Plan: | Kwaklaan nabij 45 te Wateringen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1783.00000074g02-VA01 |
In 2019 is ter plaatse van het voorliggende perceel een Quick-scan verzoek ingediend voor het oprichten van een vrijstaande woning (W-QS-2019-0629). Uit de Quick-scan is naar voren gekomen dat onder voorwaarden het initiatief kansrijk genoemd kan worden. In navolg van het voorgaande is omgevingsvergunning (W-AV-2020-0250) aangevraagd voor het oprichten van een vrijstaande woning ter plaatse van het afgesplitste stuk grond gelegen tussen de woningen Kwaklaan 45 en 47 te Wateringen.
Situatie woning met ligging parkeerplaatsen
Het projectgebied is gelegen binnen de kern Wateringen aan de noordoostzijde van de Kwaklaan. De Kwaklaan vormt de gemeentegrens tussen Westland en Den Haag. Het perceel is kadastraal bekend Wateringen sectie A nummer 8644.
Luchtfoto met ligging projectgebied
De gronden van het binnen het bestemmingsplan 'Juliahof' gelegen projectgebied hebben ingevolge artikel 6 de bestemming 'Wonen' en ingevolge artikel 7 de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Tevens is het paraplubestemmingsplan 'Parkeernormen' van toepassing.
Gebruik
Ingevolge artikel 6.1.1 zijn de voor wonen aangewezen gronden bestemd voor het wonen (samenvatting).
Het gebruik van de gronden ten behoeve van een woning is in overeenstemming met voormeld artikellid.
Bouwen
Ingevolge artikel 6.2.1. mogen hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden (samenvatting).
Ter plaatse van het projectgebied is geen bouwvlak opgenomen en derhalve in strijd met voormeld artikellid.
Ingevolge artikel 23.2 lid b. dient alvorens in het als (potentieel) archeologisch waardevol gebied bouwvergunning (omgevingsvergunning) verleend wordt de aanvrager van de bouwvergunning een rapport voor archeologisch onderzoek te overleggen waaruit blijkt dat archeologie in het gebied van het (bouw)plan niet wordt geschaad, dan wel op welke wijze dit belang kan worden gewaarborgd bij de uitvoering van het bouwplan.
Het overleggen van een rapport voor archeologisch onderzoek is echter niet vereist indien er naar oordeel van burgemeester en wethouders al voldoende onderzoeksresultaat beschikbaar is (samenvatting).
Gelet op de archeologische verwachting is archeologisch advies uitgebracht. Uit het advies kwam naar voren dat het aspect bodem voldoende is onderzocht.
Ingevolge artikel 3.1 van het paraplubestemmingsplan 'Parkeernormen' is het gebruik van gronden en bouwwerken slechts toegestaan als op eigen terrein voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid. Het beoogde project is getoetst aan de beleidsregel 'Parkeernormering gemeente Westland 2018'. Parkeren vindt plaats op eigen terrein waardoor het project voldoet aan deze beleidsregel en is daarmee in overeenstemming met voornoemd artikellid.
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.
Structuurvisie Westland 2025-Perspectief 2040
De op 17 december 2013 vastgestelde Structuurvisie Westland 2020 en Perspectief 2040 bieden het ruimtelijk toekomstig ruimtelijk kader van de gemeente in woord en beeld. In het in dialoog met de samenleving tot stand gekomen perspectief 2040 staan de ambities en kernwaarden met het hieraan gekoppelde toetsingskader voor de ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente Westland beschreven. Naast de ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen bieden voormelde documenten ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, de glastuinbouwsector en economische voorzieningen.
- Relatie met het plangebied
Volgens de structuurvisie is het plangebied aangewezen als dorpskern. Binnen dit gebied dient een groot deel van de woningbouwproductie opgevangen te worden. Deze verdichting komt mede voort uit het vergroten van het draagvlak voor het voorzieningenniveau en het behouden van duurzaam glas in het buitengebied. De voorgestane ontwikkeling waarbij een woning binnen de kern van Wateringen gebouwd kan worden past hier binnen.
Fragment structuurplan met ligging projectlocatie
Verkeer- en vervoerbeleid
In de structuurvisie Westland uit 2014 is in hoofdlijnen het verbeteren van de bereikbaarheid van Westland opgenomen. Het verbeteren van de bereikbaarheid ondersteunt de ambities om een duurzame Greenport gemeente zijn, waar het goed wonen, werken en recreëren is. Speerpunten voor de bereikbaarheid zijn:
De kaders voor onder andere duurzaam veilige inrichting van de wegen en de parkeernormen zijn opgenomen in het Westlands Verkeer en Vervoerplan, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006.
Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018
In de vergadering van burgemeester en wethouders van 16 januari 2018 is de 'Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018' vastgesteld. Hiermee vervalt de verwijzing naar het WVVP. In het beleid is de parkeernormering van de gemeente Westland geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de meest recente kerncijfers van het CROW (landelijke richtlijnen).
Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met diepte werkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart.
Uitsnede explosievenkaart Westland
Bovenstaande kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van diepte werkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. Uit de kaart komt naar voren dat in het projectgebied geen mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven aanwezig zijn.
Woonvisie
“Westland is een unieke, internationaal toonaangevende, goed bereikbare en duurzame Greenportgemeente, waarin het goed wonen, werken, ondernemen en recreëren is”. Dit is de kernambitie van de Structuurvisie Westland 2025 (perspectief 2040), die in 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. De Woonvisie is een actualisatie van de Woonvisie Westland 2009 en richt zich op het deelonderwerp “wonen” van de structuurvisie Westland.
Karakter en functie Woonvisie
De woningmarkt is continu in beweging. Dit verdraagt geen strak gedetailleerd programma, maar een kader voor beslissingen. De Woonvisie biedt het kader voor besluiten over programma's, inzet van middelen en capaciteit en geeft richting aan het handelen van de gemeente en haar partners. De Woonvisie is in overleg met de woningcorporaties tot stand gekomen en via een discussiebijeenkomst met andere partners op volkshuisvestingsgebied besproken.
Prioriteiten en uitgangspunten van de Woonvisie
De "Woonvisie Westland 2030" geeft de prioriteiten, uitgangspunten en visie hoe Westland er in 2030 uit moet zien.
De hoofdthema's van Woonvisie zijn:
Betaalbaarheid
Doorstroming en wooncarrière (met name focus op)
Ruimtelijke verdeling (in en om de kernen)
Kwaliteit van de woningvoorraad
Regionaal structuurplan Haaglanden
Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc..
De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. Een project waarmee een woning binnen stads en dorpsgebied mogelijk gemaakt wordt past binnen het regionale beleid.
Het omgevingsbeleid Zuid-Holland is op 1 april 2019 in werking getreden. In het Omgevingsbeleid is al het bestaande provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. Omdat onderdelen uit het Programma ruimte naar het visiedeel zijn omgezet, is het resterende deel hiervan nu onderdeel van het Omgevingsbeleid. Het gehele Omgevingsbeleid is alleen redactioneel gewijzigd, de beleidsinhoud is niet veranderd.
Het beleid is eenvoudiger, transparanter en toegankelijker gemaakt voor initiatiefnemers in Zuid-Holland. Al het sectorale beleid is samengevoegd in een digitaal systeem, dubbele teksten zijn er uit gehaald en samenhang is inzichtelijker gemaakt. Hiermee is een einde gekomen aan sectorale visies en nota's. Het beleid kan nu modulair worden aangepast en daarmee kan het Omgevingsbeleid doorontwikkeld worden richting inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Met het samenbrengen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving tot 1 integraal Omgevingsbeleid sorteert de provincie voor op de Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht provincies om 1 Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening te maken.
De Omgevingsvisie bestaat uit de volgende onderdelen:
Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan wordt richting gegeven door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit onze provinciale opgaven. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de verordening. Het geheel aan bestaande beleidskeuzes, inclusief de doorwerking naar programma's en verordening, vormt het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving.
Ruimtelijke hoofdstructuur
De ruimtelijke hoofdstructuur toont de essentie en de samenhang van verschillende ruimtelijke beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie. Het integrale kaartbeeld van de ruimtelijke hoofdstructuur is opgebouwd uit de volgende kaartbeelden:
Fragment kaart Ruimtelijke hoofdstructuur
Ruimtelijke hoofdstructuur van de ondergrond
De drukte in de ondergrond neemt toe als gevolg van nieuwe mogelijkheden om de ondergrondse ruimte te benutten en de toenemende druk op de bovengrondse ruimte. Dat vraagt om een actieve ordening van ondergrondse functies, afgestemd met bovengrondse ontwikkelingen, in een driedimensionale planvorming (3D-ordening).
De ruimtelijke hoofdstructuur van de ondergrond toont indicatief en informatief de huidige ruimtelijke situatie van de ondergrond en strategische doelstellingen voor de ondergrond. De kaart verbeeldt de grotere ondergrondse infrastructuur van bovenlokaal belang én de gebieden met een specifieke betekenis vanuit een ondergronds belang. Onder de grote ondergrondse infrastructuur van bovenlokaal belang zijn meegenomen de (buis)leidingen, warmtenetwerken, tunnels in het openbaar vervoer en wegennetwerk. Gebieden met een specifiek ondergronds belang hebben betrekking op de bescherming/reservering voor de drinkwatervoorziening, de ambitie voor bodemenergie, de stimulering van ondergrondse waterberging, aardkundige waarden en hoge archeologische waarden.
