Om conflictsituaties te voorkomen moet een ruimtelijk plan getoetst worden aan de wetgeving op het gebied van de omgevingsaspecten. Doel van deze wetgeving is de bescherming van de menselijke en natuurlijke omgeving. Europese richtlijnen met betrekking tot deze aspecten zijn steeds meer in de landelijke wetgeving verankerd. Wat betreft de menselijke omgevingskwaliteit is een ‘milieutoets’ met betrekking tot geluidhinder, bodem, veiligheid en luchtkwaliteit verplicht. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening geldt voor ruimtelijke plannen een verplichte watertoets en op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) een verplichte archeologische toets. Tot slot verplichten de Flora- en faunawet en de gewijzigde Natuurbeschermingswet
1998 tot een ecologische toets van ruimtelijke plannen. In de onderstaande paragrafen wordt aan al deze aspecten aandacht besteed.
Gelet op het conserverende karakter van dit bestemmingsplan, geldt als uitgangspunt dat aanvullend onderzoek op het gebied van de diverse omgevingsaspecten niet noodzakelijk is. Voor de ontwikkelingen die op termijn aan de orde zijn en zodoende onder een wijzigingsbevoegdheid zijn gebracht, wordt een uitgestelde toets gehanteerd. Dit betekent dat de concrete toets aan een omgevingsaspect (pas) wordt uitgevoerd ten tijde van de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.