2017 tot en met 28 maart 2017 heeft over het voorontwerp van de ruimtelijke onderbouwing bestuurlijk overleg plaats gevonden als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:
De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in Bijlage 24 van deze toelichting.
Van 21 april 2017 tot 1 juni 2017 heeft het ontwerp van deze ruimtelijke onderbouwing ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Gedurende de periode van tervisielegging zijn er geen zienswijzen ingediend.