Fragment kaart Ruimtelijke hoofdstructuur ondergrond
Programma Ruimte
Een nieuwe versie van het Programma ruimte is gelijktijdig met de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld en in werking getreden. Het nieuwe Programma ruimte heeft een iets andere opzet gekregen dan voorheen. Er is gekozen om het algemene beleid zoveel mogelijk bij elkaar te zetten in de Omgevingsvisie. Een deel van het beleid uit het oude Programma ruimte is daarom overgezet naar de Omgevingsvisie. Het resterende deel van het Programma ruimte bevat vooral locatie specifieke en programmatische gegevens. Het gaat om een nadere invulling en uitwerking van een aantal ruimtelijk relevante onderdelen van de Omgevingsvisie. De voorliggende locatie is gelegen binnen bestaand stads- en dorpsgebied en voldoet aan de definitie van bestaand stads- en dorpsgebied in de Omgevingsverordening.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.
Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.
De bouw van een woning op het perceel Kwaklaan nabij 45 te Wateringen is in overeenstemming met de beleidskaders van de verschillende overheden.
De Kwaklaan is een oud tuinderslint met vrijstaande woningen en deels grote percelen. Op locaties waar voorheen aan de Kwaklaan kassen gestaan hebben zijn nieuwbouwwoningen terug gebouwd. De bestaande tuinderwoningen beschikken allen over vrij grote percelen en zijn vrijwel altijd vrijstaand. Door deze opzet is er aan de Westlandse Zijde een heel gevarieerd straatbeeld langs de Kwaklaan ontstaan.
Luchtfoto straatbeeld Kwaklaan Westlandse zijde thv project
Een aantal van de percelen van de bestaande tuinderswoningen zijn of afgesplitst of er zijn op vrijgekomen tussengelegen percelen woningen bijgeplaatst. Aan de rechterzijde van de projectlocatie staat een vrijstaande overgebleven tuinderswoning bestaande uit één bouwlaag met langskap en aan de linkerzijde staat een vrijstaande woning bestaande uit twee bouwlagen met een kap. Achter dit lint begint de nieuwbouwwijk Juliahof. De bebouwing in voornoemde nieuwbouwwijk wordt gekenmerkt door overwegend laagbouwwoningen.
De direct aan weerszijden van de projectlocatie gelegen woningen kenmerken zich door een eenvoudige hoofdvorm met een beperkte goot- en nokhoogte. De tussen de voornoemde woningen te bouwen woning met een goot- en nokhoogte van ca. 3 meter respectievelijk 8 meter sluit qua architectuur en vorm hier goed bij aan en domineert door de beperkte hoogte het straatbeeld niet.
Impressie architectuur en hoofdvorm woning
De inhoud van in het bestemmingplan "Juliahof" gelegen woningen bedraagd ten hoogste 850 m3. De beoogde woning met een (bruto) inhoud van ca. 430 m3 past hier binnen.
Tussen de bestaande woningen en de beoogde woning is aan beide zijden ten minste 6 meter bebouwingsafstand aanwezig en de voorgevel van de woning ligt net iets achter de voorgevelrooilijn van de naastgelegen woningen.
Situatie ligging woning en parkeerplaatsen
De woning beschikt over drie parkeerplaatsen op het eigen terrein. Twee parkeerplaatsen zijn voor de voorgevel van de woning gesitueerd. In de omgeving van de Kwaklaan komt parkeren voor de voorgevel al regelmatig voor en is in de voolliggende situatie vanuit stedenbouwkundig oogpunt acceptabel.
Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018
In de vergadering van burgemeester en wethouders van 16 januari 2018 is de 'Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018' vastgesteld. Hiermee vervalt de verwijzing naar het WVVP. In het beleid is de parkeernormering van de gemeente Westland geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de meest recente kerncijfers van het CROW (landelijke richtlijnen).
Ingevolge de Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018 geldt voor de voorliggende vrijstaande woning 2,3 parkeerplaatsen. In de in paragraaf 2.3 opgenomen situatie tekening is de ligging van de drie parkeerplekken op eigen terrein weergegeven. Vanuit verkeer geldt voor de twee achter elkaar gelegen parkeerplaatsen een parkeernorm van 1,3 parkeerplaats. Gelet op het voorgaande wordt ingevolge voormelde beleidsregel dus voorzien in 1,3+1 = 2,3 parkeerplaatsen op het eigen terrein.
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de aanwezige functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.
Het projectgebied maakt onderdeel uit van het plangebied van bestemmingsplan Juliahof. Binnen het plangebied van Julilahof bevinden zich geen bedrijven. Voor buiten het plangebied van bestemmingsplan Juliahof gelegen bedrijven is er geen sprake van milieuinvloeden die tot in het plangebied reiken.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.
Wet geluidhinder
Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.
De Kwaklaan betreft een 30km/u weg waardoor er geen toets aan de Wet geluidhinder plaats hoeft te vinden.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het plan.
Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico's van deze risicovolle activiteiten te reguleren.
Voor dit project is toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de daarop gestoelde regelingen vereist. Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht genomen worden tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de betreffende regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (iso)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord - worden omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.
Uit de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt, dat in de omgeving van het projectgebied geen risicobronnen aanwezig zijn.
Fragment Risicokaart.nl
Binnen het bestemmingsplan gebied Juliahof bevinden zich geen risicovolle locaties en de dichtsbijzijnde route voor gevaarlijke stoffen (N222) ligt op voldoende afstand. Voor zover bekend bevinden zich binnen voornoemd gebied geen relevante (ondergrondse) hogedruktransportleidingen waarbij het plaatselijk- en groepsrisico van toepassing is waarvoor een bebouwingszone in acht genomen dient te worden.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
Waterwet.
Nationaal waterplan
Provinciaal:
Provinciaal Waterplan;
Visie Ruimte en Mobiliteit;
Verordening Ruimte en de waterverordening Zuid-Holland.
Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.
Nationaal Waterplan
Op 10 december 2015 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie sluit aan op de uitgangspunten van het Nationaal Waterplan en vult deze op onderdelen aan. Uitgangspunten zijn het verbeteren van de waterkwaliteit, het voorkomen van wateroverlast, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
Provinciaal beleid
Het provinciaal waterbeleid voor de periode 2016-2021 bestaat uit: de Visie Ruimte en Mobiliteit, Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) 2016 - 2021 en onderdelen van het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015.
In de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) zijn de ruimtelijke componenten opgenomen van het waterbeleid. Hoofdstuk 4 geeft de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid:
De doelen, maatregelen en afspraken voor de kwaliteit van het water van grond- en oppervlakte water zijn opgenomen het Stroomgebied beheerplan Rijn-West 201-2015 (SGB-1). Voor opvolgende periode 2016-2021 is het SGB-2 op 22 december 2014 gereedgekomen. De invulling van de verantwoordelijkheid in dit SGB-2 is vastgelegd in de KRW 2016-2021.
Het Waterplan Zuid-Holland 2015 was van kracht tot 22 december 2015. Op grond van artikel 48 Waterwet moet het plan om de zes jaar door de Provinciale Staten worden herzien. Het is niet noodzakelijk om een nieuw plan vast te stellen. Voldaan kan worden met het nemen van een planherzieningsbesluit. Dit besluit is genomen op 29 juni 2016 en bekend gemaakt op 8 juli 2016.
De onderdelen 'Waarborgen waterveiligheid (hoofdstuk 4)' en 'Realiseren mooi en schoon water (hoofdstuk 5)' en 'operationeel grondwaterbeleid (bijlage 7)' van het Waterplan 2015 blijven van kracht.
De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (Visie Ruimte en Mobiliteit), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (Verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (Uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn bijvoorbeeld regels opgenomen met betrekking tot regionale keringen in bestemmingsplannen. Daarnaast is de Waterverordening Zuid-Holland van belang. Daarin zijn onder meer veiligheidsnormeringen voor regionale keringen en waterkwantiteitsnormen opgenomen. De waterkwantiteitsnormen geven aan, waar de regionale wateren met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit op ingericht moeten zijn. Deze normen definiëren de gemiddelde overstromingskans vanuit het oppervlaktewater per jaar van daarbij aan te wijzen gebieden. Het beschermingsniveau verschilt per vorm van landgebruik en is gerelateerd aan de economische waarde van landgebruik en de te verwachten schade bij overstromingen. De waterkwaliteitsnormen zijn gerelateerd aan het landgebruik en daarmee bepalend voor de mogelijkheden, die het bestemmingsplan biedt.
De provincie heeft samen met de gemeente Den Haag en Westland een Visie Vaartenland opgesteld, een visie op hoe de vaartenstructuur in Westland en Den Haag recreatief/toeristisch en economisch elkaar kan versterken. Het project Westlandse Waterlijnen heeft de provincie in samenwerking met heel veel stakeholders uit het gebied ten westen van het Rijn-Schiekanaal opgesteld (Westland, Den Haag, Delft, Midden-Delfland, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis). Dit heeft een wensenlijst met een soort top 5 opgeleverd, met betrekking tot versterking van de vaarrecreatie en economische spin-off, waar burgers, verenigingen en ondernemers hun zinnen op hebben gezet. Verder is in de Visie Ruimte en Mobiliteit aangegeven dat de juridische borging en versterking van het vaarnetwerk overgedragen is aan de gemeenten die hierop hun lokale beleid en bestemmingsplannen moeten aanpassen.
Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitgezette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kerntaken vanzelfsprekend voorop:
Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leefomgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheergebied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.
De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:
Flexibel en duidelijk: Partners komen een flexibel waterschap tegen die rol en houding afstemt op basis van vraagstukken die voorliggen. Duidelijke kaders worden neergezet, zoals financieel gezond en bijdragen aan toekomstbestendig waterbeheer, maar dogma's zijn er niet. Dit betekent dat er in de werk- en beleidsprocessen van de ambtelijke organisatie en bij bestuurlijke besluitvorming binnen de wettelijke mogelijkheden voldoende ruimte moet zijn om maatwerk te leveren. Innovatie fungeert daarbij als aanjager om te blijven vernieuwen, mee te bewegen met veranderingen en te voorkomen dat het waterschap statisch wordt.
In 2007 (herzien in oktober 2018) is een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De watertoets berust op twee uitgangspunten:
De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:
Gemeentelijk beleid
Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.
Veiligheid en waterkeringen
Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op het (veilig) functioneren en het beheer en onderhoud van waterkeringen. Om die reden is het van belang, dat initiatiefnemers van ruimtelijke plannen rekening houden met de effecten van die plannen op de aanwezige waterkeringen.
In de legger van het Hoogheemraadschap van Delfland zijn de ligging en de minimale afmetingen van de waterkeringen vastgelegd. Rondom de keringen is een keurzone vastgesteld. Deze bestaat uit het waterstaatswerk (de daadwerkelijke kering) en een beschermingszone. Binnen het waterstaatswerk en de beschermingszone zijn op basis van de Keur Delfland beperkingen gesteld aan activiteiten die het waterkerend vermogen van de kering nu en in de toekomst kunnen aantasten.
Uitsnede Leggerkaart Hoogheemraadschap Delfland 'Legger Regionale Waterkeringen
Uit de leggerkaart komt naar voren dat in het plangebied komen geen waterkeringen aanwezig zijn.
W aterkwantiteit
Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur met voldoende mogelijkheden voor waterberging. Dit streven heeft uiteindelijk tot doel wateroverlast voor de nieuwe en de al aanwezige functies in het gebied te voorkomen. Bij het voorkomen van wateroverlast en het verwerken van hemelwater hebben perceeleigenaar, gemeente en Delfland elk een verantwoordelijkheid. De perceeleigenaar moet het hemelwater zoveel mogelijk zelf verwerken en vasthouden bij de plaats waar het valt, bijvoorbeeld een (slimme)regenton. De gemeente draag zorg voor de inzameling en verwerking van het afstromend hemelwater. Dit betekent, dat de gemeente in eerste instantie en initiatiefnemers/perceel eigenaren inspanning moet doen om dit hemelwater vast te houden of terug te brengen in de bodem. Vervolgens kan het (al dan niet na zuivering) worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Delfland is vervolgens verantwoordelijk voor de ontvangst van hemelwater in het oppervlaktewater.
In de onderstaande afbeelding is de bebouwing op het perceel in de oude- en nieuwe situatie weergegeven.
Bebouwing oude- en nieuwe situatie
In de oude situatie bedraagd de hoeveelheid verharding: 12,5m x 11m= 137,5m2. In de nieuwe situatie bedraagd de hoeveelheid verharding inclusief de parkeerplaats: huis 75m2 + parkeerplekken 42m2 = 117m2. Het is niet de verwachting dat er in de tuin meer dan 20m2 verhard gaat worden. Gelet op het voorgaande neemt de hoeveelheid verharding van het perceel niet toe in de nieuwe siituatie en is het invullen van een watersleutel niet benodigd.
Voorkomen van wateroverlast
Volgens de provinciale verordening is het beschermingsniveau tegen wateroverlast voor wonen eens in de 100 jaar, voor bedrijfsterreinen eens in de 50 jaar en voor agrarisch, eens in de 10 jaar. Bij kleinschalige bestemmingswijzigingen wordt het watersysteem echter niet aangepast. Daarom wordt nadrukkelijk geadviseerd om, zover mogelijk, de praktijksituatie hierop aan te passen. Dit kan bijvoorbeeld door het maaiveld ter plekke van de woning voldoende op te hogen. Meer informatie hierover is te vinden in de Handreiking watertoets voor gemeenten, de meest actuele versie van deze handreiking is te vinden op de website www.hhdelfland.nl/overheid/ruimtelijke-plannen.
De woningbestemming is nieuw op het perceel. De woonwijk is geheel al gebouwd, dit leidt dus niet tot een wijziging in beschermingsniveau.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
In het kader van de herstructurering wordt er gestreefd naar het zoveel mogelijk benutten van kansen en voor het verbeteren van de watersysteemkwaliteit en de ecologie. Ten aanzien van de KRW maatregelen moet er rekening worden gehouden met de afspraken uit de Bestuursovereenkomst KRW Delfland en de afspraken die op dit moment gemaakt worden voor het Stroomgebiedbeheersplan 2015-2021. Het boezemsysteem van Delfland maakt onderdeel uit van de KRW waterlichamen. Delfland en gemeenten zijn in de KRW Delfland overeengekomen om de toestand van de waterlichamen te verbeteren. Onderdeel van deze overeenkomst is dat daar waar langs waterlichamen ruimtelijke mogelijkheden zijn om invulling te geven aan de KRW-opgave, deze worden benut, en dat bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt onderzocht of een deel van de ruimtelijke KRW-opgave hieraan kan worden gekoppeld. In het Waterplan Westland is aangegeven dat als er ruimte is, er een natuurvriendelijke oever moet worden aangelegd. En als er geen ruimte is maar wel dynamiek, kansen worden benut. Daarnaast mogen ruimtelijke ontwikkelingen niet leiden tot een verslechtering van de ecologische en chemische toestand van deze waterlichamen.
Er is sprake van het wijzigen van glastuinbouw naar wonen waardoor mogelijk de waterkwaliteit verbeterd kan worden. Gelet op het gegeven dat de hoeveelheid verharding in de nieuwe situatie afneemt hoeft er geen extra water gegraven te worden.
Onderhoud en bagger
Delfland is verantwoordelijk voor het onderhoud van het primaire watersysteem en de waterkeringen. Voor secundair boezemwater en polderwateren zijn veelal andere partijen (gemeente, grondeigenaar) onderhoudsplichtig. Onderhoudsplichtigen zijn in de Legger Delfland vastgesteld. Onderhoud aan water en waterkering betekent dat deze toegankelijk moeten zijn voor onderhoud. Ook houdt Delfland ruimte die eventueel nodig is voor dijk- of kadeverzwaring, vrij van andere, conflicterende functies. Het beheer en onderhoud van het watersysteem binnen het plangebied is vastgelegd in de Keur Delfland en Legger Delfland.
Voor onderhoud van watergangen is het van belang rekening te houden met de benodigde onderhoudsstroken.Onderhoudsstroken zijn noodzakelijk voor onderhoudsmateriaal en werkruimte, en er kan bagger op de onderhoudsstroken worden gezet.
Er gelden de volgende criteria:
Wanneer onderhoudsstroken niet of moeilijk realiseerbaar of te behouden zijn, overleg dan met Delfland over alternatieven of maatregelen.
Er zijn geen watergangen in of aan het plangebied of in onderhoud.
Bodem en grondwater
Bij nieuwe ontwikkelingen/initiatieven is het van belang om rekening te houden met een voldoende drooglegging om grondwateroverlast te voorkomen. Het bouwpeil moet daarom hoog genoeg boven het waterpeil liggen. Een voldoende hoog bouwpeil helpt niet alleen tegen grondwateroverlast, maar ook tegen wateroverlast algemeen. Delfland adviseert om rekening te houden met een drooglegging van 1,2 m, maar met een minimum van 1,0 m. Grondwaterstand 1,40 onder maaiveld. Referentieniveau sondeermeester 0,16 ten aanzien van NAP (zie bijlage sonderingsrapport.) Verschil 1,56m. Derhalve is de drooglegging dus voldoende.
Daarnaast kan het zijn, dat de ontwikkeling juist effecten op het grondwater of het watertekort heeft. Hier moet bijvoorbeeld gedacht worden aan ondergrondse constructies die ervoor zorgen dat bijvoorbeeld de grondwaterstroming wordt afgekapt. In de huidige ontwikkeling worden geen ondergrondse werken worden gebouwd. Er wordt geen kelder geplaatst of kruimpruimte.
Afvalwater en riolering
De bestaande woning is aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel ter plaatse en de nog te bouwen woning zou aannemelijk aangesloten worden op het rioleringsstelsel. Afvalwater wordt afgevoerd naar de dichtsbijzijnde afvalwaterzuivering. Voor zover bekend zijn er geen problemen bekend omtrent de capaciteit van riolering of zuivering.
Voor de afvoer van het hemelwater zijn creatieve en efficiënte maatregelen mogelijk, zoals het ophogen van gronden, een hoger bouwpeil van woningen, open verharding ter plekke van parkeerplaatsen of water vasthouden op particulier terrein, bijvoorbeeld door middel van de aanleg van wadi's, (slimme)regenton, groene daken, het afkoppelen van hemelwaterafvoer, en dergelijke.
Optioneel speciaal voor wijzigingen in het bestemmingsplan "Glastuinbouwgebied Westland'
Voor wat betreft de aspecten Waterkwaliteit en het Beheer en onderhoud wordt ook verwezen naar hoofdstuk 3, onderzoek water 3.5 van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland'. Het is wenselijk waar mogelijk het aanleggen van natuurvriendelijke oevers ter verbetering van de waterkwaliteit en het voorkomen van lozing van vervuild water.
Het aspect water vormt geen belemmering voor het plan.
Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Ter plaatse van de projectlocatie is een verkennend bodem- en asbest onderzoek uitgevoerd (Verkennend bodem- en asbest in grondonderzoek Kwaklaan 45a Wateringen; MOL Ingenieursbureau; Projectnummer: A5978; datum 13 mei 2020) . Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat dat de locatie niet meer verdacht is op het voorkomen van asbest. In de grond en het grondwater zijn licht verhoogde gehalten van enkele stoffen aangetoond waarmee de hypothese verdacht voor bodemverontreiniging bevestigd wordt. De onderzoeksresultaten benaderen echter geenszins de toetswaarde voor nader onderzoek waardoor er geen aanleiding bestaat tot het instellen van verder onderzoek.
Door omgevingsdienst Haaglanden is op 28 mei 2020 aangegeven dat het voornoemde onderzoek voldoende inzicht in de bodemkwaliteit geeft. Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming. Er zijn geen gronden om de opschortingsregeling van artikel 6.2c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht toe te passen.
Opgemerkt is dat in de grond de achtergrondwaarde (AW2000) overschreden wordt. Hierdoor gelden er bij afvoer van de grond beperkingen ten aanzien van het hergebruik van deze grond. Derhalve dient in de omgevingsvergunning het volgende vermeld te worden:
Het aspect Bodem vormt geen belemmering voor het plan.
Natuurnetwerk Nederland
Op basis van het nieuwe rijksbeleid zoals opgenomen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), heeft de provincie Zuid-Holland in december 2013 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) herijkt. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.
Bij de herijkte EHS is de prioriteit komen te liggen bij het bereiken van de doelen van de Natura-2000-gebieden en de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor wat betreft het beleidsveld Natuur richt de provincie zich niet alleen op de kwantitatieve prestaties (output: hoeveel hectare verworven en ingericht, hoeveel beheerplannen Natura 2000 vastgesteld) maar vooral ook op de effecten (outcome: de natuurkwaliteit, hoe ontwikkelt de Zuid-Hollandse biodiversiteit zich). Het voorgaande is breder dan de reikwijdte van het NNN omdat er door de provincie van uitgegaan wordt dat de bijdrage aan de biodiversiteit ook buiten de begrenzing van het NNN plaatsvindt, bijvoorbeeld het leveren van een bijdrage aan de biodiversiteit door recreatiegebieden en het agrarisch gebied.
Wet natuurbescherming
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking. De Wnb is het nieuwe wettelijke stelsel voor natuurbescherming en vervangt drie tot dan bestaande wetten, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Het beschermingsregime gaat uit van het "nee, tenzij-principe". Dit betekent dat de genoemde verbodsbepalingen in de Wnb voor bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden altijd gelden. Het afwijken hiervan is alleen onder voorwaarden toegestaan. Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor het verlenen van toestemming door middel van een vergunning, ontheffing of vrijstelling.
In de Wnb zijn bepalingen opgenomen voor de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten. Het gaat onder meer om soorten die in Nederland, maar ook in Europa in hun voortbestaan bedreigd worden. De Wnb kent drie beschermingsregimes:
Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing, vergunning of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. De bepalingen zijn samengevat in onderstaande tabel. De bepalingen voorzien in een bescherming van verblijfplaatsen, evenals de bescherming tegen verstorende invloeden. Gedeputeerde Staten van provincie Zuid-Holland kan een ontheffing verlenen van de verboden als genoemd in de artikelen 3.1, 3.5 en 3.10. van de Wnb.
Vrijstellingen
In de Wnb is een aantal algemene soorten amfibieën en zoogdieren beschermd onder de categorie "Nationale soorten", zoals gewone pad, bruine kikker en konijn. Provincie Zuid-Holland heeft bevoegdheid om bij verordening deze soorten "vrij te stellen" van de ontheffing/vergunningsplicht (Provincie Zuid-Holland, 2016). Dit betekent dat geen ontheffing nodig is voor werken gericht op ruimtelijke inrichting en ontwikkeling en beheer en onderhoud. Vrijgestelde soorten zijn niet meegenomen in deze toetsing.
Zorgplicht
De zorgplicht (artikel 1.11. Wnb) houdt in dat handelingen, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor in het wild levende dieren en planten:
Het betreft alle in het wild levende dieren en planten. De zorgplicht dient onder meer als vangnet voor de bescherming van soorten waarvoor op grond van de Wnb geen specifiek verbod geldt. De zorgplicht is daarnaast van toepassing op beschermde gebieden.
Vleermuizen
Ter plaatse van het project ligt het terrein braak (zie luchtfoto paragraaf 1.2.) waardoor er geen geschikte bomen of opstallen aanwezig zijn die als verblijfplaats voor de vleermuis kunnen dienen. Ook zijn beschermde elementen zoals vliegroutes en foerageergebied op het perceel niet aanwezig.
Vogels
Nesten (of nesten van voorgaande jaren) van broedende jaarrond beschermde (roof)vogels zijn gelet op de staat van het terrein niet aanwezig. Door de kleinschaligheid van het perceel en het ontbreken van voedsel wordt er door vogels geen gebruik gemaakt van het perceel.
Amfibieën en reptielen
Het perceel vormt een zeer marginaal leefgebied voor reptielen en amfibieën. Geschikte leef biotopen ontbreken. Het aantasten van de leefomgeving is met voorliggend project dan ook niet aan de orde.
Natura 2000
Het projectgebied ligt op meer dan 5 kilometer afstand van het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied i.c. Solleveld & Kapittelduinen. Gezien de grote afstand en de uit te voeren werkzaamheden worden op voorhand geen directe negatieve gevolgen verwacht van de plannen zoals licht, geluid of optische verstoring. Er hoeft hiervoor geen nadere toetsing uitgevoerd te worden.
Stikstofdepositie
Om te beoordelen of de bouwmogelijkheden op grond van het voorliggende wijzigingsplan leiden tot een toename van stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied is een toets stikstofdepositie uitgevoerd (Woning familie Blank Rapportage stikstofdepositie, S&W Consultancy, projectnummer 2191525, datum: 16 maart 2020). Uit de rekenresultaten blijkt dat zowel in de aanlegfase als in de gebruiksfase van het project de stikstofdepositie 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Gelet op het voorgaande leidt het project niet tot een toename van stikstofdepositie op hiervoor gevoelige habitats en leefgebieden van soorten binnen Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor het plan.
Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.
De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Ter plaatse van het project geldt ingevolge artikel 7 de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie". Gelet op deze archeologische verwachting is archeologisch advies uitgebracht (GWL923 Kwaklaan 45 Wateringen (BP Juliahof - juli 2009)).
Uit het advies komt naar voren dat binnen het bestemmingsplan Juliahof (2009) rekening gehouden is met de bekende archeologische vindplaats. Volgens de bouwregels van artikel 7 zijn binnen het projectgebied met de bouw samengaande bodemingrepen tot een oppervlakte van 50m2 zonder meer toegestaan indien de graafwerkzaamheden niet dieper reiken dan 120 cm – mv.
De voorgenomen werkzaamheden zijn omvangrijker (75 m2). Er wordt gegraven tot 112 cm (0,865 m –NAP, gebaseerd op de constructietekening), waarmee de genoemde ondergrens niet wordt overschreden. Deze ontgraving vindt enkel plaats ter hoogte van de funderingssleuven. De ontgraving blijft daarmee beperkt.
Gelet op het voorgaande bestaat er met de huidige plannen slechts een kleine kans dat er archeologische resten verstoord worden waardoor er vanuit archeologie geen bezwaar bestaat tegen het afgraven van alleen de benodigde funderingssleuven. Voorwaarde hierbij is dat de graafwerkzaamheden ter hoogte van de funderingssleuven niet dieper reiken dan een diepte van 120 cm –mv. Ook overige ingrepen in verband met eventuele infrastructuur, kabels en leidingen dienen beperkt te blijven tot lokale graafwerkzaamheden.
Het Bevoegd Gezag wijst erop dat een persoon (de uitvoerder van de grondwerkzaamheden) bij bodem- verstorende activiteiten conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016, anders dan bij het doen van een archeologisch onderzoek iets vindt (vondsten en/of grondsporen) waarvan hij/zij weet of moet vermoeden dat het een (roerend of onroerend) monument betreft dit binnen drie dagen dient te melden bij de minister van OCW. In de praktijk komt dit erop neer dat archeologische toevalsvondsten worden gemeld bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) in Amersfoort of bij de gemeentelijk archeoloog van Westland.
Deze algemene meldingsplicht is altijd van toepassing en dus ook in gebieden die bij voorbaat zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek en gebieden die na archeologisch (bureau)onderzoek zijn vrijgegeven voor ontwikkeling. Het is mogelijk dat na melding blijkt dat het om een vondst gaat waarvoor het bevoegd gezag (in deze de gemeente Westland) nader onderzoek vereist. Indien er geen melding wordt gemaakt van het aantreffen van oudheden is er sprake van een strafbaar feit.
Het aspect Cultuur historie vormt geen belemmering voor het plan.
Op grond van artikel 6.12 Wro is de gemeente verplicht bij vaststelling van een bestemmingsplan of projectbesluit waarin bouwplannen zijn opgenomen als aangewezen in artikel 6.12 Wro juncto artikel 6.2.1. Bro, een exploitatieplan vast te stellen. Geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld als het verhalen van kosten anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld doordat de gemeente hierover overeenkomsten heeft gesloten met de eigenaren van de binnen het exploitatiegebied gelegen gronden, of doordat de gemeente zelf eigenaar is van bedoelde gronden. Ten behoeve van het gemeentelijk kostenverhaal is op 18 mei 2020 een anterieure overeenkomst gesloten tussen de aanvrager en de gemeente, waardoor afgezien kan worden van het opstellen van een exploitatieplan.
In de periode van 15 mei 2020 tot en met 11 juni 2020 heeft over het voorontwerp van dit bestemmingsplan bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:
De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening zijn als bijlage in deze toelichting opgenomen.
Van 3 juli 2020 tot en met 13 augustus 2020 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Gedurende de periode van tervisielegging is een zienswijze ingediend. De ontvangen zienswijze is beoordeeld. Voor een overzicht van de zienswijze wordt verwezen naar Bijlage 2 van deze toelichting.